De man die geen das wou zijn

Freimut Duve steekt keurig in het pak. Hij heeft woest grijs haar en een beminnelijke glimlach. En hij heeft een buitengewoon mooie maar moeilijke baan: hij staat aan het hoofd van het bureau Freedom of the Media van de OVSE.

(Nu moet ik uitleggen wat de OVSE is. De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa is een vrijwillige alliantie van 55 landen, meest Europese, plus een fors aantal landen in Centraal-Azië en landen grenzend aan de Middellandse Zee. Maar ook Amerika is lid. Buiten de Verenigde Naties is de OVSE de enige supranationale instantie die het mandaat heeft om in te grijpen als ergens iets heel erg fout gaat. Buiten de wekelijke assemblee werkt de OVSE vooral via haar drie bureaus, de kroonjuwelen van de OVSE: minderheden, mensenrechten en persvrijheid. Duve staat al zes jaar aan het hoofd van dat laatste juweel.)

Duve gaat weg. Hij heeft er twee termijnen opzitten – meer mag niet – dus binnenkort komt er een ander in zijn plaats; wie is nog onduidelijk. Gisteravond was Duve in De Balie om zijn beleid toe te lichten en verantwoording af te leggen aan wie maar wilde vragen.

Dat deed hij met verve. Duve is zo’n klassieke sociaal-democraat die niet alleen nooit zijn principes heeft verloren maar daarnaast ook een overtuigende visie heeft, iemand die je zonder schaamte naast Willy Brandt en Joop den Uyl kan zetten: iemand die bevlogen is en mensen inspireert. En hij is – trouw aan zijn functie als bewaker en promotor van de persvrijheid – een man van het woord. Zijn wapen is (pluriform) debat, zijn werkwijze gebaseerd op overtuiging en kennis, en zijn inzet is de jeugd: ‘in defense of our future’.

Maar hij is nooit te beroerd om streng te wezen. Het bureau Freedom of the Media heeft – wellicht meer dan de andere twee kroonjuwelen van de OVSE – voor debat binnen de OVSE gezorgd en soms woedende reacties losgemaakt. (‘Als ik nu herbenoemd zou moeten worden werd ik zonder meer weggestemd,’ zei Duve, ‘en daar ben ik trots op. Het betekent dat ik mijn werk goed heb gedaan.’) Zijn standpunt is dat debatteren leuk en vooral heel zinnig is, maar dat woorden wegen. En woorden bestaan pas als ze worden uitgesproken. Stille diplomatie is niet zijn aanpak: op andere vlakken kan dat mogelijk wel werken, maar juist als het over persvrijheid gaat, is publiciteit primair.

Als ergens iets mis is stelt hij formele vragen aan zo’n land. Als zo’n land dan niet antwoordt, maakt hij een persbericht van zijn vragen en stelt ze nogmaals in de assemblee van de OVSE. En uiteindelijk gaat hij op bezoek in zo’n land – aangesloten OVSE-landen kunnen hem met goed fatsoen niet weigeren te ontvangen – en peutert dan regelmatig een gevangen genomen journalist los.

Het klinkt minimaal, maar het is vaak meer dan de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken kan of wil. Duve is zich daarnaast buitengewoon bewust van de functie van beelden: nooit naar een land gaan waar het absoluut mis is (zoals Turkmenistan, Oezbechistan, Kyrgyzstan) ook al zijn die landen OVSE-lid, want je weet dat je daar misbruikt wordt na een bezoek. Zeker waneer je de Represenative for the Freedom of the Media bent: dan staan er daags na het bezoek van die promotiefoto’s in alle overheidskranten dat Duve op bezoek was, foro’s juist genomen als Duve zijn beminnelijke glimlach tentoon spreidt. ‘Ik wil hun etalage niet opsieren,’ zei Duve, en: ‘ze willen mij maar al te graag benutten als camouflage’. Duve vindt dat sommige keizers geen kleren aanhebben en weigert dan das voor hen te spelen. In zulke gevallen bewerkstelligt hij dat er rapporteurs op pad gaan maar laat hijzelf zich niet zien. Zijn das zou misbruikt worden.

Daarnaast is hij niet eenzijdig in zijn kritiek. De voormalige Oostbloklanden vormen een bron van zorg voor hem – na de val van de muur hebben ze hun hang naar democratie ingeruild voor onafhankelijkheid en afschaffing van staatsinstanties, zodat werkelijk alles er nu wordt geprivatiseerd – maar hij was ook de eerste die de persconcentratie onder Berlusconi bekritiseerde, en de EU dringend verzocht zich daarover uit te laten. De EU gaf echter niet thuis. Duve stond alleen.

Na afloop was er een kleine receptie. Er waren veel mensen die, ondanks hun kritiek, waren gevallen voor Duve. Hij is iemand aan wie je kunt optrekken, concludeerden we. Hij is een moderne held. Met mooi haar, en met een goeie das. Die hij weigert uit te lenen.

Maak ons mooi

Je kunt makkelijk skeptisch zijn over Make me beautiful. Mensen die zich de kop breken over een wipneus of dodelijk ongelukkig zijn over hangende borsten zijn een makkelijk doelwit: hoe oppervlakkig toch om je over zulke zaken te bekommeren! Schoonheid komt toch sowieso van binnenuit? Daarnaast is het licht pervers om geld aan zulke zaken uit te geven: zolang er kindjes in Afrika verhongeren en er dagelijks duizenden mensen aan aids sterven, horen Westerse wipneuzen bepaald geen prioriteit te zijn.

De ellende met dat standpunt is dat als iemand geen neuscorrectie laat uitvoeren, dat uitgespaarde geld niet naar die hongerende kindjes of verre aidspatiënten gaat maar eerder naar een vakantie naar Tenerife. Ook zit er een ingebakken arrogantie in dat standpunt, hoe mooi en ethisch het verder ook moge klinken. De mensen die ergens mee zitten, namelijk met die wipneus, wordt voorgehouden dat aids hebben of ondervoed zijn erger is. Alsof ze dat niet al wisten. En alsof het voor hun eigen gevoel uitmaakt dat een anoniem en abstract iemand aan de andere kant van de wereld slechter af is dan zij. Dat een ander elders het aanzienlijk rotter heeft dan jij, maakt jou niet gelukkiger of tevredener; hooguit schuldbewuster. (Juist wie leed zo op een schaal wil afzetten, maakt geluk tot materialisme en plicht: omdat zij het slechter hebben dan wij, hoort u gelukkig te zijn. Dat moet. U mag niet klagen.)

Je kunt aantekenen dat zo’n programma de schoonheidscultus bevordert, benevens de gedachte dat het lichaam maakbaar is, plooibaar in de handen van de medische wetenschap, die ons kan maken waar de natuur ons heeft gebroken. Zo’n serie doet niets dan het verlangen naar een voor de meesten onhaalbaar ideaal aanwakkeren, zodat de kijkers nog ontevredener worden over hun eigen puilende buik dan ze al waren. In plaats van fysiek verschil te accepteren, leren we dat je het weg kunt opereren, terwijl de markt voor cosmetische chirurgie ondertussen een forse impuls krijgt.

