Spainkbos

Ergens tussen 1810 – het jaar van de geboorte van zijn tweede zoon – en zijn eigen overlijden in 1819, is Johann Herman Spaink vanuit Jever (bij Oldenburg, in Duitsland) naar Amsterdam verhuisd. Johann Herman is teruggegaan naar zijn geboorteplaats en stierf daar. Zijn zonen niet: die bleven in Amsterdam. Van die twee broers – beiden reizigers en kooplui – stammen alle Nederlandse Spainken af.

Mijn broer en ik zijn verre nazaten van die twee Jeverse zonen. We blijken een nicht in de dertiende graad te hebben (dat wil zeggen: heel vaak ‘achter-achter-‘ zeggen, of, wiskundiger: zes generaties omhoog lopen, bij de stamvader beland weer zeven generaties zakken en dan kom je vanuit ons uit bij Jet, en vice versa).

Jet heeft de stamboom met groot geduld in kaart gebracht. De fascinatie was er al langer; internet – plus het struikelen over mij en een volle nicht – bracht de motivatie. Ze heeft eindeloos archieven uitgepluist en met veel precisie takken, twijgjes en zijbomen verkend, en nu is de stamboom een eind op streek. We weten in elk geval nu hoe zij en ik aan elkaar vast zitten en wie allemaal deel uitmaken van die dertien tussenliggende generaties.

Zo’n familieboom toont meer dan ik bevroeden kon. Je ziet alle sociale aspiraties en teleurstellingen van mensen erin terug. Zo blijkt er een sjieke tak te bestaan, de Abbink-Spainks. In Apeldoorn hadden mijn ouders en ik ooit een straatbordje gezien met die naam erop en toen moesten we allemaal giechelen: ‘Hee… dat zijn wij — niet!’.

Sinds Jets stamboomgepluis weten we dat de Abbink-Spainks wel degelijk familie zijn: pa Abbink was bezorgd dat zijn stamnaam zou uitsterven toen zijn enige dochter Maria Magdalena in 1891 met Pierre François Spaink wilde trouwen, en preste schoonzoonlief tot het erbij kopen van de achternaam van zijn aanstaande. Voilà , de geboorte van een dubbele naam, wat de Abbink-Spainks instant nouveau richesse verschafte. (En waarschijnlijk vervreemding van de rest van de familie. Maar nu zijn ze alsnog betrapt. Sorry.)

Ja, collega-auteur Laurens Abbink Spaink is ook familie! En een andere Abbink-Spaink werkte zich nog op tot burgemeester. Maar hoe komen jongens uit zo’n Duitse familie al binnen een paar generaties aan zulke Franse namen als Laurens en Pierre François? En hielp het je vooruit, in die jaren, als je Frans van origine klonk? Dat zijn intrigerende raadsels.

Mijn overgrootvader Hendrik Frederik blijkt dirigent-saxofonist van het orkest van Holland-Amerikalijn te zijn geweest en hield de gasten bezig tijdens de lange oversteek. (Toen ik elf was ging ik op muziekschool en kreeg daar de saxofoon toegewezen. Ik kon er niks van en hield na zes lessen op. Talent is kennelijk niet overdraagbaar. Maar een saxofoon krijgen kennelijk wel.) Hendrik Frederik kwam steeds terug van zijn reizen naar Amerika, maar er zijn ook geëmigreerde Spainken; die moeten nog getraceerd worden.

Jets opa begon tijdens de Tweede Wereldoorlog een ijzerwinkel in Amersfoort. ‘Spaink heeft het!’ stond triomfantelijk op de pui. Zijn neef in de – even tellen – negende graad (mijn opa) was toen horlogemaker te Amsterdam en had elf kinderen, en moest elk veertje driemaal omdraaien om al die monden te voeden. De Amersfoortse tak was ondertussen licht gelovig geraakt, de Amsterdamse tak atheïstisch. Ondertussen was er ook een Haags-Leidse tak ontstaan waar later nog een professor aan ontsproot. En er was inmiddels een bosje vernoemd naar de psychiater Spaink: het Spainkbos in Apeldoorn. Werklui, middenstand en halve notabelen: binnen anderhalve eeuw had de familie van die kleine reiziger uit Jever zich volmaakt gediversificeerd.

Wat me nog het meest frappeerde was al het kleine maar immens belangrijke leed dat zo schrijnend zichtbaar werd in het stamboomonderzoek en waar mensen publiekelijk maar zo zelden over spreken. Zoons doodgereden in een ongeluk, kinderen gebrouilleerd met hun ouders, bastaard- en aangenomen kinderen, moeders die niet weten wanneer hun kleinkinderen zijn geboren, vaders die hun kinderen mishandelden, jong overleden kindjes en echtgenoten, scheidingen – al die gruwelijke dingen die mensen meestal in stilte verbijten en waar ze enorm onder lijden, staan in al hun kille naaktheid in die stamboom van het Spainkbos. Dingen waarvan mensen zelden hardop de moeilijke kanten laten zien. Dingen die je tegelijkertijd enorm vormen, ook al probeer je de moed erin te houden en niet te versagen.

‘t Is niet dat het voorkomt, maar hoe vaak. We zijn geneigd zulke dingen als uitzondering te beschouwen, wat meewerkt aan de stilte eromheen. Sociale gêne isoleert, maar het idee dat je een uitzondering bent nog meer. En juist die stilte snijdt mensen af, zelfs als ze door takken en twijgjes verbonden zijn.

Vervuilde post

Spam wordt een steeds groter probleem op internet. De schattingen lopen uiteen, maar circa de helft van alle mails die heden ten dage worden rondgestuurd, is ongevraagde reclame. Het aandeel van spam loopt in rap tempo op: een jaar geleden maakte het nog ‘slechts’ een derde van alle mailverkeer uit. Die toename vindt plaats ondanks het feit dat steeds meer mensen inkomend verkeer vanaf bewezen foute internet-adressen weigeren. Zelf krijg ik tegenwoordig minstens honderd spams per dag, en ik moet geregeld mijn inbox langdurig schoonpoetsen wil ik mijn serieuze mail kunnen terugvinden. Dat is hoogst ergerlijk.

