Onbekwame arbo-artsen

UWVDeze week is het een jaar geleden dat ik die vermaledijde bobbel in mijn borst vond en kanker bleek te hebben. Pas nu, twaalf lange maanden later, lijk ik weer op mijn benen te staan. Voordien wilde ik dat bitter graag maar het lukte gewoonweg niet, telkens zakte ik weg in de mist in mijn hoofd, ik kampte met gebrekkige concentratie en een wereld die grotendeels langs me heen ging. Te druk met herstel, vermoedelijk. Na elke vlaag van energie was ik opnieuw weken achtereen leeg. Nu gaat het al drie hele weken goed: een voorlopig record. De wereld en haar dingen interesseren me als vanouds en het voelt alsof ik na een lang verblijf in niemandsland eindelijk ben thuisgekomen in mijn eigen leven. Dat de lente in de lucht hangt helpt overigens enorm.

Kanker kost je een jaar. Als je mazzel hebt. Want ik had geen uitzaaiingen, ik hoefde niet voor de tweede keer onder het mes of bestraald te worden. Ik heb eerder al moeten leren fysiek ongemak te negeren en koppig door te gaan, ik had al eens een ongewisse toekomst onder ogen moeten zien. Ik had al uitgebreid nagedacht over de dood. En toch kostte het me een jaar om weer overeind te komen en hielp mijn werkdrift weinig tot niets om dat proces te versnellen.

Vervloekt zij dan ook de arbo-artsen die twee maanden na de chemo of na de bestralingen al beginnen met hun verwachtingsvolle ‘Nou, u ziet er al een stuk beter uit mevrouw!’ en hun pressende ‘Wordt het geen tijd dat u weer aan werken gaat denken?’ Hoe je eruit ziet is immers geen criterium. Pas nadat je fysiek wat bent aangesterkt ontstaat er ruimte voor je hoofd om te herstellen, first things first immers, en dat je van binnen leeg en op en door elkaar gerammeld bent zie je inderdaad minder makkelijk dan de hologigheid die je na vijf of zes chemo’s ontwikkelt.

Als een kennis je terugkomende haar te makkelijk opvat als het bewijs van je herstel is dat tot daar aan toe, maar arbo-artsen zouden beter moeten weten. Kunnen ook beter weten, want vaktijdschriften staan tegenwoordig vol met artikelen waarin wordt aangetoond dat chemo je concentratie, je analyserend vermogen, je abstractievermogen en je geheugen aantast en dat het één tot vijf jaar kan duren voordat dat weer op orde is. Dat kanker en chemo nog jaren voor ernstige vermoeidheidsklachten kunnen zorgen, is al even omstandig aangetoond. Arbo-artsen zouden ook beter kunnen weten omdat ze vrijwel zonder uitzondering mensen tegenover zich treffen die niets liever willen dan hun oude leven hervatten, inclusief hun werk, en die zich niet meer door de kanker willen laten leiden. Maar het duurt godvergeten lang voordat je weer zover bent, zelfs als je prognose op volledig herstel verhoudingsgewijs goed is.

Een deel van de geestelijke ellende is dat kanker zo verraderlijk is. Je moordenaar woont in je en je hebt niks door terwijl hij de messen slijpt. ‘Hoe voelt een uitzaaiing?’ vroeg laatst een vriendin, half schertsend. Ze is net klaar met haar chemo’s, nu komt het wennen aan dat onbetrouwbare lichaam, dat onzekere perspectief en aan het leven met die kutziekte.

Het UWV leert langzaam, veel te langzaam. Kortgeleden zijn ze begonnen met een proef in Hengelo om borstkankerpatiënten te laten herkeuren door gespecialiseerde artsen, omdat de standaard arbo-artsen te weinig snappen van het effect van kanker. Bizar. De mensen die ons hebben gekeurd zijn niet bekwaam in hun werk.

In het hol van de leeuw

Met andere Karin zat ik vanavond aan tafel te praten. Koffie met paaseitjes. In de gang hoorde ik Tweety – de stoere grote zwarte – met iets spelen.

Het geluid ging lang genoeg door om mijn aandacht te trekken. Tweety speelt immers zelden, daar is-ie te statig voor; als-ie zich eens per maand verwaardigt met z’n poot ratsrats tegen iets te meppen is het al veel.

Hoewel: hij deed het ooit eerder toen diezelfde Karin hier was. We lagen op bed een dvd te kijken, andere Karin had haar werkschoenen naast het bed gezet en Tweety raakte ineens geïntrigeerd door de veters. Karin bewoog of lachte en Tweety schrok en rende meteen weg.

