Geef Jomanda van Jetje

Zeggen dat Jomanda geen schuld treft omdat Millecam er zelf voor koos niet naar haar artsen te luisteren, is flauwekul en je hoeft daarbij niet te vervallen in een paternalistisch betoog over patiënten die niet weten wat goed voor ze is, of dat mensen soms beschermd moeten worden tegen zichzelf.

Dat je in geval van een ernstige diagnose en serieuze ingrepen soms rare gedachten oploopt, staat als een paal boven water. Ik ben nuchter van aard en immuun voor kwakzalverij, maar ook ik heb in het ziekenhuis, aan de vooravond van mijn amputatie, meermalen gedacht: kind je kunt weg, je hóeft het niet te laten doen, pak je spullen en vlucht! Of, als ik weer eens met mijn borst lag vastgeklemd in een apparaat: oh me nu los te rukken, opdat die borst met al z’n kanker achterblijve en ik kan wegrennen.

Natuurlijk wilde Millecam geen kanker hebben. Natuurlijk was Millecam bang. En even zo natuurlijk mag Millecam, als ze weet dat ze kanker heeft, besluiten dat ze geen chemo wil, geen amputatie, geen medische soesa aan haar lijf. Of u of ik dat verstandig van haar vinden doet er werkelijk geen sikkepit toe. Juist dat Millecam daar het laatste woord over heeft en anderen haar niet mogen dwingen tot wat zij niet wil, is de kern van ons zelfbeschikkingsrecht.

Wat niet mag, is iemand voorliegen. Wat zeker niet mag, is een medische diagnose stellen as je daartoe niet gekwalificeerd bent. Dat nu is precies wat Jomanda deed. Ze hield Millicam voor dat ze geen kanker had, ze vertelde Millecam dat haar artsen het bij het verkeerde eind hadden. En wat mij betreft mag ze daarvoor inderdaad flink van een rechter voor op d’r vingers getikt worden.

Het is niet de eerste keer dat Jomanda op dergelijk gekonkel wordt betrapt: Millecam is geen op zichzelf staande zaak. In 2000 speelde iets vergelijkbaars: Jomanda had toen op haar website een recept van salie, honing en levertraan staan en claimde dat je, door dat te gebruiken, van kanker kon genezen. Het stond er zelfs nog maandenlang nadat ze, onder druk van een rel in de kranten, had beweerd dat recept verwijderd te hebben.

In 1995 deed Jomanda ferme uitspraken over aids: ze ried patiënten aan af te zien van reguliere behandeling. Ze beweerde te experimenteren met een kleine groep mensen die met hiv besmet waren: ‘Sinds ik ze iedere week behandel, functioneren ze normaal in het dagelijkse leven en ondervinden ze vrijwel geen gevolgen van hun infectie,’ zei ze. ‘Ik moet daaraan toevoegen dat ik beduidend meer succes heb met mensen die geen AZT slikken. Ik dwing niemand om te stoppen met zijn medicijnen. Dat is ieders eigen beslissing. Ik vertel ze alleen dat ik nou eenmaal de ervaring heb dat aids beter te behandelen is met homeopathie en handoplegging dan met zware medicijnen.’ Dat lijkt me toch een ferm advies om je uitsluitend tot Jomanda’s arsenaal te bepalen.

We zouden zulke dingen niet alleen van de rechter moeten laten afhangen. Waarom pakken oncologen en aidsdeskundigen de handschoen die Jomanda hen zo dikwijls in het gezicht smijt, niet vaker op? Telkens weer refereert ze aan ‘artsen die haar inzichten bevestigd hebben’. Vraag haar om hun naam en adres, en verbied haar anders om dergelijke uitingen te doen. Wordt boos over die smadelijke verhalen over AZT die Jomanda de wereld instuurt (volgens haar ‘verkoolt het als het ware je ingewanden’). Laat uw vak niet zo besmeuren en wijs erop hoe vilein het is dat iemand uw patiënten zoveel angst aanpraat.

11 april 2008 / MC, 25 april 2008

Veiligheid is niet het hoogste

Lenore Skenazy, een Amerikaanse vrouw met een zoontje van negen, schreef afgelopen week een artikel in de New York Sun over een tochtje dat haar zoon door de stad had gemaakt. Haar kind had al tijdenlang gesmeekt of-ie niet eens alleen naar huis mocht, hij was immers al groot genoeg, vond-ie. Skenazy stemde uiteindelijk in: ze gaf hem een strippenkaart mee, een plattegrond van de metro en een briefje van twintig dollar plus wat munten voor de telefoon.

