Vloeken helpt

Wie zich bezeert en dan vloekt, voelt minder pijn dan wie niet vloekt of wie neutrale woorden gebruikt, zo blijkt uit een Brits onderzoek dat vandaag werd gepubliceerd:


The study, published today in the journal NeuroReport, measured how long college students could keep their hands immersed in cold water. During the chilly exercise, they could repeat an expletive of their choice or chant a neutral word. When swearing, the 67 student volunteers reported less pain and on average endured about 40 seconds longer.

Although cursing is notoriously decried in the public debate, researchers are now beginning to question the idea that the phenomenon is all bad. “Swearing is such a common response to pain that there has to be an underlying reason why we do it,” says psychologist Richard Stephens of Keele University in England, who led the study. And indeed, the findings point to one possible benefit: “I would advise people, if they hurt themselves, to swear,” he adds.

(via BoingBoing: ‘Swearing mitigates pain’.)

Oh dammit…

Afgelopen nacht is Simon Vinkenoog overleden. Nu zou hij 81 worden deze maand, dus helemaal onverwacht is het niet en de man heeft een geweldig rijk en brisant leven gehad, maar toch schrok ik even.

Eerder deze maand werd hem een been afgezet en ik werd helemaal blij over zijn verhalen erover. Ja natuurlijk was het naar en onhandig maar de wereld verging niet, hij had nog steeds zin in het leven, de liefde, het plezier en de recalcitrantie. Hij sprak er heerlijk nuchter over: ‘nou ja een been kwijt, we zien wel,’ zo zonder gehuil en niks van oh zo zielig. De man spatte van levenslust. Dat deed me erg deugd.

En hij ging me sowieso aan. Ik ben hem geregeld tegengekomen, met zijn vrouw: Edith. We spraken wel eens, en ik werd er altijd erg blij van te zien hoe die twee van elkaar hielden. Dat was opwekkend en lavend. Mooi, vrolijkmakend. Ze deden elkaar goed en ze eerden elkaar. Mensen die beter werden door elkaars aanwezigheid. En nu moet Edith alleen verder. Och arme meid… Je hebt een goede vent gehad. Ik denk aan je, ik denk aan hem.

Zelfmoord II

Er is al maandenlang een mooie, bijzondere en soms hartverscheurende discussie over zelfmoord gaande op deze site, waarin mensen die de zelfmoord dichtbij zijn met elkaar spreken en mensen die zelfmoord niet begrijpen met veel respect meepraten over hun eigen reserves en hun eigen leed, hoeveel moeite dat ze ook kost. Ik vind het een klein en te koesteren wonder dat al die mensen hier zo in gesprek raken over hun problemen, hun aarzelingen, hun angsten en hun woede. Meestal gaat het goed, hoewel een enkele keer de emoties hoog oplaaien of ineens iemand niet echt meer luistert maar vooral met ‘adviezen’ komt.

Die discussie is nu zo lang geworden dat de betreffende pagina uit zijn voegen barst: er zijn inmiddels al bijna 900 reacties, mijn website zucht en kreunt eronder, en de pagina moet eindeloos laden voor je verse reacties ziet.

Dit bericht is bedoeld als een verse start. Ga vooral door met lezen en reageren: ik wil de discussie juist niet onderbreken, alleen maar hanteerbaarder maken. Wie de vorige bijdragen wil lezen, kan dat hier doen. Spreek, lees en schrijf vooral verder. Het mag hier, het kan hier, het is hier welkom. Schrijf je verhaal of je reactie hieronder.

Lost in het nieuws

Kortgeleden bemachtigde een Boliviaanse tv-zender twee dramatische foto’s van het Air France-vliegtuig dat enkele weken daarvoor was verongelukt. Op de eerste foto, genomen vanuit de cabine, zag je mensen in paniek naar de zuurstofmaskers grijpen die uit het plafond waren neergedaald; de staart van het toestel is afgebroken, een groot gat gaapt achter de passagiers. De tweede foto is nog heftiger: je ziet hoe iemand door het luchtdrukverschil uit het vliegtuig wordt gezogen en het blauwe niets wordt ingeslingerd.