Of tenminste: dat was het plan, maar zijn nagel zat nog in een veter en toen holderdebolderde die werkschoen achter hem aan zodat Tweety nog harder schrok waardoor de schoen nog harder achter hem aan bonkte. Dat moet een traumatische avond voor hem zijn geweest. (Ik hoop van harte dat-ie ons niet heeft horen schateren. Dat zou immers nog traumatischer zijn geweest.)

Toen ik ging kijken bleek Tweety onder Kees te zitten hengelen. Kees is de robotstofzuiger die standplaats heeft in de hal. Ik tilde Kees op om het propje te bevrijden dat onder hem moest liggen en zag een grijze tampon liggen. Grijze draad aan een grijze langwerpige cylinder.

Plots schoot de tampon weg en drukte zich plat tegen een plint. Verhip, een muisje – binnengekomen door de tuindeur die vandaag open stond. Heeft zo’n diertje geen neus? Ruikt die sufferd niet dat hier katten wonen? Ik durfde hem niet goed met mijn handen op te pakken, voor je het weet druk je zo’n beestje fijn, en het plan was juist om hem van de ondergang te redden, niet om die te bespoedigen.

Tegen de tijd dat ik een theedoek had gevonden was Meneer Tampon al onder de deur van de berging weggekropen. Met andere Karin heb ik de halve berging leeggehaald, maar Meneer Tampon liet zich niet meer zien. Die had zich vast onzichtbaar weggedrukt achter de kast.

Dus nu heb ik een schoteltje met kattebrokjes en een stukje appel op een schaaltje in de berging staan. Tweety loopt steeds weer naar Kees om met zijn poot onder diens buik te hengelen. Zojuist bedacht ik dat Meneer Tampon ook vocht nodig heeft dus nu staat er ook een schoteltje water voor hem in de berging. En dinsdag-woensdag-donderdag de tuindeur maar weer open, weer of geen weer.

Update 1:

Eén uur ‘s nachts. Zojuist kwam Tweety verdacht bewegend de slaapkamer in na wat gestommel. Jawel zag ik: Tampon in zijn bek. Ik durfde Tweety niet in zijn nek te grijpen uit zorg dat-ie van schrik zou doorbijten. Op de een of andere manier liet-ie Tampon los en na wat schermutselingen wist ik die – zo zacht mogelijk – in mijn hand te vatten.

Tampon, in doodsnood immers, wurmde zich meteen tussen mijn vingers door en klom op mijn mouw omhoog, sprong toen op de vloer en dook onder het bed – alwaaronder veel troep en alwaarnaast twee kastjes met ruimte tussen kast en muur dus vinden ho maar. Wel trof ik in de hal en bij de slaapkamerdeur twee druppels bloed. Als dat maar goed afloopt.

Ik denk dat dit een onrustige nacht gaat worden. Inmiddels heb ik een breed glas naast me staan. Als ik Tweety zometeen weer met Tampon zie sjouwen en Tampon los komt, kan ik dat glas over hem heen zetten en er een blaadje onderschuiven, dan hoef ik tenminste niet te knijpen om Tampon te vangen. (Hopen dat-ie dan geen hartverlamming krijgt van schik, het dier zal toch al peentjes zweten.) Hoe leg je zo’n beestje uit dat je het beste met hem voor hebt?

Update 2:

Om drie uur – ik lig te slapen – word ik wakker van Tweety die bij de verwarming zit te hannesen. Ik kijk en zie verder niks. Tweety gaat bij het nachtkastje zitten en tuurt omhoog, loopt terug naar het gordijn en springt via de verwarming weer op de vensterbank. Ik draai me om en probeer verder te slapen. Dat lukt uiteraard niet. Ik ben blij dat die vergadering morgenvroeg niet doorgaat want erg helder ga ik niet wezen, straks. Na twintig minuten knip ik het licht weer aan. Dan maar een boek.

Tweety zit achter het gordijn op de vensterbank en staart geconcentreerd omhoog. Ik kijk ook ‘s goed en zie helemaal boven, tegen het plafond, iets duns en donkers. Dat zou toch geen staart…? Ik open het gordijn een stukje en zie aan de andere kant van het gordijn een snuitje verschijnen. Tampon! Kind, kom in mijn armen!

Ik pak een krukje en de glazen vaas die ik inmiddels heb klaarstaan en probeer, onder grote belangstelling van Tweety, Tampon in de vaas te manoeuvreren. No way. Als ik die staart nou te pakken kon krijgen…. die knijp je immers niet zo snel fijn.

Tampon kruipt tussen de plooien door en verschijnt tien centimeter verderop weer. Ik hannes met vaas en evenwicht. Tampon klautert naar beneden, even hoop ik dat-ie zo de vaas in rent maar nee. Tweety springt, ik flikker bijna om, en we vangen alletwee bot.