De wereld verbeteren is een te grote klus, maar je eigen buurt opruimen is doenlijk. Sinds een paar maanden zit ik daarom in het bestuur van Spamvrij.nl: een stichting die Nederlandse spam tracht te beteugelen door te inventariseren wat er zoal aan Nederlandse spam wordt rondgestuurd en wie daarvoor verantwoordelijk zijn. We publiceren zogeheten ‘spamruns’: welke bedrijven spamden wanneer over wat, en hoe vaak doen ze dat. We benaderen zulke bedrijven en instanties regelmatig en leggen dan uit dat spammen slecht voor hun imago is; we informeren providers over binnengekomen klachten. En we publiceren – indien mogelijk – de reacties van spammers als hen wordt verteld dat wat ze doen niet erg op prijs wordt gesteld.

Soms lijkt het vechten tegen de bierkaai. Toen we begonnen, zagen we maximaal twee spamruns per dag van Nederlandse bedrijven en instanties. Nu zijn dat er gemiddeld al drie. Soms ook zijn we opgetogen: er zijn providers die snel ingrijpen en die accounts van waaraf is gespamd meteen afsluiten, of bedrijven die beteuterd snappen dat het toch wel erg dom was om een stapel adressen van een website te graaien en die lastig te vallen met hun aanbiedingen.

Want zeg nu zelf, wat moet je nu in hemelsnaam met een mailing van de firma Romac die je hun industriële bedrijfsreinigingsmachine aanbiedt als je überhaupt geen bedrijfsleider bent maar gewoon een vrijgezellenflatje en een alledaags baantje hebt? Of met een mail van TNO Telecom over SMS-diensten als je helemaal geen mobieltje bezit? Wat moet je met al die clubs en bedrijven die je ter eigen verdediging zeggen dat je je toch van hun mailinglijst kunt afmelden? Je hebt je niet aangemeld, dus waarom zou je je moeten afmelden om van hun zooi verschoond te blijven?

Een groot verschil tussen spam en reclame die in de brievenbus valt, is dat bedrijven bij huis-aan-huis reclame zelf voor de kosten opdraaien. Ze moeten een ontwerp maken, een folder drukken en laten verspreiden. Bij spam gaat het om eenvoudige mailtjes die een bedrijf geen lor kosten – in een uur of drie kun je er, tegen lokaal inbeltarief van een paar eurocent per minuut, tienduizenden versturen. Geweldig medium! zeggen de marketeers. Rot op, zeggen de ontvangers.

Want bij spam betalen zij: voor het ophalen van hun mail, voor de extra mailservers die providers moeten inzetten om de verdubbeling van mail aan te kunnen, voor het ontwerpen en implementeren van spamfilters. En er is geen reclame die mensen zo hinderlijk vinden als spam in hun binnenkomende mail. Bijna tachtig procent van de internetters heeft er een godsgruwelijke hekel aan, vermoedelijk juist omdat het zo onontkoombaar is en zo bot en plompverloren tussen je privécorrespondentie belandt. Alsof je thuis wordt opgebeld voor een wervend reclamepraatje voor spul dat je niet wilt terwijl je net zo genoeglijk met je moeder zat te praten.

Wie eraan verdienen zijn e-mail marketeers zoals het (nu godlof failliete) Abfab en het (al te springlevende) First Impressions. Ze beloven hun klanten gouden bergen qua internet marketing, en doen dan niks dan spammen – waarmee ze van de klant grof geld binnenhalen voor een klus van niks en diens imago prompt fors en langdurig bederven. Want wie spamt, wordt geblacklist; wie spamt, krijgt een slechte reputatie. Wie spamt, schaart zich in de sector Viagra en el-cheapo hypotheken, zelfs al verkoopt-ie chique spul. Spammers gebruiken achterbuurtmethodes – overrompeling, en het jatten van je adres – en dat straalt af op een bedrijf.

Dus dat vertellen we bedrijven en instanties, en dan boeten ze soms in. Wat nog meer helpt, is dat providers spam spuugzat worden: want zij ontvangen alle klachten en moeten menskracht inzetten om die af te handelen.

Maar er zijn providers die alle klachten aan hun laars lappen. Spammers zijn ook klanten, redeneren ze vermoedelijk, en als spammers overal worden afgesloten kunnen wij fors geld vragen om ze te handhaven. Er is immers een niche in de markt zolang bedrijven niet snappen dat ze hun waar niet in de correspondentie van mensen moeten leuren.

De definities van euthanasie

Drie weken geleden verscheen het derde rapport over de Nederlandse euthanasiepraktijk. De teneur: er wordt gaandeweg meer gemeld. Werd in 1995 slechts in 41% van de gevallen gemeld dat het om euthanasie ging, nu is dat aantal gestegen tot 54%, terwijl ten tijde van het onderzoek euthanasie nog steeds strafbaar was en artsen vaak huiverig waren om te melden. Net zoals in andere jaren – dit is het derde grootschalige onderzoek naar de Nederlandse euthanasiepraktijk – blijken er zo’n 900 gevallen te zijn waarin de arts ingrijpt zonder uitdrukkelijke toestemming van de patiënt.

Van dat laatste wordt iedereen altijd erg nerveus. Mensen vrezen dat artsen eigenmachtig bepalen wanneer iemands einde is gekomen, zonder overleg en zonder toestemming. Het merendeel van die negenhonderd gevallen betreft echter het ingrijpen bij mensen bij wie het stervensproces is ontaard. Het gaat dan om situaties zoals de arts Van Ooijen aantrof: een patiënte wier stervensproces zich gruwelijk ontwikkelde. Van Ooijens patiënte was comateus, had de lijkvlekken al op haar lichaam en haar wonden waren aan het rotten; ze lag kortom te sterven, en dat proces duurde gruwelijk lang: al meer dan een dag.

Ingrijpen in zo’n situatie wordt van oudsher als ‘stervenshulp’ aangemerkt, niet als euthanasie. Euthanasie is wat je verzoekt om de natuurlijke stervensfase te vermijden, niet wat je doet om wreed sterven te bekorten. Het is daarom te billijken dat Van Ooijen zijn ingrijpen niet heeft gemeld – alleen euthanasie hoeft immers te worden gemeld, stervenshulp niet – en dat de rechter zijn handelen heeft gekwalificeerd als moord is schandalig. Artsen zijn uiterst onzeker geworden door dit vonnis: in gevallen waar ze voordien vanzelfsprekend zouden ingrijpen, wachten ze nu af, uit angst voor de rechter. In de praktijk betekent dit dat enerzijds de euthanasiewet voor ernstig zieken de zachte dood mogelijk maakt, maar anderzijds de jurisprudentie verhindert dat een wreed stervensproces mag worden bekort. Wie geen wilsverklaring heeft, is daarmee nu feitelijk slechter af dan vroeger.

