Boudewijn

Boudewijn van Ingen (also known as Bogie) died last Tuesday, September 4. He was 49.

Boudewijn was one of the first Dutch people who joined me in September 1995 when I put the Fishman Affidavit online. The Fishman Affidavit contains excerpts of the OT-levels, and Scientology had been rather successful in removing the document from the internet. Until the document hit the Dutch part of the internet: within a week, we had a hundred mirrors of the document. The ensuing lawsuit lasted for almost 10 years, and we kept winning; ever since 1996, the excerpts of the OT-levels as provided on my website are legal and anybody can copy and/or quote them.

Boudewijn joined the protest almost immediately. But unlike most others, he really read up about Scientology and decided that fighting the cult was a worthy cause. He became a real critic. He posted on alt.religion.scientology; he investigated; he joined IRL protests; he engaged (in as far as possible) in conversations with members, and – his most memorable feat – he engaged in debates with his co-critics when he thought that they were sloppy, immoral, or simply unkind.

Boudewijn was a kind and gentle person. Utterly smart but never condescending; utterly engaged, but never blinded.

*

The energy that he spent on Scientology, was even more precious because Boudewijn’s health sucked. He had hemophilia, the bleeders’s disease. His veins would break open at the slightest intrusion, and the blood clots that occurred everywhere in his body, had caused major disabilities. When I got to know him, he had to use crutches for support, and often a wheelchair.

A few years ago, Boudewijn got a brain hemorrhage that left him mostly incapacitated and very dependent (left side paralysis). He was forced to live in a nursing home while he tried to recuperate. And he hated that. It took him quite some time to finally be able to move back into his own apartment, and to feel independent again.

Last week, he got a new brain hemorrhage; and this time, he died. Somehow, I’m happy that Bouewijn didn’t have to negotiate another round of devastating adjustments to more and more minimal possibilities. Yet it sucks that he has died. Boudewijn has done everything he could possibly do to survive, and yet he managed to make time to try and help free others… May he never be forgotten.

[Picture: Nantko Schanssema, Jeta Eggers and Boudewijn van Ingen, August 2000.]

Verloofd

Met het huwelijk heb ik niks. Met vriendschap en de liefde daarentegen wel; daarvoor wijkt wat mij betreft zowat alles. Zelfs in die mate dat dingen die je nooit wilde, of waar je pertinent tegen was, daardoor zomaar van kleur kunnen veranderen en ineens volledig logisch kunnen voelen. Wat meer is: dat je die dingen dan plotseling van harte en uit volle overtuiging doet.

Dus ja, tegen mijn eigen verwachting in ga ik binnenkort trouwen. Ik vind dat verrassend ontroerend. En bovenal vind ik het prachtig en heel bijzonder dat iemand me dusdanig vertrouwt, dat ze me vraagt mijn lot ook wettelijk met het hare te verbinden. Dit huwelijk is een kostbaar cadeau. Het is een bevestiging en een belofte van diepe trouw.

***

Nadat ik mijn verloving via een relatie-update op Facebook had bekendgemaakt, regende het felicitaties. Dat was overrompelend lief. Toen ik twee weken later de naam van mijn aanstaande invulde, maakte Facebook daar onbedoeld opnieuw een feestje van door onze verloving prompt in de categorie ‘verjaardagen’ te publiceren. Opnieuw vielen me tientallen welgemeende felicitaties ten deel. [Christiane, mijn aanstaande, helaas niet: zij had zich nog niet bekend gemaakt. Ze bekeek het gedruis op afstand en met veel plezier.]

Vrijwel alle felicitaties waren afkomstig van mensen die alleen mijn stukjes kenden. Vrienden op Facebook deden er zo ongeveer collectief het zwijgen toe. Waarschijnlijk vermoedden ze een grap. Spaink en trouwen, dat was immers water en vuur? Sommigen stuurden een verbaasd mailtje, met als grootste gemene deler de subject line: ‘Huh?’ Nadat ze het achtergrondverhaal hadden gehoord – er is altijd een achtergrondverhaal – lieten zij, net als C. en ik eerder hadden gedaan, subiet hun reserves vallen.