Tampon in de gordijnen

Inmiddels heeft Tampon zich weer verstopt en Tweety blijft scharrelen tussen alle schoenen die voor het gordijn staan of zit supergeconcentreerd te staren. Daar heeft-ie Tampon voor het laatst gezien dus daar moet-ie ook weer vandaan komen, denkt Tweety. Voor het eerst twijfel ik aan Tweety’s slimheid maar ‘t komt nu wel goed uit.

Ik ga maar een boek lezen.

Update 3:

Bijna vier uur. Ik hoor iets bewegen en volg Tweety’s blik: Tampon doet een poging langs de zijkant van de gordijnen naar beneden te klimmen. Ik sta klaar met de vaas, hou die onder Tampon en geef ‘m met mijn andere hand een duwtje. Fuck. Tampon flikkert naast de vaas en op de grond. Nergens meer te zien. Auw, dat was een fikse val, dik anderhalve meter. Sorry Tampon.

Vijf minuten later duikt Tweety ergens bovenop, ik stuif weer uit bed en zie Tweety in de hoek naast het gordijn zoeken en Tampon een meter verderop tussen de schoenen lopen.

Ik doe weer een vruchteloze poging hem te vangen en heb dan de eerste slimme ingeving van de nacht: die kat de slaapkamer uit. Tweety laat zich met moeite wegwerken en hengelt daarna tien minuten met zijn poot onder de slaapkamerdeur door, ondertussen klaaglijk mauwend. Ik haal alle schoenen weg maar zie geen Tampon.

Het is nu kwart over vier. Zei ik al dat het een lange nacht ging worden?

Update 4:

We got him! Nu ja, ik dan, wat gezien de situatie ook verreweg de beste oplossing was. Ik had nog maar net bedacht dat ik de muis maar Daniël moest noemen om zijn overleving in de leeuwenkuil te bevorderen, of ik hoorde gekrabbel op de gordijnen. Daniël Tampon was weer op weg naar beneden. Toen ik gewapend met vaas naderde verdween-ie in de plooien, nergens meer te zien, ook niet nadat ik de plooien stuk voor stuk voorzichtig opende.

Sigaret. Roken. Kijken naar het gordijn. Denken dat ik nu wel erg op Tweety lijk met dat wachten op een muis en dat geconcentreerde staren van me.

Tien minuten later hoor ik weer gekrabbel. Ik kijk achter het gordijn en jawel, bij het plafond zie ik een staartje. Kruk, vaas, klim omhoog, pak staart. Er zit meer kracht in zo’n diertje dan ik dacht en hij klauwt zich omhoog, ik hou zijn staart stevig vast maar durf niet te hard te trekken, het diertje is al zo gepijnigd vanavond. Hij zit nu helemaal bovenin en wringt zich in een bocht, ik slaag erin de vaas om hem heen te zetten en laat zijn staart los. Plop. Daniël Tampon belandt op de bodem.

Tampon in de gordijnen

Hij moet nog een paar seconden wachten op de vrijheid. Ik durf zijn verwondingen niet te inspecteren maar Daniël oogt – zeker gezien de omstandigheden – buitengewoon levendig. Die haalt het! Gauw een boek op de vaas, voor je het weet springt-ie eruit, en nog even een foto anders gelooft niemand me.

Ik doe de slaapkamerdeur open, Tweety stormt naar binnen, ik schuif onschuldig fluitend langs hem heen en doe de keukendeur open. Een paar meter verderop schud ik de vaas leeg. Mission accomplished. Muis gered.

Tweety zit nu naast het gordijn en drentelt soms wat tussen de schoenen. Hij is een stuk kalmer nu, minder gespitst, zou-d-ie ruiken dat Daniël Tampon gevlogen is? Nog een kop thee en dan ga ik proberen een paar uurtjes te slapen. Het is twintig over vijf.

Psychosesimulator

De Volkskrant schrijft vandaag over de psychosesimulator. Het gaat om een bus of vrachtwagen waarin cabines van één vierkante meter zijn gemaakt die zijn volgestouwd met apparatuur: een breedbeeldtelevisie, een trilplaat, een bewakingscamera en luidsprekers. Wie zich in de cabine bevindt krijgt allerlei vreemde gewaarwordingen opgedrongen:


De geluiden zijn zo hard dat het pijn doet aan haar oren. Stemmen weergalmen tegen haar slapen en onder haar voeten trilt het asfalt. Tinekes leven verloopt in zoommodus. Beelden worden op haar afgeschoten. [..] Degene die de psychosetrip wil ervaren, moet op een metalen schijf gaan staan. Om hem heen is een reling voor steun. Een begeleidster vertelt dat op elk moment de cabine kan worden verlaten. Dan begint de simulatie. “Het is heftig”, zegt een vrouw die na vijf minuten naar buiten komt. Ze kijkt geschokt, en zegt tegen de wachtenden: “Heftig.”‘

