[Gesproken column voor De Praktijk.]
Heeft u ooit een woord geroken? Weet u eigenlijk welke smaak de kleuren van de regenboog hebben? Vindt u sommige getallen prettiger aanvoelen dan andere? Bij het woord ‘gras’ kunnen we ons meteen de geur van een zojuist gemaaid gazon voor de geest halen, en als je ‘appeltaart’ zegt is het niet moeilijk in gedachten kaneel te ruiken. Die verbinding tussen woord en geur is een soort ingesleten herinnering, geboren uit herhaling, die we naar believen kunnen oproepen.
Er zijn mensen die ongewonere associaties hebben. Voor hen hebben alle letters kleuren – een o is wit, een c is paars – en heeft elk woord een eigen, heel specifiek kleurpatroon. Of klank en smaak zijn voor hen verbonden: een piano-akkoord smaakt naar chocolade, het geluid van een rijdende auto smaakt naar citrusvruchten, een rinkelende telefoon naar peper. Dat zijn – anders dan dat gras en die appeltaart van de meeste mensen – geen zintuiglijke kruisverbanden die door ervaring zijn gelegd: wie zulke verbindingen maakt, doet dat van kindsafaan en is verbaasd dat andere kinderen niet horen dat elke kleur een eigen geluid maakt of dat alle dagen van de week een eigen vorm hebben.
Zulk samengaan van zintuigen heet synesthesie. Ongeveer één op de 25 mensen heeft het, de meesten in zwakke vorm. Uitgesproken synestheten zijn zeldzaam. Sterke synestheten zien vormen, kleuren of beweging bij geluiden. Woorden hebben voor hen smaak of kleur, geluid heeft een vorm, dagen en maanden hebben een kleur of patroon. Maandag is een driehoek, dinsdag is rood, woensdag smaakt naar gehakt, donderdag klinkt als een cello, zaterdag is een lichtflits en zondag ruikt naar ammoniak.
Voor kunstenaars is zo’n zintuiglijke uitbreiding van het assortiment natuurlijk een godsgeschenk: ze kunnen registers bespelen die anderen niet kennen, ze zien rijker, ze horen meer. Een gesprek danst over tafel en verschiet van kleur, een symfonie is een geografisch landschap, een schilderij klinkt als een vrouwenlach. Kandinsky, Nabokov, Liszt en Rimbaud waren allemaal synestheet, die hun gave goed wisten te gebruiken en wiens werk erdoor aan diepgang won.
Bij mij roepen woorden vaak beelden of beweging op, dat is geloof ik meteen de reden waarom ik mijn handen altijd zo druk beweeg als ik praat – ik schets de woorden, ik teken hun patronen in de lucht. Op één vlak heb ik het heel sterk. Als mensen iets over hun eigen of andermens’ psychologie uitleggen – ‘Als ik dit zeg reageert zij altijd zo’ – zie ik direct een soort abstract schema voor me van bewegende patronen, van blokken die elkaar voortduwen of afstoten. Voor mijn geestesoog – hebben echte synestheten een geestesneus? – ontvouwt zich een kaart met pijlen, zoiets als Napoleon getekend zou kunnen hebben als hij zijn legermanoeuvres op papier zette. En op de een of andere manier helpt me dat te begrijpen wat er nu achter de zojuist beschreven reactie zit.
Een echte synestheet ben ik niet, ik ben jammer genoeg meer een soort zondagsrijder in het gebied van de gecombineerde zintuigen, een amateursynestheet. Ik vind het een jaloersmakende eigenschap. Alleen vraag ik me wel af hoe lawaaierig het leven van een synestheet is. Als een synestheet zijn ogen dichtdoet, worden dan de kleuren stil?
Voor het eerst in weken gingen Moz en ik weer naar de sneak (ik mis hem erg sinds zijn doordeweekse verhuizing naar een ver noordelijk eiland – en niet alleen omdat hij mijn filmmaatje is). Vanavond draaiden ze
We moeten vooral praktisch zijn. Niet te lang doorpraten over aarzelingen of bezwaren. De principes die in stelling worden gebracht zijn op zich natuurlijk heel loffelijk, uiteraard staan we daar van harte achter, maar we staan nu voor een serieus probleem en dat vergt een meer pragmatische aanpak. Als we ons laten belemmeren door zulke overwegingen komen we nooit een stap verder, en dat is juist in deze situatie cruciaal.
Vanavond was er voor het eerst sinds lange tijd weer een bedrijfsfeestje van XS4all. Er waren veel mensen, veel oud-werknemers ook: heerljk. Met veel mensen gepraat en met veel te weinig mensen gepraat. Het was een goed feest.
[Column voor De Praktijk.]
Vroeger, toen we nog met guldens betaalden en internet nieuw was, maakten we ons druk om de deelname, de zichtbaarheid, de rol en de betekenis van vrouwen op het net. We schrijven 1994, 1995. Er werd gloedvol gedebatteerd. Was de aanname dat vrouwen onhandiger waren met techniek eigenlijk niet erg ouderwets? Zou het feit dat het om communicatie draaide vrouwen wellicht juist stimuleren? (Of was ook dat een ouderwetse aanname?) Internet was een geweldig medium om snel informatie uit te wisselen; konden we het misschien uitbouwen tot een actie- en coördinatienetwerk?
[Gesproken column voor De Praktijk. Illustratie afkomstig van
De discussie over zelfmoord die
Het is verbazingwekkend wat een groep toegewijde vrijwilligers voor elkaar kan krijgen.
‘Je moet doorzetten, je kunt het bést,’ zeggen mensen, of ‘Anders verknoei je je hele leven!’ Dat laatste is waar, maar van een verslaving afkomen is niet alleen kwestie van wilskracht tonen, flink de tanden op elkaar zetten en keihard doorbijten.