***

Terzijde: wat me verrraste, was dat allerlei mensen plaagden & klaagden: ‘Shit, Spaink is nu dus van de markt. Mijn droom aan diggelen!’ of: ‘Die verloofde moet wel heel bijzonder zijn, als jij je leven met haar wilt delen.’ [Ja, geloof me: C. is inderdaad heel bijzonder.]

Zulke opmerkingen strelen natuurlijk mijn ijdelheid en mijn ego, dus dank daarvoor. Maar juist omdat meerdere mensen zoiets zeiden, ging er gaandeweg iets rinkelen. Iets dat niks met mij te maken heeft, en alles met geldende idealen van aantrekkelijkheid of gewensd zijn. Is het niet bijzonder dat een grijsharige, slecht lopende vrouw met maar één borst en een onhandig arsenaal aan recalcitrante opinies, kennelijk als begeerlijk kan gelden, als iemand die je mogelijk wil werven?

Nogmaals: hartelijk dank voor de complimenten aan mijn adres, maar de vraag daarachter is veel interessanter. We zijn allemaal gaan geloven dat we jong en gezond moeten zijn om bemind te kunnen worden. Maar misschien doet uiterlijk er op de keper beschouwd geen sodemieter toe, en is energie – of voor mijn part: charisma – het enige dat echt telt?

Wanneer de verloving van een middelbare, gehandicapte en obstinate mevrouw onbekenden uitlokt om grappen te maken over hun eigen deswege gemiste kansen (zie ook de cartoon bovenaan dit stukje), is er hoop. Veel hoop. Niet zozeer voor mij – want ik ben nu fijn onder de pannen – maar wel voor u, en voor ons allemaal. Want kennelijk kunnen we nog steeds voorbij gaan aan het media-ideaal van schoonheid en kunnen we een beetje beter & verder kijken. (Niet dat ik nou zo geweldig ben, hoor. Ik kan het vooral leuk brengen. Oftewel: makke telt minder dan presentatie. Wat zelf ook weer een onrustbarend concept is: moeten we ons dan allemaal druk gaan maken om hoe we overkomen?)

Enfin. Dat zijn zo van die gedachten die opkomen wanner half Facebook je ineens feliciteert met je verloving.

***

Nee, ik ben geen makkelijk mens, en Christiane – mijn verloofde – al evenmin. Maar we vertrouwen elkaar tot op het bot en we hebben elkaar nu hard nodig. Plus dat we in onze dertigjarige vriendschap hebben geleerd wanneer we zachtjes moeten doorzetten en wanneer we elkaar effies met rust moeten laten.

Nee, het verhaal achter dit huwelijk is niet alleen rozegeur en maneschijn. Maar dat maakt het des te mooier dat Chris en ik dit toch kunnen & mogen doen: dat we juist nu beloven elkaar door dik en dun te willen steunen.

Nee, dat allerlei halve onbekenden ons hun allerhartelijkste felicitaties aanbieden, is niet oppervlakkig. Het is imers nooit oppervlakkig wanneer iemand je geluk toewenst. Integendeel: het is ronduit prachtig wanneer iemand de moeite neemt om te zeggen dat ze op veel goeds voor je hopen. Want dat doen we eigenlijk erg weinig: elkaar alle mogelijke liefde en geluk toewensen.

Zodat dit aangekondigde huwelijk ook maakte dat ik ineens de zachtheid, de meelevendheid en de goede bedoelingen van anderen weer helder zag. Wat op zichzelf al een prachtig cadeau is.

Liefde

[Mijn uitgever, Nijgh & Van Ditmar, heeft een column-estaffette op haar website. Ditmaal was de beurt aan mij. Het verzoek: een stukje in te leveren dat hetzij over schrijven ging, hetzij over Nijgh. Ik koos het voor eerste.]

***

Nooit gedacht dat ik ooit een boek over een auto zou schrijven. Ook nooit gedacht dat juist dát het vrolijkste, meest frivole boek uit mijn carrière zou worden. Spaink is immers altijd bloedserieus? Nou, ditmaal niet!

Want nu schreef ik een lofzang op een klein, kek autootje: de Canta, een gehandicaptenvoertuigje. Hij valt op door zijn afmetingen en privileges (smal en hoog, en je mag ermee op het fietspad), maar ’t is zijn vormgeving die hem tot een echte blikvanger maakt. Nadat ik op Twitter om foto’s van Canta’s had gevraagd, klaagden sommige inzenders maanden later nog dat door deze queeste hun blik voorgoed was aangetast. Ze konden dat autootje niet meer van zich afschudden: ze waren verslaafd geraakt aan het Canta-spotten.

