Las ik gisteren toch ineens dat de stichting Brein nu ook namens mij de jacht op u heeft geopend. Dat was schrikken. Brein, die een conservatieve herinterpretatie van het auteursrecht promoot; Brein, die onze burgerrechten verkwanselt om een achterhaald distributiemonopolie te schragen; Brein, die wil dat internetproviders al het verkeer van hun gebruikers gaan controleren omdat die wellicht wel eens iets uit illegale bron downloaden; Brein, die het ondemocratische, ontransparante en immorele ACTA-verdrag – waarin een rigide auteursrecht wordt voorgesteld waarin gebruikers amper rechten hebben – van harte steunt.
Brein kondigde gisteren aan ook de onderlinge ruil in e-books en digitale teksten te zullen aanvatten. Daar ben ik bepaald geen voorstander van, en daar heb ik – als auteur en als consument – verdomd goede redenen voor.
Allereerst zijn e-books idioot duur. Een van mijn uitgevers heeft een boek van mij eerst in papieren vorm uitgebaat en brengt nu de digitale versie ervan op de markt. Alle kosten (redactiewerk, vormgeving, opmaak) zijn er al lang uit. De digitale heruitgave kost geen lor: er hoeft geen papier gekocht, bedrukt en gebonden te worden, er is geen dure opslagruimte nodig, geen marge wegens onverkoopbare restanten, geen budget voor fysieke distributie. Ze hoeven alleen hun ene digitale kopie zo vaak te vermenigvuldigen als nodig is.
Toch kost de digitale versie van dat boek liefst tien euro: tweederde van de prijs van het papieren boek. Alle financiële voordelen van deze nieuwe vorm van vermenigvuldiging en distributie vloeien naar de uitgever en de boekhandel toe, terwijl de koper niks merkt van de gedaalde kostprijs. De auteur trouwens ook niet: het percentage dat ik krijg, is precies hetzelfde als bij de papieren versie
Digitale versies móeten wel dichtbij de papieren prijs liggen, werpt de boekenbranche dan tegen. Inderdaad zijn de kosten er al uit, maar da’s alleen omdat we eerst die duurdere papieren editie hebben verkocht. Bovendien: als we de digitale heruitgave goedkoop maken, verwachten mensen straks – als boeken nog uitsluitend digitaal verschijnen – diezelfde lage prijs. En dan zitten we met de brokken. Ook u, mevrouw de auteur.
Waarop alleen de tegenwerping past dat als boeken goedkoper zijn, ze vaker worden gekocht. Bij een prijs van vijf euro waag je als koper eerder een gokje dan bij een boek van vijfentwintig euro. Op datzelfde principe zijn goedkope pocketedities gebaseerd, en daar blijkt ’t prima te werken. Wat je verliest in prijs per digitaal exemplaar win je in verkoopvolume en in sterk gereduceerde productie- en distributiekosten
Ten tweede zijn e-books kopersbedrog. Vrijwel alle officieel verkochte e-books hebben een kopieerbeveiliging. Oerstom, want piraten kunnen die toch wel omzeilen en de enige mensen die je ermee hebt, zijn juist degenen die netjes een digitale versie hebben aangeschaft. Want zodra zij overstappen op een ander type e-reader of een ander computersysteem, is hun hele digitale boekenbezit op slag ontoegankelijk en onbereikbaar geworden. Hopla, je hele keurig gekochte bibliotheek kwijt, met dank aan de auteursrechtbeschermers.
Diezelfde beveiliging verhindert ook dat je een eenmaal gekocht boek kunt weggeven of tweedehands kunt verkopen. Daarmee beperkt het de circulatie van boeken. Zodra de uitgever ze niet meer aanbiedt, vallen ze uit de cultuur. Kopieerbescherming verpest kortom het vertrouwen in de markt, maakt boeken instabiel, schoffeert consumenten en levert auteurs niets extra’s op.
En ten derde wil ik niet dat mijn intellectueel recht op mijn werk door Brein wordt misbruikt om uw en mijn burgerrechten te beknotten.
[Zie ook mijn voordracht Wees geen ezel, d.d. 1 juni 2010.]
Amsterdam is van oudsher een vrijplaats. Ook in meer recente decennia trok de stad mensen uit binnen- en buitenland aan die zich elders niet op hun gemak voelden of die een middelpuntbindende plek zochten. Die trek hield zelfs stand terwijl er amper nog woonruimte was voor de nieuwe aanwinsten; een van de redenen waarom het kraken een hoge vlucht nam.
Oh néé! Niet Guusje ter Horst, die de nationale vingerafdrukkendatabank heeft doorgedrukt en zich daarbij valselijk verschool achter Europa’s rokken – want van Europa hoefde dat helemaal niet, dat heeft haar ministerie helemaal zelf bedacht. Niet Guusje Liegebeest, die als grootste privacyschender van Nederland afgelopen februari de Big Brother Award 2009 in de wacht sleepte, en daarna in een open brief aan de jury zonder blikken of blozen loog dat zij juist die week door het parlement toch heus lof toegezwaaid had gekregen vanwege haar o zo zorgvuldige afweging tussen privacy en veiligheid – want dat had het parlement helemaal niet gedaan, zoals uit grondig onderzoek van Sargasso bleek.
Over een paar jaar ligt contant geld eruit: dan betalen we alles digitaal. Dat heeft voordelen. Nooit meer grabbelen naar gepast kleingeld, nooit meer merken dat je nét tien cent tekort komt voor een kop koffie. Pasje doorhalen en transactie bevestigen, RFID-kaart of mobiele telefoon die draadloos wordt gescand in de buurt houden, klaar!
Sinds september vorig jaar wordt iedereen die een nieuw paspoort aanvraagt, verplicht om zijn vingerafdrukken af te geven, die vervolgens centraal worden opgeslagen. De groep
De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg heeft een
[Met excuses aan de vaste lezers van dit blog, die kennen het verhaal al. Maar de krant had het nog niet.]
Nam een terrorist een vliegtuig. De cockpitdeur was inmiddels versterkt en daarom bedreigde hij de passagiers. Sindsdien reizen er op elke vlucht naar Amerika voor de zekerheid gewapende US marshals mee. (Wat deden die eigenlijk toen de laatstgevangen terrorist aanstalten maakte? Het was een medepassagier die de klootzak aanvloog, overmeesterde en in een houdgreep hield.)
Een medewerker van de Rabobank
Nadat de Parlementaire Werkgroep Auteursrecht kortgeleden haar rapport had uitgebracht, beloofde de regering haar huidige beleid voorlopig te handhaven. Op termijn wordt het auteursrecht aangescherpt – het downloaden van illegale kopieën wordt te zijner tijd verboden, terwijl dat nu mag – maar eerst, zo vond ook de regering, moest de entertainmentindustrie zelf met betere plannen komen om muziek, tv-series en films adequaat te distribueren en het legale aanbod te moderniseren.