‘Nee, ik gaf hem geen mobieltje mee. Nee, ik volgde hem niet stiekem op een afstand. Hij kon immers kaartlezen en ik vertrouwde erop dat hij zelf slim genoeg was om de route uit te dokteren. Als hij daar niet in slaagde, vertrouwde ik erop dat hij de weg wel aan een voorbijganger zou vragen. Ik vertrouwde er bovendien op dat die voorbijganger dan niet zou denken: “Jee, ik zou eigenlijk de trein naar huis nemen maar nu denk ik dat ik in plaats daarvan dit schattige jongetje maar eens zal ontvoeren.”‘

Waarom ook niet: haar zoon was immers al negen, zo ingewikkeld was de route nu ook niet, en, zoals ze schrijft, New York is werkelijk geen Bagdad. Er loert geen gevaar op elke hoek. Inderdaad ging alles goed. Haar zoon kwam opgetogen thuis, ‘ecstatic with independence’. Dat was dat, zou je denken.

Maar nee. Toen Skenazy dit verhaal aan een anderen vertelde, kreeg ze vreemde reacties. Ronduit extreme reacties, zelfs. De helft van de mensen die hoorden wat ze haar zoon had laten doen, wilden haar liefst aangeven wegens kindermishandeling. Hoe had ze het in vredesnaam in haar hoofd gehaald haar kind alleen door de stad te laten reizen? Wat had er niet allemaal kunnen gebeuren? Een kind moedwillig blootstellen aan zulk gevaar, was ze nou helemaal bedonderd… Ze was duidelijk niet geschikt om moeder te zijn. Dat kind moest bij haar worden weggehaald en zij uit de ouderlijke macht ontzet.

Het zijn overtrokken reacties. Niettemin kan ik me voorstellen dat in Amsterdam in sommige kringen op eenzelfde manier gereageerd zou worden. Want meer en meer beschermen we kinderen, houden we ze klein en blazen we het gevaar dat ze zou omringen op tot onrealistische proporties, proporties die vervolgens worden aangevoerd als argument om ze nog meer in watten te hullen. De straat wordt tegenwoordig voorgesteld als een gevaarlijke plek vol hangjongeren, gauwdieven, kidnappers en kinderverkrachters.

‘Alsof kinderen achter slot en grendel houden, ze uitrusten met helmpjes en mobieltjes en ze onder permanent toezicht plaatsen de beste manier is om ze op te voeden en voor te bereiden op de wereld,’ verzucht Skenazy in haar artikel. ‘Dat is het niet. Het is alleen maar kleinerend – voor onszelf én voor de kinderen.’

Op de korte termijn werkt het wellicht, die overbescherming. Maar de ellende is dat risico nooit volkomen valt uit te sluiten, hoe hard je ook doet alsof. Op de lange termijn is het zelfs een fnuikende strategie. Wie kinderen nooit een risico laat nemen, onthoudt hen de kans te leren met lastige situaties om te gaan, verhindert dat ze hun repertoire uitbreiden en, het allerbelangrijkste, ontneemt ze de kans hun zelfvertrouwen uit te bouwen en al doende sterker te worden.

Veiligheid is niet ons grootste goed. Leren met het onbekende om te gaan is – niet alleen voor kinderen – wezenlijk.

  • Leonore Skenazy kreeg zoveel reacties dat ze inmiddels een eigen blog is begonnen: Free Range Kids;
  • Foto overgenomen van Flickr, ‘Cam on the Montreal Metro’ door wiklos.

Globalisering: the cult of the amateur

[Aankondiging 21e Globaliseringslezing met Andrew Keen, Karin Spaink en Michael Polman; 8 april 2008 in Felix Meritis te Amsterdam]

Ontwikkelt internet zich tot kennismiddel van de armen of tot een nieuwe vorm van cultuurimperialisme? Als iedereen maar naar believen knipt, plakt en copieert, wie ziet er dan nog toe op bescherming van het auteursrecht of op het principe van hoor en wederhoor? Wat moeten we met al die amateurs die hun meningen verkondigen in blogs? Volgens internet ondernemer en journalist Andrew Keen verdringt de amateurverslaggeving de professionele journalistiek. Hij vreest het ergste voor het voortbestaan van genuanceerde berichtgeving.

