Als het nou…?

Drie weken geleden kreeg ik plotseling pijn rechts onder mijn ribben. Steken en zeurpijn; zelfs aanrakingen deden zeer. De eerste keer dat ik iets merkte was toen ik onder de douche wilde en met mijn hand voelde of het water op temperatuur was. Er spatte water op mijn buik. Au! Huh? Spatwater dat pijn doet? Later die dag begon het te steken, zo fel dat ik steeds even verstijfde, in de loop van de dag minstens veertig keer. Nergens last van met diep ademhalen of buigen en strekken, en het leek ook niet gerelateerd aan net gegeten hebben.

Rechtsonder je ribben zit je lever. Lever, longen en botten zijn de plaatsen waar borstkanker zich meestal uitzaait. Ik vertrouwde het voor geen klap, diepte na een dag mijn patiëntenkaart op en belde voor een afspraak. Ik kon de volgende dag al terecht. (De oncologieafdeling van het OLVG is een klein wonder.) De rest van de dag en avond zeurde het in mijn achterhoofd: wat als het nou…? Concentratie weg, van werken kwam niets meer. Want wat als het nou…?

Als het nou, zou ik dan opnieuw het behandeltraject in willen? Opnieuw chemo, opnieuw herceptin? Je kunt er flink tijd mee rekken, ik weet het van veel Amazones, maar je levert ook enorm in. Je leven wordt gemedicaliseerd ver voordat de ziekte dat zou doen, en door de therapie wordt een groot deel van de gewonnen tijd uiteindelijk zieke tijd. Je hoofd raakt van slag door de farmacie; ik ben juist zo blij dat ik mijn hoofd weer terug heb. En uiteindelijk is er toch geen redden aan. Ik heb steeds gedacht dat ik bij een ongeneeslijke kanker alleen maar op het laatst pijnbestrijding zou willen, en eigenlijk denk ik dat nog steeds.

Als het nou, zou ik dan boos zijn, of verdrietig, of met terugwerkende kracht mezelf verwijten dat ik geen hormoontherapie heb gedaan? Nee. Ik heb er altijd rekening mee gehouden dat die kanker kon terugkomen en ik geloof niet zo in schuld en verantwoordelijkheid op dit vlak, wel in pech en toeval en verdomme wat jammer want ik had nog zo graag dit en zo graag dat.

Als het nou, dan moest ik dat mijn ouders vertellen. En al mijn vrienden. Oh, wat een akelig vooruitzicht. Hoe moest het met de katten, later, als ik er niet meer was? Het zijn oude zwervers, die verplaats je niet zomaar naar een ander huis, en Tweety is alleen voor mij lief. Zou ik mijn volgende boek nog kunnen afkrijgen? Mijn duikbrevet zou ik alsnog willen halen en dan voor het jaar om is ergens in een warme zee visjes kijken, dat wou ik dan ook. Veel plezier maken, Veel dingen afronden en veel dingen toch nog doen – op het nippertje.

Als het nou, dan verandert er veel – meer dan ik wil – en moet ik ineens allerlei keuzes maken, soms heel definitieve. Maar ook, zo ontdekte ik, zou ik weinig aan mijn leven willen veranderen. Wat een prettige constatering was.

De oncoloog voelde daags erna mijn lever. Die leek in orde maar voor de zekerheid kreeg ik een bloedonderzoek en een echo. Hij dacht aan gordelroos, vooral omdat aanrakingen al zeer deden. Als er blaasjes kwamen moest ik meteen bellen voor een zalfje. ‘Oh gelukkig, gordelroos!’ dacht ik, en meteen daarna: ‘Nooit gedacht dat je blij kon zijn om gordelroos.’

De echo was goed, mijn bloed ook. Het werd geen gordelroos. Wat het wel was, weet niemand, en binnen een week waren de steken gelukkig weg. Ik kan nog effies mee, in een leven dat ik erg leuk blijk te vinden.

