Dankwoord

(Wat ik gisteravond zei nadat de jury, bij monde van Cox Habbema, een prachtig laudatio had uitgesproken:)

Zelf zou ik nooit op het idee zijn gekomen mij een prijs te geven voor levenskunst. Voor het debat aangaan: mja. Voor hardnekkig lastige kwesties aankaarten en gedoe niet schuwen: best. Voor nieuwe onderwerpen op de agenda zetten: ook wel, misschien. Voor politiek en persoonlijk mengen: wellicht. Voor koppig zijn: nou en of, vraag maar aan mijn ouders en mijn vrienden. (Hoewel ik me afvraag of ook maar één van hen daar ooit een prijs tegenover zou willen stellen.) Maar vanwege levenskunst? Ik?

Ik ben een tobber en een culturele calvinist. In mijn hoofd regeert een stelsel van geboden en verboden: ik moet, ik moet, ik mag niet, ik moet. Ik denk altijd dat ik de dingen niet goed genoeg doe en ga dan op mezelf katten, in de hoop mezelf op die manier tot beter aan te sporen zodat ik niet door de mand zal vallen. Ik ben altijd bang dat ooit uitkomt dat ik alles met kunst- en vliegwerk doe en dat wie mij voor iets vraagt, ontdekt een kat in de zak te hebben gekocht. Ik ben telkens opnieuw verrast wanneer iets dat ik met veel aarzeling opschrijf, ergens resoneert en iemand me vertelt dat ze blij zijn dat wat zij stiekem dachten, nu zwart op wit staat.

Levenskunst, het mocht wat.

Het klinkt ook zo… frivool. Zo luchtig en vluchtig, zo leve de leut, dat mijn eerste aandrift is om me ertegen af te zetten – daar heb ik niks mee te maken! – of om giechelig te worden. Want ik was immers hartstikke serieus. Tenminste: dat wil ik zo graag zijn: serieus zijn en serieus genomen worden. Met ziektes en al, en met de ideeën daarover, en met al die andere lastige onderwerpen erbij en ernaast. Juist met al die lastige onderwerpen erbij en ernaast.

Tegelijkertijd ben ik diep, ja werkelijk tot tranen toe, geraakt dat deze prijs me is toegekend. Niet alleen omdat-ie over rechtvaardigheid en menselijke waardigheid gaat, over onorthodoxie en tegen de keer in.

Ja ook dat natuurlijk. Dat was mijn eerste reactie: zo onthutst en onherroepelijk blij zijn dat een keurige instantie als het Humanistisch Verbond mijn pogingen om ondergeschoffelde ideeën, meningen, belangen en gevoelens naar boven te halen, dusdanig op prijs stelt dat ze me daarvoor in het zonnetje willen zetten.

Want verdomd: dat is lavend. Al te vaak voel ik me een Cassandra, of gewoon maar vergeefs: roept ze weer dat het toch heus ingewikkelder ligt, waarschuwt ze weer voor wat we met open ogen besluiten of denken, wil ze weer de achterkant van het gelijk naar boven halen. Natuurlijk, íemand moet zulke dingen zeggen, maar ik vind mezelf vaak een ergerlijk repeterende breuk. Het allerakeligste is: het maakt meestal geen klap uit want iedereen gaat gewoon door met wat ze al deden en zeiden.

Toch is het belangrijk zulke dingen te blijven zeggen. Dat steunt en sterkt anderen die zich onbehaaglijk voelen bij het gangbare. Mensen die hun verhaal, hun zorgen, hun belangen en hun meningen niet vertolkt zien in het reguliere vertoog. Mensen wier positie een gat in de taal vormt. Want in een lacune van de taal vallen betekent uiteraard ook: een gat in het debat zijn. Maatschappelijk niet gehoord worden. Geen publieke stem hebben. Geen plaats hebben waar je hardop kunt nadenken, en daarom: bij voorbaat in de verdediging gedrongen worden.

