Joris Luyendijk schreef begin deze maand een wrang essay voor De Correspondent, waarin zijn wanhoop over de staat van de politiek doorklonk. Onderzoeksjournalisten duikelen het ene schandaal na het andere op, ze spitten gigabytes aan informatie door, ze traceren hoe geld van internationals via Nederlandse postbussen en allerhande complexe constructies wordt weggesluisd, zodat die amper ergens belasting betalen. Ze schrijven er prachtige stukken over, de commotie is enorm, iedereen is in rep en roer – en vervolgens gebeurt er niets.
Er is amper een solide oppositie te bekennen die regeringen of kabinetsleden tot de orde roepen, en telkenmale sluiten de regeringspartijen braaf de gelederen, terwijl ze voor het schellinkje luidkeels klagen over al die meloenen die ze moeten doorslikken. ‘Heb meelij met ons! Wij hebben het hier ook zwaar mee,’ koeren ze, terwijl ze hun borst pront vooruit steken en weer een poepje op hun principes doen.
Op die manier, betoogt Luyendijk, worden onderzoeksjournalisten huns ondanks gereduceerd tot useful idiots. Ze houden de schijn van een zelfreinigend systeem in stand. Bij betrokken burgers veroorzaakt de huidige gang van zaken steeds meer apathie en desolaatheid: ‘Er gebeurt he-le-maal niets met alle opgediepte feiten en schandalen.’ Anderen slaan er vooral een populistisch slaatje uit: ‘Zie je wel, ze houden elkaar allemaal de hand boven het hoofd.’ En een derde groep ziet er voer voor complotten in.
Enerzijds heeft Luyendijk gelijk: dramatische onthullingen hebben vaak weinig praktisch effect gehad. Maar er valt ook wel iets op zijn opmerkingen af te dingen. Wat er rond de Panama- en de Paradise-papers blootgelegd werd, was dusdanig complex dat je – zelfs als goedwillende overheid – een aantal jaar zoet bent om het schip te keren. Je moet er een heel lange adem voor hebben.
En er zijn voldoende onthullingen die wel een tastbaar effect hebben gehad: kijk maar naar de grote journalistieke prijzen van dit jaar. Bas Haan won zowel De Loep als de Brusse-prijs met zijn boek De rekening voor Rutte, een affaire die Kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg, minister Ivo Opstelten en staatssecretaris Fred Teeven de kop kostte. Drie afgezette VVD’ers via één boek, je moet het maar kunnen. Eric Smit en Kim van Keken wonnen met hun serie artikelen over de machinaties van VVD-partijvoorzitter Henry Keizer eerst de titel Journalist van het Jaar, en deze maand krijgen ze de Anne Vondelingprijs ervoor. Hopla, weer een VVD’er gesneuveld.
Onderzoeksjournalisten kunnen alleen blootleggen en informeren – de rest is aan anderen. Aan burgers, aan oppositiepartijen, aan ngo’s. En vooral aan kiezers.
Wel wordt het hoog tijd voor een nieuwsprogramma waarin onderzoekjournalisten ruim baan krijgen. Eens in de week een uur, op prime time, waarin ze mogen uitleggen wat ze hebben ontdekt, hoe ze dat boven tafel hebben gekregen, en wat in hun ogen de consequenties zijn. Want de tegenwoordige vluchtige nieuwsgaring is de echte vijand van onderzoeksjournalistiek.
De kersverse Amerikaanse ambassadeur in Duitsland heeft zich binnen een maand tijd al flink onmogelijk gemaakt bij zijn eigen bondgenoot. Een paar uur nadat Richard Grenell zijn geloofsbrieven aan de Duitse president had overhandigd, twitterde hij zijn publieke bijval met Trumps besluit om de Iran-deal op te zeggen.
De VVD zit kennelijk in zijn maag met het minimumloon en de minimumuitkering. En maart stelde staatssecretaris Tamara van Ark voor dat werkende arbeidsbeperkten
Meisjes en vrouwen zijn handig: iedereen met een ideologie kan zijn eigen principes op hen plakken en hun bestaan voor eigen doel inzetten. Zo dienen vrouwen zedelijk te zijn, anders kunnen mannen zich niet beheersen en die onbesuisdheid is dan de schuld van die vrouwen. Maar vrouwen moeten óók toegeven als een man seks van ze wil, anders zijn ze verwaande bitches en/of vieze lesbo’s, en als zo’n man dan doorslaat is het hun eigen schuld. Vrouwen die niks willen? Preutse wijven die denken dat ze te goed voor je zijn. Vrouwen die vrij omgaan met seksualiteit? Sletten zijn het, ondermijners van moraal en gezin, en een gevaar voor de samenleving.
Na de verkiezing van Donald Trump is er veel over de opkomst van alt-right gesproken. VPRO’s Tegenlicht deed dat zondagavond ook, met de documentaire ‘
De bomen spiegelden zich in het gebroken glas, en de wolken kregen er barsten van. Op een hoek van het Auschwitz-monument zette een meneer met zorgvuldige gebaren een waxinelichtje neer en stak het aan. Ik legde mijn bloemen op een andere hoek en maakte een langzaam rondje om de glazen panelen: drie stappen, minuutje stilstaan; drie stappen, minuutje stilstaan. Tussendoor keek ik hoe het perspectief veranderde: hoe het licht na elke drie stappen anders brak, de spiegelingen veranderden, de lucht lichter of donkerder was geworden. Hoe een kras zich hield in de tijd.
Kijkend naar de fantastische Netflix-serie Wild Wild Country, over het wedervaren van de Bhagwan-beweging in de jaren ’70 en ’80, viel me ineens iets op: wat waren die mensen slank! Niet alleen de aanhangers van de goeroe met de appelwangetjes, wier tengerheid wellicht valt toe te schrijven aan een ascetischer levensstijl, nee: vrijwel iedereen op de historische beelden in de serie, was ronduit slank. De dorpsbewoners van Antelope, de passanten in Portland, de advocaten, de boeren, de burgemeester, de politie, de journalisten – bijna allemaal waren ze aanzienlijk slanker dan de mensen die je nu ziet.
Wat een gênante dagen voor Rutte. Eerst moest hij – daartoe door publiciteit en journalistiek speurwerk gedwongen – alsnog
Zijn telefoon bleef maar overgaan, vertelde dataspecialist Jesse Luk, nadat