Bij de 46% die niet gemeld wordt, zijn meer vraagtekens te zetten. Meer en meer hoor ik artsen zeggen dat ze het zogenaamde ‘terminale sederen’ maar niet melden. Het betreft dan (meestal) kankerpatiënten wier morfinedosis wordt opgehoogd omdat ze veel pijn hebben; door de morfine glijden ze dan uiteindelijk weg. Maar zulk handelen hoeft helemaal niet te worden gemeld: het is immers geen handelen dat het inleiden van de dood als oogmerk heeft. Het is pijnbestrijding, een legitieme medische handeling, en is ook in landen waar euthanasie verboden is, normale praktijk. Waarom Nederlandse artsen deze handeling steeds meer als euthanasie gaan betitelen, is een raadsel. Of de onderzoekers zijn meegegaan in deze nieuwe, vrij curieuze definitie van euthanasie, is niet duidelijk. Maar als het zulke gevallen zijn die niet worden gemeld, is er niet veel aan de hand – behalve begripsverwarring.

De onderzoekers viel voorts op dat alle gedane meldingen zo keurig netjes waren verzorgd en inhoudelijk zo helder waren. Dat dank je de koekoek: iedereen, van arts tot patiënt, heeft ondertussen geleerd hoe hij zijn zaak dusdanig moet presenteren dat die allerwegen als evident en onomstreden wordt beschouwd. Artsen hebben geleerd het lijden van hun patiënten in sterke, somatische termen te beschrijven, patiënten om hun situatie in termen van de euthanasiecriteria te kenschetsen.

Heeft u in de normale wereld ooit een ernstig zieke horen uitspreken dat hij ‘ondraaglijk en uitzichtloos’ lijdt? Welnee, zo iemand zegt dat hij werkelijk ‘verrekt van de pijn’ en er ondertussen ‘geen gat meer in ziet’. Maar in alle documentaires over euthanasie hoor je patiënten precies die woorden gebruiken: ‘Dokter, ik lijd ondraaglijk, mijn situatie is uitzichtloos.’ Die woorden zijn de sleutel tot euthanasie gaan vormen, het Sesam-open-u van de zachte dood. Wie andere termen gebruikt, krijgt als patiënt de deur aanzienlijk minder makkelijk open en stelt zich als arts bloot aan nauwkeuriger onderzoek door de toetsingscommissie.

We bezweren de praktijk, kortom, en dompelen haar in een heel specifiek vertoog dat euthanasie moet legitimeren. We zoeken precies de juiste woorden om te bereiken wat we willen, en alleen wie spreken kan, mag zachtjes dood. Dat sluit de comateuzen, de stervenden, de wilsonbekwamen, de kinderen en de dementerenden uit. De Nederlandse euthanasiepraktijk is een parel, iets waar we als land trots op mogen zijn en als patiënt gerust over kunnen zijn. Maar we zouden elkaar – arts en patiënt – een groot plezier doen als we minder op de rapporten en verslagen zouden letten, en meer naar de intenties zouden kijken. Het gaat immers niet om de woorden, maar om de praktijk.

Het nieuwe gezicht van overheidscensuur

[Op 13 en 14 juni 2003 organiseerde het bureau FOM (Freedom of the Media) van de OVSE (de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) een conferentie over vrijheid van de media en internet. Het resultaat daarvan: de zogeheten Amsterdam recommendations, aanbevelingen die namens de OVSE/FOM naar alle aangesloten lidstaten zijn gestuurd. Eerdere teksten die ik voor de OVSE/FOM ter voorbereiding van dit congres schreef, zijn

Burgemeester Job Cohen en OSCE/FOM directeur Freimut Duve,
vlak voor de opening van het congres

nternet, wijd verspreid en ver vertakt als het is, is feitelijk piepjong. Diensten als e-mail en discussiegroepen zijn weliswaar ouder, maar de ‘big bang’ vond precies tien jaar geleden plaats. 1993 was het jaar dat de eerste webbrowser werd gelanceerd, het jaar dat het Witte Huis en de VN een website openden, en tevens het jaar dat het grote publiek toegang kreeg tot het net. In die tien jaar is het internet onvoorstelbaar rap gegroeid. Inmiddels worden er wereldwijd een paar miljard mails per dag verstuurd, zijn er bijna vijftigduizend discussiegroepen op Usenet en ligt het totale aantal webpagina’s ver boven de drie miljard.

De crux van het net is dat mensen, waar ook ter wereld, informatie kunnen opvragen en uitwisselen. Regelmatig betreft het informatie die overheden hun bevolking liever willen onthouden of binnen hun landsgrenzen zelfs verboden hebben. Waar censuur op tijdschriften of kranten betrekkelijk makkelijk is te realiseren, is dat op internet lastiger, juist door het open en internationale karakter van het net. Er is immers altijd wel een land te vinden waar dergelijke informatie wel legaal en vrij voorhanden is. Nadat Singapore websites verbood waar politieke of religieuze discussies plaatsvonden die niet met het nationale beleid strookten, weken zulke sites uit naar andere landen; de meeste van die sites zijn daardoor nog steeds lokaal toegankelijk. Australië heeft betrekkelijk strenge fatsoenseisen opgesteld waaraan websites in dat land moeten voldoen, maar het land kan – tenzij het tot draconische, Chinese maatregelen overgaat – niet voorkomen dat haar onderdanen sites in het buitenland bezoeken die de nationale toets der kritiek niet kunnen doorstaan.

In de tien jaar dat het net stormenderhand groeide, zijn de censuurmaatregelen die overheden treffen echter ook volwassener geworden – en daarmee efficiënter. De OVSE, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, heeft als een van haar kerntaken het bewaken van de vrijheid van de media in de veertig aangesloten landen. Journalistiek en informatie op het net verdienen niet minder bescherming dan die in andere, oudere media. Het is het hoog tijd om censuurmaatregelen rond het net te identificeren en inventariseren: vandaar dat we daar dit weekend in Amsterdam met experts over congresseren.

