Newspeak revisited

[Begin april organiseerde de SP een viertal avonden over de oorlog in Irak. Hoofdgast was Scott Ritter, voormalig VN-wapeninspecteur die in 1998 ontslag nam omdat Amerika naar zijn mening de inspecties saboteerde. Ik las een van die avonden een gesproken column voor over de berichtgeving over de oorlog.]

“…de zogeheten wapeninspecties…” (Bush in zijn speech tot Amerika, 17 maart 2003)

Er was weinig ‘zogeheten’ of ‘zogenaamds’ aan de wapeninspecties. UNSCOM is erin geslaagd minstens 90 tot 95% van Iraks wapenmachinerie en -industrie te ontmantelen. UNSCOM werkte daartoe nauw samen met allerhande inlichtingendiensten, inclusief de Amerikaanse en Israëlische. Geen enkele inlichtingendienst is er nadien in geslaagd aan te tonen dat Irak nucleaire, chemische of biologische wapens bezat, produceerde, zou kunnen produceren of voorbereidingen daarop trof. En als die wapeninspecties ‘zogenaamd’ waren, waarom was Amerika dan zo boos toen Irak ze na 1988 niet meer wilde toelaten? Zit daar geen discrepantie tussen?

“…oorlogsmisdaden zullen worden bestraft en oorlogsmisdadigers vervolgd.” (Bush op 17 maart 2003)

Via welk gerechtshof precies? Was het niet Amerika die het Internationaal Strafhof met grote verontwaardiging afwees en zelfs tot ontsteltenis van de Nederlanders een invasiewet opstelde om elke Amerikaan die voor dat hof in Den Haag zou moeten verschijnen, te kunnen komen ‘bevrijden’? Of wil Amerika zelf de Iraakse oorlogsmisdadigers gaan berechten, volgens het recept van Guantanamo Bay?

“Dat het Iraakse leger beschermende pakken heeft, bewijst dat het land massavernietigingswapens heeft.”

Heeft het Amerikaanse leger niet ook beschermende pakken? Heeft niet élk leger tegenwoordig beschermende pakken?

“Dat Irak tot nu toe geen massavernietigingswapens heeft gebruikt tegen de Amerikanen, bewijst dat Saddam Hussein ze achter de hand houdt.”

Hier past alleen stilte. Het is dezelfde logica als eerder gebruikt jegens de wapeninspecteurs: “Dat jullie niks vinden bewijst alleen dat Saddam ze goed heeft verstopt, niet dat hij ze niet heeft.” Daar is geen verweer tegen mogelijk, behalve machteloos gelach. Wie iemand wil beschuldigen, heeft tenminste een draadje bewijs nodig.

“Het tonen van Amerikaanse krijgsgevangenen is een grove schending van het Verdrag van Genève.”

…zei de Amerikaanse regering twee weken geleden woedend, nadat wij al dagen achtereen foto’s in de kranten en op CNN hadden gezien van gevangen genomen Iraakse soldaten. Maar voor hen geldt het verdrag van Genève kennelijk niet. Net zoals Genève volgens Amerika niet geldt voor de mensen die nu al ruim een jaar in Guantanamo Bay vastzitten. Als zij krijgsgevangenen zijn, hebben ze het recht op een fatsoenlijke behandeling – die ze niet krijgen. Als ze daar vastzitten als terroristen, hebben ze recht te weten hoe de aanklacht tegen hen luidt en hebben ze recht op een advocaat en een eerlijk proces. Ze krijgen niets van dat al, en Amerika schendt daarmee hetzij de Geneefse Conventie, hetzij de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, vermoedelijk beide, en hoe dan ook: haar eigen wetgeving.

Het is schandalig dat Irak burgers dwingt deel te nemen aan de oorlog.” (Amerika, zo’n anderhalve week terug).

Veel hebben we daar niet van gezien, van burgers die gedwongen worden aan de oorlog deel te nemen. Wel van vluchtende burgers die door de Amerikaanse troepen worden neergeschoten. Maar mocht Irak inderdaad haar eigen burgers gedwongen in het leger inlijven, dan vind ik dat niet vreemd. Hier in het Westen noemen we zoiets gewoon ‘algehele mobilisatie’. Het is overal ter wereld, ook in Amerika, gewoonte jonge mannen onder de wapenen te roepen wanneer dat land zich in staat van oorlog bevindt, en wie weigert, heet dan een deserteur. Waarom zou Irak niet hetzelfde mogen doen? Omdat dat regime ons niet zint? Maar daarom voeren wij nu juist oorlog tegen ze. En ook een regime dat ons niet zint heeft het recht zich te verdedigen. En daar hoort mobilisatie bij, als het oorlog is.

“Wij komen daar de democratie brengen.”

Democratie brengen? Met een geparachuteerde regering van ex-generaals en oliedirecteuren, terwijl Britse en Amerikaanse bedrijven zich de benen uit het lijf rennen om in te schrijven op de ‘wederopbouw’ van Irak?

Natuurlijk, de democratie brengen via generaals! De Amerikanen hebben immers een lange geschiedenis en rijke ervaring op dat vlak, wie kan dat beter doen dan zij? Loop het alfabet maar af: Argentinië, Brazilië, Chili, tot aan Uruguay. Amerika steunde de Griekse kolonels en de Nicaraguaanse contra’s. Het voornaamste verschil tussen toen en nu is dat indertijd de CIA ‘buitenlandse democratieën beschermde’ terwijl het Witte Huis elke betrokkenheid bij dergelijke praktijken ontkende. Thans lijkt het Witte Huis elke discretie overboord te hebben gegooid: ze gaan Irak de democratie brengen. Houzee.

Maar democratie leg je niet op. Democratie bouw je op: met onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur, een zekere mate van welvaart en rechtszekerheid, en vooral: met vrijheid, openheid, overleg en verantwoordelijkheid. Niet met geparachuteerde interimbesturen geleid door buitenlanders, aangevuld met ex-Iraki’s als Ahmed Chalabi waarvan buiten Amerika nog nooit iemand heeft gehoord (behalve dan in verband met bankfraude). Democratie bereik je niet met buitenlands bestuur, mandaatgebieden of protectoraten. Langs die weg, gevolgd door de Britten aan het begin van de vorige eeuw, is nu juist een groot deel van de malaise in het Midden-Oosten ontstaan, met kunstmatige grenzen, semi-bezetters en eindeloze konkelarijen van het Westen om het ene land tegen het andere uit te spelen en snel-wisselende allianties te sluiten. Alles om hun olie en hun invloed veilig te stellen, daarmee het ene monster van Frankenstein na het andere scheppend – van Osama Bin Laden tot, inderdaad, Saddam Hussein.

