De rechtbanken zijn flink overbelast. Een van de nare gevolgen daarvan is dat het langer duurt voordat zaken voorkomen of voor er uitspraak kan worden gedaan. Zelf wacht ik al een jaar op de uitspraak in het hoger beroep dat Scientology tegen mij en XS4all heeft aangespannen: de uitspraak is inmiddels maar liefst zes keer uitgesteld. (We hopen thans op erkenning door het Guinness Book of Records.) De rechtsgang wordt zodoende langer, wat voor alle betrokken partijen – het Openbaar Ministerie, de politie, de klager, de aangeklaagde – buitengewoon frustrerend kan zijn. Alleen de advocatuur spint er garen bij: die kan meer ongeduldige brieven sturen.
De Amsterdamse politie kwam vorige week met een revolutionair plan om het aantal zaken te reduceren. “Laat ons voortaan kleine zaken afdoen zonder tussenkomst van de rechter,” zeiden hoofdcommissaris Jelle Kuiper en commissaris Joop van Riessen bij de presentatie van het jaarverslag van de Amsterdamse politie. Ze stellen voor om de politie, net zoals Justitie dat nu kan, het recht te geven schikkingen te treffen met burgers. Er hoeven dan, zo veronderstellen ze, minder omvangrijke dossiers te worden aangelegd en de gang naar de rechter kan in zulke gevallen worden vermeden. Alleen zaken waar gevangenisstraf dreigt, zouden nog voor de rechter moeten worden gebracht.
Het is een nogal ondoordacht voorstel. Verkeersboetes worden nu al administratief afgedaan, dat wil zeggen: zonder tussenkomst van de rechter. Als overtreder krijg je een beschikking van Justitie in de bus en dat was dat. De ervaring leert echter dat steeds meer mensen in beroep gaan tegen een dergelijke beschikking, zodat de rechter alsnog ingeschakeld moet worden. (“De bezwaarschriften plukken ze van internet,” mopperde commissaris Van Riessen in de krant.) De politie dient altijd voldoende bewijs en dus een goed dossier te hebben mocht een burger bezwaar tegen een beschikking aantekenen. Daarmee valt een van de pijlers onder het verhaal weg: met minder dossiers komt de politie nooit weg – tenzij het recht op bezwaar geheel komt te vervallen, maar dan wordt de politie plots wel bijzonder autocratisch en ondoorzichtig.
Het voorstel treft de grondslag van onze staatsinrichting in het hart: de trias politica, de scheiding der machten, wordt erdoor aangetast. In ons staatsbestel kennen we drie instanties die altijd onafhankelijk van elkaar horen te werken en die niet in elkaars taken mogen treden: de uitvoerende macht (de politie), de wetgevende macht (het parlement) en de rechterlijke macht (de rechtbank). De politie mag geen recht spreken of wetten maken, het parlement kan niemand aanhouden of opsluiten, de rechtbank mag geen wetten maken. Voorts hebben zowel de rechterlijke macht als de wetgevende macht een controlerende taak: ze houden elkaar én de uitvoerende macht in de gaten.
Het voorstel van beide korpschefs vernielt de precaire balans tussen die drie verschillende machten. De politie zou plots, als enige, een dubbele taak hebben: uitvoering en rechtspraak. Daarmee vervalt de controlerende instantie. Want de rechtbank dient natuurlijk niet alleen om straffen uit te delen en wetten te interpreteren, de taak van de rechter is ook – en vooreerst – om te controleren of de politie haar werk naar behoren heeft uitgevoerd: of aan vormvereisten is voldaan, of het bewijs deugdelijk is en langs de geëigende weg verkregen, of de belangen van de verdachte of overtreder niet zijn geschaad, en of de principes van de rechtstaat in ere zijn gehouden.
Uitvoering en controle in één hand leggen is apert onwenselijk. De politie zou er eigen rechter mee worden, en dat wil je niet. Om principiële redenen: du moment dat de politie haar eigen werk dient te beoordelen is alle transparantie zoek, en wordt zij eigenmachtig. Dat past een rechtstaat niet. En je zou willen dat korpschefs zulke principes niet alleen begrijpen, maar ook zonder mankeren hoog houden. Je zou willen dat politiecommissarissen controle op hun werk op prijs stellen, om elke keer tevreden te kunnen constateren dat ze een fiat van de rechter hebben gekregen, dat ze hun werk naar behoren en volgens de regels der kunst (en rechtstaat) hebben gedaan. Je wilt geen pluim van de juf als jijzelf die juf bent, net zoals een berisping futiel is als die van jezelf afkomstig is.
Er is een ander, logischer voorstel. De schikkingen en administratieve beslissingen zoals Kuiper en Van Riessen die nu aan de politie toedenken, kunnen door de rechtbank zelf worden genomen. Klerken zouden boetes en transacties kunnen vaststellen en schikkingen kunnen treffen. Desnoods verzinnen we een lager type rechtbank, een schikkings- of afhandelingsbank. Met beroepsmogelijkheid. Maar laat de controle op de politie niet aan de politie.

Moet u ook zo turen in uw portemonnee als u iets betaalt? Ik ben nog steeds niet gewend aan die nieuwe munten, ook al zijn we een jaar verder. Alleen de halve euro vis ik er makkelijk uit, vanwege zijn ribbels, de rest moet ik eerst grondig bekijken voordat ik weet wat de waarde ervan is. Daarnaast mis ik de oude biljetten, vooral omdat ze zoveel mooier en sterker waren dan die grauwe flodderpapiertjes van nu. Die nieuwe zijn dik twee keer zoveel waard maar zien eruit als drie keer niks. Bovendien steekt de bovenkant ervan mijn portemonnee uit, die op Nederlands geld is gebouwd.
Wat meteen opviel was dat de verkoopprijzen van recent ingekochte boeken zo vreselijk vertrouwd oogden. Ze waren van het type €14,95, €22,50 en €19,95 – prijzen die je de eerste maanden na de introductie van de euro vrijwel nergens zag, omdat iedereen de guldens toen nog tot op de eurocent precies omrekende. In de eerste maanden van vorig jaar kwamen Nederlandse boeken, voorgeprijsd door het Centraal Boekhuis, dan ook binnen met stickers van €18,11, €17,34 of €11,62. Tegenwoordig is de vaste verkoopprijs van vrijwel alles wat de boekwinkel van Nederlandse leveranciers inkoopt, afgerond op halve euro’s en bijna hele euro’s. Alleen prijzen die de boekwinkel zelf mag bepalen hebben nog van die ongemakkelijke decimalen.
Onbedoeld bevordert het Nederlandse beleid deze praktijk van tersluikse prijsverhogingen. Nederland vond dat we snel om moesten: alleen in de eerste maand van afgelopen jaar zag je derhalve producten dubbel geprijsd, daarna vervielen de oude aanduidingen. Sommige eurolanden handhaven de twee systemen naast elkaar, en als je buitenlandse kranten leest zie je dat burgers elders vaker dan wij hun oude muntsoort hanteren dan de nieuwe. Iets kost zoveel francs, marken of shilling (en pas als je betaalt reken je het bedrag gauw om). Zo’n aanpak maakt dat heimelijke prijsverhogingen sneller opvallen: de oude maatstaf blijft aanwezig en bruikbaar.