De vraag is of men daar in andere delen van de wereld ook zo over denkt. Wat kan het Web 2.0 (user generated content) betekenen voor mensen in ontwikkkelingslanden? En biedt Web 2.0 ons niet juist toegang tot ongecensureerde berichtgeving uit oorlogsgebieden of landen onder die zuchten onder staatscensuur?

Van Andrew Keen verscheen onlangs:The Cult of the Amateur; how todays Internet is Killing our Culture and Assaulting Our Economy, dat nu in Nederlandse vertaling verschijnt als De Apencultuur bij Uitgeverij Meulenhoff. Na de Globaliseringslezing van Andrew Keen gaan publiciste Karin Spaink en internetondernemer en idealist Michael Polman (Antenna) in debat o.l.v. José van Dijck, hoogleraar Media en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.

Voorafgaand aan de 21e Globaliseringslezing vertoont VPRO/Tegenlicht de documentaire Wiki’s Waarheid: YouTube, MySpace, Facebook, Wikipedia. In de wereld van Web 2.0 produceert de gebruiker de inhoud. Dat betekent nieuwe vrijheden en mogelijkheden voor onontdekt talent en ongehoorde stemmen. Maar waar ligt de grens tussen expert en amateur? Wie overleeft volgens de wetten van het nieuwe ‘digitale Darwinisme’? Wie het hardst schreeuwt, of wie de meeste kwaliteit heeft? Overschatten we de Wisdom of the Crowd?

De 21e Globaliseringslezing op dinsdag 8 april in Felix Meritis, Keizersgracht 324 te Amsterdam.
Aanvang filmvertoning: 19.00 uur
Aanvang lezing en debat: 20.30 uur
Toegang: 12,50 / 9,50 met korting
Reserveren: receptie@felix.meritis.nl / telefonisch 020 – 623 13 11

Asymmetrische vingerafdruk

In het tijdschrift van de Duitse hackersvereniging CCC zit deze maand een stukje folie met daarop de afdruk van de rechterwijsvinger van minister Wolfgang Schäuble. Plak de folie over je eigen vinger heen en alle machines die op vingerafdrukken controleren, geloven grif dat je de Duitse minister van Binnenlandse Zaken bent. Dat dergelijke machines zich door zulke stukjes folie laten bedotten, heeft diezelfde CCC al eerder overtuigend aangetoond: ruim twintig machines van verschillende makelij, waaronder ook het type machines dat Duitsland wil gaan gebruiken bij grens- en paspoortcontroles, zien dergelijke folie-afdrukken voor echt aan.

Andermens’ vingerafdrukken zijn makkelijk te kopiëren; we laten ze immers overal achter. De CCC heeft die van Schäuble bemachtigd door ze van een glas te halen waaruit hij tijdens een forumbijeenkomst had gedronken. Glas poederen, dotje houtlijm over de afdruk uitstrijken, even laten opdrogen, filmpje afpellen en klaar ben je. Het hele procedé kost maar een paar minuten.

Het doel van de actie? Duitsland heeft – net als Nederland – vergevorderde plannen om de vingerafdrukken van alle inwoners in een database te stoppen. Juist Schäuble is een groot voorstander van het gebruik van vingerafdrukken ter identificatie van burgers, en wil de vingerafdrukcontroles onder meer invoeren om paspoortfraude te voorkomen. De CCC vindt dat een slecht plan, juist omdat elke burger zijn vingerafdrukken ongemerkt zo gul rondstrooit. Controles op vingerafdruk leveren schijnzekerheid en scheppen ongewild juist meer mogelijkheden tot fraude. Voor een rooie rotcent kun je jezelf immers andermens’ vingerafdruk aanmeten, zoals de CCC laat zien.

De Duitse overheid is woedend: Schäuble heeft laten weten dat hij juridische stappen tegen de CCC overweegt. Dat laatste deed collega-hacker Rop Gonggrijp gisteren droogjes opmerken: ‘Dus zij nemen vingerafdrukken van alle burgers voor hun biometrische database. Nemen wij er eentje van hen, zijn ze plotseling helemaal overstuur.’