Naschrift, d.d. 20 april 2003:

De oorlog tegen Irak is officieel voorbij (Saddam Husseins standbeeld in het centrum van Bagdad werd omvergetrokken op de dag dat ik deze column uitsprak – maar de berichtgeving is vaak nog even belabberd. Bij deze twee ‘ pareltjes’ uit de kranten:

Deze kop komt uit de Volkskrant van 19 april 2003. Waarom staat de term bezettingsmacht tussen aanhalingstekens? Irak is toch binnengevallen door een vreemde mogendheid?

Deze kop komt uit Trouw van 19 april (op de 20e van het net geplukt). Waarom zijn de betogers nu omgedoopt tot ‘islamisten’? Toen ze met hulp van de Amerikanen in Bagdad het grote standbeeld van Saddam Hussein neerhaalden, heetten ze nog gewoon Irakezen. Maar nu ze in datzelfde Bagdad tegen iets protesteren dat wij geacht worden goed te vinden, heten ze plots ‘islamisten’. Merk voorts op dat er aanzienlijk meer Irakezen bij deze demonstratie waren (ruim tienduizend) dan bij het omhalen van dat standbeeld (maximaal een paar honderd mensen).

Els Iping en het buurtleed

Je kon je kont niet keren in de Dirk op Wittenburg, maar hij was goedkoop en godlof centraal voor alle Oostelijke Eilanders. In een buurt met veel oude mensen en met lage inkomens telt dat. Elk jaar werden er huizen bijgebouwd in de buurt: elk blok betekende langere rijen bij de supermarkt en verhoogde de kans op misgrijpen. Ondertussen sloten de groenteboer, de bakker en het postkantoor. De supermarkt wilde graag uitbreiden maar kreeg dat niet voor elkaar. Toen de woningbouwvereniging de huur fors verhoogde, werd het de supermarkt genoeg: ze besloten weg te gaan.

Buurt in paniek. De dichtstbijzijnde super is veertien procent duurder en een dikke kilometer verderop. De buurt richtte een werkgroep op die de woningbouwvereniging smeekte een nieuwe huurder voor de supermarkt te vinden. De woningbouwvereniging en de gemeente waren niet bijster geïnteresseerd: die wilden liever een vers te bouwen complex op de kop van de Csaar Peter. Dat was ook een injectie voor die straat vonden ze, die werd immers opgefrist en gerenoveerd en een grote nieuwe supermarkt paste mooi in dat plan. Dat zou de Csaar Peter leuk ophalen.

Tsja, zeiden de Oostelijke Eilanders, dat zeiden jullie indertijd over ons ook. Sterker: indertijd hebben jullie om die reden zelfs winkels van de Csaar Peter naar Wittenburg laten verhuizen, dat zou andere winkels aantrekken. En zie het resultaat: alleen de slager is over. Wij willen liever een nieuwe supermarkt op Oostenburg, da’s redelijk centraal voor alle Eilanders. Kijk, we hebben samen met een architect een ontwerp gemaakt, er past prachtig een supermarkt in het Wienergebouw, de projectontwikkelaar heeft beloofd niet dwars te gaan liggen en we hebben al twee goedkope supermarkten gevonden die er graag in willen.

Tsja, zeiden ook de Csaar Peterbewoners, wij willen helemaal geen grote supermarkt op onze kop. De paar buurtwinkels die wij nog hebben, hebben al aangekondigd dat ze dan vertrekken, en bovendien: er i­s al een supermarkt op de kop van de Csaar Peter, alleen moet je effies de straat oversteken. Ja die dure, die van de veertien procent meer. Wij willen veel liever een bibliotheek op de kop, een kinderdagverblijf, en een postkantoor of een bank.

U wilt wel een supermarkt op de kop van de Csaar Peter, snibde de inmiddels opgetrommelde stadsdeelbestuurder, Els Iping. Dat hebben we zelf gehoord van de projectgroep daar. Ha, zei de buurtvertegenwoordiger, dat komt omdat wij bewoners wel drie jaar hebben meevergaderd, maar onze ideeën nooit zijn meegenomen, kijk, hier is ons buurtonderzoek. Nietes, zei Iping. Welles, zei de buurtvertegenwoordiger. Nu moet u wel fatsoenlijk blijven, stampvoette de PvdA- bestuurder, ik zit hier niet om beledigd te worden.

Er komt toch een nieuwe huurder voor de oude Dirk, hernam de stadsdeelbestuurder zich. Nou dan! Dan heeft u binnenkort zelfs twee supers! Hoezo twee, zei de buurt, want er lijkt na dertien maanden zoeken inderdaad een huurder voor de oude Dirk te zijn gevonden, maar da’s een club die net in de supermarktenhandel is gegaan, dit wordt hun tweede filiaal. U zet al uw kaarten in op een nieuwkomer. Als zij het niet redden in die te kleine winkel en met de concurrentie die u hen toebereidt hebben we dus alleen die ene nog te bouwen op de Csaar over, plus natuurlijk die dure van veertien procent meer naast de kop. En die zijn alletwee te ver weg voor veel Eilanders. Dus wij willen liever een super centraal op de Eilanden, op Oostenburg.

Wij willen ook liever naar Oostenburg dan naar de Csaar, zei de Dirk. Hou je d’r buiten, Kok, zei de stadsdeelbestuurder.

U maakt zich teveel zorgen, zei de stadsdeelbestuurder. Maar wij zijn ook bezorgd, zei de buurt, en ondertussen geloven wij dat u onze problemen onderschat. U moet niet zo demagogisch doen, zei de wethouder, wij hebben heus goede ideeën. Wij ook, zei de buurt, maar u wilt ze niet in de deelraad bespreken, de deelraadsleden moesten onze plannen uiteindelijk inbrengen. We hebben de indruk dat u allang besloten heeft.

In mijn buurt trok het anders wel aan toen er een grote supermarkt kwam, zei de stadsdeelbestuurder, wij hebben nu zelfs een markt. Wat een gotspe, zei de buurt, wij vragen al jaren om een markt maar dat mocht nooit van u. Ik zit hier pas elf maanden, zei de stadsdeelbestuurder, dus ik weet van niks. Die indruk kregen we al, zei de buurt. Ik vind u wel erg beledigend, zei de wethouder. Ja hallo, zei de buurt, en schudde haar hoofd over een democratie gebouwd op gebelgde ego’s.

