De logistiek van een nieuwe handicap

Op 2  mei kreg ik moeite met lopen. Ineens maakte ik vreemd kleine stapjes en begon ik te wankelen als ik simpelweg stond. En ik was plots zo bekaf dat ik halve dagen op bed lag.

Dat bleek het begin te zijn van een nieuwe ms-aanval, de eerste serieuze sinds 1992. Ik heb sindsdien wel allerlei ms-gedoe gehad, maar dat was van het kaliber ‘algehele malaise’: er was nooit sprake van uitval. Maar nu wel. Ik stond al te wankelen wanneer ik mijn tanden poetste.

Nadat ik zowat omviel toen ik bij iemand aanbelde, onderwijl leunend op mijn kruk en met mijn andere hand aan de deurpost, belde ik met de ms-poli van het Amsterdam UMC. Dit was foute boel.

Ik kon er al de volgende dag terecht. Binnen vier uur was alles geregeld, gode zij gedankt en geprezen. Ik was gezien door een neuroloog, mijn toestand was beoordeeld, ik kreeg een kuur voorgeschreven, en kon die meteen ophalen bij de ziekenhuisapotheek. Ik huilde zowaar van opluchting.

***

Nadien werd het alleen maar erger. Mijn armen werden zwaar, mijn hoofd werd ijl. Die kuur zal ongetwijfeld hebben geholpen en erger hebben voorkomen, maar ineens ben ik flink gehandicapt, en zijn alle routines waarmee ik mijn eerdere makke opving, futiel geworden.

Inmiddels zijn mijn hoofd en armen bijgetrokken, dat dan weer wel.

Maar ik krijg mijn benen simpelweg niet van de grond. Het voelt alsof ik permanent een extreem strakke kokerrok draag die elke beweging van mijn benen beperkt. Ik maak stapjes van maximaal 30 centimeter en wankel daarbij. Wanneer ik stil sta, doen mijn benen spastisch en dreig ik om te vallen. Wanneer ik overeind wil komen, moet ik mezelf optakelen en aan van alles vasthouden om rechtop te komen.

Buitenhuis kan ik niet zonder rollator, binnenshuis gaat het net-aan.

Ik heb inmiddels een leenrolstoel. Dat ding is minstens vier maten te groot (ik ben best wel dun) maar ik heb besloten me daar pas zorgen over te maken wanneer deze situatie drie maanden duurt. Nog zes weken te gaan: dan besluit ik of ik een eigen rolstoel nodig heb, eentje op mijn maat.

***

Pas na een week of drie meldde ik me formeel ziek. Het probleem bij ms is dat je vaak niet weet of je last hebt van ms of van een griepje, of van heel iets anders. Maar nadat ook de ms-poli zei dat het mis was, gaf ik toe: dit was de ms.

Mijn collega’s bij Follow the Money – waar ik nu al vijf jaar chef eindredactie ben – waren meer dan fideel. Iedereen ving alles zonder morren op, er kwam werkelijk elke dag iemand op bezoek, ze regelden dingen met steutels en boodschappen doen of me gewoon gezelschap houden, en deden zelfs mijn afwas (❤️ Robbert) en reden me naar het ziekenhuis (❤️ Mirna).

***

Inmiddels duurt deze aanval al dik zeven weken. Mijn hoofd is godlof weer helderder en mijn armen voelen minder zwaar, maar die benen – daar zit echt nog geen schot in. Om eerlijk te zijn: ik loop nu aanzienlijk slechter dan toen ik de ms-poli om een kuur smeekte.

En het voelt niet alsof daar snel verbetering in zal komen.

Dat betekent dat ik idioot veel moet herzien. Vroeger – en echt: dat was recent, ik heb laatst zelfs mijn hele slaapkamer opnieuw gewit, al deed ik daar weken over – liep ik de trap op naar mijn werk, maar dat kan ik nu niet meer. Nu moet ik daar de lift nemen. ‘Vroeger’ liep ik voor mijn boodschappen naar de supermarkt 300 meter verderop, maar ook dat kan ik niet meer.

Er zijn zoveel nieuwe logistieke vragen. Moet ik nu met de Canta naar de supermarkt? Ja, eigenlijk wel. Maar in die supermarkt zelf heb ik ook steun nodig, daar heb ik die rollator nodig. Kan ik die meenemen in de Canta? Ben ik  sterk genoeg om dat ding in mijn Canta te tillen? En als ik ’m in de achterbak van mijn Canta zet, waar laat ik mijn boodschappen dan?