Het is een schoolvoorbeeld van de machtsasymmetrie die zich juist op het gebied van privacy zo sterk doet gelden. ‘Er zit iets paradoxaals in het telkens benadrukken dat het voor onze eigen veiligheid is dat de staat zo veel van ons mag weten. Dat gaat immers uit van wantrouwen, van het idee dat iedereen wel een crimineel of een terrorist kan zijn. Maar vervolgens moet de burger er maar vanuit gaan dat hij de staat, ofwel de ook maar gewone mensen die die staat vertegenwoordigen, kan vertrouwen. De staat wantrouwt de burger, maar de burger moet de staat vertrouwen,’ schreef Aukje van Roessel afgelopen week in een privacydossier in de Groene Amsterdammer.

De Duitse vingerafdrukaffaire laat nog een andere asymmetrie zien. Overheden willen steeds meer risico’s uitsluiten en controles inbouwen, ze willen steeds meer gegevens van ons hebben en opslaan. Diezelfde overheden vertrouwen in hun streven naar veiligheid en controle volledig op technologie die ze fundamenteel niet snappen en waarvan ze de gaten en de risico’s weigeren in hun beleid te verdisconteren. Van stemmachines tot OV-chipkaarten, van vingerafdrukken tot patiëntendossiers: alles is lek, met alles is eenvoudig te rotzooien. De wrange ironie is dat elke veiligheidsmaatregel zodoende nieuwe risico’s schept. Maar dat willen ze niet weten.

Links:

Junkiedenken

[Deze column zal niet erg verrassend zijn na mijn vorige bericht, maar voor de goede orde & de volledigheid alsnog. En ja, het voelt nog steeds alsof er een knop om is. Afgelopen week heb ik eindelijk dat stuk geschreven waar ik al maanden tegenaan hikte. Vanmorgen hebben we het besproken, en iedereen was er blij mee. Joechei!]

Afgelopen weekend was het precies twee jaar geleden dat ik dat vermaledijde paasei in mijn borst vond. Twee jaar alweer – ver en dichtbij tegelijk. Ver, omdat er tussentijds zoveel ingrijpends is gebeurd dat godlof allemaal ruimschoots achter me ligt: amputatie, bloedonderzoek, port-a-cath erin, chemo, herceptin, depressief worden, MUGA-scans, hartklachten, hartonderzoeken, gedub over al dan niet hormoontherapie, port-a-cath eruit. Dichtbij, omdat die kanker nog steeds mijn leven kleurt.

Stiekem maar systematisch verdeel ik mijn leven in ervoor en erna. ‘Ik werk nog steeds minder dan vroeger,’ mopper ik, of: ‘mijn concentratie is nog steeds niet wat-ie was.’ Er zeurt iets in me, een vaag gevoel van vergeefsheid. Aan dat ene grote project waaraan ik me heb gecommitteerd, het beslaat met ziekteverzuim inbegrepen bijna vijf jaar, kan ik me slechts met grote moeite zetten. Ik weet drommels goed wat het is: diep in mijn hart ben ik bang dat men mij voor niets betaalt. Dat ik het boek nooit af zal kunnen maken, omdat ik word afgesneden door de kanker die terugkomt. Elke keer dat ik aan dat boek werk vraag een piepstemmetje in mij zich af of ik het wel haal, dat boek. Of eigenlijk: of ik het zelf wel haal.

Vergeefsheid, ook omdat ik in stilte vrees dat als ik die kanker werkelijk te boven kom, er vast iets nieuws me onverhoeds en van achteren bespringt. MS, hersenbloeding, kanker. Wat voor nut heeft dat telkens opkrabbelen van mij als ik steeds een nieuwe dolk in mijn rug gezet krijg? Niet de goden verzoeken, niet weer blij & hardwerkend gelukkig worden, want de vorige keer dat ik dat deed werd ik gemeen onderuit gehaald. Dan maar beter blijven hangen in dit limbo.

Niet dat het werkt. Ik vit op mezelf. Dit niet gedaan, dat te laat ingeleverd, Spaink waar is je discipline! Je werkt niet goed! Je zit te lanterfanten! Je zit niet goed in je vel, niet goed in je leven… ‘t Is allemaal tamelijk destructief. Bovendien weet ik drommels goed dat het niet helpt om zo te blijven vastzitten in die kanker. Dat biedt immers geen enkele garantie tegen het krijgen van de volgende ziekte; hooguit een garantie om tussentijds ongelukkig te wezen.