Oorlog in een kruitvat

De wonderen zijn de wereld nu definitief uit. Deze week wordt het oorlog, dan breekt de hel los. Bush denkt dat hij een (voor hem) schone oorlog kan voeren, maar oorlogen zijn per definitie vies, duren langer dan wie ook dacht en kosten altijd veel teveel doden.

Bush gaat oorlog voeren in een kruitvat. Israël grijpt sinds 11 september 2001 het feit dat de ogen van de wereld iets oostelijker zijn gericht, dankbaar aan en vernielt nederzetting na nederzetting. De Palestijnen zijn de wanhoop al jaren nabij en niemand maakt zich echt druk om hen; ze worden daarmee een makkelijke prooi voor fundamentalisten en extremisten en worden voor ieders kar gespannen. Turkije heeft zojuist ontdekt dat beloftes over economische hulp verdampen als je niet als militaire uitvalsbasis wilt dienen. Iran overweegt om – net als Irak al eerder heeft gedaan – over te stappen op euro’s in plaats van dollars voor hun olie en duwt de Amerikaanse economie daarmee nog een stapje dieper het dal in. De Koerden in Noord-Irak beginnen hardop na te denken over een eigen staat, en Turkije staat klaar om ze de kop in te duwen, bang voor een opstand in eigen land.

Bin Laden wrijft onderwijl in zijn handen. Hij hoeft de haat waarop fundamentalisten tieren, niet meer zelf te zaaien: hij kan kalmpjes oogsten. Voor elke bom die de Verenigde Staten op Bagdad zullen laten vallen, krijgt hij er gratis tientallen rekruten bij, zo gulzig om martelaar te worden dat ze liever vandaag een terroristische aanslag plegen dan morgen.

Bush heeft de buitengewoon treurige primeur de eerste Amerikaanse president te zijn die een land binnenvalt zonder dat dat land andermans soevereiniteit heeft geschonden. Dat maakt deze oorlog volkenrechtelijk illegaal. De VN staat daarmee op zijn grondvesten te trillen en ziet haar bestaansrecht ernstig ondermijnd: Amerika doet kennelijk toch wat het wil. Amerika’s angst opnieuw doelwit te worden van een terroristische aanslag is waarschijnlijk de motor daarachter, maar zelfs de CIA heeft geen duidelijke banden tussen Saddam en Bin Laden kunnen aantonen. Dezelfde geheime diensten die ondanks Bush’ fervente aansporingen VN-inspecteur Blix niet van fatsoenlijke bewijzen konden voorzien dat Irak inderdaad massadestructiewapens verborgen houdt, meldden vorige week in een rapport dat de optimistische dominotheorie van Bush – als Irak democratisch wordt, volgt de rest van de regio vanzelf – op drijfzand is gebouwd.

De Iraakse oppositie – voor zover aanwezig – is verdeeld en bang. Ze vertrouwt Amerika niet. Het land heeft Saddam in de jaren tachtig gesteund, en slachtoffers hebben doorgaans een goed geheugen voor zulke dingen. Pappa Bush maakte het er niet beter op toen hij bij de vorige Golfoorlog het volk opriep tegen Saddam in opstand te komen. Toen ze dat tenslotte deden trok pa zich terug, het land slechter achterlatend dan voorheen, terwijl Saddam ettelijke tienduizenden mensen afmaakte. Daarnaast boezemt het lot van Afghanistan vrees in: de oorlog duurt er nog steeds voort en warlords hebben het voor het zeggen gekregen.

Diezelfde VN waaraan Bush nu voorbijgaat, kreeg van hem afgelopen weekend de taak toebedeeld het ‘proces van democratische opbouw’ te gaan begeleiden. De logica ervan is voor mij onnavolgbaar: eerst zonder de VN optreden en het enige supranationale orgaan met het recht op ingrijpen terzijde schuiven, en dan van diezelfde, inmiddels uitgeholde instantie verwachten dat zij de troep achteraf opruimt, het land aanharkt en het de manieren bijbrengt die je zojuist zelf hebt geschonden.

In zijn oorlogsaankondiging van gisteren kwam Bush met een al even bizarre tournure. Hij waarschuwde het Iraakse leger geen oliebronnen in brand te steken noch vernietigingswapens tegen de Amerikanen of het eigen volk in te zetten. “Oorlogsmisdaden zullen worden vervolgd, oorlogsmisdadigers zullen worden gestraft,” zei Bush streng – dezelfde Bush die heeft geweigerd het convenant voor het vorige week in Den Haag geïnstalleerde Internationaal Strafhof te ondertekenen, dezelfde Bush die een wet heeft gemaakt om Nederland binnen te vallen mocht er ooit een Amerikaan wegens oorlogsmisdaden voor datzelfde Strafhof worden gebracht.

Wat doen Bos en Balkenende ondertussen? Spreken ze zich uit tegen deze ondermijning van het internationaal recht? Wijzen ze Bush erop dat hij de VN en het Strafhof kennelijk gebruikt of dumpt naar het hem uitkomt? Welnee. “Nederland geeft wel politieke steun aan Amerika, maar geen militaire,” orwellde Balkenende, en Bos zweeg. Morgen gaan ze weer gezellig verder thee teuten in het torentje. En overmorgen breekt de hel los.

Lijden als schaamlap

Saddam is toch een vreselijke dictator, vroeg de radiopresentator, daar moet je toch iets tegen doen? Dat kon ik alleen maar met hem eens zijn, maar dat is het punt niet. Jarenlang is het immers geen probleem geweest dat Saddam zijn volk onderdrukt en dagelijks, liefst nog zo voor het ontbijt, iemand de kop afbeet. Jarenlang is het geen probleem geweest dat Saddam critici opsloot, tegenstanders martelde en Koerden vergaste. Jarenlang is het geen probleem geweest dat de Irakezen voedsel, zorg, onderwijs en rechten ontberen. Jarenlang – zowel voor- als nadat er een internationale handelsboycot op touw werd gezet – was het geen probleem voor Saddam om wapentuig te kopen: eerst van de Amerikanen, later van de Duitsers en de Fransen. Maar nu moet-ie ineens weg en wordt het leed van zijn volk gebruikt als morele vrijbrief, terwijl het Westen zich jarenlang niet bekommerd heeft over hun lot.