De simulator is ontwikkeld door een geneesmiddelenfabrikant, het ding tourt door heel Europa. De gedachte is dat ‘gezonde’ mensen op die manier beter begrijpen wat een psychose is en hoe die voelt. Hoewel ik ‘t een geweldig idee vind, passen wat kanttekeningen. Het maakt, ook voor de heftigheid en de intensiteit van de ervaring, nogal wat uit of die psychotische sensaties vijf minuten of vijf dagen duuren. Dat je de cabine vrijwillig in stapt en vroegtijdig kunt verlaten, maakt ook een groot verschil: die vrijheid heeft de echte psychoot immers niet. En tenslotte: bij de simulatie weet je dat, hoe realistisch alles ook mag lijken, de triggers van buiten komen. Wie in een psychose zit, mist die geruststelling: voor hem of haar is wat er gebeurt de absolute, ontornbare waarheid.

Maar toch: ik ben erg nieuwsgierig naar de simulator ik zou er graag eens in gaan.

CBP buigt zich over Stemwijzer

stemvakjeHet College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) buigt zich momenteel over de Stemwijzer. Van iedereen die het ding invult, wordt niet alleen de politieke voorkeur maar ook het IP-adres opgeslagen. Onderzoekers Bart Jacobs en Wouter Teepe schrijven: ‘Uw voorkeuren zijn dus bekend, gekoppeld aan uw IP-adres. Technisch gezien is de Stemwijzer daarom spyware, omdat hij zonder toestemming gegevens van de gebruiker verzamelt en centraal opslaat.’ Daarmee handelt de Stemwijzer in strijd met de Wet Bescherming Persoonsgegevens.

Volgens woordvoerder Van de Klashorst van het CBP maken te veel mensen gebruik van de Stemwijzer om de zaak te laten rusten. ‘We hebben besloten om de Stemwijzer nadere vragen te stellen’, laat hij weten. ‘Politieke voorkeuren zijn gevoelige persoonsgegevens.’

Death of a president (met spoiler)

In de sneak van vanavond: Death of a president, een Britse film bekroond met de prijs van de kritiek op het filmfestival van Toronto in 2006.

De documentaire kijkt terug op de moord op Bush in Chicago op 19 oktober 2007. De protesten rond het Sheraton Hotel, waar Bush een speech hield, waren heftiger dan elders; de veiligheidsmensen waren alert en sloegen wat demonstranten in elkaar, er was de hele tijd het gevoel dat het die dag uit de hand zou kunnen lopen. Dat gebeurde ook, maar anders dan iedereen had verwacht: de dader bevond zich noch onder de demonstranten, noch onder de bezoekers.

De documentaire volgt het onderzoek van de FBI en van de veiligheidsdiensten, en laat de politieke reacties op de moord zien. De Patriot Act III wordt ingevoerd (zodat mogelijke getuigen in detentie kunnen worden genomen en alle communicatie tussen verdachte groepen kan worden onderschept en opgeslagen) en Dick Cheney is nu president. Nadat bleek dat een van de eerste verdachten, Jamal Zikri, banden met Syrië had, valt de verdenking al snel op Assad. Amerika stuurt schepen naar de regio als blijkt dat de Syrische regering slechts lippendienst aan het onderzoek verleent; het optreden van een naar de VS gevluchte criticus van het Ba’ath-regime op prime time television werpt olie op het vuur. De criticus beweert dat de verdachte rechtstreeks in opdracht van Assad gehandeld moet hebben; Assad had immers ook de hand gehad in de moord op de Libanese premier Rafik Hariri.

‘Natuurlijk zochten we eerst onder de islamieten. Dat is geen racisme, dat is common sense,’ legt een van de FBI’ers in een nagesprek uit. Jamal Abu Zikri, een van de mensen die werken in het gebouw van waaruit de beschieting plaatsvond, staat nu in het volle licht. Tien jaar eerder heeft hij zich geassocieerd met een man die zich later als fundamentalist ontpopte. Bovendien heeft hij ook een persoonlijk motief: na 9/11 is de helft van zijn familie uit de VS gedeporteerd. Op zijn kleding worden kruitsporen gevonden (‘contactsporen,’ zegt zijn advocate) en een halve vingerafdruk die gevonden werd in de kamer van waaruit de dodelijke schoten werden gelost, vertoont overeenkomsten met die van Zikri. De zaak lijkt gesloten: de vingerafdruk lijkt. ‘People have been convicted for less,’ zegt een van de opsporingsmensen, en of dat nu een geruststellend of dreigend bedoelde opmerking is, is niet helemaal duidelijk.