Allemaal maar. Maar nadat ik drie keer een parade van hangbuiken, lege borsten en grote of wippende neuzen had gezien (‘zullen we nu we toch bezig zijn die mond meteen nog maar wat opvullen, mevrouw?’) viel mij iets heel anders op. Al die mensen – vrouwen, in overgrote meerderheid: aan hun uiterlijk worden strengere eisen gesteld dan aan dat van mannen, en ze voelen dat tot in hun merg – die zo naar die ingrepen hadden gehaakt, h adden weinig geld. Ze hadden hun geluk en ongeluk aan die fysieke… – janee gebreken waren het niet eens, maar als je zegt ‘onvolkomenheden’ doe je de mensen in kwestie onrecht, want dat klinkt al te luchthartig voor wat zij als een probleem ervoeren dat hen daadwerkelijk in hun dagelijkse bezigheden beperkt – aan die fysieke makke opgehangen en konden zelf zulke chirurgie niet bekostigen.

En plotseling snapte ik waar het programma over ging. Niet over de zin en onzin van cosmetische chirurgie en de vraag of er nu echt iets verandert als je neus anders oogt. Want als de eerste de beste soapster of presentatrice haar oogleden corrigeert of iets aan haar borsten laat doen, hoor je niemand poeha’en dat zulk geluk toch maar oppervlaktediep is en het streven naar zulk uiterlijk vertoon een bewijs van onoverkomelijke domheid. Dan wordt er hooguit gegrapt over de vraag of die gooi naar grotere schoonheid wel is gelukt.

Er zit een vals klasseding in de kritiek op Make me beautiful. Vanessa mag haar borsten vergroten en Emma Brunt haar gezicht liften omdat ze dat zelf kunnen betalen, maar als Mien uit Appelscha zulke dingen ook wil en Net5 betaalt, gaan we plots allemaal hypocriet giechelen over zoveel kortzichtigheid. Je kunt Net5 bekritiseren over het exploiteren van andermans (al dan niet misplaatst) ongeluk en misbehagen, maar wat ze doen is mensen met weinig geld een keer laten mee-eten van de ruif van welgestelden. Of dat gekochte geluk vervolgens beklijft, doet er niet zo toe. We vragen ons toch ook nooit af of de nationale lotto wellicht een vals kapitalistisch streven promoot?

In een van de afleveringen ging een mevrouw in de revisie die tweemaal op eigen houtje was afgekickt: eerst van de heroïne, daarna van de drank. Haar lichaam had zwaar te lijden gehad van haar verslavingen, en ze beschouwde het aanleggen van een platte buik als de kroon op haar jarenlange strijd. Moet je iemand die zo hard gevochten heeft om haar leven te herscheppen nu voorhouden dat de maakbaarheid van het lichaam een illusie is? Welnee. Ze heeft hoogstpersoonlijk het tegendeel bewezen.

De machowereld van Financiën

CDA-staatssecretaris Joop Wijn kondigde afgelopen vrijdag aan dat alleenstaanden meer belasting moeten gaan betalen, ten gunste van gezinnen. Hij verdedigt die gedachte met een beroep op respectieve draagkracht: ‘Er moet niet worden gekeken naar iemands bruto inkomen, maar naar iemands besteedbare inkomen. Er moet rekening worden gehouden met de onvermijdbare uitgaven die mensen hebben. Als een alleenstaande veertigduizend euro verdient en een echtpaar met drie kinderen ook, vind ik dat de alleenstaande meer belasting moet gaan betalen.’

Wat een curieus argument. De buitengewoon onvermijdbare kosten van een huis zijn verhoudingsgewijs lager voor stellen, die immers met hun tweeën de huur of hypotheek kunnen opbrengen. Wie alleen woont heeft net als een gezin een koelkast nodig, maar kan die aanschaf met niemand delen. Daarnaast zijn kinderen een keus: niemand is verplicht ze te krijgen; maar wie ze graag wil kan moeilijk verlangen dat degenen die een weloverwogen ándere keuze maken, aan zijn keus mee betaalt, bovenop de door iedereen opgebrachte kinderbijslag. Aan die tegemoetkoming in de kosten van kroost ging Wijn steels voorbij. Gezinnen worden toch al gesteund?

Als Wijn serieus naar vrij besteedbaar inkomen wil kijken, zijn veelverdieners een aanzienlijk interessanter groep. Wanneer een alleenstaande dertigduizend euro verdient en een echtpaar met drie kinderen drie ton, pakt Wijns argument over vrij besteedbare inkomens toch iets anders uit. Maar daar had-ie het niet over. Wijn zette feitelijk de kostwinner die veertigduizend euro verdient en daarmee vrouw en kinderen onderhoudt, tegenover een alleenstaande met hetzelfde inkomen.

Wat duidelijk maakt dat het Wijn niet te doen is om eerlijkheid, een faire lastenverdeling of nivellering, ook al wilde hij het graag zo voordoen. Het gaat hem om het steunen van een specifieke leefvorm. De belastingen moeten ‘aansluiten bij de belevingswereld van de mensen’ lichtte hij in het weekend nog maar eens toe, en die belevingswereld ‘is het gezin’. Het CBS telde begin dit jaar 12 miljoen mensen van 20 en ouder, waarvan 2,4 miljoen mensen alleen wonen: bijna een kwart van alle volwassenen. Hun belevingswereld telt niet. (Emma Brunt, Theodor Holman en ik af langs de zijdeur, beschaamd. Of stellen zonder kinderen nu wel of niet als gezin meetellen, houdt Wijn nog even in beraad. De witte rook wordt over een paar maanden verwacht: dan maakt hij zijn definitieve plannen bekend.)

Met welk recht wil Wijn gezinsvorming en -behoud fiscaal stimuleren? Is er ooit afgesproken dat gezinnen meer steun verdienen dan alleenstaanden? Met welk recht promoot de staat, via het belastingstelsel, het gezin als geprefereerde woon- en leefvorm, want ‘aansluitend bij de belevingswereld’? (Onderwijl een kwart van de volwassenen ter lande abrupt terzijde schuivend.) Zulk beleid is een vergaande inmenging in de privésfeer. Ontmoedigen mag de staat immers alleen die gedragingen die ze afwijst als moreel zwak of maatschappelijk ongewenst, en sinds wanneer verdient alleen wonen in hemelsnaam die status?

Er kleeft iets vunzigs aan Wijns gedachtegang: de suggestie dat die alleenstaanden er maar op los leven, hun geld egoïstisch verbrassend (‘money makes the world go round,’ roept de VVD in koor, tenminste, dat verwacht je dan), onderwijl die arme gezinnetjes laten verkommeren. Veel alleenstaanden hebben helemaal niet zoveel te verteren, tweeverdieners doorgaans veel meer (‘Pak ze!’ denkt Wijn.) Maar Wijn wil dan ook, je hoort het in alle hoeken en gaten van zijn betoog, een kostwinnersmodel.

Dat model heeft het CDA eerder geprobeerd in te voeren. In 1982, onder Van Agt, entameerde die partij de tweeverdienerswet die gezinnen met één inkomen moest ontlasten. In de praktijk betekende die wet dat getrouwde vrouwen op forse schaal uit het arbeidsproces vielen: hun deeltijdbanen kostten het gezin vaak meer dan hun werk opleverde. Die fiscale regeling, gebaseerd op het klassieke gezinsmodel, bond vrouwen aan een patroon dat niet echt meer paste. En passant bleek diezelfde regeling tevens een flink tekort aan arbeidskrachten in de zorg en het onderwijs te veroorzaken: want juist dat waren de sectoren waar veel vrouwen in deeltijd werkten. De vrouwen die toen uit het arbeidsproces vielen, worden momenteel moeizaam met her- en zij-intredingsprogramma’s geworven. Was allemaal nergens voor nodig geweest, als het CDA maar wat feministischer was geweest.