Het punt is dat Bush begon te dreigen met een oorlog nadat zijn eigen land was aangevallen. Niet door Saddam, overigens. Bin Laden eiste die zieke eer op, Bin Laden die in Afghanistan zou verblijven (waarop datzelfde Westen zich ineens uiterst bezorgd betoonde over het lot van die arme Afghanen die zwoegden en leden onder de Taliban, een lot dat ons voordien niet bijster had geïnteresseerd). Een paar weken na de aanval op Amerika speechte Bush dat er een as van het kwaad was die zich bewoog tussen Noord-Korea, Irak en Afghanistan, en eiste hij het recht op zijn land preventief tegen die drie mogendheden te verdedigen. Sindsdien heeft hij het refrein van de oorlog gezongen. En niet vanwege het leed van dat Iraakse volk.

Maakt het uit om welke redenen je een land aanvalt? Moet je zelf moreel vlekkeloos zijn wil je zoiets mogen doen? Is het erg om misse methoden te gebruiken tegen een dictator, of is in zo’n geval elke aanpak gelegitimeerd? Ik weet het niet, en eigenlijk durf ik me niet het recht aan te meten om voor, of namens, de Irakezen te spreken. Ik weet wel dat het de joden in de vernietigingskampen geen donder uitmaakte om welke reden ze werden bevrijd, zolang ze maar weg konden. Maar in mijn meer cynische buiten herinner ik me weer hoe diezelfde joden nadien amper opgevangen of gesteund werden: ze moesten zelf maar weer zorgen dat ze thuis kwamen, en of dat huis er nog stond interesseerde de vers bevrijde naties ook niet heel veel. (Maar toch: je kunt beter zwerven en armoe lijden dan in een vernietigingskamp zitten, dat is evident.)

In zulke cynische buien bereken ik stilletjes dat de VS onderhand minstens evenveel dictators in het zadel hebben geholpen of gehouden als ze eruit hebben geschopt. Ik trek Kosovo af van de Griekse kolonels, deel Hitler door de som Pinochet en al die andere Latijns-Amerikaanse ex-dictators, en zit met een staartdeling die niet uitkomt. Wat het rekenen bemoeilijkt is de wetenschap dat de VS Milosovic, de Taliban en diezelfde Saddam eerder hartelijk hebben gesteund. Het land lijkt een griezelig talent te hebben voor het scheppen van tovenaarsleerlingen – of is dat eigen aan grote mogendheden, zo’n vloek op je creaties te hebben rusten? Rusland is er tenslotte ook niet onbekend mee.

Overeind blijft staan dat wat Amerika wil – als de Verenigde Naties niet akkoord gaan, desnoods op eigen houtje aanvallen – in de grond een desperadohouding is. Je voedt daar dictaturen mee en bevordert het leven naar recht van de sterkste, hetzelfde recht dat je tegelijkertijd zegt te willen betwisten. Want met welk recht kan Amerika Irak nog verwijten dat het zich niets aantrekt van internationale regels, handvesten en resoluties als zijzelf zich er zelf niet aan houdt? Hoe kan Amerika een absurd concept als ‘de preventieve oorlog’ uitvinden en zich tegelijkertijd moreel de betere achten dan het land dat ze aanvalt?

Het argument dat ik de afgelopen weken wat vies ben gaan vinden is dat van het lijden van de Irakezen. Dat ze lijden, staat buiten kijf. Maar als hun omstandigheden de ultieme rechtvaardiging zou zijn om Irak binnen te mogen vallen, dan zijn die wapeninspecties irrelevant, en moet je concluderen dat de VN de verkeerde discussie heeft gevoerd. Dan heb je namelijk ook binnen te vallen als Saddam royaal met Blix meewerkt en zichzelf van zijn chemische wapens ontdoet, want daarzonder lijdt de Iraakse bevolking bepaald niet minder. De benarde situatie van de Irakezen wordt op die manier gedegradeerd tot gelegenheidsargument, tot ons doekje voor hun bloeden.

Hoe pijnlijk: je pas zorgen maken over anderen als dat in je eigen straatje te pas komt.

Tolerantie aan de Nijl

Terwijl hier het hoofddoekjesdebat voortwoedde, zat ik in Egypte. Een absolute aanrader voor iedere geboren en getogen Nederlander die z’n zegje over islam en integratie wil doen, en een forse aantasting van hier vigerende vooroordelen. Natuurlijk, als een Japanse toerist na een tweeweekse rondreis in Nederland doet alsof-ie het land als z’n broekzak kent, moet ik ook lachen, maar toch: er valt wel degelijk í­ets te zeggen na zo’n tocht, zeker als je op voorhand ‘t een en ander hebt gelezen.

Egypte heeft een uitgesproken laissez-faire cultuur. De islam verbiedt er veel, maar alles kan, mits niet al te veel in your face gedaan. Waar Nederland zich openlijk beroept op haar gedoogbeleid, lijkt Egypte er een stille variant op na te houden: wie de vormelijkheid in acht neemt en niet te hard schreeuwt komt met veel weg, zelfs met homoseksualiteit. Uit Nederlands oogpunt ben je dan al snel geneigd te denken aan jaren-vijftigse heimelijkheid en gesjoemel, maar of dat een juiste analyse is weet ik niet. Ik heb eerder de indruk dat de verhoudingen er flexibel zijn, minder vastgezet door conflicten en starre posities, en verschillen in leefstijl minder betogend aangezet zijn.

“Och ja,” zei iemand toen ik hem vroeg naar de rechtszaken die recent tegen openlijke homoseksuelen zijn gevoerd – ze zaten met z’n veertigen in een kooi in de rechtszaal – “dat was geen beste beurt. Na zo’n proces zijn de fundamentalisten weer een tijdlang stil.” Je zult maar een van die gedaagde en veroordeelde mannen zijn, dacht ik daarop bij mezelf, feitelijk word je dan dus geofferd als zoethoudertje voor de fundamentalisten. Maar het rare is dat de grote steden in Egypte een verhoudingsgewijs bloeiende homoseksuele subcultuur hebben: kennelijk bestaan die twee werelden – van doen en van verbieden – in betrekkelijke vrede naast elkaar.

Die dubbelzinnigheid en afkeer van dogmatiek doordesemt alles, sterker, ze lijkt even onmisbaar voor het land als het water van de Nijl dat is. Als de Egyptenaren ergens een hekel aan lijken te hebben, is het rechtlijnigheid. Hun afkeer van de Saoudi’s past daar naadloos daarin. Saoudi’s worden veracht vanwege hun hypocrisie: ze hangen thuis de strenge moslim uit maar zetten op vakantie in Egypte ostentatief de bloemetjes buiten met veel Wein, Weib, Gesang en geldgesmijt, om eenmaal op honk beland weer een vroom gezicht te trekken.