19 oktober / MC 31 oktober 2008

Tweevoud, drievoud, viervoud

John Stewart had twee weken geleden in zijn onvolprezen politieke programma The Daily Show een item waarin McCains nieuwe plannen – een op voorhand breed aangekondigde ‘stump speech’ waarin nieuwe plannen voor ecconomisch herstel werden aangekondigd – op een bijzondere manier tegen het licht werden gehouden. Volgens Stewart was McCains speech een herhaling van eerdere standpunten. Om die stelling kracht bij te zetten, maakte het team van The Daily Show een knappe videomontage van McCains acceptatierede tijdens de Republikeinse Conventie op … en de bewuste speech van 13 oktober. Dat leidde tot ‘split screen McCain’: twee McCains die twee keer, tegelijkertijd en met dezelfde intonatie, precies hetzelfde zeiden. Split Screen McCain is hier te zien; het item begint op 9:00 en duurt iets meer dan vier minuten. ‘McCain’s supporters will be so angry when they find out he does recycle.’

Deze week maakte iemand een nog knappere montage, waarin ook Obama Barrack betrapt wordt op allerlei voorgebakken zinnen. Wat is erger dan split screen McCain? Een drievoudige Obama en een viervoudige McCain.

Schedel

De met 8601 diamanten ingelegde platina schedel die Damien Hirst heeft gemaakt – het werk heet ‘For the love of God’ en zou iets moeten zeggen over onze sterfelijkheid – is vanaf overmorgen (1 november) tot half december te bezichtigen in het Rijksmuseum te Amsterdam. Het werk komt in een speciale kamer te staan, met bewakers en camera’s en waarschijnlijk allerlei andere beveiliging eromheen: de schedel werd vorig jaar voor 50 miljoen Britse pond – 63 miljoen euro – aan een investeringsgroep verkocht. Hirst zelf was overigens een van de deelnemers van die investeringsgroep. Een mooi staaltje van eigen prijsopdrijving.

Onderstaande schedel vind ik eigenlijk veel leuker en intrigerender: hij is gemaakt van keukenspullen en stond in n een Londens park. Gemaakt van potten, pannen, lepels, vergieten en wat dies meer zij. Hirst, eat your heart skull out!

Koninginnetje

Kort na het aantreden van Palin als McCains running mate zeiden mensen dat haar benoeming een geweldige opsteker voor het feminisme was: er was met één mep een ferme barst geslagen in het glazen plafond waar vrouwen altijd tegen vastlopen. Het was inderdaad een slimme zet van McCain: met Palin aan zijn zijde bood hij een alternatief voor alle aanstaande stemmers die hun zinnen op een vrouw hadden gezet en Hilary aan hun neus voorbij hadden zien gaan. Maar Palin een opsteker voor het feminisme? Nou nee.

Haar schandalige positie over abortus nog daargelaten – niks de vrouw beslist: wie zwanger is, ook al is het door een verkrachting, zal baren; daarmee vergeleken steekt zelfs onze eigen aartsconservatieve Balkenende als een halve Dolle Mina af – is Palin eerder een blamage voor het feminisme. Ze lijdt aan mateloze zelfoverschatting, is blijkens de paar interviews die ze heeft gedaan werkelijk van niets op de hoogte, denkt zich uit elke netelige situatie te kunnen redden met een flirterige knipoog of een stralende glimlach en heeft meer belangstelling voor haar kledingkast dan voor een stevig debat. Alle nepstoerheid van op elanden jagen doet daar niets aan af.

Palin lijkt te denken dat wereldpolitiek voeren niets anders is dan een wat groot uit de kluiten gewassen huishouden bestieren. Soms vrees ik werkelijk dat ze, mocht McCain onverhoeds winnen en zij over een paar maanden ergens bij een topconferentie aanzit, haar kemphanende collega’s zal toespreken als waren het koters die om een bal vechten of ze zonder eten naar bed wil sturen. (Mijn allergrootste angst is dat ze oprecht gelooft dat die aanpak nut zal hebben.)

Zo’n vreselijke vrouw die denkt volledig op haar charmes te kunnen varen, in noodgevallen een kwinkslag maakt en denkt haar huid daarmee te redden. Zo’n vrouw waardoor je denkt: gut, die mannen hebben misschien toch gelijk. Dit exemplaar kan beter in de keuken. Vort jij. Bek houden en plastic mooi wezen.