Zelf was ik allang verliefd op dat autootje, dat me mimmers ijn vrijheid teruggaf toen mijn benen onbetrouwbaar bleken.

Nadat in de Canta-fabriek had gebivakkeerd om te achterhalen hoe het ding werd gemaakt, werd ik ook verliefd op de makers. Er komt veel vakmanschap aan te pas. Al die autootjes worden met de hand in elkaar gezet en tot in detail aan hun toekomstige bestuurder aangepast. Plotseling ging mijn boek niet alleen over vrijheid en beweging, maar ook over beroepstrots, over technisch vernuft en over innovatie. Ooit bedacht hoe je vanuit je rolstoel met een joystick een Canta kunt besturen?

Dat de Canta is verzonnen door een Nederlandse coureur, Dick Waaijenberg, was natuurlijk geestig. Maar het riep ook vragen op. Waarom besteedt een snelheidsduivel vijftien jaar van zijn leven aan het ontwerpen van een autootje voor gehandicapten?

Dick – notoir wars van interviews – wilde ditmaal wel praten. Ik luisterde tussen zijn zinnen door en ontdekte drie, nee vier dingen. Eén: dat racen niet over snelheid gaat, maar over auto’s aanvoelen en daar één mee worden. Twee: dat coureurs hartstochtelijke sleutelaars zijn en als geen ander weten dat je auto’s eindeloos kunt aanpassen. Drie: dat dit hem bij uitstek kwalificeerde om te snappen dat je auto’s aan mensen moest aanpassen in plaats van andersom.

Les vier was lastiger. Het was vooral een les voor mezelf. Ik schrijf altijd over abstracte onderwerpen, of over groepen mensen. Nooit eerder verdiepte ik me voor een boek in een specifiek persoon. Nu wel: ik werd per ongeluk biograaf. En ik ontdekte dat je, om oprecht over iemand te kunnen schrijven, daarmee één moet worden.

Pas wanneer je om iemand geeft, kun je hem doorgronden. Of wellicht werkt het andersom: wanneer je in iemands huid bent gekropen, ga je van hem houden.

Zodoende leerde ik – opnieuw, maar nu anders – dat liefde en schrijven precies hetzelfde zijn.

Ballet klaar!

Het ballet is achter de rug. En het was prachtig. Ik heb bijna alles kunnen zien, maar nogal hap-snap; een scène hier en dan weer een scène daar, omdat ik natuurlijk ook zelf iets moest doen. Gisteren hebben we drie voorstellingen gedaan: ‘s middags de generale repetitie, en ‘s avonds de twee publieksvoorstellingen. Het ging alledrie de keren vrijwel foutloos! Nergens schade ook, alleen een zijspiegel eraf geloof ik :)

Het was een ecclatant succes. Bijna elke scène kreeg applaus, en na afloop kregen we beide keren een staande ovatie die zeker vijf miunuten duurde. Er zijn later enorm veel mensen op me afgekomen die me vertelden dat ze tot hun verrassing geroerd waren, dat ze de tranen in hun ogen hadden. en veel mensen hadden zelfs gehuild…

Ik trouwens ook. Bij de eerste doorloop woensdag sprongen me onverwacht de tranen in de ogen zodra het eerste autootje opkwam, en toen er eenmaal zestien rode Canta’s rondreden, rolden de tranen over mijn wangen. Maartje kwam naar me toelopen en zei: ‘Spaink, ik moet zo huilen…!’ Toen hebben we samen een tijde jankend zitten kijken naar dat prachtige schouwspel daar op de dansvloer. Het gebeurde nu allemaal echt!

Zondagavond wordt het ballet uitgezonden bij de NTR op Ned2, van 19:00 tot 20:00. Allemaal kijken!

Oonderstaand een paar foto’s van mijn pas-de-deux met Casey Herd, eerste solist van Het Nationale Ballet.

Foto: Het Nationale Ballet / ©Angela Sterling

Foto: Robert Scheer

Toi toi toi

Sinds maandagochtend is er een militaire operatie gaande in de Gashouder: de boel wordt er in drie dagen tijd volledig verbouwd en heringericht. Er moet een heleboel gebeuren: het draaiboek telt zestien dichtbedrukte pagina’s.