Mijn geloof in de Nederlandse verdraagzaamheid is er enigszins onder druk komen te staan: ik heb bredere, en beter geïntegreerde tolerantie gezien in Egypte. Waar wij ons bijzonder druk maken over hoofddoekjes en chadors, integratie en assimilatie, en ons feitelijk geen raad weten met een in onze ogen afwijkend geloof, zag ik daar streng-gelovige moslims volstrekt relaxed reageren op zaken en mensen die faliekant tegen hun geloof ingaan. Moslims horen geen alcohol te drinken, maar niemand neemt het je een seconde kwalijk als je het als vreemdeling – of als moslim – toch doet.

Spectaculairder wordt die gemoedelijkheid waar het verschillen in opvattingen van vrouwelijke deugdzaamheid betreft. Ik had nimmer verwacht volledig gesluierde vrouwen geamuseerd te zien meedeinen met de bewegingen van een schaars geklede buikdanseres of zich zonder blikken of blozen te zien neervleien op een strandstoel pal naast een schaars geklede Europese toeriste. Het omgekeerde zie ik niet snel gebeuren: een Nederlander die zonder een blik van huiver of afwijzing een mevrouw in chador gadeslaat, laat staan dat een christen-fundamentalist rustig aanschuift naast een topless zonnebaadster.

Het hier heersende beeld van gesluierde vrouwen als dociel bleek in Egypte ook lastig houdbaar. Weliswaar leken zulke vrouwen hoofdzakelijk moeder en echtgenote te zijn – ik heb, buiten de marktvrouwen, geen gesluierde werkende vrouwen gezien – maar verder klopte het stereotype simpelweg niet. Niks neergeslagen ogen, niks schuchterheid. Ze liepen kordaat en zelfbewust rond.

Ik keek veel naar zulke vrouwen, vol belangstelling, en kreeg telkens vriendelijke knikjes en hartelijke gebaren terug. Mijn lief werd tot zijn verrassing uitgebreid beflirt door zo’n mevrouw, nota bene terwijl ze met drie andere volledig gesluierde dames in het gevolg van een heer liep. De geheel verpakte mevrouw die ik in een restaurant zag (ik heb – tersluiks, zo netjes was ik wel – bestudeerd hoe je dat nu precies doet, eten als je volledig gesluierd bent) liet man en zoon aan tafel zitten om de manager gedecideerd uit te leggen wat haar niet beviel. En in hun eentje achter het stuur zag je ze ook, wat in Caïro sowieso een prestatie is, want vergeleken met het verkeer daar is de Amsterdamse binnenstad tijdens de spits niet meer dan een dorpsplein.

Ik wil meer Nijl in ons debat. Panta rhei!

Missende miljonairs

Moet u ook zo turen in uw portemonnee als u iets betaalt? Ik ben nog steeds niet gewend aan die nieuwe munten, ook al zijn we een jaar verder. Alleen de halve euro vis ik er makkelijk uit, vanwege zijn ribbels, de rest moet ik eerst grondig bekijken voordat ik weet wat de waarde ervan is. Daarnaast mis ik de oude biljetten, vooral omdat ze zoveel mooier en sterker waren dan die grauwe flodderpapiertjes van nu. Die nieuwe zijn dik twee keer zoveel waard maar zien eruit als drie keer niks. Bovendien steekt de bovenkant ervan mijn portemonnee uit, die op Nederlands geld is gebouwd.

Deels is dat allemaal nostalgie – ik hoorde jaren terug een puber plagend spreken over zijn ouders die “nog uit de tijd stamden dat mensen met houten guldens betaalden”, moest smakelijk lachen, en ween nu dat die mooie uitdrukking plots is achterhaald – maar deels is het verzet en boosheid over de smoezelige prijsverhogingen die ons door de strot zijn geduwd.

Gisteren ontving ik de jaarlijkse inventarislijsten van een boekwinkel waarvan ik in het bestuur zit. Pagina’s vol met keurige kolommen: zoveel exemplaren van boek X, prijs zo-en-zo, ingekocht toen-en-toen. Da’s nodig om de waarde van de voorraad te kunnen bepalen, en derhalve de te betalen belastingen.

Wat meteen opviel was dat de verkoopprijzen van recent ingekochte boeken zo vreselijk vertrouwd oogden. Ze waren van het type €14,95, €22,50 en €19,95 – prijzen die je de eerste maanden na de introductie van de euro vrijwel nergens zag, omdat iedereen de guldens toen nog tot op de eurocent precies omrekende. In de eerste maanden van vorig jaar kwamen Nederlandse boeken, voorgeprijsd door het Centraal Boekhuis, dan ook binnen met stickers van €18,11, €17,34 of €11,62. Tegenwoordig is de vaste verkoopprijs van vrijwel alles wat de boekwinkel van Nederlandse leveranciers inkoopt, afgerond op halve euro’s en bijna hele euro’s. Alleen prijzen die de boekwinkel zelf mag bepalen hebben nog van die ongemakkelijke decimalen.

Heel handig met afrekenen, dat wel (en tevens een solide verklaring voor de vraag waar wetenschappers zich vorige week het hoofd over braken, namelijk waarom eurocenten minder hard rondreizen dan hogere muntsoorten).

Tegelijkertijd zijn deze ‘nette’ prijzen een teken aan de wand. Bezworen de Nederlandse Bank en (toen nog) minister Zalm ons begin vorig jaar immers niet dat het systematisch afronden naar boven absoluut niet getolereerd zou worden? Als ik de prijzen op de voorraadlijsten doorneem, is dat precies wat er is gebeurd. Niemand rondt naar beneden af teneinde een mooi bedrag te krijgen, aar altijd omhoog. Zulke schoonheidsingrepen tellen fiks aan. Van nogwat-62-cent naar nogwat-95-cent is een verhoging met ruim drie eurodubbeltjes, van nogwat-12-cent naar nogwat-50-cent een verhoging met bijna vier euroduppies. Dat is een gemiddelde van drie oude kwartjes.

