Kiloknallers

Prostitutie is flink aan banden gelegd. De tippelzones zijn gesloten, veel ramen op en rond de Wallen zijn dicht, raamverhuurders moeten intakegesprekken houden met de sekswerkers om te bepalen of zij uit vrije wil handelen. De vrouwen zelf is een registratieplicht opgelegd, en er dreigt een taaltoets.

Alles gebeurt met nobele doelstellingen: in de prostitutie vindt nogal wat uitbuiting plaats. Zeker bij de Oost-Europese vrouwen die hier werken, is geregeld sprake van vrouwenhandel. De vrouwen worden onder valse voorwendselen hier naartoe gelokt, hun paspoort wordt ze afgenomen, ze worden gechanteerd dat hun thuisfront wordt ingelicht over hun huidige werk, vluchten gaat haast niet, en hun inkomsten gaan regelrecht naar hun uitbuiters.

Maar sluiting van ramen of gedoogzones en nog meer regulering is niet de weg om deze groep bij te staan. Daarmee maak je het vooral de vrouwen moeilijk die prostitutie als tijdelijke job of als bijbaantje hebben: wanneer de baten voor hen niet langer opwegen tegen de kosten, hangen ze hun G-string in de wilgen. Ze moeten steeds meer betalen voor een raam en hebben weinig zin om zich als prostituee te registreren, want dan zitten ze de rest van hun leven, in al hun transacties met de overheid, aan dat stigma vast. Je jaagt dus bij uitstek die vrouwen uit het vak voor wie prostitutie nu wél een vrijwillige keuze was.

De overheid heeft de afgelopen jaren het aanbod zodoende danig beperkt, en heeft daarbij en passant het beste deel van de sekswerkers vrijwel uitgerangeerd. De vraag blijft echter in stand, en die blijkt akelig slecht te beïnvloeden.

Zodat de navrante situatie is ontstaan dat de overheid eigenhandig schaarste heeft gecreëerd en daarmee de markt blokkeert. En, zoals bij elke opgelegde schaarste, zijn het de hele en halve criminelen die in het gat springen. Mannen die geregeld een vrachtwagen vrouwen naar Nederland halen om ze hier tot prostitutie te dwingen, of beter gezegd: ze voor een habbekrats op dagelijkse basis door de klanten te laten verkrachten.

Mensenhandelaars zijn de kiloknalllers van de prostitutie.

De nieuwe prostitutie onttrekt zich aan het oog van de buitenwereld: de vrouwen worden per auto tussen klanten en hun gevangenis gereden; ze wonen in buitenwijken in illegale bordelen; er zijn stiekeme afwerkplekken ontstaan, verstopt in keurige woonwijkjes. Momenteel is er commotie over Nieuw-West, waar een deel wat van deze georganiseerde mensenhandel- annex prostitutie naartoe is verhuisd.

De vrouwen worden met man en macht uit het zicht van de overheid worden gehouden; kónden ze maar naar de Wallen. Daar hadden ze elkaar wellicht nog een handje kunnen helpen, en daar houden de sekswerkers elkaar tenminste een beetje in het oog.

Kiloknallers bestrijd je niet door prostitutie te verbieden, dat lukt je toch niet. Je kunt beter de verkoop van goed vlees ruimhartig gedogen.

Keuze

Onderzoeksjournalist Michael Moss schreef een boek over de voedingsindustrie. Hij ontdekte dat tegenwoordig aan zowat al ons voedsel extra vet, suiker en zout wordt toegevoegd. We krijgen daardoor meer zout, vet en suiker binnen dan ooit tevoren, en dat in een tijd waarin diezelfde voedingsindustrie ons te pas en te onpas voorhoudt dat hun product ‘light’ is, dan wel ‘een verantwoorde keuze’.

Moss was in Nederland om de vertaling van zijn boek luister bij te zetten en de Volkskrant publiceerde gisteren een interview met hem. Moss legde bereidwillig uit dat de consumptie van suiker, vet en zout ons telkens weer een fysiologische kick levert, een sensatie die subiet effect heeft op het pleziercentrum in ons brein, en die daardoor moeilijk door ons verstand of ons geweten is tegen te gaan.

Het vernuft van de voedingsindustrie, legde Moss uit, is dat zij nauwgezet heeft uitgezocht bij welke hoeveelheden en welke balansen die kick wordt omgezet in hunkering: wanneer willen we alleen maar meer, meer, meer? Hoe schakel je ons inherente verzadigingsmechanisme het beste uit?

De interviewer deed een moedige poging om advocaat van de duivel te spelen. ‘Daar zijn we zelf bij,’ zei hij, ‘uiteindelijk bepaal ik toch zelf of ik een zak chips of een Mars eet?’