Nadien is met veel gepriegel en gepruts een fiscaal stelsel ingevoerd dat recht doet aan individualisering en die vrouwen helpt een zelfstandige positie te verkrijgen, ook financieel. Want dat is wel overheidsbeleid, zorgen dat vrouwen hun onafhankelijkheid bewaren. Het CDA trekt zich daar geen lor van aan. Wijn, overtuigd homoseksueel maar verder kennelijk zo rooms als de paus, is een heuse macho-mannenbroeder.

Privacy poedels

Aanstaande zaterdag worden de Big Brother Awards uitgereikt: een poedelprijs voor personen, instanties en bedrijven die de privacy schenden.

“Maar als je toch niks te verbergen hebt…?” zeggen mensen vaak. Nu heb ik niks te verbergen, of nu ja, een paar dingen uiteraard, maar ik wil toch liever enige zeggenschap houden over wie wat van mij weet. Als ik zelf aan mijn ouders vertel dat ik wel eens xtc gebruik is dat mijn beslissing; het is heel anders indien iemand zulke dingen achter mijn rug om uitvist en die gegevens bewaart, voor derden opvraagbaar maakt of doorverkoopt. En juist over zulke zaken gaat die privacy-poedelprijs: om al die instanties en organisaties die – meestal zonder dat je dat doorhebt – gegevens over je verzamelen en daar dingen mee doen waarop je geen greep hebt. Het lastige is dat al die voorstellen en ontwikkelingen elkaar versterken, en als burger – ook een die niks te verbergen heeft voor de overheid – raak je zelf zowat opvraagbaar.

Neem Translink, een consortium van onder meer de NS en Connexxion. Die zijn bezig met de invoering van een chipkaart voor het openbaar vervoer in heel Nederland. Handig, zeggen ze, want dan hoef je niet meer te rommelen met gepast geld, en het is ook veiliger voor de chauffeur. Dat is allemaal waar. Maar op zo’n OV-chipkaart worden ook al je reisbewegingen vastgelegd: wanneer nam iemand welke trein, bus of tram; welke routes legt-ie gewoonlijk af, wanneer week hij van zijn normale parcours af? Translink kondigt aan dat ze zulke informatie zullen gebruiken voor marketingdoeleinden. Dat betekent: gebeld gaan worden tijdens het eten met de prangende vraag wat u van lijn 11 vindt, en spam ontvangen van bedrijven bij uw favoriete in- en uitstaphaltes.

Dat Translink zulke gegevens vastlegt en bewaart, betekent ook dat derden ze kunnen opvragen. De politie, bijvoorbeeld. Die mag (binnenkort zelfs zonder tussenkomst van de rechter-commissaris) opvragen welke reizigers er allemaal op dinsdagavond 7 oktober uitstapten op het Mercatorplein, en kan die mensen ontbieden als mogelijke getuigen of daders van de verkrachting die zich daar afspeelde. En of ze meteen even hun DNA willen afstaan, voor de zekerheid. Nee hoor, niet dat we u verdenken, maar we moeten de kring verdachten kleiner krijgen, ziet u. Heus, we weten wel dat u niets heeft te verbergen, maar toch, he.

Het principe dat iedereen onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen, verliest op die manier zijn waarde en betekenis. Ieders gangen kunnen – soms nog jaren na dato – worden nagetrokken. De explosie aan uitzoekwerk die zulke ontwikkelingen voor de politie heeft, worden nooit verdisconteerd in zulke plannen. De politie verzuipt straks in alle gegevens die ze tot haar beschikking heeft. En je krijgt rare dingen, we hebben ze al eerder gezien: toen de Duitse politie op zoek was naar verborgen RAF-leden werd iedereen wiens gas- en lichtrekening plotseling steeg, onder verhoogde attentie geplaatst. Wie de pech had in diezelfde periode plots te gaan samenwonen kon er donder op zeggen dat-ie gecheckt werd door de inlichtingendiensten. (Overigens werd geen enkel RAF-lid op die manier getraceerd.)

Translink denkt niet na over zulke consequenties van haar plannen. Bits of Freedom, de organisatie die de Big Brother Awards hier in het leven heeft geroepen, wel. Bits of Freedom is bevreesd dat onder het motto van veiligheid ieders rechten langzaam eroderen, en dat burgers steeds maar transparanter moeten worden – niks te verbergen, immers? – terwijl bedrijven en overheidsinstanties steeds minder verantwoording afleggen over wat ze nu precies met de aldus vergaarde informatie doen, en wat ze er feitelijk aan hebben waar het criminaliteitsbestrijding betreft.

Dat argument dat je toch zeker niks te verbergen hebt zou twee kanten moeten op gaan. Overheid en bedrijfsleven horen inzage te geven welke gegevens ze verzamelen, beheren, bij elkaar voegen, bewaren, doorverkopen en aan derden overhandigen; in de vraag met welk doel ze zulke gegevens bewaren; en zeker in de vraag hoe efficiënt of nuttig hun plundering van onze persoonsgegevens is. Waarom zouden we tappen makkelijker maken – zoals de overheid wil – indien diezelfde overheid weigert te vertellen hoe vaak telefoontaps nu eigenlijk behulpzaam zijn in het oplossen van een criminele zaak? Waarom moeten wij transparant worden, en hoeven overheid en bedrijfsleven dat niet te zijn?

Ondertussen verdient het bedrijfsleven aan onze (onschuldige) geheimen. KPN blijkt geheime telefoonnummers al jarenlang te verkopen aan marketingbureaus, zonder haar clientele dat verteld te hebben. Dat leverde KPN een nominatie voor de Big Brother Award op.

Zaterdag openbaar ik een geheim: wie die verdomde poedelprijs heeft gewonnen. Dat mag, want ik zit in de jury.

Wordt uw provider ook rechter?

Vandaag bespreekt de Tweede Kamer een voorstel waarin de wettelijke aansprakelijkheid van providers wordt geregeld. Wat moet een provider doen als er klachten binnenkomen over materiaal dat klanten on-line hebben gezet? Dien je een provider te beschouwen als de verantwoordelijke uitgever of is hij, net zoals de telefoondienst, een common carrier die niets te maken heeft met de inhoud van wat zijn infrastructuur doorgeeft? Moet een provider dat materiaal verwijderen, en zo ja onder welke condities? Is hij verplicht de gegevens van de klant in kwestie aan de klager af te geven? Kan een klager de provider verantwoordelijk stellen als die niets onderneemt, en bijvoorbeeld een schadevergoeding eisen van de internetprovider?

Het wetsvoorstel is voor een groot deel gebaseerd op de jurisprudentie. In juni 1999 oordeelde de rechter dat wanneer er ‘in redelijkheid niet valt te twijfelen’ aan de juistheid van een klacht over materiaal dat bij een ISP wordt gehost, de provider gehouden is het betwiste materiaal onverwijld te verwijderen. Doet hij dat niet, dan wordt hij zelf medeverantwoordelijk voor wat z’n gebruiker doet. De provider handelt kortom onrechtmatig als hij in zo’n geval niet ingrijpt.

Een nieuwe uitspraak van een hogere rechtbank verwierp die zo belangrijke uitspraak van 1999 echter en kegelde daarmee de bestaande jurisprudentie omver. Die ontwikkeling kon niet meer in het wetsontwerp of de bijbehorende toelichting worden meegenomen, daar is het betreffende arrest te vers voor: het is nog geen drie weken oud. Zodat de Tweede Kamer plotseling met de vreemde figuur zit dat de memorie van toelichting jurisprudentie aanhaalt die niet meer bestaat. (En ik bevind me in de parallelle rare positie dat ik jurisprudentie heb gemaakt en gebroken: beide uitspraken, de oude en de nieuwe, komen namelijk voort uit de zaak die Scientology tegen mij en mijn provider heeft aangespannen.)