Onbedoeld bevordert het Nederlandse beleid deze praktijk van tersluikse prijsverhogingen. Nederland vond dat we snel om moesten: alleen in de eerste maand van afgelopen jaar zag je derhalve producten dubbel geprijsd, daarna vervielen de oude aanduidingen. Sommige eurolanden handhaven de twee systemen naast elkaar, en als je buitenlandse kranten leest zie je dat burgers elders vaker dan wij hun oude muntsoort hanteren dan de nieuwe. Iets kost zoveel francs, marken of shilling (en pas als je betaalt reken je het bedrag gauw om). Zo’n aanpak maakt dat heimelijke prijsverhogingen sneller opvallen: de oude maatstaf blijft aanwezig en bruikbaar.

Dubbele systemen hebben in andere landen lang gewerkt. Zowel Engeland als Frankrijk hebben eerder meer dan een decennium lang prijzen aangegeven in oldpence en newpence, in oude franken en nieuwe franken. Waarom deden wij dat niet na de invoering van de euro? Het zou het gevoel dat we collectief worden genept in toom hebben gehouden, nog los van het feit dat de echte neppers daarmee automatisch te kijk zouden zijn gezet. Want afronden op prettig ogende prijzen deed je dan als vanouds met de gulden en de eurowaarde had zich daar maar naar te schikken. (En die centen zouden harder reizen, zodat je vaker de lol had om iets uitheems in je portemonnee aan te treffen.)

Toen de banken net begonnen te automatiseren, las je wel eens over ingenieuze oplichters die via een achterdeur in de programmatuur bij elke transactie één cent optelden, en die verzamelde centen later steels overboekten naar een te plunderen rekening. Niemand miste zo’n enkele cent, maar hij telde wel. Binnen een paar maanden waren zulke oplichters steevast multimiljonair en verdwenen ze naar een of ander tropisch eiland.

Iemand is er met onze centen vandoor, maar ik weet niet wie.

Leuke mening, nieuw?

[De traditiomele nieuwjaarsvoorspelling van de Parool-coluministen.]

De LPF-politiek – ik zeg wat ik denk maar a) ik denk niet na en b) zodra iemand protesteert leg ik mijn mening weer af, als was het een feestjurk, want c) uitspraken zijn er slechts om goede sier mee te maken, niet om je aan te binden – maakt school in Nederland. ‘Read my lips,’ bezweert iedereen de luisteraars, en alles wat eruit komt is hete lucht in bonte circusverpakking. Koning, keizer, admiraal, luchtballonnen bakken ze allemaal. En ze worden boos als je prikt. Censuur! Obstructie! Gebrek aan respect! Bovendien, scherpe voorwerpen zijn gevaarlijk en u dient preventief gefouilleerd te worden.

Nederland verheft zich, alle trossen gaan los. Aan het eind van 2003 loopt iedereen met zijn hoofd in de wolken, rotsvast overtuigd van eigen kunnen, alle bewijzen van het tegendeel en angst voor spelden niettegenstaande. Wij zijn vrij en wensen ongehinderd te zijn en onderwerpen ons te dien einde aan steeds meer controles, preventief onderzoek en datamining. Balkenende lanceert een plan om de dijken af te schaffen: ze belemmeren de nationale Freischweberei. Langs zijn ballonlijntje stuurt hij briefjes naar god en Harry Potter. Hij zegt de eerste dat we eraan komen en bidt de laatste om hulp en een behouden vaart.

Na de boerenkool en snert wordt soufflé ons nationaal gerecht. Pal boven Den Haag wordt een nieuwe hoofdstad gebouwd; architecten ontwerpen daartoe massieve luchtkastelen. Alleen twaalfjarigen die een bellenblaaspijpje bij zich hebben, hoeven zich niet te legitimeren; ze moeten echter wel bewijzen dat ze twaalf zijn. De AIVD verdenkt terroristische kleuters ervan luchtballonnen moedwillig te doen knappen.

Ergens in Nederland struikelt iemand over een wolk en valt naar beneden. Hij laat een traan. Die bevochtigt de aarde; daaruit groeit een bloem die omhoog reikt. Hij is geworteld.

Hofnar in de isoleer

Leuk hoor, die stukjes in de krant, maar soms vraag ik me af wie gekker is: degenen wiens ideeën ik tweewekelijks tracht te ondermijnen, of ik die die maar blijf bekritiseren. Het helpt namelijk geen klap. Al te idiote voorstellen gaan toch wel van tafel, maar er staan telkens nieuwe nitwits op. Wie is gekker? Zij of ik? Of wellicht de lieve lezers die geanimeerd knikken – goedzo, Spaink, mooi gezegd! – maar dan toch op diezelfde nitwits stemmen omdat… Omdat wat, eigenlijk?

Jaren terug zat ik geregeld in stembureaus om oproepkaarten in te nemen en verkiezingsbiljetten uit te reiken. In die tijd geloofde ik nog erg in wereldverbetering, tegenwoordig vooral in dweilen; die kraan dicht krijgen lukt toch niet. Mijn misvatting was de gedachte dat anderen kozen als ze stemden: dat ze in vrijheid hun afweging maakten, als verstandige mensen door praatjes en leuzen heen konden prikken, en bereid waren iets verder te kijken dan direct en kortzichtig eigenbelang.

Een oude mevrouw dreutelde bij het stemhokje. Ze wierp licht paniekerige blikken onze kant op. Ik vroeg of ik kon helpen. Ze zei dat ze het stembiljet niet kon lezen en vroeg me te helpen het in te vullen. ‘Maar natuurlijk,’ zei ik, ‘op welke partij wil u stemmen?’ ‘Nou, eh, eigenlijk op Hans Wiegel, want die is zo zielig, want zijn vrouw is net dood. Maar dat durf ik niet, wat ik zit in een katholiek tehuis en straks zetten ze me d’ruit.’

Uitleggen dat haar stem geheim was hielp vanzelf niet, daar ging het niet eens om. Wat me trof, was haar angstige horigheid: wiens brood men eet, wiens woord men preekt. Misschien dat ze ergens nog wel wist dat de staat voor haar brood betaalde, maar doorslaggevend was haar gevoel dat dat geen bescherming opleverde: ze was bang dat het bejaardentehuis haar eruit zou mieteren als dat erachter kwam dat ze niet op ‘hun’ partij had gestemd.

Dat is een vorm van existentiële angst die, ook al is-ie nergens op gebaseerd, een mens vies in de greep kan houden en waaruit men zich maar moeilijk kan losweken. Alleen een diepgevoelde sympathie – niet met een partij en diens principes, zelfs niet eens met de toenmalig lijsttrekker ervan, maar zuiver met een man wiens vrouw kort daarvoor was overleden – deed haar aarzelen. Angst en medelijden, daarop was haar stem gebaseerd.