Wat ons in de voorbereiding voor het congres opviel – die onderzoekingen zijn gebundeld in ons boek From quill to cursor – is dat censuur van gezicht lijkt te veranderen. Ondemocratische regimes censureren als vanouds: ze stellen, zoals China en Saudi-Arabië – scherpe nationale proxies in: webservers die simpelweg verzoeken om bepaalde informatie weigeren. Maar ook moderne, democratische landen filteren en blokkeren steeds meer informatie, soms zonder dat de eigen bevolking daar weet van heeft, of stellen onhoudbare eisen aan internetjournalistiek.

Zo hebben Spanje, Italië, Turkije en Finland bestaande mediawetten van toepassing verklaard op het internet (of zijn daarmee bezig). In Italië betekent deze aanpak bijvoorbeeld dat iedereen die op het web wil publiceren, zich bij de overheid als journalist dient te registreren en moet melden wie de drukker is van zijn website. Dat laatste is uiteraard een onmogelijke eis, die naar juristen vrezen vooral tegen critici van de overheid gebruikt zal worden. Voorts claimt de Italiaanse overheid middels deze wet jurisdictie over websites die in het buitenland worden gehost; een juridisch monstrum. In Spanje betekent de maatregel dat internet providers verantwoordelijk worden gesteld voor materiaal dat hun abonnees publiceren en dat zij de inhoud daarvan dienen te screenen. Voorts mag volgens de nieuwe wet elke ‘bevoegde autoriteit’ een website sluiten, een daad die eerder een gerechtelijke uitspraak vergde.

Filteren is een andere moderne, en steeds populairder, censuurmaatregel. Amerika stelt filtersoftware verplicht voor openbare scholen en bibliotheken, met als oogmerk te voorkomen dat kinderen worden blootgesteld aan seks en geweld. Maar de betreffende software blijkt altijd veel meer te censureren dat officieel vermeld, en maakt ook volstrekt legitieme pagina’s ontoegankelijk. Onderzoeker Ben Edelman, spreker op de OVSE-conferentie, heeft lange lijsten aangelegd van ten onrechte geblokkeerde pagina’s. De Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen heeft universiteiten en internet providers bevolen neo-nazi sites te blokkeren, maar ook deze maatregel weert bewijsbaar aanzienlijk meer dan bedoeld en dan grondwettelijk verantwoord is.

Wat ons vooralsnog het meeste zorg baart, is de sterke nadruk die Westerse overheden en internationale instanties leggen op ‘zelfregulering’: de overheid komt niet met wetten, maar verwacht dat de betrokken partijen zelf hun verantwoordelijkheid nemen en ingrijpen waar nodig. De Raad van Europa is een van de vele supranationale instanties die deze methode aanbevelen; ook Nederland is er een warm voorstander van.

Het probleem van zelfregulering is dat gebruikers en hun rechten daarbij vermoedelijk het onderspit delven: zij zijn geen georganiseerde partij en hebben geen vertegenwoordigers. Zelfregulering betekent in de praktijk dat internet providers hun abonnees reguleren – daar komt weinig ‘zelf’ aan te pas. Voorts wordt deze zelfregulering met name aanbevolen op gebieden die juridisch schimmig zijn: het meest genoemd is ‘hate speech’, oftewel discriminerende of opruiende taal. Het is echter zelden in een oogopslag duidelijk of neerbuigend, platvloers of uitdagend taalgebruik daadwerkelijk de grenzen van het toelaatbare overschrijdt, en voor het beantwoorden van zulke lastige vragen zijn nu juist rechtbanken ingesteld. Het beoordelen van dergelijke heikele kwesties rond vrijheid van meningsuiting is in een rechtstaat geen taak die providers toevalt. Temeer niet daar gebruikers in dat geval alle civiele rechten ontberen: er is geen transparantie, geen toetsbaarheid van de beslissing, geen recht op verdediging, noch recht op beroep.

‘Zelfregulering’ lijkt, zo vrezen wij, vooralsnog nog het meest op privatisering van censuur. De overheid laat het aan het bedrijfsleven – in casu internet providers – over om paal en perk te stellen aan de rechten van gebruikers, zonder dat diezelfde overheid aan te spreken is op haar gedelegeerde censuur. Dat zijn ontwikkelingen die de vrijheid van de media en van expressie bepaald niet bevorderen.

Karin Spaink, external advisor OVSE/FOM
Christiane Hardy, senior advisor OVSE/FOM

Analysis of incoming cyberangels.nl mail

[I was on the board of Spamvrij.nl, a Dutch foundation that fought spam: we documented Dutch spam runs and tried to educate Dutch companies about the proper use of e-mail as an advertisement medium. Mid 2003, we developed a strong hunch that the biggest Dutch spam house, Cyberangels, was actually run by Martijn Bevelander, owner of the Dutch ISP Megaprovider. On July 3 2003, the owner of Cyberangels.nl dumped the domain, and we were able to re-register it ourselves. Suddenly, spam fighters owned a spammer’s domain name – and we got their mail. I analysed Cyberangel’s incoming mail. The original article is here; on Cyberangels.nl you can read more about the case.]

The story in a nutshell

Cyberangels are major spammers and spam facilitators. Amongst others, they facilitated Superzonda, who in themselves are responsible for an estimated 20 to 30 million spams per day. Initially, it wasn’t clear who was running Cyberangels; the contact information provided in SIDN’s database – SIDN is the Dutch domain registrar – was of course faked. Nevertheless, slowly information started to trickle out or was delved up. Cyberangels was owned by Megaprovider, a company in turn owned by Martijn Bevelander. Bevelander himself had previously gained some notoriety for being a domain hijacker. In March 2002, Bevelander’s company Bevelander Internet Services went bankrupt.

When the first big story about possible connections between Bevelander and Cyberangels was published, things speeded up fast. Bevelander denied most and admitted some; later on, he denied everything. Currently, he claims that he merely registered cyberangels.nl and Cyberangels.be when he was a domain hijacker. Predictably, he is also threatening to sue.

Meanwhile, several other Dutch ISPs have decided to no longer peer with Bevelander’s Megaprovider. Finally, Megaprovider requested Prenames to please discontinue the domain cyberangels.nl, which Spamvrij.nl registered twenty minutes later, in order to use the old spamming domain as a means to collect more information about Cyberangels.

Since MX-records for cyberangels.nl now point to spamvrij.nl too, we get all their mail: bounces, spam complaints and what have you. Have a peek: what kind of mail does a major spammer receive in the course of a day? By now, we have a very precise answer: 6305 mails. Here is the breakdown of those mails.