Nu we Palin in actie hebben gezien, blijkt het allemaal nog een graadje erger. Ze heeft een ambtenaar ontslagen omdat-ie haar ex-zwager niet de laan wilde uitsturen, loog daarna glashard dat in het rapport over het geval geconcludeerd werd dat ze niet onethisch had gehandeld (het rapport meldde precies het omgekeerde), ze schafte via de partijkas een exorbitante garderobe aan en toen ze werd betrapt, giechelde ze dat die kleren van de partij waren en ze die alleen maar leende.

Een enkele vrouw die een hoge positie verwerft, maakt nog geen zomer en een glazen plafond slaat niemand in haar eentje kapot. (Anders was in Nederland na Neelie Kroes alles in kannen en kruiken geweest: diens hele carrière bestaat uit doorbraken, en ze brengt het er beter van af dan menig man.) Maar een enkele vrouw kan meer kapotmaken dan je lief is. Bij Thatcher kon je als feminist nog denken dat die zoveel vrouwelijke stemmen trok omdat al die dames zich plaatsvervangend aan haar optrokken, maar iedereen die zich aan Palin optrekt kan zelf niet veel meer diepgang hebben dan een centimeter of twee. Maximaal.

De Republikeinen schijnen een paleisrevolutie voor te bereiden. Als McCain verliest, wil een deel van de partij Palin als nieuwe leider. Wedden dat ze voor die strijd op kosten van de partij een hermelijnen mantel aanschaft en dan roept: ‘Off with his head’?

(Foto: Punditkitchen.com – Finally, a beauty queen who doesn’t want world peace.)

Herintredende overheid

De kredietcrisis werkt enorm op mijn lachspieren. Al anderhalve week sla ik de ochtend- en avondkranten giechelend open: weer een bank door een staat gered, de zoveelste bank gestut door overheidsingrijpen. De kampioenen van de vrije markt zijgen ineen als soufflés met acuut luchttekort en klampen zich klauwend aan moeders rokken vast. Veilig tussen haar rokplooien schuilend roepen ze vervolgens heel hard: ‘Nee hoor, wij zijn heus niet bang, maar ‘t is fijn voor onze broertjes, want die zijn minder sterk dan wij.’

Er zit veel leedvermaak bij mijn vrolijkheid. De topmannen met hun graaibonussen, hun gouden handdrukken en hun riante vertrekpremies vallen eindelijk door de mand, Ploep, daar gaat er weer een. Hopla, nog een. Het zou tijd worden, opgeruimd staat netjes en ga je diep, diep schamen met het kredietrood op je wangen. Winst maken met opties en shorts is niets dan handel in speculaties en in andermens’ mogelijke schulden: het is metahandel. En net zoals praten over de liefde leuk is maar je nergens komt met liefde voor de liefde alleen, is ook metahandel hooguit tijdelijk tastbaar. De geldhandel had zich losgezongen van de realiteit. (Vult u verder nog maar wat kaartenhuis- en kleren-van-de-keizermetaforen in.)

Dat ik er zo opgewekt naar kijk, komt natuurlijk ook omdat ik er geen klap aan kan doen. Daar word ik altijd wat stoïcijns van: we zien wel, vriezen we dood dan vriezen we dood. (Ik raak alleen boos en ongelukkig waneer ik denk dat ik dingen zou moeten kunnen beïnvloeden en daar vervolgens niet in slaag. Om exact dezelfde reden ben ik zelden boos op anderen en vaak op mezelf.)

Ook gewone mensen worden geraakt, ik weet het: banen op de tocht, spaargeld onzeker, pensioen niet langer gegarandeerd. Maar de machinaties van de grote geldspeculanten raakten diezelfde gewone mensen ook en tastten al langer hun bestaanszekerheid aan; eindelijk krijgen de regionen aan de top ook eens de rekening geserveerd.

Maar waar ik vooral zo vrolijk van word, is dat de staat weer herintreedt. Ineens roept iedereen om overheidsingrijpen, en warempel: toen verzameld Europa het heft in handen nam, stegen de koersen voor het eerst sinds lange tijd weer. Oh moedertje staat, wat hebben we je gemist.