Volgspots ophangen. Tribunes opbouwen. Dranghekken plaatsen. Balletvloer leggen. Videoschermen ophangen. Vloerverlichting prepareren. Kleedkamers bouwen. Crewcatering ontvangen. Koffiebalie inrichten. Bedjes neerzetten voor tussentijds vermoeide Canta-rijders. Danskostuums uithangen. DJ-spullen aansluiten. Verkeersregelaars en beveiligers briefen. Rode overalls uitdelen aan crew. Polsbandjes geven aan deelnemers. Winkeltje inrichten. EHBO en brandwacht instrueren. Opbouw kassa. Publieksbegeleiders instrueren. Zorgen dat die ene bezoeker die met bed en al komt, een goede plaats krijgt. Wc’s schoonmaken. Acht tv-camera’s installeren.

Monteurs ontvangen en een werkplek geven. Vijftig balletdansers, twee coureurs en drieënvijftig Canta-rijders ontvangen. Alle Canta’s controleren op schade en kijken of ze voldoende benzine hebben. Zekerheidsbeurt geven aan een paar autootjes. Sommige autootjes nog even wassen. Canta’s in de juiste volgorde en voor de goede deuren parkeren. Gastenlijsten nalopen. Duimen dat het droog blijft. Alles nóg een keer controleren.

Zo raar dat iets waaraan je twee jaar lang aan hebt gewerkt, ineens in bestek van drie dagen uit de vloer gestampt wordt: al die plannenmakerij materialiseert zich nu in een razend tempo.

Als alles klaar staat – en we op woensdag twee keer een volledige doorloop hebben gedaan, plus op donderdagmiddag nog een generale repetitie – dan gaan we het ’s avonds eindelijk echt doen: het Nationale Canta Ballet, een grote show met live muziek, videoschermen, vijftig balletdansers en ruim vijftig Canta-rijders. We hebben een corps de ballet en een corps de Canta, stuntwerk, een pas-de-deux voor twee solisten van Het Nationale Ballet en een pas-de-deux voor prima Canta en solist, plus een heuse circusscène. Het wordt een soort West Side Story met autootjes.

Ik raak doodnerveus. Doen we het allemaal goed als het erop aankomt? Tijdens de repetities reden we als keien, maar hoe doen we het in de spotlights, met overal publiek omheen? Dansen met je familie, je geliefden en honderden wildvreemden in de zaal is immers een stuk enger…

Komt allen! Er slechts twee voorstellingen, en er zijn nog kaarten! Steek ons een hart onder de riem en kom genieten van het spektakel.

En nee, we doen het hierna niet nog een keer. Na donderdag zijn we allemaal weer gewone Canta-rijders en doodnormale balletdansers. Alleen die donderdagavond vallen we allemaal hoogst elegant en heel sensationeel uit onze rol.

Eindelijk!

Deze week voeren we – na godbetere twee jaar van voorbereidingen, vergaderingen en repetities – eindelijk Het Nationale Canta Ballet uit: een bijzondere samenwerking van Het Nationale Ballet en Canta-rijders. Met vijftig balletdansers en vijftig Canta-rijders gaan we iets heel moois neerzetten.

Er is een corps de ballet en een corps de Canta; in de voorstelling mengen beide groepen zich, maar soms dansen ze ook elk apart. Er is een dubbele pas de deux: eerst dansen twee solisten van Het Nationale Ballet samen (Marissa Lopez en Casey Herd), meteen gevolgd door een pas de deux tussen een balletdanser en een Canta-rijder (Casey Herd en ik, wat mij – oh joy! – tot de prima Canta maakt). Er zijn massale scènes, er zijn intieme scènes. Er zijn ontroerende scènes, er zijn spectaculaire scènes.

En overal ligt gevaar op de loer. Want dansen met autootjes is niet zonder gevaar. Mensen kunnen gerust tegen elkaar aanlopen, maar bij autootjes is dat meteen een botsing. Wanneer je Canta-rijder bent en je danspartner een mens is – een professionele danser met erg dure benen – wordt het werkelijk uitkijken.