Maar uiteindelijk was ik vooral geraakt omdat de keuze van de jury – hoe verlegen ik daar ook van word – nog iets anders zegt. Namelijk dat jezelf rekenschap geven van zorgen en onderkanten van stoeptegels noodzakelijk is, en – o verrassing – zelfs een integraal onderdeel is van levenskunst. Dat je, om een rond en vol leven te hebben, de dingen die scheef zitten en schuren beter maar niet kunt wegmoffelen. Dat het zin heeft ze op tafel te leggen. Daar krijg je niet alleen mooie gesprekken van, het is vaak ook de enige manier om mensen bij het leven en in de maatschappij te houden. Om elkaar te begrijpen.

Lastige kwesties zijn niet weg te denken. Ze blijven, ook al doen we nog zo hard ons best ze te negeren. We worden ziek, we lopen met een knal tegen muren op, we zijn bang en we zitten met een hoofd vol geboden en verboden. We kunnen het er maar beter over hebben dan zulke kwesties te verdoezelen, want wég gaan ze nooit, hoe hard we dat ook willen.

Dat het Humanistisch Verbond levenskunst dusdanig definieert dat dood, ziekte en gevecht daarin passen: dat is wat me nog het meeste ontroerde. Mijn dank daarvoor. Mijn onzeglijke dank.

Zometeen

Zometeen word ik met een taxi opgehaald voor een diner met de jury van de Van Praagprijs en het bestuur van het Humanistisch Verbond. Mijn ouders hebben samen met hun vrienden toevallig in precies hetzelfde restaurant gereserveerd, dus die kan ik dan fijn alvast omhelzen, daar heb ik intussen erge behoefte aan. Daarna de ontvangst met koffie enzo om 19:30, en om 20:00 begint het. Er kan niks misgaan en toch ben ik bloednerveus.

  • Naar de kapper geweest: check
  • Nagels gelakt: check
  • Gedoucht en haar gewasssen: check
  • Drank, sap &c gehaald voor eventuele afterpary: check
  • Huis enigszins opgeruimd voor eventuele afterparty: check
  • Bedacht en uitgeprobeerd wat ik ga aantrekken: check
  • Dankwoord klaar en geoefend: check
  • Aanmeldingen: check, de zaal zit vrijwel vol!
  • Straks voldoende vrienden in de buurt: check
  • Zenuwen in bedwang krijgen: I’m trying :)

Meer Van Praagpers (updated)

En nog meer pers over de Van Praagprijs die ik woensdagavond krijg uitgereikt (een eerder overzichtje staat hier). Oy. Ik voel me steeds meer overdonderd :)

  • Maandag 18 mei stond er een groot stuk in de Volkskrant: een spread in het tweede katern, ‘Levenskunst is makkelijk als alles goed gaat’, een stuk van Peter Giesen. (Het staat zo te zien niet online, dus ik kan er niet naar linken.)
  • Diezelfde middag werd ik live geïnterviewd in het programma De Praktijk (Avro, radio 1).
  • Diezelfde avond was ik te gast in Met het oog op morgen, radio 1, tussen 23:00 en 24:00. De presentator van dienst was Max van Wezel.
  • Het Parool, 19 mei 1009; interview door Addie Schulte: ‘Ik kom als onkruid weer boven’.
  • De Pers, 20 mei 2009: ‘Schrijven tegen de stroom in beloond’.
  • Wereldomroep, 20 mei 2009: rond 12 uur word ik live geïnterviewd op de radio;
  • De uitzending van Profiel van eind 2007 wordt woensdagavond herhaald op Nederland 2, van 22:53 tot 23:25.

PJ

Afgelopen woensdag ging ik naar Paradiso voor PJ Harvey, ik had me daar erg op verheugd. Een van de vrienden met wie ik ging had me gewaarschuwd dat het niet echt een PJ-optreden zou worden, ze tourde samen met John Parish, met wie ze twee albums heeft gemaakt.