En wat heerlijk dat regeringen en kabinetten wereldwijd ineens wél over geld blijken te beschikken. Jarenlang trad de overheid terug, dat zou beter voor de markt zijn, en bovendien nodig vanwege dringend moeten bezuinigen. Nu toveren regeringsleiders de ene na de andere diepe geldbuidel tevoorschijn, en al die bedrijven die eerder vals riepen ‘Als jullie ingrijpen, gaan wij lekker puh naar een ander land. Moet je zien hoe je dan zult piepen!’ hullen zich ineens in deemoed.

Het enige wat ik hoop, is dat de overheid doorpakt. Niet alleen moet ze nu fiks belasting gaan heffen over over-the-topinkomens, maar bovenal moet zijzelf flink gaan investeren, in echte, tastbare dingen. In onderwijs. In zorg. In groene energie. In kinderopvang. In infrastructuur, in verstandig vervoer, in schone productie. Zelfs in Engeland en Amerika, de bakermat van de ideologie van de vrije markt, zeggen economen van links en rechts dat de enige manier om deze crisis bestendig te lijf te gaan, is door werk te scheppen.

En sinds dit weekend kan geen enkele overheid nog zeggen dat ze daar het geld niet voor heeft. Go, moedertje staat, go!

Luctor et submergo

(Oftewel: ‘ik worstel en duik onder’. Foto van deguppen.nl: snoek in de Vinkeveense plassen.)

Ha! Vanmiddag heb ik mijn PADI brevet gehaald, ik ben nu officieel Open Water Diver. Het heeft moeite gekost maar het is gelukt.

Vorige week deed Nana haar laatste twee buitenduiken en ik mijn eerste twee. Nana slaagde die dag en met mij ging het stukken beter dan de eerste keer: die dag durfde ik wel en bleef ik rustig. Nu ja, meestentijds dan… Bij mijn tweede duik vorige week, toen we laag over de bodem zwommen, merkte ik dat ik met mijn vinnen over de bodem schraapte en pompte ik wat meer lucht in mijn trimvest. En nog een beetje toen dat niet hielp. Nu werkt lucht bijpompen altijd met vertraging en voor ik het wist schoot ik omhoog, er was geen houden meer aan, temeer daar naarmate je hoger komt de lucht in je trimvest uitzet en je dus nog meer drijfkracht krijgt. Aan de oppervlakte pompte ik mijn vest op en wou op de anderen wachten – ze weer achterna duiken heeft geen zin, het zicht in de Vinkeveense plassen was hooguit zes meter dus ik zou ze nooit terugvinden. En al wachtend raakte ik in paniek: ik kreeg weinig lucht, zowel met als zonder automaat, het water golfde steeds in mijn mond, en ik voelde me een rolmops met mijn twee duikpakken aan. In paniek raken is niet goed dus ik besloot naar de kant te gaan, wat lukte. Einde tweede duik maar gelukkig had ik er al bijna een half uur opzitten.

Maar die dag zag ik ook de dingen waarvoor ik het deed. Niet eens die snoekbaars die onbeweeglijk stil vlak voor me hing en me uitgebreid zijn rossige vinnen liet bestuderen. Nee, wat ik het mooiste vond was het moment dat de zon doorbrak en ik vanaf zeven meter diepte omhoog keek naar de waterspiegel en daar ineens een gouden plons licht over het water zag kaatsen. En – ja lach maar – de centimeters lange groene algenfranje die elegant wapperde aan het touw waarlangs we naar beneden gingen, vond ik ook adembenemend en wonderschoon. Ha. Om zulke dingen wil ik kunnen duiken.

Vandaag zou ik mijn laatste twee duiken doen. Het wordt inmiddels te koud voor buitenduiken, en de duikleraar was al zo aardig geweest speciaal voor mij een extra dag in te plannen, dus vandaag was het erop of eronder. (Welnee. Als het vandaag niet was gelukt, dan had ik het later gewoon weer geprobeerd. Maar ik wou zo graag mijn brevet halen, en ook: ik wou het heel stoer in Nederlands water halen, dat is lastiger dan in subtropisch water, dus dan kan het daarna alleen maar meevallen.)