Ik ben blij met die zojuist omver gehaalde jurisprudentie. Indertijd was de uitspraak een goede, maar wat je later zag ontstaan was onduidelijkheid. Wanneer raak je nu medeverantwoordelijk als provider? Wat is redelijke twijfel? In de praktijk blijkt dat de ene provider iets sneller ingrijpt dan de andere. Sommige providers accepteren klachten zonder veel vragen te stellen, andere verzoeken standaard om een precisering van de klacht. Wanneer je om zo’n nadere toelichting vraagt, leert de ervaring, laat een deel van de klagers niks meer van zich horen. Soms raken ze afgeschrikt door het papierwerk maar regelmatig ook klagen ze maar een eind weg in de hoop dat het iets uithaalt: ze klagen als een schot hagel. Niet geschoten is altijd mis.

Voor de gebruiker betekent dat verschil in interpretatie dat de ISPs er op nahouden, dat ze bij de ene provider meer bescherming genieten dan bij de andere. Sommige providers zijn immers dapperder – of koppiger – dan andere. Ze geven niet zomaar gehoor aan klachten, ze willen een onderbouwing daarvan voor ze actie ondernemen. Feitelijk hebben de gebruikers daardoor bij de ene provider meer rechten dan bij de andere.

De aanstaande wet gaat net een stapje verder dan de oude jurisprudentie. De minister stelt dat een provider alleen mag ingrijpen wanneer materiaal ‘onmiskenbaar onwettig’ is. Naar schatting is in 90% van de gevallen de status van een klacht kraakhelder: wat die gebruiker heeft neergezet, mag gewoon niet (kopieën van liedjes of films, of kinderporno). Slechts in tien procent is de status van het betwiste materiaal onduidelijk, en dan heeft iedereen ervan af te blijven totdat zekerheid is verkregen over de status van dat materiaal. De klager moet dan eerst naar de rechter en kan pas na een uitspraak in zijn voordeel eisen dat de provider ingrijpt. Dat voorkomt dat de provider op de stoel van de rechter moet gaan zitten.

Maar je zou dat helderder willen. Je kunt denken aan een verbod op het verwijderen van betwist (maar niet onmiskenbaar onwettig) materiaal. Of je kunt, om te voorkomen dat providers – zoals na 1999 gebeurde – toch zachtjes op de stoel van de rechter worden geduwd, centrale afspraken maken die klagers verantwoordelijk stellen voor de consequenties van hun eisen: als klagers willen dat betwist materiaal wordt verwijderd, moeten ze providers vrijwaren van eventuele schade als die uitvoering geven aan de eis. Want anders loopt de provider immers weer het risico dat de gebruiker een zaak tegen hem aanspant.

Die provider moet uit het midden. Hij kan niet beoordelen wat rechtmatig is en moet zich niet hoeven wapenen tegen boze klagers of boze gebruikers. Providers moeten doorgeven, rechters moeten oordelen. Ieder zijn vak, daar zijn gebruikers ook bij gebaat.

Een rechtszaak van acht jaar

Wat kan een mens gelukkig worden van een rechtszaak! Veel champagne, zo’n tweehonderd felicitaties in mijn mail en een grote glimlach op mijn gezicht. Precies acht jaar nadat de kwestie ontstond heb ik voor de derde keer, nu stelliger dan ooit, gewonnen in de zaak die Scientology tegen mij en mijn provider heeft aangespannen. De citaten uit OT II en OT III (het hogere cursusmateriaal van de sekte) die ik op mijn website heb gezet zijn niet alleen legaal maar ook noodzakelijk vond het hof: ze dienen immers om mijn kritiek op de sekte te ondersteunen en die geloofwaardig te maken.

Het oordeel dat het hof over Scientology velt is opmerkelijk hard. De rechters stellen nog net niet dat ze een criminele organisatie vormen, maar het scheelt weinig. Uit het arrest: “Uit de [overlegde] teksten blijkt Scientology c.s. met hun leer en organisatie de omverwerping van democratische middelen niet schuwen. Uit die teksten volgt tevens dat met de geheimhouding van OT II en OT III mede wordt beoogd macht uit te oefenen over leden van de Scientology-organisatie en discussie over leer en praktijken van de Scientology-organisatie te verhinderen.

Het is de tweede keer dat een Nederlandse rechtbank Scientology zo scherp veroordeelt. In 1992 boog het Amsterdamse Hof zich over de vraag of de manier waarop Reader’s Digest de sekte had beschreven, door de beugel kon. Het bewuste artikel bevatte frasen als “gevaarlijke sekte”, “de zogenaamde religie blijkt in werkelijkheid een uiterst winstgevende zwendelbeweging”, “die haar leden en ieder die kritiek op haar heeft op maffia-achtige wijze intimideert”, “kwade kracht”, “criminele organisatie”, “de oprichter van deze organisatie was een fantast en een oplichter”, “bedrog en zwendel”, en “camouflage en zwendelactiviteiten”. Ook toen liet het hof de vrijheid van meningsuiting boven het belang van de sekte prevaleren en voegde daaraan toe: “De in het artikel gekozen bewoordingen zijn, tegen de achtergrond van de ernst van de aan de kaak gestelde misstanden [..] niet onnodig grievend te achten.”

Het zal je maar gezegd zijn. Of je zult je kind er maar op school hebben. Scientology runt een basisschool – de Lafayetteschool in Amsterdam-Oost – waar sekteleden hun kinderen onderwijs laten volgen. De inspectie voor het onderwijs publiceerde twee jaar geleden een vernietigend rapport over het onderwijs op die school: de methodes voor taal en rekenen voldoen niet aan de leerdoelen, er worden geen landelijk genormeerde toetsen gehanteerd, de zorg voor de leerlingen wordt over de volle breedte als negatief beoordeeld, ga maar door. Ze rommelen daar maar een eind weg, zou je denken; maar echt ingrijpen durft de inspectie niet. Scientology presenteert zich immers als kerk, en dan mag je veel. Met de twee arresten in de hand waarin de organisatie achter de school wordt gekenschetst als op zijn best ondemocratisch en op zijn slechtst crimineel, kun je je afvragen of zo’n school überhaupt nog bestaansrecht heeft.

Ook Narconon – een van de vele mantelorganisaties van de sekte – presteert ondermaats. Narconon geeft voor een ‘succesvol’ afkickcentrum te zijn. Tal van internationale rapporten geven aan dat Narconon slechtere resultaten boekt dan zowat elk ander afkickcentrum; daarnaast fungeert het centrum als sluis voor de sekte zelf. Als je al afkickt, beland je van de regen in de drup: van junk tot sektelid. Maar verslaafden mogen van het ministerie ‘zelf kiezen’ of ze naar Narconon willen. Mij lijkt het tijd te worden dat een gedupeerde – arresten in de hand – daar eens een zaak van maakt.

Of neem al die managementbedrijven: Scientology grossiert tegenwoordig in wervings-, selectie- en consultancybureaus, Silhouet, Modus Operandi, Job Fit, Improved Conditions, U-man. Allemaal van die leuke bedrijfjes die uw personeel beoordelen, doorlichten en opleiden, maar die ondertussen niet alleen zieltjes willen winnen maar vooral managers op hun hand willen krijgen, opdat zo’n bedrijf omgeturnd kan worden in een Scientology-liaison. Of soms ook uitgemolken kan worden en nadat de winst is weggehaald en doorgesluisd, kan worden weggeworpen. Je mag hopen dat een werknemer die plots verplicht Scientologycursussen moet volgen, gewapend met deze twee arresten naar de rechter stapt.