Zikri wordt veroordeeld. Gaandeweg wordt echter duidelijk dat er al die tijd een tweede verdachte is geweest: Al Claybon, gedecoreerd majoor en Golfoorlog veteraan, wiens twee zonen ook in het leger gingen. Zoon David kwam om in Afghanistan, zoon Casey vocht in Irak en ontdekte daar dat er geen massavernietigingswapens waren en dat de vrijheid die ze er zouden brengen, niet kwam – erger, dat ze er niet gewenst waren. Casey ontspoorde na terugkomst. Vader Claybon, die zijn hele leven aan het leger heeft gewijd, werd daags na de moord op Bush in zijn auto vlakbij Chicago gevonden: hij had zichzelf een kogel door het hoofd gejagd. Zoon Casey levert de afscheidsbrief, een felle tirade tegen Bush, in bij de FBI. ‘Ach, al die complotdenkers komen hier langs,’ verdedigt een betrokkene zich later als hij poogt uit te leggen waarom niemand Caseys verhaal serieus heeft genomen. Bovendien: Zikri past in het politieke profiel dat van de moordenaar is opgesteld, Claydon niet.

Pas als Casey, een jaar later, papieren van zijn vader vindt die duidelijk maken dat hij de dader moet zijn geweest, wordt de FBI wakker. Ze nemen de papieren in beslag en de zaak wordt in de doofpot gestopt. Zikri zit nu, ruim een jaar na zijn proces, nog steeds op death row. Onder de Patriot Act III heeft hij geen toestemming kunnen krijgen om beroep tegen zijn doodsvonnis aan te tekenen. De forensisch expert van de FBI die het bewijs dat voor zijn veroordeling is aangevoerd te zwak vond, heeft inmiddels ontslag genomen.

*

Een geweldige film. De aanpak is solide: exrapoleren, en zien wat er gebeurt áls. Wat als Bush wordt doodgeschoten? De film zit knap in elkaar: interviews met deskundigen, advocaten, ex-verdachten, deskundigen; stukken uit nieuwsuitzendigen, rechtszittingen, the whole shebang. En natuurlijk, als Bush wordt doodgeschoten wordt Cheney zijn opvolger (het eerste argument om met je handen van Bush af te blijven), worden burgerrechten verder ingeperkt (het tweede argument om met je handen van Bush en Cheney af te blijven) en zal iedereen die moord politiek willen uitbuiten of er verblind door zijn – zoals de Ba’ath-deskundige die hoopt door Assad als schuldige aan te wijzen – zijn eigen zaak te bepleiten tot de FBI’ers die eerst bepalen wie schuldig moet zijn en daar dan later het bewijs bij gaan zoeken. Maar ook getuigt de film van allerlei persoonlijke drama’s: van de moslims die ineens van alles en nog wat worden verdacht, tot de trouwe aanhang van Bush die hun kinderen overhoop geschoten zien worden in oorlogen die nooit tot een einde komen en die meer kwaad aanrichten dan ze ooit goed kunnen maken.

Inmiddels heeft onder meer CNN geweigerd advertenties voor de film te tonen en willen allerlei grote bioscooppketens de film niet draaien. Zoals de LA Times in zijn recensie van de film schreef: ‘You have to admire the cosmic irony of a movie about political grandstanding and media timidity that becomes in itself an opportunity for grandstanding and timidity [..].’

The Queen

Gisteren met Joke The Queen gezien. De film gaat over de reactie van het Britse koningsghuis op de dood van ex-prinses Diana.

De casting is geweldig, al na een kwartier heb je het idee dat je naar de echte Queen Elizabeth en Tony Blair kijkt; de acteurs zijn soms in oude nieuwsopnamen geplakt en dat ziet er wonderbarlijk overtuigend uit. Helen Mirren speelt adembenemend: ze is een rotsvaste, rolvaste, ijzige, protocollaire en statige koningin met alle trekjes van ouderwetse Britse adel, van haar wandelingen in kaplaarzen en met omgebonden zijden sjaaltjes tot de stiff upper lip. Haar rol is zwaar: op een paar scenes bij Blair thuis & op kantoor na is ze overal het dragende personage.

Ze begrijpen het niet, dat koningshuis, dat die Diana die thuis zo’n pain in the ass was door anderen zo geliefd werd. En voor zo’n lastpak het protocol doorbreken en met je gevoelens naar buiten treden? Geen sprake van! Hoe haal je het in je hoofd? Blair begint gaandeweg, geholpen door het hoofd van de hofhouding, de houding van de koningin te begrijpen maar ziet ook dat een andere reactie gevraagd wordt, en krijgt Elizabeth uiteindelijk zover dat ze een gebaar maakt. Waarmee de oude Nederlandse theorie dat het aldoor de sociaaldemocratische minister-presidenten zijn die het koningshuis moeten redden (Den Uyl en Lockheed, Kok en Maximá’s vader) ook in Engeland lijkt op te gaan.