Pakken aan, lood om, muts op, trimvest om, handschoen, laarzen, vinnen, masker, automaat – je voorbereiden op een duik is nog een heel karwei – en hop, met de commandosprong het water in. Ik was doodrustig. Geen last van moeilijk ademhalen, geen spoortje paniek. Sjouke, de duikleraar, moest me naar beneden sjorren want dalen wilde niet zo (ik had maar vier kilo lood om, ditmaal) maar eenmaal beneden ging alles goed. Water uit je masker blazen, van automaat wisselen, trimvest aan en uit (alles weer vast krijgen was lastig met die dikke handschoenen aan), zweven, je trimvest met je mond bijvullen, de gecontroleerde noodopstijging. Bingo.

En ik bleef fijn rustig. Dat gebeurt elke keer weer: wat ik vorige keer lastig of niet te doen vond, gaat de volgende keer al heel redelijk. Tegelijkertijd was ik ervan doordrongen dat een deel van mijn rust kwam doordat Sjouke er de hele tijd bij was en op alles lette: ik was de enige leerling, dat voelde buitengewoon veilig. Het enige moment dat ik de paniek voelde opwellen was toen ik mijn masker had afgenomen en weer moest opzetten: ik kreeg ‘m niet goed met die dikke handschoenen, er kwam water in mijn neus en ik kreeg het masker niet leeggeblazen. Sjouke weerhield me ervan om in paniek naar boven te vluchten.

En weer een paar prachtige momenten: een zilver, halfdoorschijnende snoek die roerloos voor een vol algen begroeide kerstboom (!) hing, al die kleine grasjes en algen en frietseltjes op de bodem die je haarscherp kunt zien, en bij de wal: de algen, de sponzen, de mossels, de smaragdkleurige schimmels. De duik was eigenlijk al voorbij toen Sjouke me bij de trap nog een garnaal wou aanwijzen. Die heb ik niet gezien maar vervolgens hebben we tien minuten lang allerlei hoogst onopvallend waterleven op twee meter diepte zitten bestuderen en ik vond het allemaal even prachtig. Volgens mij ga ik veel plezier hebben in het water.

En toen was ik geslaagd. Ook heel erg dankzij Sjouke, die me de introductieles twee maal liet doen, me een extra zwembadduik gaf en me nog ‘s apart mijn laatste twee buitenduiken liet doen. Hij bleef moed houden en me voorzichtig helpen. Een goede leraar. (En dat na ms, halfblind zijn, verlamde armen, kapot evenwicht, een hersenbloeding, kanker en chemo mijn lichaam weer goed genoeg op orde is om te kunnen duiken vind ik een wereldwonder.)

Dus nu plan ik het vervolg. ‘t Idee is om met Nana (mijn buddy) en Thijmen (haar man) in Egypte te gaan duiken. Fijn helder subtropisch water met veel fraais erin. Ik hoop op tien duiken, de eerste vier geheid met instructeur want zonder, daar moet ik nog niet aan denken. En als ik me dan later op mijn gemak voel met gewone duiken en alleen een buddy erbij, ga ik ‘s piekeren over een volgend brevet: Advanced Open Water. Bij Sjouke en Divection, als-ie me tenminste weer hebben wil :)

Onderweg maar huis kocht ik rauwe tonijn en thuis heb ik met de katten mijn brevet gevierd. Zij elk een hap tonijn, ik een hap tonijn. Submergo!

Verfrissend

Vanavond in de sneak gezien: Young at heart. Een koor studeert liedjes in en treedt op. Niks spectaculairs aan zou je denken, behalve dan dat de gemiddelde leeftijd van de zangers tachtig is en hun repertoire zich uitstrekt van Sinead O’Connor (‘Nothing compares to you’) en James Brown (‘I feel good’) tot de Ramones (‘I wanna be sedated’), the Clash (‘Should I stay or should I go’) en Sonic Youth (‘Schizophrenia’). Het tempo van de liedjes ligt soms wat lager dan in de originelen en er wil wel eens een noot niet worden gehaald, maar verdomd, het swingt en het rockt ‘n’ rollt.