Anders gezegd: over zowat alles moet ik ineens keihard nadenken, en voor zowat alles wat eerder vanzelfsprekend was geworden, moet ik nu neuwe oplossingen verzinnen.

Dat is nogal vermoeiend – en vooral: buitengewoon confronterend. Want ineens realiseer ik me weer dat gehandicapt(er) zijn tijd vreet.

Bijna bejaard

Werd ik gisteren zomaar 64: al bijna bejaard. Heel raar, want ik had nooit gedacht zo oud te worden, ik had mezelf altijd dood verwacht voor mijn vijftigste. Mijn lichaam deed zijn best: multiple sclerose op mijn 29e, en dat ging aanvankelijk zo hard dat ik na een paar jaar al arbeidsongeschikt was. Vandaar mijn schatting dat ik uiterlijk tegen de vijftig de grens zou hebben bereikt van de mate van makke die ik acceptabel vond.

Daar bovenop kwamen nog een hersenbloeding en een vrij heftige vorm van borstkanker, dit alles doorspekt met soms jarenlange depressies, die al rond mijn zestiende begonnen. Bejaard raken lijkt dan niet echt je voorland. Uit voorzorg heb ik de middelen in huis: sinds eind jaren ’90 beschik ik over pillen om min of meer decent te kunnen sterven.

Maar het viel alleszins mee, weet ik nu. Tot mijn verbazing – en opluchting – is mijn lichaam opgekrabbeld, de kanker weggebleven, de bloeding in mijn hoofd geklaard. Ik werk weer, zelfs fulltime. Zolang ik er maar bij kan zitten en voldoende afleiding voor mijn piekerhoofd heb, ben ik een hele piet.

Wat ik inmiddels heb geleerd, is dit: je wordt meer met de dood geconfronteerd door het sterven van een ander dan door het nadenken over je eigen overlijden. Je eigen dood blijft in zekere zin altijd theoretisch, fictief: je maakt hem feitelijk niet eens echt mee. Maar de dood van anderen – daarvan weet je al te goed hoe schrijnend zeer dat doet, hoe pijnlijk en ingrijpend het voor intimi is, hoe diep en lang dat in hun leven doorwerkt. De dood van een ander is altijd concreet, hard, en onwezenlijk echt.

Dat is ook wat zelfmoord zo moeilijk maakt, inclusief het gesprek erover. Wie aan het eind van zijn Latijn raakt, stelt zijn of haar dood vaak uit met anderen als ultiem argument; pas wanneer je eigen lijden zo groot wordt dat die je zorg om anderen ondermijnt en minder zwaar doet wegen, komt de zelfmoord echt in zicht. Onderwijl wijzen de intimi erop – voor zover ze doorhebben wat er speelt – dat het leven van de dood willende nog zo mooi kan zijn, of weer kan worden, maar hij is die grens al gepasseerd. Wat hem nu nog in leven houdt, is niet zijn leven maar dat van hen.

Wat mij na mijn vorige grote depressie – geboren uit de dood van mijn hartsvriendin – gedurende de zwaarste periodes daarvan uiteindelijk van zelfmoord weerhield, was de gedachte aan mijn ouders. Ik wilde hen mijn dood niet aandoen, en dat hield me overeind. Kort na mijn moeders dood, eind september van dit jaar, zakte ik opnieuw weg. Niet zo erg als de vorige keer, gelukkig: ik heb nu meer om me aan vast te houden. Vrienden, gaaf werk, zelfs vrienden via het werk. Mijn vader hoef ik niet in te zetten als mijn ultieme reddingsboei: Ik hou ‘gewoon’ van hem, en niet als wapen tegen de doodsdrift.

Als het niet zo zijig klonk, zou ik haast zeggen: de liefde voor anderen overstijgt de moedeloosheid de je over je eigen leven kan bekruipen.

Macaber beleid

Graphic: Yorick BleijenbergWie nu nog pleit voor G2 of vaccinatieplicht, is af. Omikron, dat zich rap verspreidt, trekt zich momenteel te weinig van vaccinaties aan, en of boosters dat verhelpen weten we nog niet. Dat wordt pas duidelijk nadat iedereen die dat wil, zo’n prik heeft gekregen – wat nog wel even zal duren.

Maar al eerder dacht ik: vaccinatieplicht of -drang is niet de oplossing. Niet alleen omdat het een vergaande maatregel is, maar vooral omdat zolang het virus ergens naar believen zijn gang kan gaan, de kans op mutaties levensgroot blijft. Dat is eigen aan virussen: wie ze niet onder controle houdt, is er zelf debet aan dat vaccinatie ertegen haar nut verliest.

