In de sneak preview gisteren: Jesus Camp, een documentaire die drie born-again christian kinderen volgt. (‘Born-again christianism’ is vergelijkbaar met de Pinkstergemeente, als ik het wel heb.) Levi wordt thuis door zijn moeder geschoold en leert dat ‘science doesn’t prove anything’; Lori vindt dat andere kerken ‘dood’ zijn en dat God daar niet komt; Rachael probeert met haar negen jaar vreemden te bekeren. De drie gaan naar een religieus zomerkamp, waar ‘kinderpastor’ Becky Fisher de scepter zwaait. Becky gelooft dat wie de kinderen heeft, de toekomst heeft en wil een Army of God scheppen. ‘There’s a war out there!’
De kinderen leren dat ze de ‘key generation’ zijn: van hen hangt de tekomst af, alleen zij kunnen Satan tegenhouden. Ze leren dat de overheid kapotgeslagen moet worden, dat er ‘righteous judges’ moeten komen en ze zweren abortus te zullen stoppen. Nu George Bush – zelf een born-again christian – aan de macht is, wordt het beter: Bush wil van Amerika weer ‘one nation under God’ maken. Ze zegenen een bordkartonnen Bush. Becky legt desgevraagd uit dat democratie een goed systeem is maar zichzelf uiteindelijk zal vernietigen, omdat democratie ‘gelijke rechten’ toekent en we uiteindelijk onder God moeten leven, niet onder een regering.
De film is ronduit verontrustend en shockerend. Zulke jonge kinderen – ze zijn tussen de 9 en 12 – die hun zonden moeten opbiechten, die leren dat de regering vernietigd moet worden, die worden ingezet om anderen te bekeren, die leren dat homoseksuelen geen rechten hebben, dat zijzelf zich moeten opofferen voor Jezus en dat wetenschap onzin is. Kinderen die ontdaan raken van hun eigen slechtheid, kinderen aan wie verteld wordt dat ze hypocriet zijn, die geleerd krijgen dat ze soldaten zijn en dat het oorlog is.
De film probeert fair te zijn en slaagt daar goed in (zie ook de user comments bij de IMDB). Opmerkelijk is dat de gefilmde kinderen en volwassenen vinden dat hen recht werd gedaan, en dat ongelovige en niet-zo-fanatiek-gelovige mensen zich grosso modo de klere schrikken. Er zijn plannen om de drie kinderen over een jaar of vijf nog ‘s op te zoeken en te filmen hoe het dan met ze gaat. De ouders van Levi zijn overigens zelf een blog begonnen: Jesus Campers.

Een paar maanden na mijn amputatie heb ik mijn oude bikini uitgeprobeerd. ‘t Ging, maar ‘t was wel wat frommelig met die lege cup. En een bikini tot
De New Scientist had vanmorgen een curieus bericht, dat neerkomt op absurde paniekzaaierij:
‘Dat schoonheidsideaal pakt toch anders uit voor vrouwen,’ zei ik. ‘Je moest ‘s weten,’ zeiden de mannen in het gezelschap. Maar ik denk dat ik het wel weet. Ook mannen vragen zich tegenwoordig af of hun haar wel goed zit en zijn met crèmes, gel en luchtjes in de weer. En toch is ‘t anders.
Een van de weinige prettige dingen aan de chemo was dat ik dan tijden in bed lag en eindeloos series keek. Door internet was ik god zij geloofd en geprezen niet van de televisie afhankelijk, want ik had geregeld lange slapeloze nachten te vullen en de tv biedt in de nachtelijke uren niets dan Aircrash Investigations en nulzessex. Dankzij internet heb ik zes seizoenen Gilmore Girls gezien, drie seizoenen The L-Word (hoe toepasselijk: in seizoen drie gaat Dana dood aan borstkanker), anderhalf seizoen The 4400, twee seizoenen Desperate Housewives en Grey’s Anatomy, en alle tot dan toe uitgezonden afleveringen van Lost teruggezien. Later kwamen House en Heroes daar nog bij. Omdat ik al die series nu nog volg heb ik een redelijke tv-verslaving aan mijn kanker overgehouden :)
Het thema
Het puntje van mijn neus doet al maandenlang binnenin bij vlagen vreselijk zeer en is geregeld ontstoken. Soms zijn het scherpe steken die de tranen in mijn ogen brengen, andere keren snif ik een week achtereen letterlijk onophoudelijk. Thuis prop ik dan heel praktisch een tissue in een neusgat om de stroom nattigheid in te dammen, buitenshuis – decorum boven alles – behelp ik me met alras kletsnat wordende zakdoeken. In het puntje van mijn neus zitten geregeld korstjes die pijnlijk zijn als ik alleen maar langs mijn neusvleugel strijk en die idioot zeer doen bij al dat snuiten. In mijn neusvleugel ontstond een week lang een kloppend abces dat uiteindelijk vanzelf verdween. Soms bloedt mijn neus.



Vanmiddag reed ik kriskrascross door de stad. Bloemen halen voor Moz die morgen terugkomt van vakantie en ze bij hem neerzetten, boodschap doen bij de Hema. Alle ramen van de Canta open, het was aanzienlijk warmer dan ik ‘s morgens had verwacht, mijn t-shirt kleefde aan mijn rug. Wachten op een rood stoplicht in de Linnaeusstraat. En ineens hoorde ik ze: skreetch skreeeeeetch!’ (Als je dat geluid eenmaal kent, hoor je het dwars door alles heen.)