Waarna Moss de volgende vernietigende repliek gaf: ‘De voedingsindustrie doet niets liever dan dat benadrukken, want (het idee dat het onze eigen vrije keus is) leidt de aandacht van henzelf af. Het probleem is: het is geen eerlijke strijd. Voedingsbedrijven wenden alle middelen aan om je te verleiden. Wij hebben een natuurlijk mechanisme dat voorkomt dat we teveel eten van één ding. [..] Wetenschappers uit de voedselindustrie hebben hun producten zo ontwikkeld dat ze dit mechanisme kunnen omzeilen.’

Daar sta je dan met je blote tanden.

Niet alleen is de notie van ‘vrije keus’ van het individu – van u en van mij – inderdaad een nogal breekbaar begrip, gezien in het licht van de miljardencampagnes van de voedselindustrie om ons over te halen tot de consumptie van hun goederen. Om nog niet te spreken over hun jarenlange wetenschappelijk onderzoek dat uitsluitend als inzet had hoe ze uw en mijn vrije keuze nu het beste kunnen ondermijnen. Juist dat telkens weer benadrukken dat het uiteindelijk toch onze eigen keus is om troep te eten, is de schaamlap waarachter de voedselindustrie zich verschuilt.

Zodat Michael Moss me iets cruciaals leerde: vrije keus en kapitalisme verhouden zich kennelijk bijzonder slecht. Want door te benadrukken dat elk individu verantwoordelijk is voor zijn eigen keuzes, laten we na om de industrie – die uiteindelijk bepaalt uit welk scala we kunnen kiezen – verantwoordelijk te stellen voor hun keuzes.

En zij zijn het die steeds meer vet, suiker en zout aan ons voedsel zijn gaan toevoegen. Niet wij.

Opstap

Bij monde van Kamerlid Marith Rebel-Volp wil de PvdA het elektrisch roken liefst verbieden. Haar voornaamste reden: e-roken houdt de nicotineverslaving in stand, en is een opstap naar écht roken. En roken is, zoals we weten, funest voor de gezondheid.

De logica van die redenering ontgaat me ten ene male. Omdat roken ongezond is, moet e-roken – wat vele malen minder ongezond is, en tegenwoordig zelfs door longartsen wordt aanbevolen als een verstandiger alternatief – streng worden aangepakt, en moet het bij voorkeur onder de geneesmiddelenwet vallen. Terwijl het spul waarover de PvdA écht bezorgd is, te weten tabak, intussen wel vrij mag blijven worden verkocht?

Het komt neer op pils in de ban doen omdat alcohol gevaarlijk is, terwijl je ondertussen niks doet aan de verkoop van wodka, jenever en cognac. Alsof je stevia en andere zoetmakers verbiedt, omdat suiker ongezond is, terwijl je originele suikerproducten ongemoeid laat.

Inderdaad, nicotine is niet gezond. Maar het is niet de nicotine waarvan rokers ziek worden en waaraan ze dood gaan;. Dat is de tabak. Zodra je nicotine kunt ontdoen van zijn oude verpakking en op een veel gezonder manier kunt aanbieden, grijp je die kans toch met beide handen aan?

De PvdA is echter bevreesd dat elektrisch roken – zelf noem ik het liever dampen, juist omdat het zo weinig met het ouderwetse roken te maken heeft – voor jongeren een opstapje vormt naar het roken van tabak. Ze zijn voorts bang dat dampen nicotine opnieuw modieus maakt, dit na al die campagnes om mensen van het roken af te houden.

Heus: er is niks ter wereld dat zoveel mensen van het roken afkrijgt als juist het dampen. Nicotinepleisters, Allen Carr, acupunctuur: het helpt allemaal bitter weinig. Mensen geven goud geld uit om te stoppen met roken, en vallen niettemin steeds terug. Ze willen nicotine, en krijgen die via tabak. Maar via diezelfde tabak kregen ze er onbedoeld een boel extra, zeer schadelijke stoffen bij.

Wat nu als je die nicotine ook kunt leveren zonder al die schadelijke additieven? Wat nu als dampen wél maakt dat mensen acuut, en vrij eenvoudig, kunnen stoppen met roken?

Het overkwam mij. Ik was niet gek, ik wist best dat roken ongezond was. Alleen: ik vond het heerlijk en ik had geen alternatief. Maar na één avond met een verdamper was ik volkomen om; dit was zoveel lekkerder. Zonder dat ik er op uit was – sterker: ik was pertinent niet van plan ermee op te houden – ben ik acuut gestopt met roken. En binnen negen weken heb ik het nicotinegehalte van de sapjes in mijn verdamper radikaal teruggebracht. Niet omdat het moest. Alleen omdat het prettiger was, en omdat ik mijn fix nu op een gezonder manier kon krijgen.