Die mevrouw heeft me anders naar politiek doen kijken. We doen allemaal alsof een rationeel debat voeren uitmaakt, maar voor wellicht de meeste mensen is hun stem gebaseerd op heel andere dingen. Op hoe iemand uit zijn ogen kijkt. Hoe hij erbij zit in een debat. Of zijn vrouw nog leeft. Of-ie een gelukkig huwelijk in de roddelbladen kan promoten. En intussen gaat de politiek zelf steeds minder over de politiek: terwijl wij geloven dat het debat in de Tweede Kamer ertoe doet en dat het kabinet keuzes maakt, worden de meeste beslissingen elders ingegeven en zelfs elders bepaald: in Europees verband, door multinationals en door de existentiële maar irreële angsten van een diffuse massa.

Soms overweeg ik serieus het columnisme eraan te geven. Het helpt toch niks. Regelmatig vrees ik te verworden tot een roepende in de woestijn, een zot die steeds harder en schriller krijst dat de rest van de wereld gek is. Om iemand te worden die jaar in, jaar uit hetzelfde zegt en daarmee vooral haar eigen paniek en teleurstelling voedt. Een hofnar in een isoleercel: amusant om te lezen maar je dringt nergens tot door.

Tegelijkertijd zie ik de hoogmoed die in die somberheid schuilgaat. Met een stukje de wereld veranderen, Spaink, wat verwacht je nu helemaal! De macht van woorden is groot, maar raakt vooral mensen. Instituties gaan hun eigen stugge weg en er zijn veel ingrepen en heel harde worden nodig om daar ooit verandering in te kunnen brengen en meer stukjes dan een jaargang Parool kan herbergen.

Waar het uiteindelijk om gaat is zo’n mevrouw. Als niemand ooit tegen haar zegt dat haar stem geheim is en dat het bejaardentehuis haar het huis niet mag uitgooien, bestendigt haar angst zich. Denken dat ik – of wie ook – die angst kan wegnemen is akelige hooghartigheid. Dempen, dat kan wel, meehelpen dat het niet erger wordt. En soms iemand raken of een hart onder de riem steken.

Dweilen met de kraan open is een mooi ding. Want als niemand het water opneemt gaan er mensen kopje onder.

Jahjahs tegenstanders

TOEN ABOU JAHJAH bij monde van de Arabisch-Europese Liga voorstelde om burgerteams het optreden van de Vlaamse politie te laten controleren, glimlachte ik wrang. Precies hetzelfde had ik ooit voorgesteld na een voor mijn Zuid-Europese lief fysiek nogal pijnlijke aanvaring met de Vlaamse rijkswacht, een confrontatie die zijn aanleiding had gevonden in racisme en die publiekelijk veel vergelijkbare verhalen had losgemaakt. Mijn idee was overigens niet nieuw: in Zweden zijn burgercontroles in politiebureaus een tijdlang beleid geweest; die hebben daadwerkelijk geholpen om onoirbaar gedrag van de politie in toom te houden. Er waren immers pottenkijkers in de buurt, de politie stelde zich dientengevolge correcter op. De controle bleek derhalve een gewenste cultuuromslag te stimuleren.

Het vergelijkbare voorstel van Jahjah leidde echter tot extreme reacties. De Antwerpse commissaris van politie Lamine noemde het initiatief van de AEL een schofterige misdaad”. (Sinds wanneer kan een voorstel een misdaad zijn?) Premier Verhofstadt maakte het nog bonter: hij verweet Jahjah dat die doelbewust de politie wilde wegjagen” teneinde “criminaliteit vrij spel te geven”. Mij dunkt dat Verhofstadt er gevaarlijk ver op los interpreteerde: het gedrag van de politie observeren is van een totaal andere orde dan haar willen wegjagen. Voorts suggereren zijn woorden dat daar waar migranten zijn, ook per definitie criminaliteit heerst. Dat is een insinuatie waarvan elke gezagsdrager zich verre heeft te houden, en die je je zorgelijk doet afvragen hoeveel killer het klimaat nog kan worden.

Het kon nog erger: in Nederland willen CDA, VVD en LPF dat de regering de AEL op de Europese lijst van terroristische organisaties plaatst. Op grond waarvan in hemelsnaam? Het enige dat Jahjah heeft gedaan, is mogelijk iets opruiends roepen nadat de politie hem peper in het gezicht had gespoten, een reactie die eerstens slechts een vermoeden is en tweedens gegeven de omstandigheden te billijken lijkt.

Uit een serie artikelen over de EAL blijkt geen enkele misdaad hunnerzijds, laat staan dat het verwijt van terrorisme op enigerlei wijze geschraagd wordt. Jahjah is misschien niet altijd even vriendelijk, maar sinds wanneer is aardig zijn een vereiste in de politiek? Wat telt zijn de feiten: migranten in België hebben bepaald geen riante positie. De werkeloosheid is tweemaal hoger dan onder andere groeperingen, ze worden tien keer zo vaak opgepakt voor dezelfde feiten, en noch lokaal, noch landelijk hebben migranten stemrecht. Met andere woorden: ze ontberen de mogelijkheid om hun stem te doen gelden.

Juist in een land waar het Vlaams Blok een grote partij is, schrijnt dat: terwijl het politieke klimaat radicaliseert en het debat over migranten en de islam zich verhardt, bestaat er voor henzelf geen mogelijkheid zich daadwerkelijk voor een andere politiek uit te spreken. Zo zijn ze volstrekt afhankelijk van belangenbehartiging door anderen, van lobbyen en van publiciteit.

In interviews betoont Jahjah zich uiterst redelijk. “Allicht”, zeggen zijn tegenstanders nu, “hij zou wel gek zijn om zijn ware bedoelingen te openbaren.” Maar ik heb werkelijk geen onvertogen woord van hem gelezen, en je laten leiden door wat je vreest dat hij bedoelt is niets dan paranoia, zeker zolang er geen indicaties zijn dat zijn woorden mooier zijn dan z’n daden. Ja, hij roept op tot trots op zijn geloof; maar dat doen de EO en de SGP ook. Ja, hij is conservatief over vrouwenrechten en homoseksualiteit, maar dat zijn onze bisschoppen ook. Ja, hij organiseert tochten door Antwerpen, waar veel joden wonen en waar gelegitimeerde vrees voor antisemitisme bestaat; maar als het Vlaamse Blok door diezelfde stad mag marcheren en migranten hevige angst aanjaagt, is het bizar de AEL publiek vertoon te willen verbieden wanneer ze zich netjes gedragen. Jahjah wijst er terecht op dat ook zijn organisatie het grondwettelijk recht op betogen heeft.