Voor iedereen die het moeilijk vindt om zich een voorstelling te maken van een ballet tussen dansers en autootjes, is er deze video. Deze opname (ik heb ‘m met mijn mobieltje gemaakt) is van 17 mei: de eerste keer dat er echt werd gerepeteerd. En toen deden we dit al! Terwijl ik zowat alle bewegingen al kende, en ze zelfs had helpen bedenken, stond ik bekant te juichen toen ik dit zag. Het is net The West Side Story, maar dan met autootjes.

We voeren het ballet uit op 28 juni 2012, in de Gashouder in Amsterdam. De voorstelling wordt maar twee keer uitgevoerd, en daarna nooit meer. Het is dus nu of nooit.

Er zijn nog kaartjes. Die kosten 30 euro. Dat lijkt een klap geld, maar ‘t is een schijntje wanneer je weet hoeveel rompslomp en organisatie er bij dit ballet komt kijken. Je kunt je kaartje digitaal bestellen of telefonisch, via 020 6255 455.

***

Maartje Nevejan heeft een prachtige documentaire-serie gemaakt (uitgezonden door de NTR) waarin de lange weg naar dit bijzondere ballet is vastgelegd. De vier afleveringen zijn hier terug te zien:

Wie een exemplaar van De benenwagen wil kopen, mijn boek over de Canta, kan dat na de voorstelling doen. We bieden voor de gelegenheid een speciale, gebonden editie van het boek aan, en na beide voorstellingen zit ik klaar in mijn Canta om te signeren. (Dammit. Waarom klink ik altijd zo raar als ik reclame voor mezelf moet maken?)

Op 1 juli zendt de NTR een registratie van Het Nationale Canta Ballet uit.

Hollands Dagboek

[Voor de zaterdagse rubriek Hollands Dagboek van NRC Handelsblad worden mensen die op dat moment in het nieuws zijn, gevraagd om – ja u raadt het al! – een dagboek bij te houden. Dit weekend viel mij die eer ten deel, vanwege mijn nieuwe boek De benenwagen. Bijgaand mijn Hollands Dagboek. Het Nationale Canta Ballet waaraan ik refereer wordt slechts tweemaal uitgevoerd: op 28 juni in de Gashouder in Amsterdam (18:30 en 21:30). Kaarten voor de voorstelling kunt u hier bestellen. Foto: Anneke Reijnders. ]

Donderdag 10 mei

Met Maartje Nevejan heb ik kaartjes bemachtigd voor Intouchables, een film die al wekenlang volle zalen trekt. Het is het waargebeurde verhaal van een rijke, totaal verlamde man die een persoonlijke verzorger inhuurt. Zijn keus valt op een grote Senegalees uit de banlieu die net uit de gevangenis komt. Een bezorgde vriend vraagt de rijkaard of het wel verstandig is om zo’n crimineel in huis te halen. Philippes antwoord: ‘Driss heeft geen medelijden met me, en hij heeft sterke armen en benen. Precies wat ik nodig heb. Wat kan mij zijn verleden schelen?’

De verhouding tussen die twee is ontdaan van elke sociale schroom. Driss vraagt honderduit over Philippes resterende erogene zones, zet hem in een racewagen en geeft hem jointjes. Philippe introduceert Driss in de klassieke muziek, Driss laat Philippe soul horen. Ze fleuren daar allebei erg van op. De neger en de lamme: gaat dat zien!

Vrijdag 11 mei

Onderweg spot ik een rode Canta, ik kan hem nog net aanhouden. ‘Heeft u al gehoord van Het Nationale Canta Ballet?’ vraag ik de bestuurders. ‘We maken een voorstelling met een heleboel Cantaatjes en de dansers van Het Nationale Ballet. We zoeken nog deelnemers! Danst u mee?’ Verrast nemen ze de folders aan. Ze beloven erover na te denken.

Bij Waaijenberg in Zuidoost bekijk ik het piece de résistance dat Marco, een van de Canta-monteurs, heeft gemaakt voor de etalage van Atheneum Nieuwscentrum: we zetten daar komende week een doormidden gesneden autootje neer. Een plakje Canta!

’s Avonds rijd ik naar de boekpresentatie van Monique Samuels. Ik geef haar De benenwagen en krijg in ruil haar Mozaïek van de revolutie. ‘Van Karin, die geen Arabisch spreekt; voor Monique, die niet kan autorijden,’ schrijf ik voorin.