Daarom is het gevit op ongevaccineerden kortzichtig. Niet zij zijn debet aan de grote verspreiding van het virus – of hooguit een beetje – maar de echte verantwoordelijkheid ligt bij het kabinet, dat al vrij vroeg na aanvang van de pandemie besloot tot ‘sturing op IC-bedden’.

Dat is desastreus. Vooral omdat je daarmee accepteert dat er een grote instroom van patiënten blijft komen die de rest van de zorg ondermijnt, nu al ruim een jaar. Daar gaan mensen door dood. Bovendien weet je dat ook een deel van die coronapatiënten komt te overlijden, een deel maandenlang nodig zal hebben om te herstellen van hun IC-opname, en een nog groter deel de komende jaren met long covid te kampen heeft. Sturen op IC-capaciteit is daarom macaber beleid.

Om die reden acht ik het verwijtbaar, zelfs verwerpelijk, dat het kabinet niet hard aan de rem trok toen het aantal besmettingen boven de 10 duizend per dag kwam. We zitten inmiddels al weken boven de 20 duizend per dag. En goed bijhouden hoeveel het er echt zijn, kunnen we niet eens meer: de testcapaciteit heeft haar limiet bereikt. We zijn inmiddels elk zicht op het virus kwijt.

Je hoeft helemaal niet over te gaan tot vaccinatiedwang of G2, dat is een vals dilemma: zolang je de besmettingscijfers laag weet te houden, kun je het virus goed aan. Diverse landen hebben dat bewezen. In plaats van aan te dringen op vaccinatieplicht is het zinvoller om eerst, bijvoorbeeld via een korte maar strenge lockdown, de besmettingen omlaag te krijgen, en daarna volledig in te zetten op testen, traceren en isoleren. Dat is ook de aanbeveling van de WHO. Maar daar heeft het kabinet geen interesse in; vandaar dat ik meen dat we meer lijden onder het kabinet dan onder wappies.

Zet overal laagdrempelig testfacliteiten op: in de supermarkten, scholen, in buurthuizen, bibliotheken en treinstations. Traceer de contacten van al wie besmet is. Maak zevendaagse isolatie verplicht voor wie positief is; geef deze mensen zorg en hulp, en maak hun isolatie zo prettig mogelijk. Doe hun boodschappen, bel ze dagelijks, en begeleid ze als ze daar behoefte aan hebben. Bied ze desnoods een hotelkamer aan waar ze zich kunnen terugtrekken. Vergoed de werkgever dat ziekteverzuim. Maak isolatie doenlijk en haalbaar.

Maar in ’s hemelsnaam: doe je best dat virus de kop in te drukken.

[Beeld: Graphic van Yorick Bleijenberg op Twitter, dinsdag 7 december]

Kop in het zand

Aangezien we al een week boven de 20 duizend besmettingen per dag zitten – we breken record op record – zou je denken dat het kabinet zich bezint op zijn beleid. Want zo’n forse stijging leidt onverbiddelijk tot meer ziekenhuisopnames, meer longcovid, hogere IC-bezetting en, helaas, meer doden. We zitten al weken ver boven de brave ramingen van het OMT.

De afgelopen week heb ik een aantal voorspellingen gelezen van mensen die wél verstand hebben van modelleren en exponentiële groei. Daar word je niet vrolijk van. ‘Met ruim 21.000 gevonden gevallen hebben we over 8 dagen ongeveer 400 nieuwe ziekenhuisopnames en over 12 dagen 75 nieuwe IC-opnames. [..] Daar kunnen we nu niets meer aan veranderen,’ schrijft een van hen.

Laat het tot u doordringen: voor elke dag dat we 21 duizend nieuwe besmettingen hebben, moeten er acht dagen later 400 mensen naar het ziekenhuis, over twaalf dagen 75 naar de IC, en gaan er uiteindelijk 60 dood. Ik herhaal ’t maar even: per dag.

Zoveel plek hebben we helemaal niet, om nog maar niet te spreken aan de behoefte van de dringende reguliere zorg. Onze ziekenhuizen zullen volstromen en op zeker moment is er simpelweg geen plaats meer voor wie daar dringend een bed nodig heeft.