Introduction: 6305 mails in (basically) one day

Twenty minutes after Megaprovider asked its registrar to drop the cyberangels.nl domain on Thursday, 03 Juli 2003, Spamvrij.nl (a Dutch anti-spam foundation) obtained it. We wanted to make a website logging the affair, but most of all we wanted to prevent the spammers from ever getting the domain back again.

As a bonus, mail started pouring in Friday morning, when the NL-zonefiles were updated: the MX-records of cyberangels.nl were now pointing to us. (We made a catch-all for all addresses.) The first few hours, literally thousands of mails reached us: 5919 mails, most of them forwarded bounces. By now, the avalanche has dwindled to a trickle. What we receive now is mostly complaints.

Until now – 06-07-2003, 23:00 GMT+1 – we have received a grand total of 6305 mails. The oldest is dated Tue, 24 Jun 2003 01:10:17 GMT+1, and the bulk of the mail was sent between 01 July and 04 July 2003.

We received 5880 bounces and forwards

Apparently, Cyberangels – or one of their buddies hosting a website on their servers – sent a number of spam runs purporting to be from e-mail addresses not within their domain. Some of these addresses may have been real, others may not ever have existed.

Of course, the bounces of the spam run started arriving at these addresses. Either the people involved or their providers created .forwards, so that all these bounces ended up being redirected to ba@cyberangels.nl. For two accounts (@redick.de and @bitten.de) all other spam received on them seems to have been forwarded to ba@cyberangels.nl.

Only one postmaster forwarded non-deliverable spam for his @actis.ca addresses straight to ripe-contact@cyberangels.nl. Those spam mails, incidentally, looked like they were sent by frederickatingle_up@freemail.nl.

Here’s a short breakdown of what these abused addresses forwarded. We suspect that they must have received many more bounces on behalf of Cyberangels, and we offer this breakdown as an example of the abuse that spammers create:

abused provider abused account e-mails between
mediaweb.nl rjnr 3059   24-06 / 04-07-2003
mediaweb.nl 0005644986 2240   29-06 / 04-07-2003
mediaweb.nl livenlearn13 527   29-06 / 04-07-2003
redick.de@email.an 20   30-06 / 07-07-2003
bitten.de@vater.unser 20   01-07 / 05-07-2003
freemail.nl frederickatingle_up 6   02-07-2003

Additionally, and as a further annoyance, these addresses were now
in quite some people’s mail folders. Thus, they received some
virii when a spammee was infected. Those got forwarded, too:

abused account viruses
rjnr@freemail.nl 4  
0005644986@mediaweb.nl 2  
livenlearn13@mediaweb.nl 1  
email.an@redick.de 1  

If in one day ba@cyberangels receives almost 6000 mails from people who are smart enough to figure that they get bounces because their addresses have been abused by a spammer and who then proceed to redirect those bounces, you can begin to image the volume of bounces that spam runs create, the sheer volume of those spam runs themselves, and the that traffic spam creates for decent providers.

We received 12 spams for @cyberangels

Both ba@cyberangels and ripe-contact@cyberangels received some spam themselves:

  • Mr. RASHEED BELLO sent ba@ six Nigerian scams;
  • @yahoo.com.cn spammed four times with something rather illegible;
  • Mr. Ken Titoh was hoping to assist Mr. RASHEED BELLO;
  • Somebody believed that a Cyberangels’ dick was too small.

We received 40 attempts to annoy Cyberangels

Some people tried to vent their annoyance at getting spam. We received:

  • 2 attempts to subscribe ba@cyberangels to a gay magazine;
  • 6 spams by hostmaster@canube123.com about autoresponders, with a 1,3 Mb file called ‘rules.zip’ attached (5 of these were sent to ripe-contact@, 1 to ba@cyberangels.nl);
  • 14 messages informing Cyberangels that somebody had been ‘spamming’ in Cyberangels’ name. We received received 14 ‘address incorrect’ e-mails, bouncing to the ‘original’ sender ba@cyberangels.nl;
  • 18 ‘autoresponder’ messages purporting to be sent from ba@ to support@, containing a link to a ‘spamming is baaaaaad’ page.

We received 371 complaints about Cyberangels

… In reply to which we have sent 132 letters explaining the new situation. We received two positive replies to that, and five bounces – apparently, some people decided that our reply was spam.

146 of these complaints were not about spam but about (repeated) port scans. Some people complained about having been port scanned for weeks, or referred to previous complaints that they had filed with Cyberangels.

We received 2 business mails

  • 1 announcing that a request to cancel the cyberangels.nl domain has been received by cyberangels.nl’s registrar;
  • 1 other mail, enquiring about hosting services and addressed to martijn@cyberangels.nl.

Girotel en de gemene deler

Na een halve dag geklooid te hebben met Girotel – alles lukte, behalve overschrijvingen uitvoeren, en dat is nu precies waarvoor je Girotel gebruikt – gaf ik me gewonnen. De meneer aan de andere kant van de lijn beval me alles te doen wat ik allang had gedaan. Na nog eens drie uur klooien, nu onder supervisie, gaf hij me gelijk: het werkte niet. Hee, wat gek… Hij raadpleegde iets. Pas toen ging hem een licht op. ‘Oh ja, we hebben iets veranderd, Girotel werkt nu in principe niet meer met Windows NT’. U moet maar upgraden naar Windows XP.’

Over mijn lijk. Waarom zou ik mijn hele computer op de kop moeten zetten omdat ik wil girotellen, een dienst waar ik nota bene voor betaal? Waarom denkt de Postbank dat zij kan eisen dat ik overstap op een compleet nieuw besturingssysteem dat ik niet wil – want upgaden betekent: drie dagen lang je computer opnieuw inrichten en allerlei verse (lees: dure) licenties moeten aanschaffen – alleen om dat het haar gerieft haar systeem te veranderen? Sinds wanneer kan een bank uitmaken met wat voor computersysteem ik werk?

Ik was niet de enige die boos werd. Er is inmiddels een hausse aan boze Girotel-gebruikers: allemaal mensen die – nota bene tegen betaling – zelf hun transacties geautomatiseerd aanleveren, wat de Postbank op haar beurt een hoop werk en kosten scheelt. Maar de Postbank heeft iets veranderd en haar standaard antwoord is: ‘Dan moet u maar upgraden naar XP en Internet Explorer gaan gebruiken.’