Maar ik ben nog wel even bezig. Ook al heeft Scientology nu drie keer verloren, ze zullen doorgaan; dat is nu eenmaal het beleid. In de stukken die ik citeer schrijven ze zalf al dat ze niet procederen om te winnen, maar om hun tegenstanders te intimideren. Mijn advocaat rekende voor dat de gang naar de Hoge Raad en het Europees Hof nog tussen de vijf en acht jaar kost. Ik ben dus net over de helft van mijn rechtsgang.

Webwereld, 5 september 2003: Scientology

Interview door Maarten Reijnders voor Webwereld over de toen al acht jaar durende rechtszaak die Scientology tegen XS4ALL en mij voerde. Het Hof had daags ervoor (gelukkig) de zoveelste voor ons positieve uitspraak gedaan.

» Artikel Webwereld: ‘Spaink versus Scientology’

Gratis lunch

De ‘fatsoenlijkste actiegroep van het land’ noemde een andere krant ze, de bewoners van Spaarndam die via beleefde brieven de luchthaven hoopten te bewegen hun dorpje te mijden na invoering van de vijfde baan. Het was een smakelijke casus voor politiek sociologen: poldermodel versus Polderbaan. In 1996 boekte de actiegroep succes. Schiphol beloofde de nieuwe uitvliegroutes zo aan te passen dat ze langs, niet over Spaarndam zouden gaan. In 2002 meldde de luchthaven en passant dat er ‘een kleine verschuiving’ zou plaatsvinden in de nieuwe uitvliegroutes. Sinds deze zomer scheren er soms tot 300 vliegtuigen per dag over het dorp, een permanente stroom van loeiend lawaai veroorzakend, en de grens is nog niet bereikt.

Cerfontaine schuift de verantwoordelijkheid voor de onhoudbare herrie op het bord van de regering. Gisteravond stelde hij op een bijeenkomst in Spaarnwoude van geen afspraak te hebben geweten en dat die afspraak bovendien niet met hem was gemaakt maar met Jorritsma, de vorige minister van Verkeer en Waterstaat. De inconsistentie tussen beide opmerkingen daargelaten, lijkt mij dat als de minister die over Schiphol gaat uitspraken doet over het beleid van de luchthaven en de grenzen van het daar geoorloofde luchtverkeer, Schiphol zich daaraan heeft te houden. De beloftes van de minister zijn immers niet gratuit maar bepalend, tenzij het parlement een andere koers afdwingt uiteraard.

Terwijl de kranten aantonen dat onderzoekscommissies die zich over de nieuw vast te stellen geluidsnormen bogen in regeringsstukken bewust verkeerd zijn geciteerd en Schiphol in haar becijfering van het lawaai fundamentele ‘rekenfouten’ heeft gemaakt, maakt de verse staatssecretaris van Milieu, de CDA’er Van Geel, zich op voor de volgende discussieronde. ‘Er bestaat niet zoiets als een gratis lunch, zeggen de Amerikanen,’ filosofeerde de staatssecretaris gisteren. ‘Ik zou dat willen parafraseren met: er bestaat niet zoiets als een gratis vliegveld. We moeten niet de illusie hebben dat we in Nederland risicoloos kunnen wonen. En we moeten niet denken dat we ons geld kunnen verdienen in de logistiek zonder dat iemand daar last van heeft.’

De discussie gaat echter niet over de risico’s van luchtverkeer, maar over wetsovertredende geluidsoverlast, over geschonden afspraken, over bedrog en valse voorlichting, en uiteindelijk over de vraag of Schiphol geen staat binnen de staat is geworden. De zaak afdoen als een kwestie van burgers die van de overheid al te vergaande bescherming eisen en die menen in een soort verzekeringsstaat met gewaarborgde uitbanning van elk gevaar en een profijtelijke no-claim korting te leven, is vals en onzindelijk. Van Geel zet Spaarndam – en het parlement, dat een aantal lastige maar legitieme vragen voor de regering en Schiphol in petto heeft – ermee neer als broze, licht bezopen popjes die oneigenlijke verwachtingen koesteren en die ageren op grond van hysterische eisen. Als mensen die je niet serieus hoeft te nemen.

Van Geel ziet weinig verschil tussen de commotie rond Schiphol en ‘de hypes rond SARS en legionella’ en wijst gepikeerd op ‘de maatschappelijke verontrusting die grote hoogten bereikt, de roep om maatregelen die steeds verdergaand wordt’. In het geval van Schiphol zijn het juist niet de eisen om beschermende maatregelen die steeds verder gaan, het is de luchthaven die tomeloos uitbreidt en verdergaande rechten opeist, die meer overlast veroorzaakt en zich steeds minder gelegen laat liggen aan overleg, aan regels en normen. De maatschappelijke verontrusting waarvan Van Geel gewag maakt gaat niet over persoonlijke risico’s; die handelt over democratie, openheid en eerlijkheid en over de pijnlijke vraag of burgers nog wel op de overheid kunnen vertrouwen nu die het parlement vals heeft voorgelicht.

Maar Van Geel wijdt daar geen woord aan. Het is een kwestie van psychologie, meent hij. ‘Het lijkt tegenwoordig soms wel of we in de angstige Middeleeuwen terug zijn: alsof de Verlichting nooit heeft plaatsgevonden. Irrationele angsten en politieke correctheid lijken de agenda te bepalen.’ Het volk moet zich niet zo kinderlijk gedragen, zegt-ie eigenlijk, als volwassenen onder elkaar dienen we te accepteren dat men dient te betalen voor het middagmaal en dat alleen de zon voor niks opgaat.

Ondertussen mietert Van Geel zelf een belangrijk kenmerk van de verlichting weg: de gedachte dat burgers rationele wezens zijn die rechten hebben waarmee rekening gehouden dient te worden, en de gedachte dat er een sociaal contract tussen burgers en staat bestaat waaraan beiden zich hebben te houden. Verbreekt een van beide partijen dat contract, dan verliest de staat onherroepelijk haar legitimiteit. Burgers die zich machteloos voelen ten opzichte van de staat denken en doen soms rare dingen. Belangrijker nog: ook de overheid kan niet gratis lunchen.

Nederlandse spampraktijken

Vraag een internetgebruiker naar spam en hij zucht: ‘Ik krijg verdorie steeds meer van die troep.’ Vraag een marketeer naar de mogelijkheden die internet biedt en hij wordt lyrisch: ‘Zoveel nieuwe mogelijkheden om mensen te bereiken!’ Maar haast niemand wil op deze manier worden bereikt: mensen ergeren zich meer aan ongevraagde massamail dan aan andere vormen van reclame. Uit een onderzoek uit december 2002 bleek dat ongevraagde reclame door maar liefst 85% van de ontvangers als hoogst irritant wordt gezien. 1 Spam neemt onderwijl schrikbarend in volume toe.