Maar dan lees je dit, gisteravond: ‘Het demissionaire kabinet houdt de naleving van de maatregelen die op 12 november werden afgekondigd de komende dagen nauwlettend in de gaten. Als die naleving en vervolgens de ziekenhuiscijfers de verkeerde kant op gaan, dan wordt er eerder dan 3 december gekeken of er meer maatregelen nodig zijn. “Als er in de ziekenhuizen een ontwikkeling is die ons niet bevalt, dan zullen we onmiddellijk ingrijpen,” aldus de premier.’

Als je dan pas ingrijpt, meneer Rutte, dan ben je alweer twee weken te laat. Dan krijg je daarna nog twee weken de gegarandeerde nieuwe instroom te verstouwen. Het is met infectieziektes juist zaak de afgelopen twee weken nauwlettend in de gaten te houden, en die veertien dagen schreeuwen in koor: het wordt code zwart.

Om het zwak uit te drukken: vooruitdenken is niet het sterkste punt van dit kabinet. Evenmin loopt men er over van bereidheid om eens een stevig gesprek te voeren met mensen die, anders dan het OMT, wel steevast met goede prognoses kwamen.

Hoe bont moet je het maken als de WHO je beleid publiekelijk bekritiseert, en de Jaap van Dissels van Europese landen waar het beter gaat dan hier, geschokt commentaar geven op je beleid?

Nederland verandert onder Rutte langzaam in het domste jongetje van de klas: hardleers, koppig, altijd anderen de schuld gevend van zijn eigen falen, niet bereid zijn eigen gedrag onder de loep te nemen, en zichzelf intussen wanhopig op de borst slaand.

Mij ontbreekt elke behoefte om te zien hoe dit kabinet, na zijn eigen traag georkestreerde herrijzenis, straks de klimaatcrisis te lijf zal gaan. Want daarbij zijn de termijnen nog langer, en is waarlijk vooruitzien onontbeerlijk.

[Beeld: struisvogel, public domain]

Leve de ChristenUnie

Het plan dat de ChristenUnie gisteren lanceerde lijkt me zeer verstandig, en bovendien een goede manier om maatschappelijke tweespalt en uitsluiting te voorkomen: tijdelijk iedereen die langer in een (semi)publieke ruimte verblijft, eerst testen voor toegang. Het zou moeten gelden voor school, werk, film en café. Zo’n negatief testbewijs zou wat mij betreft maximaal een dag geldig mogen zijn; wie positief test, mag niet naar binnen (en gaat bij voorkeur een paar dagen in quarantaine).

Als we dat drie weken volhouden – ik schreef dat al eerder – krijgen we de besmettingscijfers drastisch naar beneden – en kan de zorg weer langzaam van haar enorme last bekomen, hoewel we haar inmiddels zo hebben uitgewoond dat normaal functioneren er voorlopig niet bij zal zijn. (Geef die mensen in ’s hemelsnaam niet alleen een bonus, maar vooral een beter loon en minder bureaucratie).

Wanneer de besmettingscijfers laag zijn, kunnen we (eindelijk) weer fatsoenlijk werk maken van testen, traceren en isoleren – een strategie die het kabinet allang lijkt te zijn vergeten, gefixeerd als het is op ‘sturen op zorgcapaciteit’, iets waar ze overigens verduveld slecht in blijken te zijn.

Van mensen zonder vaccinatie uitsluiten ben ik absoluut geen voorstander. Deels omdat dwang slecht werkt, deels omdat niet iedereen zich kan laten vaccineren, deels omdat er sowieso te weinig werk is gemaakt van het goed informeren van aarzelaars en sceptici. Ze wegzetten als dom of wappie is weinig elegant, en al helemaal niet vruchtbaar.

Van een coronapas die een negatieve test niet erkent, ben ik niet gediend. Daar zijn een boel redenen voor. De meest praktische is wel dat ook wie gevaccineerd is – en dus wel een groen vinkje krijgt – toch besmet kan zijn geraakt, al is de kans daarop veel kleiner, en het virus kan doorgeven aan iemand bij wie de vaccinatie niet ‘gepakt’ heeft, of aan het verzwakken is. Dat zogeheten 2G-beleid biedt schijnzekerheid.

Maar vooral ben ik ertegen omdat ik het kabinet niet meer vertrouw. Er is zoveel gedraaid, verhuld, omzwachteld en tussentijds aangepast, met hier en daar een leugen tussendoor, dat ik geen seconde geloof dat die coronapas inderdaad maar een paar maanden zal worden gehanteerd. Het kabinet stelde geen einddoel voor, tijdens de persconferentie: nergens een mijlpaal te bekennen, waarna het ding weer kon worden afgeschaft. Bij duizend besmettingen per dag? Bij honderd? Of pas bij nul?