De film is slim gestructureerd: waar Elizabeth zich vasthoudt aan het protocol, geen idee heeft wat er onder haar onderdanen leeft en zo bijna ten onder gaat, houdt Cherie Blair vast aan haar antimonarchale standpunt en begrijpt zij op haar beurt geen zier van Elizabeth. Binnen die opbouw kan Blair schitteren en bruggetjes leggen tussen beide standpunten. Het moment waarop de massa buiten de Westminister Abbey, waar de dienst voor Diana wordt gehouden, in applaus losbarst na de speech van Diana’s broer is ijzingwekkend mooi en ontzagwekkend vernederend voor Elizabeth. Daarnaast: klappen tijdens een begrafenisdienst, zijn ze nu helemaal gek geworden!

Er was één moment waarin ik ineens begreep hoezeer dit koningshuis verschilt van het onze. Als Elizabeth eindelijk de bloemen, de briefjes en andere parafernalia in ogenschouw neemt die verdrietige mensen daar voor Diana hebben neergelegd, zegt de verslaggever dat dit de eerste keer is sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog dat Elizabeth zich onder het volk mengt. We schrijven 1997. In de 52 tussenliggende jaren is Elizabeth nooit op straat geweest. Vergelijk dat met Beatrix die op Koninginnedag wordt rondgeleid en Claus die z’n das afdeed, en dan besef je ineens dat het Britse huis mateloos veel formeler is. In het geval van Diana: politiek bijna fataal formeel.

Schrijven en vertellen

In het kader van de reïntegratie – Spaink wordt weer mens na weken te zijn ondergedoken – ging ik vrienden af en belandde vanmiddag bij Joke en Felipe, die ik niet meer heb gezien sinds mijn huilbui daar een maand geleden terwijl ik anders toch minstens eens per week even langs ga.

Ik vertelde Joke dat ik weer opknapte en gaf, ter uitleg, de gesproken en verkorte versie van mijn column in Medisch Contact van deze week waarin zij en Felipe figureren. ‘Ja,’ zegt Joke, ‘ik vind het niet gek. Je blijft er almaar zo nuchter over, alsof het allemaal niks is. Terwijl het natuurlijk wel wat is.’ Toen ik weer thuis was ging ik daarover nadenken. Is dat zo? Doe ik er over alsof het allemaal niks was, die chemo, de amputatie, de kanker? Volgens mij namelijk niet, volgens mij klaag ik eerder teveel dan te weinig.

Ineens dacht ik dat het wellicht het verschil tussen schrijven en praten is. Dat ik mezelf makkelijker tot op het bot uitbeen in stukjes – waarom zou je een boom omhalen voor nonsens, als je iets in druk laat verschijnen moet het de moeite waard zijn en alleen het achterste van je tong is goed genoeg – en bovendien, stukjes componeer je in je eentje en alleen is het, in elk geval voor mij, makkelijker om af te dalen in jezelf.

Daarna bedacht ik dat dat wellicht ook de reden is dat ik IRL zo sterk mijn grenzen leg: ik leg me publiek al vaak zo bloot, laat me dan alsjeblieft privé uitzoeken wat wat is en als ik dan zeg ‘even niemand’ moet je me vooral niet lastig vallen. Ook is er het understatement, altijd mijn kameraad. Ik doe snel vals en cynisch over wat me hindert en wil dingen nooit opblazen. Een mooi voorbeeld las ik terug toen ik ‘Vallende vrouw’ moest corrigeren, ik had de huisarts gebeld en geklaagd over duizeligheid. Toen ik vijf dagen later weer belde met dezelfde klacht en voor hem moest opendoen en struikelvallend in zijn armen donderde vroeg hij: ‘Is dit wat je bedoelde met duizeligheid?’ en ik knikte ja. Hij belde acuut het ziekenhuis.

Geen betere troost dan tranen

Achter de wolken komt de zon vandaanLangzaam klaart mijn hoofd, er komt weer licht en lucht in. ‘Het mocht ‘s tijd worden,’ bromt mijn ene ik tegen mijn andere, ‘je bent al bijna elf maanden uit de running.’ ‘Voor diagnose, amputatie, chemo, herceptin en acute depressie vind ik dat anders nog vrij vlot,’ antwoordt mijn andere ik afgemeten. Ik laat ze maar kibbelen.

