Schuin tegenover me lag een vrouw bij te komen. Net als ik was ze kort ervoor geopereerd, net als ik was ze alleen. Aan alle andere bedden zaten echtelieden, vrienden of familie. Zelf had ik het niet nodig gevonden iemand mee te vragen: de ingreep van die dag was een fluitje van een cent, mijn port-a-cath mocht er eindelijk uit. Ik beschouw mezelf inmiddels, na bijna twee decennia ms en twee jaar kanker, als een doorgewinterd patiënt en een van de consequenties daarvan is dat ik bijna alle ziekenhuisbezoeken en controles alleen afdoe. Maar voor haar vond ik het zielig. Lig je daar alleen in je bedje…
Toen ik weg mocht en in een zijkamertje mijn operatiekleding verwisselde voor mijn gewone plunje – loopstok balancerend tegen een kast, arm moeizaam door een mouw wringend want de verse wond onder mijn sleutelbeen trok – kwam ze vlak na mij de kleedkamer binnen. We raakten aan de praat. Ze bleek zojuist haar om-en-nabije twintigste operatie te hebben gehad – ze was, zei ze eerlijk, de tel een beetje kwijt – en haar carrière als patiënt omspande dertig jaar. Ze was stukken meer doorgewinterd dan ik.
Waarom had ik eigenlijk medelijden met haar gehad? Waarom is het zo verleidelijk om te denken dat jijzelf iets makkelijk aan kan, maar dat datzelfde iets voor een ander vast stukken zwaarder zal zijn? Is dat een poging jezelf groter te maken door anderen als kleiner in te schatten?
Het is een mechanisme dat je vaak ziet. ‘Ik kan uiteraard wel met deze informatie omgaan, maar mijn patiënten / kinderen / lotgenoten kunnen dat wellicht niet, mogelijk interpreteren ze die verkeerd of raken ervan in de war, dus is het maar beter deze informatie niet te publiceren / niet te delen.’ Het komt erop neer dat je anderen tot regel maakt terwijl je jezelf tot loffelijke uitzondering bestempelt. Jij kunt het wel aan. Jij bent verstandig. Van anderen valt dat nog maar te bezien.
Artsen zijn om die reden vaak huiverig voor patiënten die op internet informatie over hun ziekte opzoeken. Ik heb dat altijd onzin gevonden. De gemiddelde huisarts weet ondertussen minder over de laatste ontwikkelingen in de aidsbestrijding dan een mondige aidspatiënt. Het aardige van internet is onderwijl dat er evenveel sceptici posten als kwakdenkers. De snelle discussie in de nieuwsgroepen en op webfora zorgt ervoor dat kaf vlot van koren wordt gescheiden; makkelijker bovendien dan in oudere media. In de Privé, in huis-aan-huis blaadjes en in tv-programma’s bestaat de mogelijkheid om in debat te gaan immers niet, en ook daar worden de meest wonderbaarlijke remedies geclaimd.
Betrouwbare – accurate en actuele – informatie aanbieden is zinnig. De behoefte daaraan is groot bij patiënten en hun intimi. Op het net komen steeds meer plaatsen waar zulke informatie wordt geboden. De pagina’s van De Amazones, voor jonge vrouwen met borstkanker, worden toedienden malen per week geconsulteerd. Zulke cijfers zeggen iets over de bereidheid én de behoefte van mensen om zich te laten informeren.
Wanneer ik zulke dingen beweer over de verstandigheid en het evaluatievermogen van tegenwoordige patiënten, zeggen artsen gewoonlijk tegen me: ‘Ja, maar jij bent mondig!!’ Ik ben mondig. Dus ik moet mijn mond houden. Hoe paradoxaal, denk ik dan altijd: door me te vertellen dat ik mondig ben, ontkrachten deze artsen wat ik zeg en ontnemen ze me wat ze me zojuist nog toedichtten. Tegelijkertijd beledigen ze andere patiënten met deze uitspraak.
En nu betrapte ik mezelf op precies zoiets. Zij, die mevrouw daar schuin tegenover me, was zielig, ik – want doorgewinterd – niet. Ze bleek een geroutineerde patiënt te zijn dan ik hoop te worden.
21 februari 2008 /MC, 29 februari 2008
[Overgenomen uit Het Parool van vandaag:]
De chirurg verdoofde me en sneed mijn oude litteken open. Hij porde en sjorde en vond mijn port-a-cath. Naast me stond een jampotje: ik had gevraagd of ik de PAC mee mocht nemen, ik wilde het ding dat twintig maanden in mijn lichaam had gezeten, nu eindelijk wel eens met eigen ogen zien.
In de New York Times van vandaag staat een artikel over kankeronderzoek en het
Lies kwam op bezoek toen ik mijn eerste chemo’s kreeg. Ze zag er blakend gezond uit en was tot in haar vezels ontzet: Spainkie toch, ook dit nog, na al het eerdere. Drie chemo’s later
Deze week word ik tweemaal geportretteerd:
[Gepubliceerd in Lover, december 2008.]
Zaterdag 10 november ben ik een van de gasten bij Rondom 10 (Ned 2, circa 21:00 – 22:00). Onderwerp die avond: gezondheidsadviezen. ‘De zin en onzin van voedingsadviezen staan centraal in deze aflevering van Rondom 10. We worden overladen met voorschriften om het risico op kanker en andere dodelijke ziektes te verkleinen. De waarschuwingen van deze week: van veel automatenkoffie krijg je een hartinfarct en met een beetje overgewicht heb je minder kans op kanker. Vorige week bleek: veel groenten en fruit eten helpt niet tegen kanker en van rood vlees en vleeswaren krijg je juist kanker.”
Elektronische patiëntendossiers zijn hot. Handig, zegt iedereen, want dan kan een behandelaar in je bestand kijken en precies zien wat je medische geschiedenis is en wat je aan medicijnen slikt. Als er een urgente situatie is weet iedereen meteen wat er aan de hand is. Dat dokter A ziet wat dokter B al voorgeschreven heeft is bovendien slim en voorkomt complicaties, want dat verhindert dat je als patiënt conflicterende pillen krijgt.