Spam is spotgoedkoop voor de adverteerder, dat is een deel van het probleem. Voor reclame in andere media moet flink worden betaald: folders, advertenties en spotjes zijn duur. Massamail daarentegen kost haast niets. Iedereen met een computer en een internet- verbinding – en steeds meer mensen en bedrijven hebben beide – kan spammen voor zijn site of product. Het kost je als verzender hooguit je account (en je reputatie). Professionele spamruns worden al vanaf 129 dollar aangeboden: voor dat bedrag koop je een mailing naar 5 tot 28 miljoen e-mail adressen. 2

Een belangrijk verschil tussen gewone reclame en spam is dat waar advertenties tijdschriften en zenders voor de consument betaalbaar houden, de kosten van spam worden afgewenteld op het internet zelf – en dus op de gebruikers. Providers hebben nu al gemiddeld tweemaal zoveel mailservers nodig vanwege spam: de helft van alle e-mailverkeer bestaat tegenwoordig uit ongevraagde reclame (aan het begin van dit jaar was dat nog 40%). Abusedesks maken overuren, providers moeten zich in bochten wringen om e-mail beheersbaar te houden.

Spam werkt, dat is het tweede deel van het probleem. Al gooit bijna iedereen zulke mail geërgerd weg, als een promille van alle geadresseerden positief reageert, doet de spammer al goede zaken. Wired publiceerde deze maand de uitgelekte verkoopcijfers van een Viagra-spammer 3: in vier weken tijd bestelden 6000 mensen een of meer verpakkingen. De omzet in die ene maand behelsde ruim een half miljoen dollar. Zolang er eens per dag een koop wordt gesloten, is spammen lucratief, juist omdat de kosten zo laag zijn. Anders gezegd: de overlast wordt mede in stand gehouden door naïeve consumenten die op spam ingaan.

Spam is ondertussen een dusdanig groot probleem geworden dat sommigen denken dat e-mail als medium eraan tenonder zal gaan. Provider MSN blokkeert dagelijks een slordige 2,5 miljard spammails. Zelf krijg ik tegenwoordig bijna 150 spams per dag, waarin mijn echte mail bijna verzuipt. Het is alsof er dagelijks honderd reclamefolders in mijn brievenbus worden gepropt.

Hardcore, mainsleaze en opportunisten

XS4all, een provider die zich meer dan gemiddeld met spambestrijding bezighoudt, gebruikt in haar typologie van spammers de volgende indeling 4:

  • Hardcore spammers, die elke legale en illegale methode gebruiken om hun massamail te lozen. Elke voorzichtige aanpak is zinloos, aangezien deze categorie onder meer systematisch andermans machines misbruikt. Dat doen ze onder meer via open proxies en open relays, oftewel onbeveiligde computers, en via spam trojans: virussen die andermans computer ombouwen tot open relay. 5 Doorgaans is volstrekt onduidelijk wie erachter zit. Het bijhouden en gebruiken van zwarte lijsten van misbruikte IP-nummers is een vrij effectieve (maar arbeidsintensieve) remedie tegen deze groep spammers. (Elke computer die met internet is verbonden, heeft een uniek IP-nummer; via dat IP is de bron van spam en de locatie van een website te achterhalen. Via diezelfde IP-nummers kunnen providers spammers blokkeren: hun eigen mailservers raadplegen de zwarte lijst, en zodra het om een ‘fout’ IP gaat dat mail wil afleveren, weigeren ze die of markeren ze hem als spam.)
  • Mainsleaze spammers, die even onverbeterlijk zijn, maar zich technisch in verhouding tot de hardcore spammers netter gedragen: ze misbruiken tenminste andermans computers niet. Het betreft meestal organisaties uit de direct-marketingsector of bedrijfjes die hen faciliteren. Ook tegen hen is het gebruik van zwarte lijsten redelijk effectief; daarnaast kunnen ze, omdat ze vindbaar zijn, bij herhaald wangedrag eventueel worden afgesloten, afhankelijk van de gedragscode van de provider.
  • Opportunistische spammers, die ofwel niet goed doorhebben wat spam is, wat er verkeerd aan is en hoe hinderlijk het is, ofwel niet weten hoe slecht spammen voor hun reputatie is. Deze categorie is redelijk opvoedbaar, hoewel die educatie vaak een tijdrovende kwestie is en soms ‘naming and shaming’ vergt.

De hardcore en de mainsleaze-categorie spammen beroepsmatig. Ze gebruiken speciale programma’s om massamail te versturen en adressen van het net te oogsten, en handelen veelal in adressenbestanden. Beide groepen maken een afweging tussen hun winst en hun reputatie: zolang het netto rendement van een spamrun of van een marketingopdracht voor een klant de nadelen overstijgt, blijven ze doorgaan. Het is immers hun broodwinning.

Voor de opportunistische categorie is spam een goedkope manier om mensen op hun site of product te attenderen. Zodra ze ontdekken dat hun reputatie erdoor wordt geschaad, zijn ze gewoonlijk genegen hun leven te beteren.

In april is een meldpunt voor Nederlandse spam opgericht. Nu Spamvrij.nl een paar maanden functioneert en een ruime hoeveelheid in Nederland uitgevoerde spamruns heeft gedocumenteerd, is het mogelijk om na te gaan hoe de verhoudingen in Nederland liggen. Hoe ziet spammend Nederland eruit?

20 tot 30 miljoen spams per dag

In de categorie die werkelijk alles uit de kast haalt om hun massamail in ieders mailbox te dumpen en daarbij illegale handelingen niet schuwt, is er in Nederland maar één kandidaat: Cyberangels. De organisatie, gerund door Martijn Bevelander (mede-eigenaar en directeur van de ISP Megaprovider, die onlangs om die reden door de branchevereniging NLIP werd geschorst (6), is een berucht spamhaus. Een van hun klanten, de Argentijnse groep SuperZonda, was alleen al goed voor 20 à  30 miljoen spam mails per dag.

Vanaf de IPs van Cyberangels zijn duizenden portscans verricht, bedoeld om open proxies te vinden van waaraf gespamd kon worden. Soms werden andermans computer gekraakt om de spamvertised websites te hosten; onder meer British Airways werd daar slachtoffer van 7.

Nadat commotie ontstond over de rol die Bevelander in dit spamhaus speelde, dumpte Cyberangels hun domein cyberangels.nl. Spamvrij.nl wist het domein binnen het half uur te bemachtigen. Dat had als neveneffect dat Spamvrij.nl plots ook alle mail ontving die voor dat domein werd bezorgd. De eerste dag dat Spamvrij.nl over het domein beschikte, kwamen er bijna 6000 mails voor Cyberangels binnen.

Elders heeft Spamvrij.nl een analyse van die mail gepubliceerd 8. Wat mij daarbij opviel was dat er tussen de krap 6000 mails die in de loop van die eerste dag bij Spamvrij.nl werden bezorgd, slechts 371 klachten zaten: 225 over spam waarin websites werden geadverteerd die op het Cyberangels-netwerk stonden, 146 over portscans vanaf door Cyberangels beheerde IP-nummers.

Met SuperZonda’s geschatte spamoplage van 20 tot 30 miljoen per dag in het achterhoofd zijn 225 klachten over spam een te verwaarlozen percentage. Nu werd veel van SuperZonda’s mail al voor aflevering geblokkeerd – dat is precies het nut van blacklists; aan de hand daarvan beslis je als provider welke afzender je liever niet aan de deur hebt – maar toch. Kennelijk bestaat er grote gelatenheid over spam: gewoon maar weg mieteren, niet klagen. Anderzijds zijn 146 klachten over portscans op een dag er absurd veel; dat levert een goede indicatie op van de hoeveelheid illegaal verkeer die vanaf het Cyberangels-netwerk vandaan kwam.