Het was inderdaad anders. In 1993 zag ik ‘r voor het eerst, ook in Paradiso, en dat was buitengewoon imposant. Ze stond daar in een wollen jurkje, op blote voeten geloof ik, met een gitaar en mogelijk ook een bandje maar die andere muzikanten ben ik dan geheel vergeten. Uit een stukje dat ik daar indertijd over schreef:


…mijn hemel, wat een meid! Ze zingt, ze schreeuwt, ze fluistert, ze kermt, ze smeekt, ze vloekt, haar stem kruipt over de vloer en klimt tegen de muren, ze rammelt je oren door elkaar en plukt aan de zenuwen in je buik, en ze kan gitaar spelen als de beste. Haar muziek gaat alle kanten op, plus nog een stuk of drie richtingen waarvan je nog nooit eerder had gehoord. PJ zingt over de liefde; over de schoonheid en de vuigheid ervan, over van twee mensen tegelijk houden, over nevernooitniet meer verliefd willen zijn, over jaloezie, hunkering, wraak en vertedering.

[…] het aardige is dat ze met evenveel gemak dames bezingt als meneren. Maar wanneer zij over de damesliefde zingt durft ze datgene waar kd lang zich in al haar vermeende stoerheid van haar levensdagen niet aan zal wagen: schelden. Woedend zijn. Laaiende kwaadheid ventileren. In het nummer Snake pleegt ze bijvoorbeeld een drie minuten durende vloekkanonnade op haar lief die haar heeft verlaten – you slut, you snake, you tore right through my heart; een scheldpartij die ze halverwege met een klein stemmetje onderbreekt om haast huilend te zingen hoe afschuwelijk ze haar mist. Een nummer om nooit te vergeten.

De PJ van nu was een andere. Ze zong een stuk meer ingehouden, wat ik wel snap want je kunt niet vijftien jaar lang blijven schreeuwen. Maar ik miste de frictie. Ze kon vroeger zo mooi in één en hetzelfde nummer van lief naar vals schieten, van teder naar bang, of van zorgeloos naar hee-ho-wacht. Nu waren de nummers minder complex, platter, zowel in tekst als in muziek. Elk liedje ging maar over één ding. Niks alle kleuren van de regenboog en alle hoeken van de kamer.

PJ zong, met die band erbij die dan de muziek deed. Ineens was ze geen muzikant meer maar de zangeres van de band, die dan ook nog leuk ornamentaal licht tuttige dansjes deed. Zo traditioneel als had ik ‘r niet verwacht. Bij een van de laatste nummers pakte ze zelfs een tamboerijn, oh nutteloos jezelf een houding moeten geven en kijk mij eens leuk meedoen instrument. Er was maar één nummer waar ze als vanouds alle regionen tegelijk bespeelde met haar stem, en ik kon alleen maar denken: 50 ft queenie. Ik keek naar PJ en miste haar.

Van Praagprijs, pers

Er zijn nu al 425 plaatsen gereserveerd voor de prijsuitreiking volgende week in het Muziekgebouw – ik ben bijna uitverkocht :) Aanmelden kan geloof ik nog. Ook weet ik eindelijk wat ik wil aantrekken die avond, da’s geen onbelangrijke beslissing. Ik zeg niks maar het wordt iets met rood en zwart.

Inmiddels zijn er al enkele interviews verschenen naar aanleiding van de prijs. Voor de liefhebbers:

  • Humanistisch Verbond, 1 mei 2009: ‘Het recht om af te wijken’.
  • De Avonden, VPRO radio, 5 mei 2009.
  • Human, de website van het Humanistisch Verbond, 6 mei 2009: ‘Bij een levenskunstenaar denk ik al snel aan een vrolijk persoon’.
  • Persbericht HV, 7 mei 2009: ‘‘De Van Praagprijs moedigt me aan om door te gaan’.
  • Het Continuüm, 9 mei 2009, ‘Een echte feminist is ook een heer’, door Janiek Kistemaker.
  • OBA live, 15 mei 2009, een radioprogramma dat Theodor Holman dat live wordt uitgezonden vanuit de Openbare Blbliotheek in Amsterdam. De uitzending werd ook opgenomen, het item is hier te zien.

Doktersadvies

In Amerika bestaat een instantie die bijhoudt welke medicijnen mensen krijgen voorgeschreven, het Prescription Monitoring Program. Het PMP beschikt over ruim acht miljoen medische dossiers.