Zondag 13 mei

Met de trein naar paps en mams. We gaan gezamenlijk op bezoek bij goede vrienden van mijn ouders: Hij is ernstig ziek, er wordt al over euthanasie gesproken. Die grote charmeur is veranderd in een stil en dun popje…

Onderweg merk ik hoe krampachtig mijn moeder rijdt. Ze was altijd een goede chauffeur, maar de ouderdom speelt haar parten. Ze houdt het stuur onhandig vast, ze remt te abrupt en stopt soms voor groen. ‘Lieverd,’ zeg ik, ‘eigenlijk denk ik dat je niet meer rijden moet.’ Ze zucht. Ze weet het zelf ook: ze voelt zich niet langer prettig op de grote weg. ‘Misschien moet jij ook aan de Canta?’ opper ik voorzichtig. We giechelen.

In Almelo kunnen we nog een uurtje in de tuin zitten. De kat nestelt zich naast ons en snuift vergenoegd de rook van mijn sigaret op, hij is dol op nicotine. Mooi moment: mijn vader die naast me gaat zitten en trots mijn nieuwe boek openslaat.

Maandag 14 mei

Vandaag begint de heksenketel. Twee interviews, een voorbespreking voor een radio-optreden morgenavond, boeken ophalen, een tekst inspreken voor Maartjes documentaireserie over Cantarijders en het ballet, mijn Parooltje schrijven. Oppassen Spaink, niet nu al moe worden!

Dinsdag15 mei

In alle vroegte sta ik bij Athenaeum Nieuwscentrum: de Canta wordt straks in de etalage gehesen. Ha, daar komt de bus! Tot mijn verrassing is de eerste die uitstapt Dick Waaijenberg zelf, de coureur die dit gehandicaptenautootje verzon. (De Canta is niet voor niets Ferrarirood.) Arm in arm bekijken we het spektakel. Steeds meer mensen blijven staan om te zien hoe mannen in overall het gevaarte de winkel binnendragen en het in de etalage takelen.

’s Middags krijg ik een passagier: Mieke van der Weij wil graag een stukje meerijden voor een reportage. De geluidsman zit dubbelgevouwen achterin. We karren door straatjes waarvan Mieke zeker weet dat die veel te smal zijn. Het verrast haar hoeveel mensen naar je lachen wanneer je in een Canta rondrijdt, en Mieke ziet minstens drie toeristen naar hun camera grijpen terwijl we passeren.

Woensdag 16 mei

Signeren in het land doe je bij zo’n boek natuurlijk met de benenwagen. Bij Athenaeum word ik uitgezwaaid. Na Zwanenburg stuit ik op het eerste obstakel: het fietspad over de brug is afgesloten, ik moet terug om een eerdere brug te vinden. Ik haal de afspraak in Haarlem maar nét.

Onderweg naar Den Haag tref ik weer een afgesloten brug plus een wegomleiding, en ik verdwaal een paar keer wanneer het fietspad abrupt ophoudt of de bewegwijzering ineens stokt. Nadat mijn telefoon is doodgegaan – teveel gebruikt om de route te controleren – vraag ik de weg aan een mevrouw op een brommer. ‘Rijd maar achter me aan,’ zegt ze royaal.

Anderhalf uur te laat ben ik in Den Haag. Telefoon leeg, ik leeg. Het is inmiddels ver na drieën, en ik moet nog naar Breda… Dat haal ik nooit voor sluitingstijd. Na een korte rustpauze bel ik Breda af en rijd terug naar huis.

De tocht van komende week moet ik maar iets ruimer plannen: ik ben misselijk van moeheid. Erkennen dat iets niet langer lukt, je plan aanpassen en het dan opnieuw proberen: dat is de crux.

Donderdag 17 mei

De Gashouder is bezaaid met rode autootjes. Vandaag repeteren balletdansers en Cantarijders voor het eerst samen. Met Ernst Meisner, de choreograaf van het ballet, heb ik twee middagen lang van alles uitgeprobeerd – we oefenden niet in het Muziektheater, maar in de parkeergarage er pal onder – en ik zie vrijwel al onze oefeningen terug. Maar nu worden diezelfde moves uitgevoerd door twintig autootjes en twintig dansers tegelijkertijd, en schalt de muziek van Scanner door de luidsprekers.