Het koor heet Young at heart en is gevestigd in Northampton, Massachussetts. Dirigent Bob Cilman legt soms de zweep erover en twijfelt geregeld of het koor een nummer er wel in gestampt krijgt. Vooral ‘Yes we can can’ – dat ik het beste ken in de uitvoering van de Pointer Sisters, ik heb het bij thuiskomst meteen opgezet – baart hem zorgen. De tekst lijkt eenvoudig maar is door zijn vele herhalingen en kleine variaties een ware hersenbreker. (Mij lukt het ook niet hem foutloos mee te zingen). Maar op het eind van de film, als het koor in een uitverkocht theater staat, komt het nummer er foutloos en volkomen overtuigend uit. Ook de uiteindelijke uitvoering van James Browns ‘I feel good’, inclusief sexy openingsgil, loopt als een trein. En dan zie je daar twee tachtigjarigen een opzwepend duet doen. Hoera. Ik werd er helemaal vrolijk van.

Na een half uur ofzo realiseerde ik me iets anders. Je ziet oude mensen in de media eigenlijk altijd gekleineerd: als object van zorg, of anders worden ze afgebeeld als afgetakeld, vergane glorie, eenzaam en al half-dood. Er zit altijd veel zieligheid omheen en weinig sjeu. Zo niet bij deze mensen, zo niet in deze film. Ja natuurlijk hebben ze makke, en er gaan te vaak koorleden dood. Maar het accent ligt ergens anders: bij hun levenslust, bij hun enthousiasme, bij wat ze op de been houdt, bij hun verve, kortom: bij hun leven. Ze werden in hun volle glorie neergezet, compleet met rimpels, buiken en stramme leden. En ze swingden erbij.

Het mooiste verhaal vond ik dat van Eileen (92), die sinds kort in een verzorgingstehuis woont maar als enige bewoner een sleutel van de voordeur heeft. Eileen komt namelijk vanwege de repetities vaak zo laat thuis dat het verplegend personeel dan al ruimschoots op één oor ligt. En hulde aan koordirigent Bob Cilman. Hij had zijn koor ook eindeloos evergreens of operettehits kunnen laten zingen, maar hij kiest systematisch voor nummers waar het koor flink aan moet wennen. Uitdaging houdt jong, zo blijkt.

Gokje

Morgen wordt bekend gemaakt wie de Nobelprijs voor de literatuur krijgt. Er circuleren zoals gewoonlijk allerlei namen, waaronder – ook zoals gewoonlijk – Cees Nooteboom, Amos Oz, Margaret Atwood en Carlos Fuentes. Atwood zou ik de prijs van harte gunnen maar al een paar jaar vind ik dat Haruki Murakami ‘m verdient.

In 1992 of 1993 las ik voor het eerst een boek van hem: Hard-Boiled Wonderland and the End of the World. Ik was zo overdonderd dat ik prompt begon aan een proefvertaling, totdat ik ontdekte dat een Nederlandse uitgeverij de rechten al had gekocht. HBWEW gaat over doolhoven, het geheugen, onderaardse gangen, eenhoorns, bibliotheken, onthechte mannen en vreemde meisjes, en doet dat op afwisselend nuchtere, sprookjesachtige en absurdistische toon. Ik was overdonderd en heb daarna alles van hem gelezen, en steeds met groot plezier. De man schept wonderlijke werelden die vertrouwd en vreemd tegelijkertijd zijn, en vertelt verhalen die je niet loslaten. En hij is uiterst citabel: “…the subconscious mind is always changin’. Like an encyclopedia that keeps puttin’ out a whole new edition every day.” (uit HBWEW)

Op 28 oktober aanstaande organiseert de SLAA overigens een avond over Murakami in de Balie, Amsterdam.