En die zijn gekraakt.

Twee weken geleden verscheen een bericht van een hacker op de website van het PMP. Hij deelde mee die dik acht miljoen medische dossiers te hebben gekopieerd en had de dossiers op de site versleuteld, zodat het PMP zelf er niet meer bij kon. En hij wou losgeld: alleen als-ie tien miljoen dollar zou krijgen, was-ie van plan het PMP de sleutel te geven. Kreeg hij het geld niet, dan zou hij de bestanden verkopen aan de meest biedende, of ze desnoods openbaar maken.

Nu lijkt het een wat amateuristische hack (de dief wilde de afspraken over betaling regelen via een hotmail account, wat me een garantie lijkt om gevangen te worden), maar toch is het een bijzondere gebeurtenis: het is de eerste keer dat elektronische patiëntendossiers uit geldzucht worden gehackt en iemand de medische gegevens van miljoenen mensen in gijzeling houdt.

Meestal gaat het op minder spectaculaire wijze mis met elektronische patiëntengegevens. Wie de berichten een beetje volgt, ziet dat er bijna elke week op grote schaal medische gegevens lekken. Ze worden verloren (usb stick kwijt, laptop ergens laten liggen), en hup, daar ligt je medische dossier op straat. Of ze raken onbruikbaar of ontoegankelijk – het is al tientallen malen voorgekomen dat een ziekenhuis besmet raakte met een computervirus, en artsen niet meer bij de medische dossiers van hun patiënten konden.

Medische gegevens blijken buitengewoon slecht beveiligd. In 2005 heb ik zelf een onderzoek uitgevoerd, en binnen de kortste keren waren we binnen bij een ziekenhuis en konden we bij 1,2 miljoen patiëntengegevens. We konden ze niet alleen kopiëren en weggooien, we konden ze ook veranderen. Twee weken lang hebben we rondgestruind in de systemen van dat ziekenhuis – dat zichzelf nota bene op de borst sloeg wegens haar geweldige beveiliging – en niemand die iets in de gaten had.

Ook anderen hebben herhaaldelijk geconstateerd dat de beveiliging van elektronische medische gegevens buitengewoon slecht is. Nu vindt wellicht niet iedereen het een ramp als zulke gegevens over hem of haar naar buiten komen, maar dat anderen erbij kunnen, betekent in veel gevallen ook dat ze zulke gegevens kunnen veranderen: van willekeurige mensen de bloedgroep aanpassen bijvoorbeeld, of de dosering van medicijnen verhogen, of allergieën verwijderen.

Minister Klink weigert de risico’s van het EPD onder ogen te zien. Zelfs dat de toegangspas gekraakt is die artsen en verpleegkundigen moeten gaan gebruiken om toegang tot het EPD, vindt hij niet vreselijk zorgelijk.

Veel mensen denken daar echter anders over: een half miljoen Nederlanders heeft bezwaar aangetekend tegen het EPD. En artsen zelf vertrouwen de boel nog minder. die willen in meerderheid niet in het EPD worden opgenomen. Ze hebben tien keer zo vaak als de rest van de bevolking bezwaar ingediend: ruim dertig procent van hen wil niet dat hun eigen medische gegevens via een landelijk EPD wordt uitgewisseld, en nog eens twintig procent is van plan om bezwaar aan te tekenen.

Hun motief? ‘Omdat ik deelneem aan het opzetten van het EPD in mijn eigen ziekenhuis ken ik precies de zwakke plekken – en daar zijn er veel van,’ zei een van de geënquêteerde artsen.

Als artsen een medicijn afwijzen, moet de minister het niet zelf voorschrijven.

Oordelen over de rechter

Binnenkort komt SM rechter uit, een film die op een spraakmakende Vlaamse zaak is gebaseerd. Een rechter begeeft zich samen met zijn echtgenote op het SM-pad: zij heeft er een dusdanig sterke aandrang toe dat ze dreigt hem te verlaten als hij haar niet tegemoet komt. Getweeën verkennen ze, met steeds minder schroom, het gebied waar pijn en genot samenvloeien. Voor Magda, de echtgenote, is het een verademing; Koen moet erg wennen maar ziet hoe zijn vrouw opbloeit.