Het is adembenemend. De autootjes rijden in een lange sliert door de open poorten van de Gashouder naar binnen, terwijl de dansers uit de portieren hangen. Dansers en rijders komen in volle vaart op elkaar af, de dansers springen omhoog of stoppen de autootjes door er op af te rennen en een been op de motorkap te zetten. Iemand laat zich voortslepen door een Canta op topsnelheid, laat plotseling los en maakt daarna salto’s, de wegrijdende auto achtervolgend. Cantaatjes draaien baltsend om elkaar heen. Het is gevaarlijk en ontroerend tegelijkertijd – een toonbeeld van levenslust.

Racen (I)

[Coverfoto: Bert Kommerij, Flickr fotoset Het Nationale Canta Ballet.]

Canta’s op slipcursus en Canta’s op het Circuit van Zandvoort, dat zie je niet elke dag. Maar dat is precies wat we gisteren met alle solisten van het Canta-ballet hebben gedaan! De excursie is uitgebreid gefilmd voor de vierdelige documentaireserie die Maartje Nevejan over het ballet maakt. Natuurlijk sneuvelt er veel te veel op de montagetafel, maar hopelijk belanden allerlei clipjes van ons uitje op de website die bij het project hoort.

We waren met veertien Canta-rijders. De jongste deelnemer was 18, de oudste 92: waarlijk een bont gezelschap. Het werd een geweldige dag, bovendien met volop zon, en dat terwijl het hagelde op de Veluwe en regende in Amsterdam. Dat er een toerbus was ingehuurd om ons van Amsterdam naar Zandvoort te brengen, versterkte het idee dat we eigenlijk gewoon op schoolreis gingen – een Canta-schoolreisje :)

Bij de slipschool van Rob Slotemakers stonden vier Canta’s op ons te wachten. Waaijenberg had de autootjes van Kim en mij per bus naar Zandvoort gebracht: wij rijden immers allebei met aangepaste besturing. En er stonden twee afgeschreven exemplaren klaar, die door coureurs – iemand van de slipschool en iemand van het circuit – waren opgelapt en aangepast om ermee te kunnen stunten. Later in de middag kwam ook Francis met haar spiksplinternieuwe Canta meedoen.


Het parcours op de slipschool

We zouden allemaal een hindernissenparcours afleggen: er was een speciale baan voor ons gebouwd met scherpe bochten en veel gezigzag tussen pylonen door. Onze start- en aankomsttijden werden gemeten, het werd een echte wedstrijd. Voor de zekerheid ging er steeds iemand va de slipschool als bijrijder mee. Je weet immers maar nooit, misschien was het handig om iemand erbij te hebben die kon ingrijpen voordat iets écht mis zou gaan :)

Het mooiste moment? Een van de solisten is van eigenlijk een duo: moeder en dochter die altijd samen in de Canta rijden. In 1966 hadden ze allebei al eens een slipcursus bij Rob Slotemakers zelf gedaan, ze hadden de certificaten meegenomen als bewijs. Moeder is inmiddels 92 en rijdt al jaren niet meer, haar dochter chauffeert de Canta voor hen beiden. Maar toen ze ons zo zag crossen, kreeg ze ineens enorme zin. Ze stapte in een autootje en legde het parcours prompt foutloos af.


Moeder op weg naar de Canta, met cameraploeg. [foto: Bert Kommerij.

We waren sowieso goed. Er is werkelijk geen enkele pyloon omgegaan tijdens de hindernisritten, niemand schoof uit de – soms toch flink krappe – bochten, en we reden allemaal fijn snel. Met trots kan ik meedelen dat ik derde werd. Toon werd tweede, en Wanda, ons allereigenste Canta-snelheidsmonster, werd eerste. Met haar eigen autootje had ze zonder twijfel een nog snellere tijd gehaald. ‘De mijne is veel pittiger dan het ding waarin ik nu moest rijden,’ zei ze fier, terwijl ze haar trofee – een heuse prijsbeker! – ophaalde.