Zeker nu het ons gaandeweg begint te dagen dat corona een blijvertje is, zijn maatregelen zoals een pas die uitsluitend gevaccineerde mensen tot het sociale verkeer toelaat, uit den boze. Het is slecht verhulde dwang, het scherpt de tweedeling aan, en het is draconisch.

Het is de hoogste tijd dat we hardop gaan nadenken hoe we zorgen dat we de besmettingen binnen de perken houden, en onze grondrechten overeind.

{Beeld: Bordje voor de Nationale Weg 1G in Roemenië, via Wikipedia]

Voorkom een lockdown, kabinet!

De aftrap van carnaval is nabij. In Noord- en Midden-Limburg hebben de burgemeesters aan de noodrem getrokken, maar in Zuid-Limburg en vrijwel heel Brabant gaat alles gewoon door. Ondertussen roept de zorg in alle carnavalsregio’s om het hardst: ‘Doe het niet. Doe het alsjeblieft niet. Wij kunnen niet meer.’

De smeekbedes hebben weinig effect. Mensen zijn toe aan een verzetje, is het argument. Maar is dat werkelijk een valide reden nu ziekenhuizen al dik anderhalf jaar op de toppen van hun kunnen werken, zorgpersoneel uitgeblust en overwerkt is, de ic’s volstromen, er al opnamestops – en zelfs spoedhulpstops – zijn ingesteld en de besmettingscijfers elke dag verder omhoogschieten?

Gisteren zaten we tegen de 12 duizend nieuwe gevallen aan – dat lijkt me niet echt tijd voor massale feesten, ook niet in de buitenlucht.

De burgemeesters beroepen zich op de inzet van de coronapas. Maar het Amsterdam Dance Event, waar maar op driekwart van de capaciteit kon worden benut en bezoekers een groen vinkje moesten tonen, leverde ruim duizend besmettingen op. Een vinkje blijkt geen waarborg.

Deels zal dat komen door valse test- of vaccinatiebewijzen, maar deels ook doordat wie gevaccineerd is, zichzelf te makkelijk buutvrij geeft. Maar vaccinatie geeft geen volledige bescherming tegen besmetting, en besmette gevaccineerden kunnen die rotziekte doorgeven.

Wist het kabinet maar wat het deed, in plaats van zich een slag in de rondte te struikelen, eindeloos te laveren en intussen onduidelijk jojobeleid te voeren.

Om een nieuwe lockdown voorkomen – want dat is waar we nu op afkoersen – weet ik een betere oplossing, die bovendien het onderscheid tussen gevaccineerden en ongevaccineerden opheft, en maar kort hoeft te worden gebruikt.

Afgelopen voorjaar heeft het ministerie zowat een miljard uitgetrokken voor Testen voor Toegang. Tal van bedrijven die de klus moesten klaren en zouden gratis sneltesten uitvoeren voor wie naar een evenement ging, kregen een gegarandeerd bedrag voor hun deelname. Per dag gaat er contractueel ongeveer een half miljoen naar die bedrijven. En ze hebben het niet echt druk.

Laat iedereen – gevaccineerd of niet – die naar een café, restaurant, bioscoop, sportzaal, museum of evenement wil, de komende drie weken eerst een test doen. Een negatief testbewijs geeft je 24 uur toegang, en vervalt nadien. In semipublieke binnenruimtes waar mensen kort in elkaars buurt verkeren, zoals winkels en het openbaar vervoer, handhaven we gedurende die weken een strikte maskerplicht.

Zo’n maatregel zal niet elke besmetting weren of detecteren, maar zal de cijfers ongetwijfeld drastisch naar beneden halen. In de tussenliggende weken bedenken we hoe we, als we eindelijk weer op acceptabele cijfers zitten, de maanden daarna een degelijk plan maken. En dan liefst eentje waar heldere, eenduidige communicatie voorop staat, niet het gemits, gemaar, gejojo en gedraai van Rutte en De Jonge.

[Beeld: grafiek Marino van Zelst, weekcijfers 2021 d.d. 8 november 2021, via Twitter, maar die heeft ’m weer van Yorick Bleijenberg]

Op zorg besparen? Kijk naar de structuur!