Het klinkt overtuigend. Aangezien het gros der computergebruikers Windows heeft geïnstalleerd, lijkt het logisch om je software op die gebruikers te richten. De grootste gemene deler, immers, en je kunt moeilijk rekening gaan houden met allerlei obscure besturingssystemen.

Fout. Als negentig procent van de internetgebruikers IE gebruikt, moet je je nog steeds op de algemene standaarden voor webbrowsers richten. IE is weliswaar de populairste browser, maar hij heeft een aantal eigenaardigheden. Sommige daarvan werken uitsluitend binnen IE, niet met andere browsers. Wie zijn programma’s en webpagina’s geheel op zo’n browser afstemt – zoals de Postbank thans doet – sluit andere gebruikers uit. Geen punt, zult u zeggen, dan moeten zij maar overschakelen op Explorer.

De ellende is echter dat die grapjes niet standaard zijn, en dat ook IE zich ontwikkelt. Websites met trucjes die binnen IE 4 geweldig werkten (maar niet met andere browsers) raakten compleet vernaggeld toen versie 5 uitkwam. IE had namelijk eindelijk besloten zich aan een aantal algemeen erkende standaarden te gaan houden en schafte daarmee een deel van haar eerdere trucjes af. Exit al die sites die zeiden dat zij de meerderheid vertegenwoordigden: ze werkten niet goed meer. Sites die zich aan de standaarden hadden gehouden, bleven het echter netjes doen.

Daar zijn nu juist die algemene standaarden voor: om te zorgen dat je niet afhankelijk bent van een specifiek programma of een specifieke versie daarvan, en dat een website of transactie even goed werkt met IE als met Mozilla of Opera. Anders gezegd: ze dienen om te zorgen dat gegevens onafhankelijk van programmatuur of besturingssystemen kunnen worden overgedragen.

En het is zo makkelijk. De Nederlandse Spoorwegen kondigden een paar jaar terug met veel fanfare een nieuwe site aan waar je treintijden kon opzoeken. Die werkte alleen met IE. Nee, daar was helaas niks aan te doen zei de NS, de site was heel duur geweest en wat de site moest doen kon heus alleen met IE, het speet ze bijzonder maar het was niet anders. Een clubje slimme programmeurs wist in drie dagen een alternatief te programmeren: een website die alle functionaliteit van de NS-site had en die voor alle browsers en besturingssystemen toegankelijk was. Waarmee ze zowel de NS als die dure website-bouwers grandioos in hun hemd zetten.

Inmiddels heeft zo’n zelfde slimme club een patch voor Girotel ontwikkeld, een simpele pleister die maakt dat het programma in elk geval ook voor Linuxgebruikers werkt. Hij staat op gt.streeflandnl. De Postbank weet ervan maar doet of haar neus bloedt. Girotel toegankelijk maken voor alle (betalende) abonnees is echt te moeilijk. Zeggen ze, liegend dat ze barsten.

Intussen heeft minister Zalm aangekondigd te willen eisen dat iedereen zijn belastingaangifte voortaan per diskette moet inleveren. Er zijn geen belastingprogramma’s voor Linux, wel steeds meer Linuxgebruikers. (En er zijn zat mensen zónder computer. Wat wou Zalm daarmee?)

Ik weet nog wel een clubje programmeurs voor Zalm. Maar beter kan hij eerst de Postbank tot de orde roepen. En hard na gaan denken over open standaarden. Je hebt tenslotte ook geen Linux-euro naast een MS-euro.

De commissaris en de trias politica

De rechtbanken zijn flink overbelast. Een van de nare gevolgen daarvan is dat het langer duurt voordat zaken voorkomen of voor er uitspraak kan worden gedaan. Zelf wacht ik al een jaar op de uitspraak in het hoger beroep dat Scientology tegen mij en XS4all heeft aangespannen: de uitspraak is inmiddels maar liefst zes keer uitgesteld. (We hopen thans op erkenning door het Guinness Book of Records.) De rechtsgang wordt zodoende langer, wat voor alle betrokken partijen – het Openbaar Ministerie, de politie, de klager, de aangeklaagde – buitengewoon frustrerend kan zijn. Alleen de advocatuur spint er garen bij: die kan meer ongeduldige brieven sturen.

De Amsterdamse politie kwam vorige week met een revolutionair plan om het aantal zaken te reduceren. “Laat ons voortaan kleine zaken afdoen zonder tussenkomst van de rechter,” zeiden hoofdcommissaris Jelle Kuiper en commissaris Joop van Riessen bij de presentatie van het jaarverslag van de Amsterdamse politie. Ze stellen voor om de politie, net zoals Justitie dat nu kan, het recht te geven schikkingen te treffen met burgers. Er hoeven dan, zo veronderstellen ze, minder omvangrijke dossiers te worden aangelegd en de gang naar de rechter kan in zulke gevallen worden vermeden. Alleen zaken waar gevangenisstraf dreigt, zouden nog voor de rechter moeten worden gebracht.

Het is een nogal ondoordacht voorstel. Verkeersboetes worden nu al administratief afgedaan, dat wil zeggen: zonder tussenkomst van de rechter. Als overtreder krijg je een beschikking van Justitie in de bus en dat was dat. De ervaring leert echter dat steeds meer mensen in beroep gaan tegen een dergelijke beschikking, zodat de rechter alsnog ingeschakeld moet worden. (“De bezwaarschriften plukken ze van internet,” mopperde commissaris Van Riessen in de krant.) De politie dient altijd voldoende bewijs en dus een goed dossier te hebben mocht een burger bezwaar tegen een beschikking aantekenen. Daarmee valt een van de pijlers onder het verhaal weg: met minder dossiers komt de politie nooit weg – tenzij het recht op bezwaar geheel komt te vervallen, maar dan wordt de politie plots wel bijzonder autocratisch en ondoorzichtig.

Het voorstel treft de grondslag van onze staatsinrichting in het hart: de trias politica, de scheiding der machten, wordt erdoor aangetast. In ons staatsbestel kennen we drie instanties die altijd onafhankelijk van elkaar horen te werken en die niet in elkaars taken mogen treden: de uitvoerende macht (de politie), de wetgevende macht (het parlement) en de rechterlijke macht (de rechtbank). De politie mag geen recht spreken of wetten maken, het parlement kan niemand aanhouden of opsluiten, de rechtbank mag geen wetten maken. Voorts hebben zowel de rechterlijke macht als de wetgevende macht een controlerende taak: ze houden elkaar én de uitvoerende macht in de gaten.