In een gerechtelijk onderzoek duiken onverhoopt foto’s van Magda op, genomen tijdens een SM-sessie. De man die haar met hun beider instemming onderhanden nam wordt gezocht wegens verkrachting en het Openbaar Ministerie volgt hem al geruime tijd. Vanaf dat moment ligt hun seksleven op straat. Het OM doet een inval bij hen thuis en vindt tapes van SM-sessies, Koen wordt mishandeling van zijn echtgenote en souteneurschap ten laste gelegd (er heeft ooit iemand betaald om Magda’s meester te mogen wezen).

Koen wordt veroordeeld en verliest zijn baan. De schrik over SM speelt daarin een grote rol – zulke pijn kan iemand toch niet zelf verlangen, dat kan toch niets anders dan misbruik zijn? – maar ook de naweeën van de zaak Dutroux, waar steeds opnieuw werd geïnsinueerd dat tot in de allerhoogste regionen mensen deelnamen aan stiekeme en verderfelijke seksuele praktijken, speelde mee. Er moest een Barbertje hangen. En Barbertje, dat was Koen A.

De film speelt meesterlijk met de scheidslijn tussen privé en openbaar. Nergens zijn de seksscènes ranzig, en het enige moment dat je ongemakkelijk wordt is als een groepje rechters naar de sekstapes van Magda en Koen kijkt. ‘’t Is toch een schande, kijk nou toch!’ hitsen ze elkaar in koor op, en intussen wéét je dat ze allemaal met een paal in hun broek zitten en dat Koen de rekening gepresenteerd zal krijgen van hun eigen lustige ongemak.

Maar het gaat ook over de vraag hoe dat nu werkt: op een prominente positie verkeren en in je privéleven iets doen dat tegen de publieke moraal indruist. Mijn eerste neiging is te denken dat je a) weet dat zoiets ooit fout loopt en dat je dus b) bereid moet zijn om van je persoonlijke verlangen en omstandigheden een publieke zaak te maken als c) de kat uit de mouw komt.

Of sterker: misschien moet je er zelf wel op voorhand over beginnen. Langs die weg heeft immers elke minderheid zijn rechten verworven: van vrouwen die in de jaren zeventig publiekelijk meldden dat ze een abortus hadden ondergaan tot Kamerleden die openlijk homoseksueel zijn. Ze doorbraken daarmee het idee dat ze iets hadden om zich over te schamen, dat ze minder waren. En terwijl je weet dat een dergelijke openbare stellingname je zakelijk leven kan benadelen, gaat het om kwesties die nooit evenwichtig over het voetlicht komen tenzij iemand zich dapper uitspreekt.

Anderzijds is dat nu precies de kern van de zaak: dat niet alles wat je doet publiek bezit is, ook niet indien je een publieke functie inneemt, en dat geen enkele emancipatiebeweging ooit iemand kan claimen, zelfs niet indien het om een van de hunnen gaat. Ook een rechter mag participeren aan een ongewoon seksfeestje, en daar heeft helemaal niemand iets mee te maken.

Artsen willen zelf niet in EPD

Van de website van ICTzorg van vandaag.


Zo’n 30 procent van de artsen heeft al bezwaar gemaakt tegen uitwisseling van de eigen gegevens via het landelijk EPD en circa 25 procent overweegt dit alsnog te doen. Dat blijkt uit een enquête onder artsen die aanstaande donderdag in Medisch Contact wordt gepubliceerd.

Deze cijfers werden gisteren bekend gemaakt tijdens een symposium van de KNMG over de juridische aspecten rondom het EPD.

Inmiddels hebben circa 438.000 mensen bezwaar gemaakt tegen opneming in het landelijk EPD, dat is zo’n 3 procent van de bevolking. Dat is drie keer meer dan de 1 procent waar minister Klink van VWS in eerste instantie van uitging.