Wat maakte nu dat er de afgelopen week ruimte kwam, dat mijn werk me weer ging trekken, anders dan vol schuldbesef en opgekropt plichtsbesef van ‘Ik kan niet wéér om uitstel vragen’ en ‘Oh hemel straks dumpen mijn opdrachtgevers me nog!’, maar me gewoon weer ouderwets leuk leek? Heel stom: tranen. Depressie is opgekropte woede zeggen mensen wel, maar wat me in de greep kreeg nadat de herceptindepressie afnam was geen boosheid, eerder moedeloosheid. Waarom zou ik in hemelsnaam weer opkrabbelen, de ene na de andere ziekte kwam immers op mijn pad en viel me in de rug aan, dus waarom nog die moeite genomen? Kon ik niet maar beter blijven zitten waar ik zat, veilig opgeborgen in mijn ziekte, in déze ziekte, op wat inmiddels bekend en dus vertrouwd terrein was?

Ik jankte bij Joke en Felipe. Dat ik het zo moe was, dat eeuwige gevecht tegen mijn lichaam, dat ik de moed niet meer had. Dat het niet éérlijk was van die kanker, want ik was net een jaar uit de WAO en had de ms eindelijk achter me gelaten (wat op zich al een half medisch wonder was) en dan nu dit – alsof het tapijt onder mijn voeten was weggetrokken. Nog geen week later was ik opnieuw in tranen, omdat mijn eerder zo leuke werk me niks zei. Ditmaal sloegen Mieke en Suzan een arm om me heen. Allemaal lieten ze me gewoon maar jengelig uithalen, wat heel slim was want alle tegenwerpingen, rationalisaties, relativeringen en moedinsprekingen had ik al tientallen malen op mezelf losgelaten, daar ben ik namelijk erg goed in; in huilen minder. Misschien was depressie gestold verdriet en begon ik nu eindelijk te smelten.

En ik realiseerde me dat ik bang was: bang opnieuw teleurgesteld te raken, bang dat het opkrabbelen weer vergeefs zou blijken te zijn. Geen wonder dat ik me zo inert voelde, ik wilde simpelweg niet vooruit, ik wilde blijven waar ik was. Die gedachte hielp: want in de grond ben ik geen bang mens. Ja er is van alles dat me benauwd kan maken en wit om de neus, maar als ik het de moeite waard vind doe ik het uiteindelijk toch, trillend en wel: liever met open ogen in het diepe springen dan koukleumend aan de kant blijven staan. Bovendien: hoezo weer vergeefs? Want mooi dat ik in de tussentijd heerlijk had gewerkt, boeken had geschreven en me geweldig had gevoeld. In de liefde loopt het uiteindelijk ook vaak mis, maar is dat een argument om nooit meer van iemand te houden? Nee, alleen om de eindigheid van alles niet uit het oog te verliezen. Nou dan. Tuthola.

Dus toen was ik al een eind op streek.

Wat me het laatste duwtje gaf, was dat ik een oud boek moest herlezen: Vallende vrouw, het relaas over mijn ms, wordt heruitgegeven en of ik de zetproeven wilde corrigeren. Net als al mijn andere werk stelde ik die klus eindeloos uit. Bovendien, die ms zonk in het niet bij dit-nu-mijn kanker, het zei me allemaal niks. Totdat ik begon. Oh hemel, het was echt erg geweest indertijd: de paniek toen ik wekenlang halfblind was, de radeloosheid toen geen enkele arts me kon of wilde zeggen wat maakte dat mijn lichaam overal instortte, hoe hard de wereld aan me trok toen mijn evenwicht kapot was en ik mezelf steeds maar kotsend ter aarde wierp, en vooral: hoe ik moest wennen aan gehandicapt zijn en hoe vreselijk bang ik was toen mijn armen het leken op te geven. En dat lag inmiddels allemaal achter me, ver, veilig weg.

Zelfs van ziekte naar ziekte gaan kan vooruitgang zijn, want het gaat om de tussentijd bedacht ik. Daarna klaarde mijn hoofd op.

19 februari 2007 / MC, 2 maart 2007

Armoede in VS neemt fiks toe

De armoede in de Verenigde Staten is de afgelopen jaren fiks toegenomen. Wat de cijfers nog pijnlijker maakt is dat de rijken intussen steeds rijker worden. De Britse krant The Independent publiceerde gisteren shockerende cijfers:

  • Bijna 16 miljoen mensen moeten leven van minder dan 5000 dollar per jaar (circa 3500 euro) of hebben een gezinsinkomen van minder dan 10.000 dollar per jaar (7000 euro).
  • Het aantal mensen dat ver onder het bestaansminimum leeft, is sinds 2000 met 26% toegenomen.
  • Momenteel leven in de VS ongeveer 37 miljoen mensen onder de armoedegrens.
  • Daarbinnen groeit de groep zeer arme mensen het hardst, namelijk 56% harder dan de totale groep armen.
  • Geen enkele andere groep neemt zo snel in omvang toe.
  • De 20% rijkste huishoudens krijgen meer dan de helft van het nationaal inkomen.
  • De armste 20% moet het stellen met 3,5% van het nationaal inkomen.
  • De afstand tussen rijk en arm wordt al sinds eind jaren zeventig van de vorige eeuw gaandeweg groter, maar het gat neemt tegenwoordig veel en veel sneller in omvang toe.
  • De armen zijn tegenwoordig gemiddeld 19% armer dan eind jaren zeventig.