De kosten van de gezondheidszorg lopen op. De Volkskrant maakte een rondje langs experts en publiceerde gisteren een overzicht van ‘scherpe keuzes’ die de uitgaven kunnen beteugelen. Het was nogal een ratjetoe: van eerst pijnbestrijding en fysiotherapie proberen voordat je bij artrose een nieuwe knie of heup plaatst, wat toch staande praktijk is, tot huur vragen aan mensen die in een verpleeg- of verzorgingstehuis verblijven (er is nu al een eigen bijdrage: die kan oplopen tot 900 euro per maand voor mensen wier partner nog thuis woont, en tot 2470 euro voor alleenstaanden).

Voorts kwam de discussie op levensrekkende medicijnen, vaak op het gebied van kanker. Zulke medicijnen zijn vaak extreem duur en rekken iemands leven meestal slechts met een paar maanden. Intussen staat het de farmaceuten zo ongeveer vrij om ervoor te vragen wat ze willen. Zorg aan sommige patiënten weigeren was de meest heikele optie die genoemd werd.

Wat me opviel, was de beperkte blik: de experts bepaalden zich tot de zorg zelf, op dat ene uitstapje naar de prijsmechanismes achter nieuwe medicijnen na. Maar daaromheen zitten allerlei bedrijfsstructuren en betalingsregelingen, waarvan een deel juist vergemakkelijkt dat het geld er met bakken tegelijk uitgaat.

Zo heeft de versplintering van de thuiszorg en de jeugdzorg die optrad na de decentralisatie in 2015 de opkomst van zorgcowboys in de hand gewerkt: handige jongens en snelle meiden, die soms in hun eentje binnen een paar jaar een miljoenenwinst uit hun zorgbedrijfje naar hun bv weten over te hevelen – en zo de gemeentelijke begrotingen vakkundig in de soep draaien.

Ook de opkomst van tientallen dyslexie-bedrijfjes en paardenknuffelaars zorgde voor een ingrijpende verschuiving: deze verhoudingsgewijs eenvoudige zorg slokt gaandeweg een groter deel van het budget op, wat uiteindelijk ten koste gaat van kinderen met complexe problemen. Zo constateerde Follow the Money vorige maand dat van de tien jeugdzorg-bv’s die de meeste winst maakten, liefst zeven zich bezighielden met dyslexie- en onderwijszorg: laaghangend fruit plukken loont. Instellingen voor complexe jeugdzorg moeten juist steeds vaker op een houtje bijten.

De zorg wordt steeds meer een markt, en dat doet haar geen goed. Inmiddels storten buitenlandse investeringsmaatschappijen zich al op de dementiezorg, je houdt je hart vast. Winstmarges van 10 procent – waarboven een instelling dividend aan haar investeerders mag uitkeren – zijn daar niet ongewoon. Maar dat is allemaal publiek geld dat wegstroomt uit de zorg, en dus doodzonde.

Ook op andere vlakken kan de overheid bepaald meer doen. Een fikse suikertaks instellen, bijvoorbeeld – en niet alleen voor frisdrank. Dat leidt er bewijsbaar toe dat kinderen en volwassenen minder suiker consumeren: goed voor hun tanden en voor hun gewicht, en een grote steun in de strijd tegen diabetes. Dat levert op termijn een enorme besparing op. Laat de vruchten van zo’n suikertaks intussen vooral ten goede komen aan de huidige zorg.

[Beeld:  publicdomainsvectors]

De laatste volzin

Ze waren op de kop af vijfenzestig jaar, vier weken en één dag getrouwd. De laatste tweeëneenhalve jaar leefden ze gescheiden: hij thuis, zij in een verpleegtehuis honderd meter verderop, wegens vergevorderde dementie. Hij ging sindsdien trouw elke dag op bezoek.

Ze was er diep ongelukkig. Ze snikte vaak, ze schopte machteloos tegen tafelpoten, bonkte met haar rolstoel tegen de muren, ze jammerde dat ze haar moeder nodig had, en bovenal wilde ze weg, weg, weg – naar huis. Maar haar eigen huis herkende ze al lang niet meer. Die ene keer dat hij haar mee terug nam, gedroeg ze zich als een kat in een vreemd pakhuis en mompelde kleintjes dat ze eigenlijk liever naar huis wilde. Ze wilde vooral terug naar vroeger, dacht ik dan.

Ze zakte steeds verder weg. Haar zinnen rafelden in flarden uiteen en haar woorden raakten in de war, en wat ze zei was vaak onverstaanbaar. Een enkele keer kwam er plots een coherente frase uit, drie of vier woorden achtereen in de goede volgorde. Dat voelde van de weeromstuit als een volzin. Het ging toch nog best goed met haar, zei hij dan optimistisch.