Patiëntenmacht

(Mijn derde gesproken column voor De Praktijk, AVRO / Radio 1, tussen 13:30 en 14:30.)

De Zweedse denktank Health Consumer Powerhouse (HCP) heeft geïnventariseerd hoe het in Europa met de macht van patiënten is gesteld. Ze hebben daarbij gekeken welke rechten patiënten hebben, over hoeveel informatie patiënten beschikken, of het effect van behandelingen terdege wordt onderzocht, en tenslotte wat de kosten van de zorg zijn.

In landen die goed scoren, hebben patiënten recht op een second opinion en op inzage van hun dossier. Er is sprake van behandelovereenkomsten, van gedegen controle op de beroepsuitoefening van artsen, van toetsing van behandelingen en ziekenhuizen. Er is goede algemene informatie over ziektes en afwijkingen voorhanden en er zijn actieve patiëntenorganisaties. Er hoeft niet onder de tafel betaald te worden om goede zorg te krijgen.

Nederland komt er in het onderzoek goed vanaf: we staan nummer vijf op de ranglijst, met boven ons Denemarken, Duitsland, Finland en Zwitserland. Opmerkelijk is dat zowat heel Noord-Europa hoog scoort. De Balkanlanden daarentegen scoren bijna stuk voor stuk slecht, evenals de Middellandse-Zeelanden.

Gezien die verdeling zou je bijna gaan denken dat katholicisme nadelig is voor patiënten. In de slecht scorende landen is de dokter Gods plaatsvervanger op aarde: zijn oordeel is onfeilbaar, zijn wegen zijn ondoorgrondelijk en lenen zich niet voor discussie of debat, en wie patiënt is heeft braaf te slikken wat de dokter voorschrijft.

Calvijn heeft kennelijk een voorbeeldige invloed op de zorg gehad. Het calvinisme kent geen onfeilbare Paus of arts, de preken worden niet in potjeslatijn gehouden, iedereen mag zelf de bijbel en bijsluiter lezen en met een ander van mening verschillen over de interpretatie ervan, en met geld kun je je geen hogere plaats in de hiërarchie kopen.

Maar ja. Calvinisme heeft ook nadelen. Het is een geloof dat – meer dan het katholicisme – doordrongen is van schuld en plicht, en aan aflaten doen ze niet. Waar katholieken streng zijn in de leer en makkelijk in de praktijk, zitten calvinisten met een ziel boordevol verantwoordelijkheidsbesef, en zijn ze meer rigide. Ze zijn dol op procedures en bureaucratie. Calvinisten hebben nooit een café naast hun kerk.

Precies die nadelen worden in het onderzoek wat weggemoffeld. Ja, Nederland heeft goede zorg, maar – of je nu arts bent of patiënt – je wordt mal van de papierhandel. Er is een heel strikt idee over hoe je je als patiënt hebt te gedragen: je hoort mondig te zijn, je hoort je te verdiepen in je ziekte en in je behandeling, je hoort je te informeren, je hoort beslagen ten ijs te komen als je naar de dokter gaat. Geen land waar mensen er zo op hameren dat je een vragenlijstje moet maken als je naar het spreekuur gaat. We gaan uit van buitengewoon rationele, koelbloedige, bureaucratie-vaardige patiënten. Voor overstuur zijn, of gewoon maar erg bang om dat zieke lichaam van je, hebben we niet zoveel emplooi.

En het zijn juist ook de calvinistische landen waar het hardst wordt nagedacht over schuld in de zorg: waar gezocht wordt, keer op keer, naar vormen van uitsluiting, eigen risico of eigen-schuld-zelf-betalen als je op enigerlei wijze de hand zou hebben gehad in het ontstaan van je ziekte of blessure. In Nederland heeft een zittende minister van gezondheidszorg hardop gezegd dat we nodig moesten nadenken over het bestraffen van een verondersteld slechte leefstijl. Dat is een gedachte die in een katholiek land van z’n leven niet zou opkomen.