“Wij gaan zorgvuldig met e-mail marketing om”

Nederlands eerste mainsleaze spammer was AbFab. Dat bedrijf maakte zichzelf eind 2001 in één klap gehaat bij Nederlandse internetters door 50.000 massamails voor NRC Handelsblad te versturen. De spam belandde bij de duvel en z’n ouwe moer: niet alleen bij bestaande abonnees maar ook bij technische (beheer)adressen. Veel mensen ontvingen hem bovendien meermalen. Marie-José Klaver, freelancer voor die krant, schreef boos in haar column: ‘Zelf heb ik ongeveer twintig aanbiedingen voor proefabonnementen gekregen op de verschillende e-mailadressen die ik gebruik. [..] De reputatie van NRC Handelsblad als kwaliteitskrant is zwaar beschadigd. Wie vijf spamberichten heeft ontvangen, is voorlopig niet meer bereid te geloven dat NRC Handelsblad door intelligente mensen wordt gemaakt.’ 9

NRC Handelsblad voelde zich genoopt publiekelijk excuses aan te bieden en werd vergeven; AbFab niet. Die had geen spijt betuigd en had NRC Handelsblad belazerd door ordinair te spammen, vermoedelijk tegen forse betaling. Bovendien bleef het marketingbedrijf ongevraagde reclame rondsturen, wat uiteindelijk zelfs tot een rechtszaak leidde die AbFab pas in hoger beroep won, hoofdzakelijk omdat de Nederlandse wet (nog) geen regels tegen spam kende 10. AbFab ging in januari 2003 failliet.

AbFabs onbetwiste troonpretendent is First Impressions, een direct marketingbedrijf geleid door Rob de Heus. Spamvrij.nl ziet tegenwoordig zo’n twee tot drie spamruns van De Heus per week. Naar eigen zeggen heeft De Heus de beschikking over 2 miljoen Nederlandse e-mail adressen en stuurt de firma wekelijks honderdduizenden mails rond. De Heus beweert alleen met ‘permissie’ en gericht mail te sturen, de klassieke tegenwerping van alle direct marketeers. In werkelijkheid zendt het bedrijf ook willekeurige mensen ongevraagde reclame, zodat eenpersoons-huishoudens reclame voor Romac bedrijfsreinigingsmachines in hun mail treffen of platgemaild worden over Frama frankeermachines – met alle gevolgen voor de reputatie van die bedrijven van dien.

Waar De Heus, in tegenstelling tot andere spammers, wel netjes in is, is dat wie zich bij hem uitschrijft inderdaad gewoonlijk van de lijst wordt afgehaald. Maar mensen schijven zich zelden uit bij ongevraagde massamail. Deels omdat sommige spammers een verzoek tot uitschrijving beschouwen als bewijs dat het misbruikte adres daadwerkelijk in gebruik is en het vervolgens voor goed geld verder verkopen, deels omdat er teveel (ook Nederlandse) spammers zijn die verzoeken tot uitschrijven botweg negeren. Bovendien: waarom zou je je uitschrijven voor iets waarvoor je je nooit hebt ingeschreven? Zo blijft het e-mailbestand van De Heus onveranderd groot, een ‘prestatie’ die het bedrijf als aanbeveling jegens zijn klanten gebruikt.

Spamvrij.nl heeft een aantal bedrijven voor wie De Heus heeft gespamd benaderd met de vraag of zij weten dat hun mail ook naar ongeselecteerde adressen gaat. Eén bedrijf bedrijf reageerde geschrokken en zei meteen alle banden te zullen verbreken; een ander zei wel wat klachten te hebben ontvangen, doch vooral positieve reacties, maar niettemin voortaan af te zien van de diensten van De Heus en First Impressions ‘omdat het een relatief dure vorm van reklame is.’ 11 Of zijn klanten er veel beter van worden is de vraag, maar De Heus verdient goed geld. Een spamrun uitvoeren kost hem immers vrijwel niets.

“Maar dit waren geselecteerde adressen!”

Momenteel worden bij Spamvrij.nl elke dag twee tot drie Nederlandse spamruns aangemeld. (Nederlandse spammers houden zich overigens goeddeels aan de arbeidstijden: er wordt weinig in het weekend of in de avonduren gespamd, en ook de vakantie was te merken. We zijn en blijven een gereguleerd land.) Het aantal meldingen groeit gestaag; eerder dit jaar ging het nog om een tot twee runs per dag – maar de toename kan ‘m ook zitten in de toenemende bekendheid van de organisatie. We krijgen gaandeweg immers ook meer meldingen per spamrun.

De lijst van Nederlandse bedrijven die ooit hebben gespamd wordt zodoende wekelijks langer. De meeste ervan zijn geen hardcore spammers maar opportunistische spammers die een goedkoop reclamemedium denken te hebben ontdekt. Gelukkig verdwijnen er ook bedrijven van de lijst: die hebben beterschap beloofd. Boze providers helpen daar erg bij, net zoals het openbaar maken van namen, zoals Spamvrij.nl doet.

Te vaak blijkt het nodig bedrijven de principes van nette mailinglijsten uit te leggen. ‘We hebben onze mailing alleen gestuurd aan geselecteerde adressen,’ zegt een spammer dan, er geheel aan voorbijgaand dat het de ontvanger is die zou moeten bepalen wat hij aan reclame wil krijgen, niet de verzender, omdat zijn mailbox anders geheel vol zou lopen, en omdat de gebruiker betaalt voor het ontvangen van zijn mail. Of: ‘Maar ze kunnen zich toch uitschrijven?’, zich niet realiserend dat het precies andersom hoort: pas na een inschrijving stuur je iemand massamail.

Opvoeding helpt. Bedrijven moet eindeloos en met veel geduld worden uitgelegd hoe het wel moet. Wat bepaald niet helpt is dat marketeers gouden bergen blijven beloven en zelf ondertussen te vaak de regels grof schenden. Zoals E2Ma bijvoorbeeld, dat een compleet adressenbestand van een Nederlandse zoekmachine overnam en 60.000 adressen lustig bespamde met reclame voor financiële producten van de DSB Groep. DSB kon er niet veel aan doen, maar E2ma had absoluut beter moeten weten: andermans adressenbestanden overnemen mag simpelweg niet. Niettemin deed E2ma of ze van de prins geen kwaad wist.

Regulering en wetgeving

De Heus heeft al diverse malen van provider moeten wisselen: spammen wordt niet overal getolereerd. Na een paar van zulke gedwongen verhuizingen vindt een massamailer gewoonlijk een provider die wel coulant is jegens spam en klachten niet honoreert. Er ontstaat een tweedeling tussen internet providers: spammen is een niche-markt geworden, en er zijn providers die – zoals Cyberangels ook deed – zich hoofdzakelijk op die markt richten.

Providers die al te soepel omgaan met spammers en open proxies, komen uiteindelijk zelf op zwarte lijsten te staan. Dat leidt ertoe dat ook de nette klanten van zulke ISPs uiteindelijk moeite krijgen hun mail afgeleverd te zien. en hetzij massaal weglopen, hetzij massaal protesteren. Chello en LaDot hebben daar eerder de vingers aan gebrand; beide bedrijven hebben hun beleid inmiddels herzien. Wanneer (vermoedelijk) eind oktober de regels voor elektronische reclame worden aangepast na de herziening van de Telecommunicatiewet, wordt spammen iets moeilijker.

Bedrijven moeten volgens die nieuwe voorstellen hetzij expliciete toestemming van de geadresseerde hebben om massamail op te sturen, hetzij een eerder zakelijk contact met hem hebben. Een bedrijf als De Heus komt onder die nieuwe regelgeving in de problemen, reden waarom hij en andere direct marketeers momenteel zwaar lobbyen bij het parlement om de toch al niet heel strenge voorstellen verder te versoepelen.