Beide foto’s werden herhaaldelijk getoond terwijl de nieuwslezeres de gruwelijke details beschreef. De camera waarmee de foto’s waren gemaakt, was aan de hand van het serienummer geïdentificeerd en de eigenaar ervan was inmiddels achterhaald: ene Paulo G. Muller. Muller liet een vrouw en twee kinderen na.

Vlak daarna nam een Poolse zender het nieuws over. Ook BNR Radio had de primeur en wist op haar website te melden dat ze deze foto’s van ‘een betrouwbare bron’ had ontvangen.

Alleen klopte er niets van. Het Air France-toestel is ’s nachts verongelukt en op de foto’s is de lucht helblauw. De foto’s waren in widescreen. De vrouw vooraan die op de eerste foto naar een zuurstofmasker grijpt, draagt handboeien en lijkt verdomd veel op actrice Evangeline Lilly. De foto’s waren stills uit de tv-serie Lost.

Dezelfde foto’s zijn al eerder als authentiek verspreid: de Braziliaanse blogger Carlos Cardoso claimde in september 2006 dat ze waren genomen in een Braziliaans toestel dat boven de jungle was neergestort na een botsing met een privévliegtuig. Ook toen trapten een paar zenders in de val. Cardoso wilde aantonen dat onze nieuwshonger makkelijk verhindert dat we kritisch nadenken. Een vliegtuig stort neer, de luchtdruk valt weg, en de inzittenden gaan foto’s maken? Kom nou. Research naar serienummers en eigenaars? In beide vliegrampen stond er helemaal geen Paulo Muller op de passagierslijst. Betrouwbare bron? Welnee. Zo snel mogelijk doorzetten naar uizending en website, uit angst dat de concurrentie je voor is en een ander je ‘primeur’ voor je neus wegkaapt.

Dat Cardoso juist Lost koos als testcase, maakt de affaire wrang geestig. Lost speelt in alles met de scheidslijn tussen waarheid en fictie, tussen spel en realiteit. De serie strekt haar vingers steeds over de rand van het beeldscherm heen en klauwt zich de echte wereld binnen. Bedrijven uit de serie blijken heuse websites te hebben, ze adverteren in de krant, een boek dat een ‘passagier’ uit Lost heeft geschreven is daadwerkelijk gepubliceerd en staat bij Amazon te koop. En ook de personages uit Lost weten geregeld niet zeker of ze hun eigen ogen wel kunnen vertrouwen. En nu werden scènes uit Lost zelf voor waar versleten en als nieuws gebracht. Verder kun je het haast niet schoppen als tv-serie, dunkt me.

Maar het zijn niet alleen de media die zich laten beduvelen. De foto’s werden door talloos veel mensen naar anderen doorgestuurd: ‘Oh kijk eens! Dit is er gebeurd! Wat vreselijk, niet?’ Er is kennelijk een schreeuwende beeldhonger, en intussen zijn we zo doodgegooid met overtuigende maar in elkaar gezette beelden dat we, in onze zucht naar meer en erger fictie voor realiteit willen verslijten.

‘Als we geen beelden hebben is het geen nieuws,’ zeggen verslaggevers wel eens. Dat lijkt inmiddels een achterhaald standpunt. Als er geen beelden zijn, is het niet gebeurd,. Als er geen beelden zijn, is het niet erg.

(Met dank aan L. voor de tip.)

Programma HAR bekend

Sinds vandaag staat het programma voor HAR online. In vier dagen tijd (van 13 t/m 16 augustus) zijn er meer dan 100 lezingen en tal van workshops. Kaartjes kosten tot 20 juli 185, daarna vervalt de early bird korting en zijn ze 205 euro. Bestellen kan hier.


The moment everyone has been waiting for has arrived! We are proud to present the HAR2009 program: more than 100 talks on technology, encryption, surveillance, privacy, vintage hardware, free content, environmental issues, lock picking, open source software, DRM, censorship and more. The list of talks is long, and it is quite impossible to zoom in on each of the talks in this short announcement. However, we’d like to highlight some of our favorite talks. And do feel free to dive into the program and explore what’s there.