Het voorstel van beide korpschefs vernielt de precaire balans tussen die drie verschillende machten. De politie zou plots, als enige, een dubbele taak hebben: uitvoering en rechtspraak. Daarmee vervalt de controlerende instantie. Want de rechtbank dient natuurlijk niet alleen om straffen uit te delen en wetten te interpreteren, de taak van de rechter is ook – en vooreerst – om te controleren of de politie haar werk naar behoren heeft uitgevoerd: of aan vormvereisten is voldaan, of het bewijs deugdelijk is en langs de geëigende weg verkregen, of de belangen van de verdachte of overtreder niet zijn geschaad, en of de principes van de rechtstaat in ere zijn gehouden.

Uitvoering en controle in één hand leggen is apert onwenselijk. De politie zou er eigen rechter mee worden, en dat wil je niet. Om principiële redenen: du moment dat de politie haar eigen werk dient te beoordelen is alle transparantie zoek, en wordt zij eigenmachtig. Dat past een rechtstaat niet. En je zou willen dat korpschefs zulke principes niet alleen begrijpen, maar ook zonder mankeren hoog houden. Je zou willen dat politiecommissarissen controle op hun werk op prijs stellen, om elke keer tevreden te kunnen constateren dat ze een fiat van de rechter hebben gekregen, dat ze hun werk naar behoren en volgens de regels der kunst (en rechtstaat) hebben gedaan. Je wilt geen pluim van de juf als jijzelf die juf bent, net zoals een berisping futiel is als die van jezelf afkomstig is.

Er is een ander, logischer voorstel. De schikkingen en administratieve beslissingen zoals Kuiper en Van Riessen die nu aan de politie toedenken, kunnen door de rechtbank zelf worden genomen. Klerken zouden boetes en transacties kunnen vaststellen en schikkingen kunnen treffen. Desnoods verzinnen we een lager type rechtbank, een schikkings- of afhandelingsbank. Met beroepsmogelijkheid. Maar laat de controle op de politie niet aan de politie.

Prikkels

De bezuinigingen die het kabinet in spe voorbereidt, zijn immens. Het gaat om 15 miljard euro, en Zalm wil daar sinds deze week nog anderhalf miljard extra aan besparingen bij verzinnen. Wie zoals ik nog steeds euro’s terugrekent naar guldens, realiseert zich dat dit de grootste bezuigingsoperatie moet worden die een Nederlands kabinet ooit heeft voorgesteld: bij elkaar gaat het om bijna 34 miljard gulden, en Zalm is – zo valt te vrezen – nog lang niet klaar.

Een van voorstellen is om mensen met een uitkering ‘financieel te prikkelen’ om aan het werk te gaan. De premisse die daarin besloten ligt, is dat de hoofdoorzaak van werkloosheid luiheid is, of positiever gesteld: inertie. Vastgelopen geraakt in niets meer doen en vervolgens de fut ontberen ergens aan de slag te gaan, of zo gewoon zijn geraakt aan een arbeidsloos dagritme dat de discipline om te solliciteren weggevallen is. En bovendien, zo vervolgt de redenering, ontbreekt ook de aanmoediging. Die uitkering komt immers elke maand vanzelf binnen. Hoef je niks voor te doen. Kun je rustig bij blijven zitten.

Werkloos zijn klinkt in zo’n toonzetting bijna paradijselijk, maar de realiteit is harder. De uitkeringen zijn in de loop der jaren fors verlaagd en de uitkerende instanties zijn aanmerkelijk strenger geworden, maar prikkelen alleen volstaat niet. Nog maar kort geleden heeft Amsterdam haar Mega-Banenmarkt afgesloten, ook zo’n leuk prikkelprojekt: wie niet naar die banenmarkt kwam, verloor zonder pardon z’n uitkering. Duizenden mensen kwamen verplicht opdraven. De operatie betekende uiteindelijk vooral een opschoning van de bestanden van de Sociale Dienst en deed weinig qua werkverschaffing. Slechts een paar honderd mensen zijn er daadwerkelijk door aan een baan geholpen, meest mensen die nog maar kort werkloos waren en ook zonder Mega-Banenmarkt al een redelijke kans van slagen hadden. De rest moest onverrichter zake naar huis: er was onvoldoende werk.

Mij lijkt dat wie werklozen een duwtje in de rug wil geven om aan de slag te gaan, zichzelf daarmee verplicht hen daartoe ook een serieuze kans te bieden. Zonder reëel alternatief kun je iemand prikkelen tot zowel jij als hij een ons wegen, maar het zal niemand helpen. Het enige resultaat is frustratie bij de prikkelaar en getergdheid bij de geprikkelde: die kan immers geen kant op, hoe hard hij ook in de rug wordt gestoten.

Die serieuze kans is precies waar het aan schort. De economie raakte sowieso al in het slop – die zou je nu juist moeten prikkelen, maar dat is vloeken in het kabinet – en dat proces is na de beurscrashes, na september 2001, na de invoering van de euro en na het démasqué van teveel multinationals die financieel wanbeleid en bedrog gepleegd hadden, alleen maar versneld. Overal vallen massa-ontslagen en de aanstaande regering meent dat werklozen moeten worden geprikkeld om aan een baan te geraken?

Voorts zou juist een kabinet van VVD en CDA beter dan elke andere regering kunnen weten dat het ‘prikkelen’ van uitkeringsgerechtigden alleen niet helpt. Het kabinet Van Agt-Wiegel voerde indertijd met Bestek ’82 voor die tijd buitengewoon strenge bezuinigingen door en sneedt – precies zoals de huidige incarnatie dat wil – fors in de uitkeringen en in de begrotingen. Krappere en kortere uitkeringen bereikten ze, dat zeker. Prikkels zat. Maar sociaal en economisch gezien was het een dieptepunt. Bestek ’82 bracht de hoogste werkloosheidscijfers sinds de Tweede Wereldoorlog voort, en voor het eerst in decennia was er weer echte armoede in Nederland.