Toen ik dit laatst allemaal opbiechtte aan mijn meisje, zweeg ze eventjes. Ze keek me voorzichtig aan. ‘Volgens mij – als het te hard klinkt moet je het heus zeggen, maar ik denk dat dit de enige manier is om je het duidelijk te maken – volgens mij ben je kankerverslaafd. Je kunt je geen leven zonder kanker meer voorstellen. Dat is junkiedenken.’

Ik heb er dagen, weken over lopen piekeren en kwam tot de conclusie dat L. gelijk heeft. Ik heb mijn lot verbonden aan de kanker, ik heb hem mijn leven laten kleuren. Of nu ja – zó streng hoef ik nu ook weer niet voor mezelf te wezen – dat heb ík niet gedaan maar dat is een van de valsere, meer verscholen eigenschapen van kanker. Hij wroet en woekert immers. Hem fysiek kwijtraken is één ding, waar je bovendien de deskundige hulp en inzet van een heel ziekenhuis bij krijgt, maar diezelfde kanker uit je kop en uit je leven krijgen, of hem tenminste dusdanig te temmen dat hij nog maar een hoekje inneemt in plaats van je hele mentale huis – dat is heel iets anders. En dat moet je helemaal zelf doen.

Kankerverslaafd. En geen methadon te bekennen.

Vanmorgen moest ik naar het ziekenhuis voor mijn jaarlijkse mammogram. Vreemd genoeg was ik niet bezorgd, zelfs niet toen er na de mammo voor de zekerheid nog een echo werd gemaakt. Alles schoon. Vanaf vandaag moest ik mezelf maar weer ‘s gezond gaan noemen.

18 maart / MC, 28 maart 2008

Twee jaar verder

Al maanden ruzie ik met mezelf. Ik werk nog steeds minder – kwalitatief en kwantitatief – dan ik wel wil, en hoe langer dat duurt, hoe ongelukkiger ik word. Al maanden beloof ik mezelf (en dus anderen) dat ik ‘snel’ met iets kom maar het lukt me niet, en ik geneer me dood. Ik ben boos op mezelf en ik denk steeds maar dat iedereen het zo ongeveer gehad heeft met me (maar in de praktijk is iedereen buitengewoon coulant en ben ik de enige die zo streng voor mij is.) Er zijn een paar grote stukken die ik af moet maken en die lukken me niet, en omdat dat niet gaat ‘mag’ ik die andere stukken ook niet. First things first, immers. Maar tegelijkertijd pakt wat ik niet kan uit als een stuwdam. Omdat wat ik moet niet kan, blijft de rest ook hangen. Het netto-effect is dat ik mezelf eindeloos verlam.

De laatste weken werd ik daar bozer en bozer over. En mijn meisje zei ineens iets heel slims: ‘Je bent kankerverslaafd. je bent bang om verder te gaan.’ Daar had ze verduveld gelijk in en natuurlijk is het veel ingewikkelder dan dat. Maar toch. Nadat ze dat zei, brak er iets.

Wat ook hielp was dat het vorige week weer Boekenbal was en ik er opgedoft verscheen. Ineens moest ik denken aan de foto’s van vorig jaar, toen ik samen met Mieke ging: blij nog te leven en met verduveld kort haar. Nu ben ik nog steeds blij te leven en is mijn haar zelfs langer dan voor de diagnose. Ineens dacht ik: ja maar kind toch…. Je bent allang weer de oude maar je ziet het simpelweg niet, je plaatst alles in het perspectief van de kanker, je hangt nog teveel aan toen, je zit met je hoofd nog steeds bij de kanker… Wat precies is wat mijn meisje had gezegd. Ouch.

Wat L. me scherp doch liefdevol zei maakte dat ik me realiseerde dat ik mezelf al tijdenlang zit in te dekken. Ik ben – ook al wil ik dat niet – vooral bezig me voor te bereiden op de terugkomst van die kanker en kleed mijn leven daarop in. Maar wie zegt dat die kanker terugkomt? Niemand. Maar ik gedraag me wel alsof het een feit is en ik alleen maar hoef te wachten tot het slechte nieuws feit wordt. Raar. Want gewoonlijk ben ik niet zo bang. Maar ook: hoeveel ziektes kan een mens verdragen, hoe vaak kan je verwachten overeind te kunnen komen na een dolkstoot in de rug? Ik snap het wel van mezelf maar het is genoeg. Ik wil mezelf niet langer laten leiden door de kanker noch door de angst ervoor of de voorbereiding erop. Enough!