The program is headlined by Wikileaks exposing the inner workings of state and corporate power. Facing legal actions, censorship, assasinations and other unpleasantries, Wikileaks aims to publish information that is being repressed for whatever reason. In their talk, Wikileaks will explore the stories behind some of the most interesting leaks and present the Most Wanted Leaks of 2009. The importance of leaking and the relation to the brewing climate of censorship worldwide will be followed by an analysis about how the media shapes and creates history.

Today, electronic surveillance is ubiquitous. The Electronic Frontier Foundation (EFF) will look at the situation in the United States, and explain how the lessons that they learned might translate to the European situation. Recently, the EFF introduced a set of guidelines for individuals to protect themselves from surveillance (the Surveillance Self-Defense project), to opt-out of some of the regulations and practices that one might find objectionable or inappropriate. They do this by explaining relevant laws and introducing technological countermeasures, as well as comparing the relative security of different technologies people use in everyday life to ward off government surveillance.

Finally, we’ll have a really interesting series of talks that deal with one of the last bastions of apparent security: the GSM network. For over a decade, people have been lulled into a false sense of security regarding their conversations and communication over the GSM network. Voice communications are encrypted using the A5 encryption algorithm. Initally not disclosed, the algorithm was reverse engineered almost 10 years ago. The first of the three talks will look at the current state of attacks on this algorithm. The second talk will introduce airprobe, a suite of software and hardware (based on GNURadio) that can be used to sniff and then analyze GSM transmissions. And if that wasn’t enough, the last talk will present openbsc: a open stack of software that can be used to set up your own GSM base station.

This is only the top of the proverbial iceberg, and besides lectures expect to see a Capture-the-Flag contest (where the objective is to capture a virtual flag hidden on a server by breaking into the server), a panel discussion on copyright and the entertainment industry with representatives from `the dark side’, workshops on electronics, reprap rapid prototyping, hacker jeopardy, a cartoon quiz and more.

Prosumers

(Het derde nummer van [xtra], een nieuw blad van XS4all, is zojuist verschenen en gaat over netwerken. Bij deze mijn column voor het blad. [xtra] staat ook online, op www.xs4all.nl/xtra/editie3/index.php/.)

Bedrijven zijn licht huiverig om het sociale web te gebruiken, en laten netwerksites, gebruikersfora, wiki’s, twitter en blogs liever links liggen. Ze gebruiken internet hoofdzakelijk als broadcast: een medium om hun ideeën en producten onder de aandacht van consumenten en afnemers te brengen. Internet is voor hen au fond een veredelde reclamevitrine: hier kunt u zien wat wij hebben en wat we doen. De meer ambitieuzen onder hen dromen stiekem dat hun leuke filmpje of geweldige idee door de massa wordt opgepikt en als viral campaign de wereld over gaat, maar ook zij zien internet eigenlijk vooral als doorgeefluik. Zij zijn de zenders, de (aanstaande) klanten de ontvangers.

Het is een denkwijze die klanten, consumenten en afnemers een passieve rol toekent. Maar de crux van internet is dat iedereen overal zijn zegje kan doen en kan terugpraten: niet alleen tegen je, maar ook óver je. Klanten en gebruikers vertellen elkaar tegenwoordig publiekelijk wat ze van producten en diensten vinden. Daar worden al geruime tijd speciale sites voor gebouwd: webstekken waar mensen hun oordeel kunnen geven over hun aangeschafte spullen, de school van hun kinderen, de service van hun bank of het restaurant waar ze gisteren aten. Door nieuwe technieken kost het steeds minder moeite om aan de lopende band zulke oordelen te geven. Beoordelen wat ik vind van een stukje dat ik net las of van een muzieknummer dat ik net hoorde, doe ik tegenwoordig terloops. Even op een knopje drukken, klaar.

Schrijvers, acteurs en musici zijn zulke publieke beoordelingen gewend, opgevoed als we zijn met recensies, juries en top-tiens. Maar bedrijven en instellingen vinden het doodeng, al die terugpratende consumenten, en ze faciliteren het zelden, laat staan dat ze zichzelf actief bemoeien met pratende klanten. Ze zijn bang dat ze de controle verliezen, dat luidruchtige klagers hun reputatie kunnen schaden of dat aanstaande afnemers terugdeinzen als ze zien dat er discussie is over een product of dienst.