Het grootste probleem bij de aanstaande wet is dat er geen sancties op overtreding staan. Spammen wordt een economisch delict. Maar hoe kun je als ontvanger een zaak gaan voeren? Het is immers zelden die ene mail van dat ene bedrijf dat de ontvanger financiële schade berokkent: het is juist het totale volume dat hinder en nadeel oplevert. Mogelijk kunnen providers gezamenlijk een zaak aanspannen (zoals XS4ALL eerder tegen AbFab heeft gedaan) of kan een consumentenorganisatie een proefproces voeren.

De hardcore en de mainsleaze spammers verdwijnen echter waarschijnlijk naar het buitenland. Het net is immers internationaal. Spammen ook.

Noten:

Show 11 footnotes

  1. Interview-NSS, ‘Ongevraagde E-mailreclame meest irritante reclame’, 16 december 2002.
  2. Op http://202.63.201.239/promotional werden in juli 2003 spamruns voor die prijs aangeboden. Een discussie erover staat op groups.google.com.
  3. Brian McWillams, ‘Swollen orders show spam’s allure’, in Wired, 6 augustus 2003.
  4. De indeling is van Vincent Schönau, medewerker Abuse Team XS4ALL, in een lezing bij de Megabit Spamcarroussel, 26 juli 2003. De toelichting op elk van de categorieën is van mij.
  5. De werking van een zo’n spam trojan, Proxy-Guzu, wordt beschreven in Kevin Poulsen, ‘Rise of the Spam Zombies’, The Register, 27 april 2003.
  6. Persverklaring NLIP d.d. 8 juli 2002, ‘NLIP schorst lid’.
  7. BBC-journalist Andrew Bomford beschreef hoe SuperZonda onder meer een site waar Russische postorderbruiden werden aangeboden in het netwerk van British Airways wist te parkeren. ‘Spam peddlers hijack computers’, 1 juli 2003.
  8. ‘Analysis of incoming cyberangels.nl mail’, 7 juli 2003, www.cyberangels.nl.
  9. Marie-José Klaver, ‘Wordt e-marketeer! Vandaag nog!’, NRC Handelsblad, 26 oktober 2001.
  10. XS4all spande een zaak tegen AbFab aan, won in kort geding en verloor in hoger beroep. XS4all is in cassatie gegaan.
  11. Romac in een reactie aan Spamvrij.nl op 15 juli 2003.

Tussen Freud en Flexa

Twee dagen nadat mijn lief nogal abrupt mijn ex was geworden, ging de telefoon. Een oudere ex van hem, dat wil zeggen: ze werd zijn ex lang voor mij, een van zijn eerste.

Ooit las ik in een roman de theorie dat er feitelijk altijd maar één actuele ex is, namelijk de laatste. Zodra er een nieuwe ex geboren wordt verschuift iedereen een plaats in de emotionele rangorde en verwordt de ex van daarweervoor gewoon tot ‘een vroeger lief’ – een soort emotioneel wegpromoveren – en is wie net nog ‘mijn lief’ was de echte Ex. De laatste ex is kortom altijd de Ware Ex, zoals-ie eerder de Ware Liefde was.

Wat er allemaal gebeurd was, vroeg Eerste Ex. Ik legde dat kort uit, met wat tranen erbij, maar voorts ook voor mezelf verrassend kalm. ‘Maar om een incident maak je een verhouding van ruim vijf jaar toch niet uit?’ wierp ze tegen. Dat klopt, dus legde ik meer uit.

Waarna ik een lange reprimande kreeg. Ik moest begrijpen dat de vroege dood van zijn moeder traumatisch was geweest, wat er des te harder had ingehakt omdat moeders altijd sterk moeten zijn voor kinderen en hij haar zwakte niet had kunnen aanzien. Dus als iemand zwak werd vreesde hij altijd dat ze dood zouden gaan. Maar omdat hij dat trauma inmiddels zo vaak had herbeleefd lukte het hem gaandeweg er beter mee om te gaan, dat scheelde. Daarnaast, vervolgde Eerste Ex, was het evident dat werk de vader representeert, en aangezien hij al zijn liefde en inzet aan zijn werk had gegeven had hij uiteraard respect in retour verwacht; feitelijk was hij derhalve opnieuw door zijn vader afgewezen. Voorts had hij gezien de situatie uiteraard last van castratie-angst, en tenslotte: als hij depressief was werd hij altijd destructief, zo werkte dat nu eenmaal bij hem. Het beste dat ik kon doen was hem bellen en hem vragen of-ie alsjeblieft terug wou komen, adviseerde Eerste Ex.

Een prachtige, op-en-top Freudiaanse analyse. (Eerste Ex is psychoanalytica, ik schrok van haar ouderwetsigheid.) Ik wist onderwijl niet of ik moest giechelen of gewoon maar ophangen, en hoorde Eerste Ex gelaten aan, hier en daar een tegenwerping plaatsend: leuk dat ik hem moest begrijpen, maat hoe zat het dan met het andersomse begrip, namelijk het zijne voor mij? En dat ik geen zin had zijn moeder of zijn therapeut te zijn.

Daar ging het niet om, zei Eerste Ex, ik hield toch van hem? Ja, zei ik, en: zo zijn mannen nu eenmaal, zei zij, en toen zaten we vast. Want zij vond dat ik moest inschikken en ik zei: ‘Deze keer niet.’ En dacht stiekem, en Freudiaans, ‘volgens mij probeer je nu via mij te doen wat je zelf indertijd niet kon en moet ik nu ook jullie geschiedenis goedmaken.’ ‘Je bent te trots,’ zei ze, en ik antwoordde: ‘Vast. Maar zonder trots was ik mij niet. En ik wil niet hem terugnemen door mezelf weg te doen.’

Toen het gesprek was afgelopen realiseerde ik me dat de kardinale fout in zo’n Freudiaanse verklaring is dat alles in termen van iemands hoogstpersoonlijke psychologie wordt beschreven en anderen daarmee tot decorstukken worden gedegradeerd waartegen dat interne drama wordt opgevoerd. Maar andere mensen zijn geen bijrollen of requisieten, zeker niet voor zichzelf. Iedereen is z’n eigen drama. Waar blijf je met je Freud als die andere persoon in een verhouding d’r eigen makke heeft?

Nadat ik dat allemaal had bedacht, klauterde ik het keukentrapje weer op. Mijn huis was gedurende de verhouding nogal verslonst geraakt en ik vond het daags na de breuk de hoogste tijd om schoon schip te maken en iets van orde te herstellen. Allemaal sublimatie zou Eerste Ex hebben gezegd, had ze me gezien. Maar verven met adrenaline gaat goed: de douche was in twee dagen klaar.

Tegen de buitengewoon vriendelijke mevrouw van de doe-het-zelfwinkel biechtte ik bij mijn tweede bezoek van die week op dat ik iets aan het afreageren was: ik had net een verhouding verbroken. Ze knikte wetend, therapeutisch verven, dat doen alle vrouwen. Toen zij haar vorige verhouding had verbroken, had ze het hele huis onderhanden genomen, tot op de laatste spijker.

Mijn vader wou, toen hij hoorde van de breuk en het verven, meteen komen helpen, een aanbod dat ik – vast heel oedipaal – ogenblikkelijk aannam (maar ik wil helemaal niet trouwen, ook niet met hem). Ik heb liever Flexa dan Freud. Maar er gaat niets boven sublimatie.