Wat ook hielp is dat het dit weekend twee jaar terug was dat ik dat paasei in mijn borst vond. Het is twee jaar geleden. Twee jaar. Twee jaar is veel, twee jaar is genoeg, twee jaar is teveel. Ik moest mijn leven maar niet langer laten leiden door die kanker.

En ineens was deze week anders. Ik ging knopen doorhakken, ik werkte beter, ik kwam met plannen, ik vroeg om hulp waar ik vast zat. Ineens was ik minder bang.

Natuurlijk is het niet over, al dat interne geharrewar en al die mentale strijd. Dat zou te makkelijk zijn: iets denken en dat dat dan ook onverwijld gebeurt. Maar ik geloof wel dat ik ineens een stapje verder ben.

Vousvoyeren

Wanneer het begon herinner ik me niet meer – het zal zich geleidelijk hebben ontwikkeld, eerst nauwelijks merkbaar en nu zo opvallend dat ik het zelf eindelijk doorheb – maar tegenwoordig zeg ik meestal ‘u’ tegen mensen die ik eerder vrijwel zeker zou hebben getutoyeerd., en in dezelfde beweging ‘je’ tegen mensen die ik vroeger met ‘u’ zou hebben aangesproken.

Dat laatste is begrijpelijk. Toen ik twintig was en zij vijftig, was vousvoyeren normaal: de afstand in leeftijd was te groot. Nu ik zelf vijftig ben, zijn oudere mensen relatief minder oud: het verschil tussen twintig en vijftig is immers vele malen groter dan dat tussen vijftig en tachtig. Alleen als ik iemand echt niet ken zal ik nog ‘u’ zeggen. Een enkele keer vousvoyeer ik mensen van gelijke of hogere leeftijd om mijn respect te betuigen, of om nadrukkelijk afstand te houden – bijvoorbeeld als ik iemand echt niet mag of niet vertrouw. Vaker echter is tutoyeren de gelijkmaker. De informele aanspreekvorm dient om aan te geven dat de verschillen tussen ons niet zo groot zijn, tenminste niet in mijn opvatting.

(L., mijn lief, is daarin drastischer. Ze heeft de gewoonte iedereen op haar werk die hoger geplaatst is dan zij, per definitie te tutoyeren, onder het motto: ‘Je mag dan wel meer verdienen dan ik maar daarmee houdt het ook op.’)

So far, so good. Allemaal een teken van ouder worden. Maar wat ik niet helemaal begreep van mezelf was waarom ik het tegenwoordig lastiger vind om jongere mensen met ‘je’ aan te spreken. Tot ik bij de kassa van de supermarkt stond en het mezelf hoorde doen. (Knikkend tegen de kassamevrouw:) ‘Goedemiddag.’ (Geeft bonuskaart:) ‘Alstublieft.’ (Neemt bonnetje aan:) ‘Dank u wel.’ (Weglopend om boodschappen in te pakken:) ‘En een prettige avond.’

Het is niet de onbekendheid die me op ‘u’ doet overstappen, want inmiddels ken ik het meeste winkelpersoneel uiteraard al lang van gezicht, en mijn verse gewoonte wil zich maar niet aanpassen. Er spelen twee motieven, realiseerde ik me na verloop van tijd. Ten eerste wil ik niet dat de kassamevrouw in kwestie denkt dat ik neerbuigend ben of haar niet serieus neem, zuiver omdat ik ouder ben. Dat is precies ook de reden dat ik zowat alle jongere mensen die ik privé niet ken, inmiddels vrijwel vanzelfsprekend vousvoyeer. ‘Ik mag dan wel ouder zijn, maar daarmee houdt het ook op,’ zeg ik eigenlijk met dat ge-u, in een curieus correlaat van L’s radicaal nivellerende gewoonte.

Het tweede motief speelt vooral bij mensen in specifieke beroepen: schoonmakers, kassadames, buschauffeurs, garderobepersoneel. Mensen die gewoonlijk voor vanzelfsprekend worden versleten, die vaak snauwerig worden behandeld, en meestal slecht betaald krijgen ook. Tegen hen zeg ik systematisch ‘u’. Het is het enige dat ik kan doen om hun werk prettiger te maken: ze met enige égards behandelen. Vousvoyeren is een vorm van load balancing, de zwaarte verdelen of het onrecht middelen. Beleefdheid is een vorm van alledaagse, kleine politiek, maar veel meer kun je soms niet doen.