Die huiver is achterhaald. U bent de controle namelijk allang kwijt. Niemand – geen enkele overheid, onderneming, instantie of beroemdheid – is tegenwoordig nog in staat de informatie over hun diensten of activiteiten te beheersen. Minister Klink kan nog zo vaak zeggen dat het elektronisch patiëntendossier geweldig is, toch heeft een half miljoen Nederlanders verzet aangetekend, en als de ING blundert met de nieuwe passen voor oud-Postbankklanten (die werken geregeld niet in het buitenland) heeft ontkennen heus geen enkele zin: vijf minuten zoeken op internet of even vragen op twitter, en je vindt binnen de kortste keren andere slachtoffers.

Klanten zijn geen consumenten meer, ze produceren immers ook iets: ze maken (of breken) reputaties, ze wisselen tips uit over producten of diensten, ze breiden het gebruik van producten uit en voegen iets toe aan de informatie die ze gekregen hebben. Dus ja, als bedrijf of onderneming kun je maar beter zelf een forum oprichten voor je dienst of product, of deelnemen aan fora waar je spullen worden besproken. Want niets is zulke goede reclame als kritiek, een klacht of een vraag die door het bedrijf zelf publiekelijk wordt opgenomen en adequaat wordt behandeld. Bovendien leer je als ondernemer of instantie ontstellend veel van het meelezen met je klanten: pas dan snap je waar zij over struikelen, wat zij waarderen, en welke uitbreidingen of aanpassingen ze graag zouden willen zien. Het is een gratis consumentenpanel, een ideeënbus en een klantenbinder ineen. Plus dat het fijn modern oogt.

Mankepoot

[Gesproken column voor De Praktijk, Radio 1 (Avro), elke dag tussen 13:30 en 14:30.]

Ineens had ik een mankepoot in huis. Michael, een van mijn twee katten, kon niet meer op zijn achterpoot staan en hinkelde deerniswekkend op drie voetjes rond. Soms viel-ie zelfs om. Er was geen wond te zien en ik mocht het zere pootje ook gerust aantaken en bevoelen, maar erop staan: nee, dat ging niet.

Nadat ik het twee dagen had aangezien, besloot ik met ’m naar de dierenarts te gaan. Mogelijk had-ie iets gebroken. Prompt liet Michael zich niet meer zien, het overtuigende bewijs dat katten telepathisch zijn. Pas anderhalve dag later dook-ie op, hinkend en wel.

Hij was woedend dat ik ’m in een kooi stopte en ik was al bijna even overstuur. Het lastige is dat je zo’n diertje niet kunt uitleggen dat iets weliswaar naar is, maar heus werkelijk waar voor z’n eigen bestwil. Katten hebben geen besef van het verschil tussen korte termijn en lange termijn, van nu even doorbijten voor een beter later.

De dierenarts inspecteerde Michael en keek wat zorgelijk. ‘Hm, hij heeft een ruisje aan zijn hart, een van zijn hartkleppen functioneert niet goed.’ Visioenen van open-hartoperaties schoten voorbij. Ow, arm katje. Ik dacht aan korte en aan lange termijn en zei ferm: ‘Dat is erg jammer, maar dat laten we maar zo.’

Je leest wel eens over huisdieren die chemotherapie krijgen, of die aan de nierdialyse gaan. Ik vind dat ronduit pervers. Bij mensen rekken we het leven ook, maar die kunnen – hoe moeilijk dat ook is – tenminste hun eigen afweging maken tussen hoop & vrees, tussen leed nu & perspectief voor later: is die zware behandeling ze het waard?

Michael was verder picobello in orde en ook de dierenarts kon niets aan zijn poot zien. We besloten tot een röntgenfoto. ‘Mogelijk heeft-ie een gebroken teentje,’ zei de dierenarts. ‘Wat doe je met gebroken kattenteentjes?’ vroeg ik hem. ‘Gips eromheen?’ ‘Nou,’ zei de dierenarts, ‘meestal kijken we het even aan maar als hij pijn blijft houden, is amputatie de beste oplossing.’

Whoops. Dat was schrikken! Pal daarna realiseerde ik me de logica: peesjes en botjes in kattentenen zijn zo klein, daar is geen opereren aan, en liever een kat met één teen minder dan een kat die mankepotend en met pijn het leven door moet, en die buiten niet meer kan wegkomen voor de buurtkatten.