Intussen blijf ik me maar afvragen hoe een atheïstische gezondheidszorg eruit ziet. Zorg zonder schuld, zonder bureaucratie, en zonder almacht. Het zou de hemel op aarde zijn.

Ongemakkelijk leuk

Afgelopen weekend deed Improv Everywhere voor het eerst iets in Nederland; in New York is het bijna elke maand raak. Hun aanpak vergt voorbereiding maar is simpel. Er is een uitgewerkt scenario, er wordt via internet een groep vrijwilligers opgetrommeld – inmiddels beschikt Improv Everywhere over een bestand van dertigduizend mensen – die pas ter plekke instructies krijgen en dan georkestreerd iets doen. Het gaat altijd om onschuldige interventies in publieke ruimtes: met z’n allen een warenhuis in gaan en daar heel langzaam bewegen; in een café zitten en daar een uur lang in een vaste sequentie dezelfde serie handelingen uitvoeren; je met tweehonderd mensen in Centraal Station verspreiden en op hetzelfde moment allemaal vijf minuten lang bevriezen.

In Amsterdam schaarden honderdtwintig mensen zich plots in een rij voor inderhaast neergezette hekken bij het Nationaal Monument op de Dam en deden alsof ze er een rondleiding zouden krijgen. ‘De kans van mijn leven,’ riep de een, en ‘Het was prachtig, ik sta nu al voor de tweede keer in de rij, ik wil nog eens,’ zei de ander. Na een uur loste de rij zich net zo vlot op als-ie was ontstaan en was er van de actie niets meer te zien. Het grappige was dat nogal wat onwetende buitenstaanders zich, nieuwsgierig geworden, inmiddels in de rij hadden aangesloten. Zij moeten enigszins verdwaasd zijn achtergebleven. Uhm, wat was hier nu te zien en waarom waren al die andere wachtenden ineens verdwenen?

Van elke publieksimprovisatie worden filmpjes gemaakt, die later op internet worden gezet, met toelichtingen en verslagen van de deelnemers. Ze zijn een geweldige opsteker, je wordt buitengewoon vrolijk van die filmpjes. Je ziet de omstanders schuins kijken naar een serie identieke tweelingen die tegenover elkaar op de bankjes van een metrostel zitten, en die elkaars gebaren nauwgezet kopiëren. ‘Huh?’ zie je de omstanders denken. Zien ze het nu goed? Wat raar. Mensen stoten elkaar aan en kijken steeds openlijker. En er gebeurt niets, behalve dat de omstanders van de weeromstuit met besmuikte blikken bij elkaar polsen of zij het óók vreemd vinden en gaandeweg met elkaar gaan praten.

Of er stapt iemand in de metro in zijn onderbroek. Shirt, jas, schoenen: alles aan behalve een broek. Omstanders merken het na verloop van tijd en negeren het. Hm, een gek, niks doen en vooral niet zijn aandacht trekken. Wanneer bij de volgende halte nog iemand zonder bovenbroek instapt, worden de inzittenden van de coupé ongemakkelijk. Hier is iets aan de hand. Maar wat?

Wat er zo geweldig aan is, is de combinatie van onschuldig vertier, gezamenlijk optreden en publieke ingreep. Improv Everywhere haalt dagelijkse routines overhoop en schudt iedereen even zachtjes wakker. Er is iets anders. Wat? Waarom? Wat is hier aan de hand? In de onzekerheid die ze met hun ingreep bij de omstanders creëren, stoten de deelnemers iedereen eventjes uit hun vaste patroon van niet kijken, niet praten. Zo’n coupé vol metroreizigers die zich met half aangeklede mensen geconfronteerd ziet, wordt plots tot een groep aaneengesmeed. Zoals Alex Scordelis, de bedenker van Improv Everywhere zegt: ‘we voorzien ze van een anekdote’.

Maar ’t is meer dan dat. We zijn overal met zoveel mensen dat we geleerd hebben elkaar te negeren, om elkaar zodoende ruimte te geven; en al wie zich afwijkend gedraagt, wantrouwen we een beetje. Improv Everywhere laat zien dat raar ook puur leuk kan zijn.