Wat mijn gewoonte raar maakt – het was tevens de reden dat ik hem ontdekte – is dat de meeste mensen die ik met ‘u’ aanspreek, gewoon ‘je’ terugzeggen. ‘Alsjeblieft, dankjewel, jij ook,’ antwoorden de kassadames, geheel in de geest van Ikea die jaren geleden afschafte dat klanten met ‘u’ werden aangesproken. Ergens klopt iets niet maar ik vind het best.

Anonymous demonstreert opnieuw

Voor de tweede keer heeft Anonymous wereldwijd demonstraties tegen Scientology gehouden. De dag die ze daarvoor kozen was 15 maart, de verjaardag van Hubbard. Voorafgaand aan de demonstratie lanceerde Anonymous een nieuw bericht aan Scientology via YouTube: Anonymous: The Fishman Affidavit & Scientology.

In Amsterdam waren er de eerste keer, in februari, zo’n zestig tot zeventig mensen. Nu waren het er tweemaal zoveel. Niet eerder zijn er in Nederland zoveel mensen bij een demonstratie tegen Scientology geweest… Anonymous pakt het groots aan. Bijna iedereen droeg maskers, het was immers een demonstratie van Anonymous. De maskers waren vriendelijk, er was een mevrouw die schattige Xenuutjes vouwde van ballonnen, veel mensen droegen pakken met een rode stropdas, er waren malle hoedjes en taart en cake (het was immers Hubbards verjaardag) zodat het er feestelijk uitzag en in het geheel niet grimmig. Veel pasanten wilden weten waarvoor die maskers waren wat Anonymi de kans gaf uit te leggen dat Scientology haar critici gewoonlijk niet al te netjes bejegent.

Er waren prachtige posters, waaronder een DIY-masker en een ‘Anonymous wants YOU!!’ poster (een vriant op de oude wervingsposters van het Amerikaanse leger). Maar ook een aandoenlijke smeekbede: ‘Become a hero. Plz.’ En er waren minstens twee ex-Scientologyleden die mee demonstreerden. Heel dapper, heel goed. En de sfeer was uitstekend, het voelde een beetje als een goed straatfeest :)

Op YouTube staan inmiddels een paar filmpjes die een goede indruk geven:

Op Flickr staan een paar goede fotocollecties:

Vrolijk nieuws

Trent Reznor aka Nine Inch Nails heeft afgelopen maandag een nieuw album gelanceerd, Ghosts I-IV. Reznor is vorig jaar, net als veel andere grote artiesten, weggeggaan bij zijn platenmaatschappij: hij was dodelijk ongelukkig met de eisen die ze hem stelden. Reznor doet ‘t nu alleen. Ghosts komt derhalve niet in de winkel.

Dat blijkt ook helemaal niet nodig te zijn. Reznor biedt Ghosts via het net aan: gratis, als je wilt, maar je kunt ook betalen. Vijf dollar als je alles wilt downloaden, 10 dollar als je later een cd thuisgestuurd wilt krijgen, 75 dollar voor een pretpakket en 300 dollar voor een deluxe editie. Het loopt storm: de server lag plat, en de deluxe editie was binnen twee dagen uitverkocht. Verder zijn alle nummers onder een Creative Commonslicentie uitgebracht: je mag ze zelf herdistribueren zolang je er maar geen geld mee maakt.

Iemand rekende vandaag uit dat Reznor alleen al vanwege de uitverkochte deluxe-versie (waarvan er 2500 beschikbaar waren) in twee dagen tijd 75.000 dollar heeft opgehaald. Hij heeft inderdaad geen platenmaatschappij meer nodig… Wat meer is: Ghosts is geweldig. Ik draai ‘m al drie dagen. (Ik heb overigens de tien-dollar-versie gekocht.)

(Natuurlijk werkt dit model niet voor iedereen. Reznor is flink bekend, dat scheelt. Maar ook kleinere goden kunnen zich zelfstandig een goed inkomen verwerven: een hechte fanbase van duizend mensen volstaat.)

Ander vrolijk nieuws, maar dan meer van het type keihard uitlachen, komt van de MPAA, de filmindustrie. Die klaagt altijd zo dat piraterij hun zakenmodel onderuit haalt en dat ze grote verliezen lijden door file sharing. Welnu, uit een persbericht van de MPAA blijkt dat de opbrengsten van bioscoopkaartjes nog nooit zo hoog is geweest als in 2007. Hoezo last van piraterij?