Ik dacht aan Kim, mijn eerste kat. Die leefde maar door. Haar ogen werden troebel, ze hield zichzelf niet meer schoon, haar achterpoten verloren kracht. Soms zakte ze zomaar in elkaar. Weken, nee maanden, heb ik gedubd. Wanneer moest ik ingrijpen? Hoe kun je inschatten hoeveel pijn een dier heeft? Als ze snorrend op mijn schoot zat, dacht ik: ‘Die kan nog wel even mee’, en: ‘Laat ik mijn gehechtheid aan haar nu niet prevaleren over haar leed?’ En al die tijd wist ik: als ik haar was geweest, had ik het allang genoeg gevonden. Maar zoiets voor een ander besluiten, zelfs al is het een kat, is aanzienlijk zwaarder dan voor jezelf beslissen.

Michael ging onder het röntgenapparaat. De dierenarts en een assistente hielden hem met z’n tweeën in bedwang en in positie. Het zag er vreselijk zielig uit. De foto’s waren goed, geen breuk te bekennen. Afwachten dus maar.

Inmiddels loopt-ie stukken beter. En ik, ik pieker nog steeds over de vraag wanneer een medische ingreep verstandig is, en wanneer je iets maar gewoon op zijn beloop moet laten. Bij mens of kat.

Katjes in de voorhoede

Natuurlijk is Mouhavi geen echte hervormer – dan had-ie ’t nooit tot kandidaat geschopt. De Raad van Hoeders bepaalt immers welke aspirant-presidenten op de kieslijst mogen staan, dat filtert behoorlijk uit. Maar ik geloof niet dat de Iraanse bevolking alle heil van Mousavi verwacht. Het was meer dat ze eindelijk eens tegen Ahmajinedad konden stemmen. Al dagen voor de stembussen open gingen, werd er feest gevierd op straat.

En ineens sloeg de vlam in de pan, in een serie van kettingreacties. Het is een fascinerend en angstig schouwspel. Tienduizenden mensen op straat, en ineens zien wij het allemaal live gebeuren. Ik geloof geen seconde dat het protest zich via internet organiseert – mond-tot-mond reclame en sms’jes zijn veel effectiever – maar internet maakt wel dat het nieuws over wat er gebeurt zich zoveel makkelijker verspreidt. Ineens hebben gebeurtenissen die eerder alleen lokaal getuigen hadden, een wereldpubliek.

De Iraanse overheid probeert allerlei internetdiensten af te sluiten, maar slaagt daar niet goed in: buitenlanders beginnen proxies, verzinnen listen en bouwen technische omwegen die ze mensen in Iran aanbieden.

Maar er zijn grenzen aan wat het regime kan. Als ze een demonstratie te hard uiteendrijven, maken ze enerzijds weliswaar een boel mensen bang maar anderzijds wordt daarmee voor evenzoveel anderen een grens gepasseerd: je schiet geen meisjes dood. Verelendung in een notendop.

Hetzelfde dilemma heeft het regime met internet. Je kunt wel de toegang tot alle blogs, al het nieuws en alle twitterfeeds blokkeren, maar internet wordt voor zoveel dingen gebruikt dat je daarmee ook iedereen tegen je in het harnas jaagt die a-politiek gebruikt maakt van diezelfde diensten. De enige manier om alle nieuws over het Iraanse verzet verzet te weren, is om Blogspot en Facebook in zijn geheel af te sluiten, ook voor de mensen die er alleen maar recepten of roddels uitwisselen. Maar zo wek je uiteindelijk alleen maar meer weerstand op, ook in kringen die niet geneigd zijn tot verzet. ‘Hoezo mag ik niet meer met mijn vrienden chatten? Ik zeg tot helemaal niks over politiek? Mag gewoon praten dan óók niet meer? Ja hallo!’