Het domste van de prikkeltheorie is de veronderstelling dat je kunt bepalen welke kant mensen oprennen als ze venijnig geprikt worden. Als je iemands uitkering voldoende verlaagt, zal hij heus wel iets gaan doen. Je weet echter niet wat. Ja, hij kan schoonmaker worden – maar ook de werkgelegenheid in die sector is eindig, en tegen de tijd dat alle hoger opgeleiden de lager opgeleiden uit de markt hebben geprijsd, zit de zaak potdicht en zit die werkloze nog steeds geprikkeld te wezen, zonder geld en zonder uitzicht. Wie weet springt hij wel voor de trein. Maar je hebt er ook rekening mee te houden – zeker in een maatschappij waar de rijkdom steeds ongelijker verdeeld raakt en de rijken s teeds meer pronken – dat zo iemand gaat stelen: oude mensen beroven, of juwelierszaken.

Abram de Swaan zei jaren gelden al dat de rijken, om hun eigen goed en veiligheid te beschermen, baat hebben bij een solide sociale zekerheid. Je moet kansloze mensen niet teveel prikkelen, al was het maar uit welbegrepen eigenbelang. Want wie niets meer te verliezen heeft, kan alleen nog maar winnen.

OSCE / FOM, May 7 2003

Interview about media freedom and internet censorship on the occasion of the OSCE/FOM internet conference in Amsterdam, June 2003. ‘Censorship on the net does not merely copy censorship of the classic or traditional media: it is more diffuse, less centralised, more wide-spread, and far less tangible than older forms of censorship.’

» Article FOM: ‘Censorship on the internet’

Waarom bibbert Bush?

“Syrië moet in het licht van de jongste ontwikkelingen haar handelingen en gedrag herzien. Niet alleen wat betreft massavernietigingswapens en wie er toevlucht krijgt, maar vooral wat betreft de steun aan terroristische activiteiten,” zei Colin Powell gisteren. Rumsfeld beschuldigde het land ervan chemische wapens te bezitten, en Bush hield het pruilend kort: “Syrië moet gewoon aan onze kant staan.”

Ministers en presidenten heb ik altijd een zekere intelligentie toegekend, plus dingen als overredingskracht, argumentatie, inzicht in verhoudingen, historische kennis en prudent gedrag. De laatste week heb ik het gevoel dat ik een slecht jongensboek in handen heb als ik de krant lees. Of een driestuiverroman, want dat “ze moeten gewoon achter ons staan” van Bush klinkt meer naar een door een ongelukkige kalverliefde geplaagde tiener dan naar een staatsman. “Het is niet eerlijk! Waarom keek ze nou naar hem en niet naar mij? Ze moet gewoon van me houden!”, en dan boos in de kussens snikken en vals gaan plannen hoe je de snoodaard die haar aandacht van je stal morgen in het speelkwartier kunt pootjehaken.

Maar dit is heus het nieuws. “Syrië moet gewoon aan onze kant staan.” Met welk recht vergt Bush dat? Sinds wanneer is het een eis in de internationale politiek dat landen achter Amerika staan? Op grond waarvan verlangen de Verenigde Staten een verandering van regime van welk ander land ook? Wat is er in de afgelopen maanden in hemelsnaam gebeurd met ons concept van soevereine naties en de daaruit voortvloeiende gedachte dat geen enkele staat in de interne aangelegenheden van een ander land mag treden? Zijn met de Twin Towers alle internationale normen neergehaald en ingestort, en is het sindsdien simpelweg oorlog? Wij tegen zij?

Na de aanslag van Bin Laden op Amerika hield Bush een toespraak waarin hij stelde dat wie in de strijd tegen internationaal terrorisme niet met hem was, derhalve tegen hem was. Zijn snerpende commentaar op Syrië krijgt in dat verband meer reliëf. Maar volledig te begrijpen is die laatste opmerking denkelijk alleen in het licht van Amerika’s recente herdefinitie van haar interne veiligheid: het land zal zich immer kwetsbaar voelen zolang er tegenstrevers zijn, zolang er politieke groeperingen (of landen) zijn die de val van Amerika ambiëren of een aanval op dat land zouden kunnen uitvoeren. Uit die gedachte ontsproot het concept van de preventieve oorlog, waarvan Irak de afgelopen weken de premiere mocht beleven (en Afghanistan de generale repetitie); Amerika zal niet rusten voor het veilig kan gaan slapen, en haar veiligheid is volgens haarzelf slechts dan gewaarborgd als er geen tegenstand van belang is.

Je kunt bezorgd zijn over zo’n concept – en ik denk dat daar buitengewoon veel reden toe is – maar in de allereerste plaats past er verbazing, grenzeloze verbazing. Hoe kan het dat het machtigste land ter wereld zo fundamenteel angstig redeneert en meent dat al wie haar weerstreeft in het gareel gebracht moet worden? Olifanten hoeven toch helemaal niet bang te zijn voor muizen? Hoe kan het dat Amerika niet begrijpt dat met harde hand ingrijpen juist meer oppositie creëert van het soort dat ze nu juist wil uitbannen? (De Egyptische president Mubarak waarschuwde twee weken geleden dat elke dag dat Amerika oorlog voerde in Irak, er tientallen Bin Ladens werden geboren.)

Hoe kan een land überhaupt geloven dat alle gewelddadige tegenstand kan worden uitgeroeid? Paul Bremer III, die eerder ambassadeur voor de VS in Nederland was en tegenwoordig een gerespecteerd expert is op het gebied van terrorisme, sprak vlak na de aanslag op de Twin Towers de gedenkwaardige woorden dat moderne samenlevingen inherent kwetsbaar zijn en dat veiligheid om die reden een mooi en noodzakelijk streven maar in essentie onhaalbaar is. Een gek of fanaticus vindt uiteindelijk altijd wel een zwakke plek, bracht hij in herinnering. De enige manier om terroristische aanslagen volstrekt te voorkomen is door iedere burger in zijn eigen bunker te zetten, maar dat is een prijs die niemand wil betalen. De kans op aanslagen is daarmee een gruwelijk maar onontkoombaar gegeven geworden, iets waarmee niet alleen Amerika maar iedereen – elk land, elk mens – moet leren leven, hoe pijnlijk en moeilijk dat ook is.

Amerika lijkt zich geen raad te weten met haar kwetsbaarheid. De paradox is dat hoe machtiger het land wordt, hoe kwetsbaarder het zal zijn. Niet alleen omdat macht behouden, geconsolideerd en verdedigd moet worden, maar vooral omdat macht oppositie uitlokt. Naarmate Bush meer met zijn vuist op tafel slaat, zal zijn lip vaker trillen. Onze ellende is dat elke bibber van Bush de wereld doet beven.