Rectificatie: Reznor verdiende in die nog geen twee dagen natuurlijk 750.000 dollar, niet 75.000 dollar. Immers, 2500 (het aantal deluxe versies) maal 300 dollar is 750.000. Spaink toch.

‘Fucking cameras! Fucking media!’

(Voor de vaste lezers hier inmiddels oude kost, maar voor de krant nog steeds de moeite waard.)

Nieuws zingt rond, het fenomeen is bekend. Journalisten die elkaar lukraak overschrijven zonder een enkel feit te controleren blijft echter schrikken. Het verhaal: in Bridgend, een stadje in Wales, is een zelfmoordgolf gaande. Afgelopen jaar hebben zeventien tieners zichzelf van het leven beroofd, allemaal door verhanging. De vraag: wat is er aan de hand? Het antwoord: ze steken elkaar aan.

Intussen buitelen de verslaggevers en cameraploegen over elkaar heen in Bridgend. Netwerk – die avond in handen van de broeders van de EO – maakte het vorige week bijzonder bont. De cameraploeg had ‘s nachts een ambulance gezien en stormde erop af. Hadden ze daar wellicht een verse zelfmoord te pakken? Zie je wel dat er iets raars aan de hand was in Bridgend!

Het was geen zelfmoord. Iemand had teveel coke genomen en was er slecht aan toe. De cameraploeg verdrong zich en wou met omstanders praten. Was het niet toch zelfmoord? Wisten de omstanders dat zeker? Tot een jonge vrouw – misschien een bekende van de zieke – begon te gillen: ‘Fuck off! Take your frigging camera’s away and leave us alone! It’s a coke overdose! Fucking media!!’ De ploeg maakte zich uit de voeten en verschool zich in een café. Ze waren nog boos ook dat ze waren weggestuurd.

Dat er gezocht wordt naar antwoorden is begrijpelijk. Zelfmoord roept altijd vragen op, vragen die des te vreselijker blijven wroeten naarmate de zelfmoordenaar je dichterbij stond. Maar wie een antwoord wil, dient eerst zijn vragen helder voor ogen te hebben. En wie heldere vragen wil, moet nagaan wat er echt aan de hand is, niet een andere journalist overschrijven.

De feiten leren dat er weinig deugt van de nieuwsberichten. Bridgend is geen stadje maar een county: er wonen 132.000 mensen; zo ergens tussen het formaat van Leeuwarden en Groningen in. De zeventien zelfmoordenaars van het afgelopen jaar waren niet alleen tieners: hun leeftijd varieerde van 15 tot 27. Afgelopen jaar was er geen piek maar juist een daling van het aantal zelfmoorden onder jongeren: het jaar ervoor waren het er namelijk 28. De politie vertelt keer op keer dat ze op een enkel geval na geen enkel verband tussen de individuele gevallen kunnen vaststellen, geen contacten via internet noch daarbuiten, maar de media blijven zoeken naar een alomvattend antwoord.

Van die copy-cattheorie geloof ik niets. In dat geval – zeker met de huidige, onwaarachtige mediabelangstelling – zouden de cijfers hoger zijn dan in eerdere jaren, en dat zijn ze gelukkig niet. De netwerktheorie is bizar: zowat álle jongeren zitten tegenwoordig op netwerksites, en de zelfmoordcijfers onder jongeren dalen, ook in Wales, ook in Bridgend. Bovendien stelt die theorie zelfmoord voor als een besmettelijk virus, als iets dat van hand tot hand gaat, iets dat verder gezonde en gelukkige jongeren in het verderf stort.

De imitatietheorie veegt al die dode jongeren op een hoop en haalt hun individualiteit weg. Die theorie doet of ze allemaal hetzelfde waren, of er geen verschillen zijn, geen persoonlijke histories, geen persoonlijke problemen die onoverkomelijk leken. Hij ontmenselijkt ze. En hij is smakeloos. Stel je voor: je bent al maanden ongelukkig, je denkt aan zelfmoord en je woont in Bridgend. Hoe kun je in hemelsnaam nog de moed vergaren met iemand te praten? De media hebben je gebombardeerd tot na-aper, tot meeloper. Praten is alleen maar moeilijker geworden.