Als ik zoetsappiger was, zou ik beweren dat Jahjahs struikelblok is dat hij andere religieuze en sociale conflicten voor het voetlicht haalt dan de bekende. In aanleg heftige aanvaringen tussen christelijke en seculiere opvattingen zijn genormaliseerd door vertrouwdheid, ze zijn bijna folkloristisch geworden, zoiets als de klassenstrijd. Ach ja, das war einmal, denken we vertederd, en ook al raken mensen nu nog vermalen in die botsingen, we vinden ze zelden onrustbarend. De discussie over de islam, over burger- en grondrechten die ook voor migranten gelden, over hoever de meerderheid mag gaan in het opleggen van haar normen is echter te vers om vertrouwd te zijn; vandaar de paniek.

Maar ik ben niet zoetsappig. Dus kan ik alleen zeggen dat de AEL willen verbieden de verhoudingen op scherp zet en bewijst dat CDA, VVD en LPF onvoldoende zijn ingeburgerd: die partijen verdienen een ernstige les in democratische grondbeginselen.

Alle bronnen vrijgeven

GroenLinks snapt dat technologie nooit neutraal is. Die partij kwam vorige week met het voorstel om de overheid voortaan software met open standaarden en open source te laten gebruiken, zeer tot de woede van Microsoft. Open standaarden zijn cruciaal voor een goede uitwisseling en afhandeling van informatie. Zonder zo’n protocol weet niemand hoe anderen informatie moeten aanleveren of wat aangeleverde of gevraagde informatie precies behelst. Het resultaat is een bont scala van programma’s die elkaars informatie niet aankunnen. Stel je voor dat elk benzinestation er een eigen standaard op zou nahouden: wat de een ongelood95 noemt, heet dan bij de ander ongelood98, over de grens hebben ze alleen gas, auto’s van Japanse makelij kunnen niet bij Shell terecht en Texaco levert uitsluitend benzine voor Amerikaanse auto’s. Het zou een rotzooitje wezen.

Bedrijven als Microsoft houden niet van open standaarden: als de concurrent weet met welke specificaties ze werken, geeft de concurrentie de kans hun product ‘na te doen’ of erop aan te sluiten, is de argumentatie. Ze maken liever software met eigenaardigheden, wat een uitwisseling met andermans product lastig maakt. Zo hopen ze gebruikers aan zich te binden. Voor de overheid is het natuurlijk uit den boze daarin mee te gaan: die heeft informatie algemeen toegankelijk aan te bieden, en niet te doen wat de gemeente Den Haag recent deed, een website aanbieden die alleen toegankelijk is met Internet Explorer. Wat Den Haag daarmee feitelijk deed, was Microsofts monopolie bevorderen, een wel heel vreemde opvatting van gemeentepolitiek.

Open source software gaat een forse stap verder: daarbij wordt de code vrijgegeven onder een zogeheten copyleft licentie (het best te vertalen als ‘publiceerplicht’). Makers geven hun werk vrij en anderen mogen die code naar believen gebruiken, verbeteren, aanpassen en uitbreiden op voorwaarde dat ze het resultaat van hun werk ook weer vrijgeven.

Het resultaat: flexibele software die van alle kanten wordt gecontroleerd, bijgewerkt en onderhouden. Fouten en onhandigheden worden centraal gepubliceerd en meestal binnen een week gerepareerd; soms door de oorspronkelijke maker, soms door een deskundige buitenstaander. Zo zetten drie open-sourceliefhebbers vorig jaar binnen een week een uitstekende, algemeen toegankelijke alternatieve site op toen de NS de fout van Den Haag herhaalde en je het spoorboekje op het web alleen nog met Microsofts browser kon raadplegen. De drie trokken daarmee tevens een lange neus naar de bouwers van de dure NS-site: hopla, in een week klaar, en voor niks.

Open source software blijkt een krachtig instrument te zijn. De software is transparant: iedereen kan de code controleren op rare achterdeurtjes of vergissingen. Veiligheidsproblemen worden snel gesignaleerd en opgelost.. (In Office97 zitten twee grote lekken, maar Microsoft weigert ze te repareren. Gebruikers moeten, A raison van zo’n duizend euro, maar overstappen op WinXP en Office2000, stelt het bedrijf.) De pool aan open source software groeit rap: je hoeft immers niet te wachten tot een bedrijf iets in productie wil nemen. Kennis wordt vrijelijk gedeeld, anders dan bij Novell of Microsoft die nooit de ins en outs van hun programmatuur vrijgeven – zij teren immers niet alleen op hun licenties, maar ook op hun consultants.

Politiek niet onbelangrijk is dat er forse besparingen haalbaar zijn. De kosten van Microsofts licenties zijn de afgelopen jaren schrikbarend gestegen: scholen zien het vereiste budget zowat verdubbelen, zonder dat ze er meer of beter spul voor in huis krijgen. Steeds meer bedrijven en organisaties stappen derhalve over op Linux-varianten. Het aardige is dat ze – indachtig het open source idee – vaak ook nauwkeurig vertellen hoe ze dat doen, om te voorkomen dat anderen opnieuw het wiel moeten uitvinden.

Crucialer nog – en GroenLinks stipt dat helaas maar kort aan – is de transparantie van software, de mogelijkheid om die te controleren op fouten en gaten. Software voor de belastingaangifte en voor stemmachines dienen openbaar te zijn, stelt GroenLinks terecht. Bij zulke programmatuur mag de code nimmer geheim zijn: niet zozeer omdat je de makers niet vertrouwt, maar omdat fouten in zulke software op alle mogelijke wijze dienen worden uitgesloten, en geheimhouding verhoudt zich slecht tot zulke controle.

Gisteren werd bekend dat de machines die de Nederlandse politie gebruikt om telefoons af te tappen waarschijnlijk niet betrouwbaar zijn. Ze zijn geleverd door een Israëlisch bedrijf, Comverse Infosys, dat al eerder is betrapt op het inbouwen van achterdeuren in tapinstallaties. Bronnen binnen de politie zeiden te vrezen dat de getapte informatie rechtstreeks naar Israël en de Mossad wordt doorgesluisd. Niemand die het controleren kan: alleen Comverse Infosys heeft de code.