Ook de chauffeur van onze bus kreeg de geest en reed het rondje. Zo rijd je met een monster van twintig meter lang, zo zit je in een lucifersdoosje. Na afloop was hij onder de indruk van het autootje, ook omdat-ie had gezien hoe belazerd wij allemaal liepen en hoe behendig we werden zodra we in de Canta zaten. ‘Pas nu begrijp ik hoe belangrijk die autootjes zijn. Eigenlijk vind ik dat elke bus- en taxichauffeur zo’n dag een keer moet meemaken, of zelf ’s in en Canta moet rijden. Dan krijg je respect voor die autootjes.’


Wanda haalt haalt haar prijs op [foto: Bert Kommerij]

Daarna kwam het echte werk: de slipbaan. De slipbaan is een ondergespoten stuk weg dat bovendien halverwege van glad wegdek in ruw wegdek verandert. Zolang je alleen door die laag water rijdt, gaat het aardig, maar zodra het wegdek verruwt wordt je auto op slag onhandelbaar. Wie van schrik hard remt, merkt dat de voorkant van de auto wel stopt maar dat de achterkant vrolijk doorrijdt. Resultaat: voor je het weet tolt je auto om zijn eigen as rond op de weg.

De twee coureurs deden het voor. Zij zijn gewend de slipbaan met BMW’s te rijden. Enerzijds was dit dus een makkie – een Canta gaat bepaald minder hard – maar anderzijds waren ze hiermee minder vertrouwd. Het zag er spectaculair uit: tollende autootjes, opspattende wolken van regendruppels.

Nadat de twee coureurs de truc een paar keer hadden voorgedaan, stapten ook Marco en Rik – van Waaijenbergs filiaal in Amsterdam ZuidOost – in een Canta en trokken van leer. Hupsa!


Inmiddels was onze verrassing gearriveerd. We haalden iedereen bij elkaar en ik hield een kleine speech. Wij Canta-rijders kenden alle Waaijenbergers inmiddels wel, maar dit was toch heus een heel bijzonder exemplaar: naast mij stond Dick Waaijenberg, de man die hoogstpersoonlijk de Canta had bedacht en die voor ons een benenwagen had gemaakt. En dat-ie zelf nota bene coureur is. Hoe bijzonder is het dat een racecoureur een gehandicaptenautootje ontwerpt?

Ik had erop gehoopt – want hij verdient het – en het gebeurde niettemin vanzelf: iedereen applaudisseerde subiet voor Dick. Iemand onderbrak mijn toespraakje en zei verbluft: ‘Bent u dat? Echt? Hebt u dit autootje gemaakt? Oh ik ben u zo vreselijk dankbaar. U verdient de Nobelprijs!’ Ze stormde naar voren en vloog Dick om de hals.

Later schaamde ze zich wat voor haar eerbetoon, maar dat was nergens voor nodig. Integendeel: het was roerend om te zien. Haar reactie was oprecht en liet zien hoe vreselijk belangrijk haar autootje voor haar is – hoe blij ze is met haar herwonnen mobiliteit. Dick was zichtbaar aangedaan door alle complimenten die hem ineens ten deel vielen. Natuurlijk weet-ie dat zijn autootje veel voor mensen betekent en heeft hij eerder dankbare klanten ontmoet – maar ineens een opgetogen, schoolreizende Canta-meute voor je neus zien staan, die bovendien hard aan het crossen zijn met dat malle autootje dat jij hebt ontworpen, moet toch wel bijzonder zijn…


Dick Waaijenberg [foto: Bert Kommerij]

Nadat Dick zich bij ons had gevoegd, werden we allemaal overmoedig. Iedereen wou met hem op de foto en plotseling gingen ook Canta-rijders met hun eigen autootje op de slipbaan. Kim – die piepjong is en een inrij-Canta heeft, ze is al zo lang gehandicapt dat ze zelfs nooit heeft kunnen fietsen en aanvankelijk bang werd van hoe ‘snel’ de Canta gaat – deed met een slipleraar op de achterzit een paar prachtige voltes over de rijbaan. Zonder een spier te vertrekken. Remmen, gas geven, ogen koeltjes op een punt in de verte gericht houden terwijl je voertuig intussen als een gek ronddraait en totaal niet meer naar je luistert – geen enkel probleem voor Kim.

‘Jee,’ zei Dick terwijl hij glimmend toekeek. ‘Die meid, dat is nou echt een stoere…’
[wordt vervolgd]