Hij bleef trouw komen. Hem herkende ze wel: zodra ze hem zag, lichtte haar gezicht op: de onrust en onvrede verdwenen op slag en haar ogen kregen weer glans. Hij was haar man, zij werd weer zijn meisje. Tien seconden later zakte ze meestal weer weg in haar dommel.

Hij keek dwars door haar nukkigheid en de mist in haar hoofd heen. Hij pakte haar hand, gaf haar een kusje en ging naast haar zitten. Meestal zweeg hij. Er viel niet zoveel meer te zeggen, ze begreep het toch niet, maar hem voelen – dat kon ze wel.

Vorig weekend werd ze plotseling ziek. Ze kreeg hoge koorts, moest overgeven, en werd vre-se-lijk moe. Te moe om wakker te blijven, te moe om te praten, te moe om te eten. Ze schudde na dat weekend hooguit nog met haar hoofd, trok haar schouders licht op, of knikte flauwtjes. Maar wanneer ze hem zag, op de stoel naast haar bed, straalde ze even en trok er een zweem van een glimlach over haar gezicht. Kracht om zijn hand te grijpen had ze niet meer.

Zaterdagavond – hij was bij haar – keek ze op, en fluisterzuchtte tegen hem: ‘…hou van jou…’ Het waren de laatste woorden die ze sprak, haar finale volzin was voor hem. Ze viel daarna prompt in slaap.

Zondagmiddag stokte haar adem, twee of drie minuten later overleed ze. Hij keek stilletjes naar haar, ik hield hem vast.

Het is de allermooiste erfenis die je als kind kunt krijgen: ouders die zo’n onverbrekelijke, standvastige liefde voor elkaar koesteren en die dwars door elkaars makke heen konden kijken. Ouders die opbloeiden zodra ze elkaar zagen. Ouders die elkaar graag kusten, privé en openbaar. Ouders die graag hand in hand zaten, die gearmd over straat liepen, die trots naar elkaar opkeken en blij werden van elkaars nabijheid.

Ouders die vijfenzestig jaar, vier weken en één dag getrouwd zijn geweest.

• • •

Eerdere columns over mijn ouders en mijn moeders dementie:

[Beeld: fragment van een foto van mijn ouders, gemaakt door Gon Buurman, 1990]

Voor de neezeggers

De voorgestelde coronapas schept een tweedeling tussen wie wel en wie niet is gevaccineerd, beweren critici. Dat is niet waar: een negatieve test volstaat, evenals een bewijs dat je antilichamen draagt en al een infectie hebt doorgemaakt. Ook zonder vaccin kun je dus gerust café in, café uit. Wel even een testje doen, en dat is gratis.

‘Maar mijn privacy dan?’ zegt de weigeraar. Nu, de check zit verpakt in een QR-code, en die is privacy-bestendig: wie zo’n code uitleest, ontvangt verder geen gegevens van je – niet eens waarom je een groen vinkje hebt. ‘De app volgt mijn bewegingen,’ protesteert een ander. Welnee, dat kan-ie helemaal niet. De coronacheck-app slaat alleen je certificaat op, en leest niet uit waar je je bevindt, noch waar je je liet checken.

Wie serieus bezorgd is over zijn privacy, kan beter zijn mobieltje weggooien dan die zorgen botvieren op deze app. (Voorts zou ik ze dringend aanraden hun ‘research’ niet langer op Facebook en YouTube te doen, dat zijn privacy-schenders bij uitstek.) Je kunt trouwens ook een papieren QR-code aanvragen, dan heb je helemaal geen mobieltje of DigID nodig: bel 0800 1421, en je krijgt ’m in de brievenbus.

Verder: het ding is er niet voor jou, maar dient om andermens’ veiligheid te waarborgen. Weiger je anderen te beschermen? Prima, maar dan verspeel je tijdens deze pandemie het recht om naar de kroeg, de film of een festival te gaan. Net zoals je tegenwoordig niet in het café of restaurant mag roken: vanwege de gezondheid van derden.

Wat mij betreft zouden ook gevaccineerde mensen zich moeten laten testen: ook zij kunnen het virus immers onder de leden hebben en zo anderen besmetten. Plus dat ik graag zag dat horeca- en cultuursectorbazen niet alleen de klandizie, maar ook hun personeel om een geldig certificaat kunnen vragen: waarom moeten bezoekers aantonen ongevaarlijk te zijn voor derden, maar medewerkers niet? Dan schiet je nog geen fluit op.

