Bij dokter W somde ik op wat me dwars zat. Ik geloof nog steeds dat die depressie uit de medicijnen is geboren, maar wat je vervolgens in dat chemische zwarte gat stopt is altijd je eigen ellende, en ik kwam er niet meer uit. Dokter W is een goede psychiater en een halve vriend, dat scheelt veel uitleg en te bevechten vertrouwen.
De lijst was fiks. Dat ik nog zo lang behandeld moest worden. Dat ik het zo vreselijk vind voor mijn ouders dat ik ziek ben en zij bezorgd over me zijn, ik ben het enige kind dat ze nog overhebben sinds mijn broer met de noorderzon is vertrokken, ik moet hun verdriet aan ze goedmaken, en ik wil er nog zo graag zijn als zij hulp nodig hebben en iemand die hun hand vasthoudt. Dat ik het zo moe ben dat mijn lichaam steeds opnieuw ernstige gebreken vertoont en ik mijn leven steeds maar op mijn fysiek moet bevechten.
Dat mijn hoofd het nu maar weer moest doen want mijn lichaam was al bijgetrokken. Dat ik toch echt aan het werk moest want mijn opdrachtgevers waren al zo coulant geweest. Het enigszins gênante besef dat ik bij dit alles zo graag de ‘goede’ patiënt wil zijn, eentje die niet zeurt en alle informatie aankan en er heet van de naald interessante stukjes voor buitenstanders over schrijft, eerlijk maar lekker onthecht en van sentiment ontdaan. Dat ik geen troost mocht zoeken bij die ene bij wie ik dat wil want dat is een verboden liefde.
Met zachte hand gestuurd door de vragen van dokter W hoorde ik het eindelijk zelf. Mijn litanie was er een van ‘ik moet, ik moet, ik mag niet, ik moet, ik moet, ik mag niet…’ Mijn oncoloog had het nota bene eerder doorgehad dan ikzelf, die had tijdens het laatste gesprek gezegd dat ik gerust liever voor mezelf mocht zijn, en ik vond dat een schattig doktersvoorschrift maar ik moest gewoon aan het werk. Moz en Tanja hadden me al maandenlang hetzelfde voorgehouden, dan knikte ik dat er wel wat in zat, maar pas nu viel het kwartje.
Ik zat klem tussen mijn geboden en mijn verboden. Ik had van alles in mijn leven dat leuk en lief en mooi is, een serie strenge regels gemaakt en gaf mezelf nooit ‘s vrij.
Daags erna nam ik een uitnodiging aan om bij vrienden te eten. Zulke invitaties had ik wekenlang afgeslagen omdat ik vond dat ik eigenlijk moest werken waar vervolgens niets van kwam, zodat ik én geen leuke avond had gehad en niet had gewerkt en weer twee dingen erbij had die ik mezelf kwalijk nam. Die dag ruimde ik voor het eerst met plezier wat klusjes uit de weg, en als bonus kreeg ik ‘s avonds van de vriendin, die ik het verhaal deed over de ontdekking van mijn stelsel van do’s and don’ts – ze is Brits, dus alles ging in het Engels – de geweldige tip to do some of your don’ts and to don’t some of your do’s.
De afgelopen week klaarde ik met de dag op. Ik deed een don’t, ik liet wat do’s na, en vrijdag wilde ik iedereen wel omhelzen van opluchting.
Over een week ga ik weer aan de herceptin. Tuimel ik dan weer het zwarte gat in, dan wil ik het spul nooit meer – ook al was dit de meest leerzame depressie van mijn leven.
Twee dagen kunnen lang zijn. Al twee dagen loop ik me te pletter tegen deze column, ik wist precies waar-ie over moest gaan maar ik kon me er hoegenaamd niet toe zetten. Eindeloos uitstellen, eindeloos niet willen en niet kunnen, en tegelijkertijd weten dat het toch moet – beloofd is beloofd, en als je iets niet kunt moet je dat langer van te voren aankondigen en niet pas als de krant al zowat naar de drukker moet want daarmee breng je anderen in verlegenheid, dat mag niet.
Vanmiddag heb ik een afspraak met de oncoloog gemaakt, ik wil – tenminste tijdelijk – stoppen met de herceptin en de hormoonpillen. Het bevalt me allemaal niks wat er in mijn hoofd gebeurt.
De roze lintjes vliegen je deze maand om de oren: allerlei fabrikanten doen aan borstkankerliefdadigheid. Wie in Amerika een testrit in een BMW maakt, steunt het borstkankeronderzoek: BMW maakt voor elke gereden testmijl één dollar over. De BMW ‘lifestyle site’ heeft tijdelijk een aparte Pink Ribbon collectie: roze t-shirts, een roze notitieboekje, een roze horloge, een roze koffiemok voor maar liefst 12 dollar of een roze badhanddoek voor 30 dollar – alles met die roze strik erop, alles even popperig.
Van alle producten gaat een bedrag naar het goede doel: help mee in de strijd tegen borstkanker, koop een ladyphone! Eet M&M’s en steun de goede zaak!
Als het allemaal zou helpen, was er nog geen man overboord. Zulke commerciële campagnes hebben echter een prijs, stelt King. Vrijwel al het geld dat op deze manier wordt bijeengebracht gaat naar bewustwording en voorlichting, er gaat amper geld naar onderzoek naar behandeling en oorzaken. En die bewustwordingscampagnes zijn braaf en zelden praktisch: ze hameren erop dat vrouwen borstonderzoek moeten doen, maar niemand maakt ooit ‘s geld vrij om overal instructieposters op te hangen of om groepen vrouwen les in zelfonderzoek te geven.
Hoe het gaat? Fysiek uitstekend, het lijkt wel of ik nu alweer even sterk ben als voor deze hele affaire, hoezo duurt het een jaar voordat je lichaam de chemo’s weer helemaal te boven is? De laatste chemo is zeven weken terug…
En ik wou zo graag, ik wou weer aan het werk en alles achter me laten. Ik wou – als ik dan toch eerlijk ben – ook dat iedereen trots op me was omdat alles zo goed ging en ik alles zo fantastisch deed. Dat ik mamma’s lieve meisje was, dat ijverig is en niet blijft hangen in de ellende, het kind dat haar ouders gelukkig en trots maakt. De patiënt die zulke mooie stukjes in de krant schrijft over haar akelige ziekte. De voorbeeldige patiënt die met een zekere distantie naar zichzelf kijkt en nooit werkelijk aangetast raakt door wat haar overkomt. Het geweldige bureau waarmee de opdrachtgevers zo in hun nopjes zijn en waarop ze hoe dan ook kunnen bouwen. De vrouw van graniet, die zich overal doorheen slaat. De meid die zich nooit door ziekte op d’r kop laat zitten.