Het onderzoek werd uitgevoerd door de McClatchy dagbladengroep en is gebaseerd op officieel bevolkingsonderzoek (de US Census). De cijfers zijn van 2005. Voor langere artikelen, zie U.S. economy leaving record numbers in severe poverty en Even the well to do can stumble into poverty, beiden van 22 februari j.l.

Misbruik in First Life

Spaink in Second LifeEen verslaggever ziet twee poppetjes mechanisch op het beeldscherm bewegen en het land lijkt subiet in rep en roer: kinderporno in Second Life! In het gedruis vergeet iedereen dat je je alleen met een creditcard kunt aanmelden voor het spel, wat als leeftijdslimiet fungeert, zodat alle kinderen die daar rondlopen een fantasie zijn. Ja, je kunt als speler de gedaante van een kind aannemen. Ja, je kunt als speler je poppetje seksuele dingen laten doen, waarbij je overigens per handeling die een ander verricht, uitgebreid toestemming moet geven – alsof je seks hebt met Microsoft. (‘Weet u zeker dat u dit doen wilt? Klik “ja” of “cancel”.’ Je klikt ja. ‘Weet u het écht zeker?’)

Zoals als het geen moord is wanneer ik in Grand Theft Auto een medespeler overhoop rijd en geen bestialiteit als ik mijn Second Life-poppetje met een furry laat foezelen – een groot deel van Second Lifers zijn een kruising tussen mens en dier – is het geen kinderporno wanneer ik me als kind uitdos en dan mijn poppetje met een ander poppetje laat bewegen. Volgens de definitie die Netwerk in haar uitzending van vorige week hanteerde, valt die oude seksparodie van Sneeuwwitje en de zeven dwergen vermoedelijk ook onder kinderporno.

Second Life is een virtuele plek waar zowat alles kan: een draak wezen, een bijenkorf vol elfjes kweken, de Dam in Amsterdam nabouwen, een vliegtuig in je binnenzak steken, je een staart en kattenoortjes aanmeten of een straatbende leiden en drugs pushen. Je kunt er vliegen, spierbundels kopen en je taille versmallen. Je kunt er vampier worden of elf, grootgrondbezitter of paaldanseres. Je kunt er kind worden en ‘seks’ hebben. Je kunt – als er rare dingen gebeuren – de beheerders een seintje geven, die de logs bekijken en iemand dan soms z’n account ontnemen. Kom daar in de gewone wereld maar ‘s om.

Regisseur David Cronenberg zei het al eens: censors lijken op psychoten, ze verliezen het onderscheid tussen realiteit en fantasie uit het oog. Kinderporno bestaat, maar niet in Second Life: daar zitten hooguit mensen rond die een wat bizarre fantasie uitvoeren, net zoals je in First Life volwassenen hebt wier grootste seksuele genoegen het is om in luiers rond te lopen. Second Life is fictie, een verbeelde fantasie van volwassenen, een gedeelde tekenfilm.

Wie kinderporno op internet wil vinden, kan beter in Freenet duiken zoals de Nieuwe Revu anderhalf jaar geleden aantoonde: daar wordt vrijelijk kinderporno uitgewisseld, foto’s van echte kinderen die echt worden misbruikt. De overheid heeft er de mond van vol hoe erg kinderporno is maar delegeert het probleem naar de providers, en heeft intussen alle geld en expertise weggehaald bij de dienst die kinderporno moet opsporen en die overgeheveld naar terrorismebestrijding.

Het ergste vind ik dat we steeds maar denken dat kinderporno en kindermisbruik van ‘buiten’ komen. Het is dezelfde denkfout die eerder werd gemaakt rond verkrachting: de overgrote meerderheid van de verkrachtingen worden gepleegd door bekenden. De enge man in de bosjes is vaak fictie. Zo ook bij kinderporno. Justitie rapporteerde in september 2004 dat kinderen in bijna 80% van de gevallen misbruikt worden door daders in de dagelijkse omgeving, vaak het gezin. Slechts in 10% van de gevallen is de dader een vreemde. Kinderporno wordt vrijwel allemaal door vaders, buurmannen, broers en ooms gemaakt. In First Life.