Gebruik een dienst voor alles – voor politiek nieuws, voor het uitwisselen van grappige foto’s van kittens en voor weerberichten – en juist daardoor wordt zo’n dienst onaantastbaar. Opstandberichten gaan in dezelfde stroom mee als de vertrouwde dagelijkse kout. Op internet staat het fenomeen bekend als de Cute Cat Theory, maar het is dezelfde vuistregel als waarop guerillastrijders zich baseren: duik onder in de massa, gebruik de mainstream. Dan ben je niet meer te identificeren en zijn de sociale kosten om je uit te schakelen te groot. Sterker, elke poging je af te knijpen raakt zoveel buitenstaanders, dat steeds meer mensen hun buik vol krijgen van de opgelegde beperkingen en beknottingen. Zo worden onschuldige katjes de beschermengels van het verzet.

Ik lees op internet, en probeer de katjes weg te filteren want ik wil weten over Iran. Wat ik toen las was dat Nokia en Siemens een contract zijn aangegaan met de Iraanse overheid: ze leveren software die het regime in staat stelt directer af te luisteren op internet. ‘We overschrijden daarmee geen enkele wet,’ zeiden Nokia en Siemens. Wellicht niet. Maar ze helpen wel katjes en opstandelingen uit elkaar te houden. Die twee bedrijven verdienen een levenslange boycot.

Vreemde vogels

Gesproken column ter opening van de Queer Kick-off BiTransdag in Den Haag, eerder vanmiddag.]

QueerBiTrans. Vreemde eenden in de bijt. Mensen die van twee walletjes eten en mensen die niet horen in het geslacht waarin ze zijn geboren. En die gaan nu samenwerken.

Wat deze mensen gemeen hebben, is dat ze oplopen tegen de grenzen van sekse en geslacht; zij wonen in een grensgebied waarvan het bestaan meestal wordt ontkend. We zijn óf dit, óf dat: man of vrouw, hetero of homo. Hom of kuit moeten we hebben, in de uitersten moeten we wonen. Hom of kuit moeten we zijn.

Iedereen vindt maar altijd dat we kleur moeten bekennen, maar op curieuze wijze betekent ‘kleur bekennen’ gewoonlijk dat we geacht worden zwart of wit te zijn, elkaars diapositief. We zijn het één of het ander, en nooit ‘s een beetje van allebei. Mengen is geen gemeengoed in onze cultuur. Laat staan dat je zomaar wat kunt dwalen, het terrein mag verkennen, of geregeld wat heen & weer kunt reizen tussen die op voorhand gedefinieerde uitersten. Vreemde vogels.

Ik vind het geweldig dat deze twee groepen gaan samenwerken. Twee groepen die overigens her en der overlappen, want natuurlijk heb je transen die ook bi zijn en biseksuelen die transgender zijn, ook dát is helemaal niet zo zwart/wit.

Waarom is die samenwerking een goed ding? Inhoudelijk zijn er sterke overeenkomsten. We lopen, zoals gezegd, allemaal tegen de grenzen van sekse en gender op. Maar er zijn ook grote verschillen. Waar biseksuelen gewoonlijk minder om sekse geven, om iemands fysieke geslacht, is juist dat fysieke geslacht – of beter gezegd, de mismatch daarin – het alfa en omega van transseksualiteit.

Tegelijkertijd zijn er – en dat is voor mij een cruciale notie – binnen de mensen die we als ‘groep’ definiëren, ook grote verschillen. De ene trans is de andere niet, de ene bi niet de andere. Sommige transseksuelen willen niks aan sekse morrelen, ze willen alleen emigreren naar het andere geslacht. Andere transen willen dat hele sekseverschil juist liefst opblazen, als het kan een beetje feestelijk, met vuurwerk en toeters en malle hoedjes, en met een goede fles champagne erbij. Sommige biseksuelen zijn hartstikke queer, andere zo behoudend als maar kan. Je hebt anarchistische bi’s en PVV-stemmende bi’s; sommigen houden van klassieke muziek en anderen alleen van punk of metal. je hebt transseksuelen die gelukkig worden van huisje-boompje-beestje en transseksuelen die daar gillend van wegrennen.

Maar met al die onderlinge verschillen en onderlinge overeenkomsten, met al onze uiteenlopende affiniteiten en antipathieën, hebben we ook gemeenschappelijke belangen. De voornaamste daarvan zijn: morrelen aan de gedachte dat er maar twee seksen bestaan, bij uitsluiting van al het andere; morrelen aan de gedachte dat sekse en seksuele voorkeur onwrikbaar en eenduidig zijn; en tenslotte: morrelen aan de gedachte dat ieder mens eens en voor altijd vast ligt.