Dit alles betekent niet dat ik voor het kabinetsplan ben. Dat is slecht doordacht en inconsequent. Waarom zouden festivals of muziekpodia slechts op driekwart van hun capaciteit mogen opereren, wanneer je tegelijkertijd van alle bezoekers een geldig certificaat verlangt? Waarom moet je op een terras, in de open lucht, een geldige QR-code laten zien? Ook legt deze aanpak de last van de controle eenzijdig bij het uitgaansleven, dat niet is bedoeld als handhaver.

Bovenal vind ik het bezwaarlijk dat het kabinet – dat nu al acht maanden demissionair is, maar zich daar met de maand minder naar gedraagt – de Kamer niet fatsoenlijk, op voorhand, heeft geconsulteerd over dit plan, maar alweer op zondag iets laat uitlekken dat het twee dagen later bekend maakt, en pas daarna aan de Kamer voorlegt. Dat is bij uitstek een manier om je eigen oppositie te scheppen, neezeggers in de hand te werken, en de tegenstellingen te verscherpen.

Mauwen over ‘segregatie’

Wil je coronavaccinaties weigeren? Dat kan en dat mag, en de reden waarom je weigert doet er niet toe. Pleiten – zoals sommigen nu doen – dat weigeraars medische hulp kan worden ontzegd als zij vervolgens ernstig ziek raken na een besmetting, is volstrekt uit den boze.

De zorg mag, zo lang zij dat aankan, immers nooit en te nimmer adequate hulp weigeren, ook niet wanneer iemands toestand tot op zekere hoogte voorspelbaar was – de zorg helpt ook rokers, een rund dat met vuurwerk stunt, mensen die hun lever kapot hebben gezopen, of de roekeloze die zichzelf of een ander een verkeersongeluk heeft aangedaan. Die laatste krijgt hopelijk wel een fikse boete wanneer hij anderen door zijn gedrag heeft geblesseerd – maar zorg mag hem nooit op die grond worden ontzegd.

De weigeraars rekken hun rechten echter wel erg op. Ze weigeren zichzelf en anderen te beschermen, maar willen daar tegelijkertijd geen enkele consequentie van velen – terwijl je ze op zijn minst kunt vragen voortaan zelf te betalen voor een regelmatige test. Keuzes hebben immers gevolgen, ook voor anderen.

Maar weigeraars mauwen nu over discriminatie en ‘segregatie’ alleen al bij de gedachte aan toegangstesten, terwijl anderen hun best doen zichzelf en elkaar blijvend te beschermen.  Ze beroepen zich op hun lichamelijke integriteit – een recht dat akelig selectief wordt ingezet, want de lichamelijke integriteit van anderen boeit ze kennelijk weinig. (Voorts vind ik sowieso dat we dat recht zeer armoedig interpreteren: door laks toezicht wordt dat bij iedereen die in de buurt van Tata Steel, Schiphol of van een drukke snelweg woont, voortdurend geschonden: daar wemelt het van de vreemde stoffen die je lichaam ongewenst maar onophoudelijk te verstouwen krijgt.)

Het is maar een vaccinatie. Hetzelfde spul dat de bof, mazelen, polio, cholera en kinkhoest in bedwang kreeg, dat kinderen voor een leven met ernstige handicaps behoedde, en sterfte voorkwam. Nogmaals: je mag vaccinatie afwijzen, maar anderen in gevaar brengen – zoals de mensen die zich niet kunnen laten vaccineren, of bij wie vaccins door onderliggende ziekte of noodzakelijke medicijnen niet goed werken – is nooit een recht.

En waar ik privacy een groot goed vind – en ik zeg dat als een van de oprichters van privacy-voorvechter Bits of Freedom – is ook dat in mijn ogen niet onaantastbaar. Net zoals ik het recht heb te vragen of mijn visite gevaccineerd is, of anders te eisen dat ze een maskertje dragen voordat ik ze binnenlaat – vind ik dat een cafébaas of restauranthouder mag weten of zijn personeel beschermd is voor hij ze op zijn klandizie loslaat, dat zijn klandizie zelf ook recht heeft dat te kunnen weten, en dat mensen die dicht op elkaar moeten werken – bijvoorbeeld in de bouw, en in de zorg – van hun collega’s op aan moeten kunnen.

We hebben immers allemaal kunnen zien wat er gebeurt als dit virus woekert en verder muteert. Daar lijdt iedereen onder.