Tussen goed en kwaad

Tijdens de chemokuren – inmiddels alweer twee jaar geleden afgerond, time flies when you’re healthy – hoorde ik op mijn favoriete patiëntenforum geregeld dat ik moest oppassen met crèmes en smeerseltjes. Daar zaten vaak oestrogenen in en omdat mijn borstkanker hormoongevoelig was, kon ik die beter mijden. De oncoloog bevestigde het bij navraag. Je hoefde niet meteen in paniek te raken als je ‘s een keer lotion of crème met veel oestrogenen gebruikte, maar inderdaad, sommige smeerseltjes waren minder verstandig.

Kippig als ik inmiddels raakte, bestudeerde ik bij supermarkt of drogist de minuscule lettertjes van dozen en verpakkingen. Raar eigenlijk dat er geen goede lijsten van mijdcèmes zijn. Maar laatst stuitte ik op een groter probleem, waar niemand me ooit op heeft gewezen.

Sinds de overgang zich een paar jaar geleden aankondigde, denk ik geregeld: meer kalk erin kind, da’s goed voor je: botontkalking is een klassiek vrouwenprobleem. Melk vind ik niet lekker, sojamelk wel, dus kocht ik dat. Extra goed voor vrouwen in de overgang, belooft de verpakking zelfs.

Totdat ik toevallig ontdekte dat sojaproducten bomvol natuurlijke oestrogenen zitten. Sterker, dat is juist de reden waarom het spul als gezond wordt aangemerkt en goed wordt geacht voor overgangende vrouwen.

Whoops. Voor wie een hormoongevoelige borstkanker heeft gehad, is sojamelk dus juist niet aan te raden. Zeker niet wanneer je, zoals ik, na rijp beraad hebt besloten af te zien van hormoontherapie: ik kan extra hormonen beter mijden want wat mijn lichaam zelf aanmaakt is eigenlijk al te veel. Ik laat de sojamelk tegenwoordig in de schappen staan en kauw in plaats daarvan ‘s morgens een kalktablet.

Is het niet raar dat ik daar toevallig moest achterkomen? Na enig onderzoek bleken veel meer voedingsproducten natuurlijke oestrogenen te bevatten. Soja staat op eenzame hoogte, maar ook alfalfa, linzen, kikkererwten, gist, zeewier, zonnebloempitten en veel granen bevatten natuurlijk oestrogeen – toevallig juist allemaal voedsel dat als erg gezond te boek staat. Sindsdien aarzel ik aldoor een beetje als ik bij N & T op bezoek ga. Die koken immers vegetarisch: veel bonen, veel soja, veel tofu. Moet ik ze nu waarschuwen geen tofu te gebruiken als ik kom eten? ‘t Zal niet zo’n vaart lopen, stel ik mezelf gerust, zo vaak eet ik nu ook niet bij ze. Mazzel dat ik zelf niet vegetarisch ben.

Maar ‘t is wel raar. Voor crèmes worden borstkankerpatiënten gewaarschuwd, over natuurlijke oestrogenen in voedsel hoor je eigenlijk nooit iemand. Waarom zijn er geen handige lijsten van voedsel dat je in ons geval beter niet in grote hoeveelheden kan nemen? Zeker omdat het over voedsel gaat dat over het algemeen als een goede en bewuste keus wordt versleten, en nogal wat vrouwen na borstkanker willen overschakelen op een ‘gezonder’ dieet, lijkt me dat geen overbodige luxe.

Misschien is het een broodje aap, dat kan ook. Maar dan nog zou ik er graag meer over willen kunnen vinden. Paniekverhalen als zou je borstkanker van deodorant krijgen, worden immers ook uitgebreid behandeld (en ontkracht) op de site van het KWF en op borstkankersites. Misschien zijn de hoeveelheden oestrogenen in soja heel acceptabel, ook voor ons. Dat zou best kunnen. Maar ik kan er amper informatie over vinden. Kan iemand daar eens zijn licht over doen schijnen?

24 september 2008 / MC, 3 oktober 2008

Update, 5 oktober

Bij De Amazones werd ook gereageerd op deze column, en de conclusie die ik uit die discussie trok is deze: een beetje soja kan helemaal geen kwaad. Wat je als (ex-)borstkankerpatiënt met een hormoongevoelige tumor echter niet moet doen, is sojapillen als voedingssupplement slikken – wat sommige vrouwen doen in de hoop overgangsklachten te verzachten.