Wees flexibel. Blijf open. Ben veranderlijk. Vergeet nooit wie je gisteren was en wie je morgen wilt zijn. Vier het verschil, en geniet van de overeenkomsten.

Wees een vreemde vogel. Ik wens u een behouden vlucht.

Terughoudendheid

[Gesproken column voor De Praktijk, Radio 1 (Avro), elke dag tussen 13:30 en 14:30.]

Drie weken geleden kreeg mijn moeder een nieuwe knie. Haar eigen knie is er letterlijk uit gezaagd en werd vervangen door een namaakgewricht van plastic en staal. Ze is een dag vreselijk beroerd geweest: hoge koorts en veel pijn. Vijf dagen na de operatie kon ze alweer lopen en mocht ze het ziekenhuis uit.

Ik vond het ronduit een mirakel. Nee, een dubbel mirakel. De ingreep was een wonder van medisch vernuft: zo maar een hele knie vervangen. Maar ’t was ook een wonder van menselijke veerkracht. Woensdag had ik mijn moeder nog als een wrak in haar ziekenhuisbed zien liggen. Je gaf werkelijk geen cent voor d’r: dun stemmetje, afwezig, bezweet van de koorts en met een dik verpakt been dat al pijn deed als je ernaar kéék. Aan ’t eind van diezelfde week liep ze zonder stok thuis en moesten mijn vader en ik haar manen om nou eindelijk ’s te gaan zitten.

Op zulke momenten denk je eventjes dat de geneeskunde echt alles kan.
Maar als het niet over de mechanica van het lichaam gaat, is het medisch bedrijf aanzienlijk minder straightforward. Lichamen zijn buitengewoon complex, en bovendien doorkruisen en beïnvloeden allerlei processen elkaar en haalt de ene verandering of afwijking de andere uit, in een soort kettingreactie. Er zijn veel ziektes waar we – zelfs al zouden we ze helemaal begrijpen – eigenlijk bitter weinig aan kunnen doen. Meer dan pappen en nathouden zit er vaak niet in. Rekken. Symptoombestrijding. De zaak zo lang mogelijk leefbaar houden. En dat is dan al heel wat.

Professor Dunning pleitte in dit programma deze week daarom voor meer terughoudendheid van artsen; Hij wil graag dat de geneeskunde haar eigen onmacht openlijker toegeeft. Hij heeft volkomen gelijk.

Alleen: dat is buitengewoon moeilijk. Als arts moet je dan je eigen vak sterk relativeren. Da’s natuurlijk een rare psychologische knoop. Want wie zegt er nou: ‘Hoor ‘s, ik ben erg goed in mijn vak, maar mijn vak stelt veel minder voor dan u denkt’? Bovendien: je patiënten hopen zo hartstochtelijk dat jij ze kunt helpen, dat jij hun lichaam op orde kunt brengen waar dat lichaam het zelf laat afweten. Probeer het maar eens: iemand recht in de ogen kijken en zeggen dat je niet veel voor hem of haar kunt doen.

Toch moet het, denk ik. We dokteren nu te vaak en te lang. We hopen te makkelijk dat we ziektes teniet kunnen doen, verval ongedaan kunnen maken en gebreken kunnen verhelpen. Soms weet de geneeskunde zodoende iemands leven fors te rekken, maar daar hangt een stevig prijskaartje aan. Je leven raakt gemedicaliseerd. Je besteedt je tijd en energie aan ziekenhuisbezoek, aan weer een onderzoek, aan toch nog maar een nieuw medicijn proberen, aan wachten op uitslagen, aan bang zijn dat je bloedwaardes weer zakken of stijgen, aan hopen op betere tijden.

Soms is streven naar verzoening een betere weg, vermoed ik. De blik eindeloos richten op genezing maakt dat we verleren hoe we het beste kunnen maken van wat ons rest en wat er is. Het is een weddenschap met de toekomst die ons het zicht beneemt op het nu. Zo wordt hoop een verfijnde marteling.