De PvdA maakt zich zorgen over dampen als een doorgangsdrug: ze zijn bang dat je van dampen makkelijk overstapt op tabak. Maar de praktijk leert dat het precies andersom werkt: wie gaat dampen, geeft het roken makkelijk op.

Zelfs wanneer dat helemaal niet de bedoeling was.

 
[Noot: lees hier de Kamervragen van de PvdA over e-roken, en hier het antwoord van Acvoda – het Acticomitée voor Dampers- op de vragen van mw. Rebel-Volp.]

Kwakpas

Amsterdammers boven de 65 kunnen een Stadspas aanvragen, die korting op allerlei evenementen geeft. Ook wie aantoonbaar over weinig geld beschikt, kan voor een Stadspas in aanmerking komen. Die laatste groep krijgt bovendien elke maand bonnen waarmee ze tegen sterk gereduceerd tarief toegang krijgen tot sport, recreatie en cultuur.

Een prachtig initiatief, een stad met sociaaldemocratische roots waardig. Via kortingen verlaag je de drempel en maak je het stadsleven toegankelijker, juist voor mensen die wankelen op de rand van een sociaal en cultureel isolement. Voor wie weinig geld heeft, telt elke cent.

Maar wat in hemelsnaam doet die homeopaat in het aanbod van de Stadspas? In november geeft Trudy van den Berg – ze noemt zichzelf ‘arts voor homeopathie’ – alle Stadspassers korting op hun eerste consult bij haar.

Fluks haar website opgezocht. Daar meldt Trudy dat ze Heel Erg Goed Luistert naar de patiënt, en enorm geïnteresseerd is hoe haar klant z’n eigen klachten ervaart. “Indien nodig volgt aansluitend een lichamelijk onderzoek,” maar ook zonder zulk onderzoek, ja zelfs zonder enige laboratoriumtest, maakt Trudy na afloop een homeopathisch middeltje speciaal voor u. Waarvoor separaat moet worden betaald, zonder Stadspaskorting enzo. En o, u moet natuurlijk nog wel vier tot zeven keer bij haar terugkomen. Tegen normaal tarief. Uiteraard.

Trudy vertrouwt enorm op haar kunnen. “Het gaat erom dat de arts het juiste middel kiest. Als het verkeerde middel wordt gekozen, gebeurt er niets. Als het goede middel gekozen wordt gebeurt er soms een klein wonder.” Is het niet geweldig dat verkeerde middelen he-le-maal niks uithalen, terwijl goedgekozen middelen een wonder veroorzaken? En dat de Stadspas u in contact heeft gebracht met dit mirakel?

Over haar relatie met de reguliere geneeskunde is Trudy helder. “Als homeopathie aanslaat, kunnen de reguliere medicijnen over het algemeen verminderd worden. Dit gebeurt altijd in overleg met de patiënt en zonodig met de arts die de medicijnen heeft voorgeschreven.” Eerst met de behandelend arts overleggen voordat ze hun patiënten overhaalt om hun reguliere – en bitter noodzakelijke – medicatie af te bouwen: nee, daar begint Trudy niet aan. Dat is zo, eh, zo akelig formeel. Het gaat toch om de mens, niet om de klacht?

Jammer voor Trudy, maar homeopathie is uit en te na afgedaan als kletskoek, niets dan kwakzalverij.

Waarom de Stadspas zo’n achterhaalde praktijk sponsort, is me een raadsel. Een praktijk die bovendien niks te maken heeft met het doel van de Stadspas, te weten: het verlagen van de drempel tot cultuur, sport en recreatie. Waarom biedt de Stadspas deze mevrouw een platform om klanten binnen te halen? Nota bene klanten die hun geld aanzienlijk beter kunnen gebruiken?

Volgende maand: de Stadspas geeft korting op een cursus van Scientology.

Duur bedrog

Bijna twee miljoen mensen in de VS hebben te maken gehad met identiteitsfraude op medisch vlak. Anderen gingen onder hun naam naar een arts of ziekenhuis, en lieten zich daar voor allerlei kwalen behandelen. Het resultaat: foute en vervuilde patiëntendossiers, verkeerde behandelingen, en soms zelfs verkeerde diagnoses. Want hoe bedenk je als arts nu dat iemand wellicht een acute blindedarmontsteking heeft, als het ding er volgens iemands EPD al drie jaar uit is?

Een recente studie wees uit dat 15% van de slachtoffers van dergelijke medische fraude later een verkeerde diagnose kreeg, 12% kreeg een verkeerde behandeling, bij 14% werd de juiste behandeling te laat ingezet, en 11% kreeg verkeerde medicijnen voorgeschreven. Mensen staan foutief te boek als drugsverslaafd, krijgen penicilline voorgeschreven terwijl ze er allergisch voor zijn (‘De vorige keer kreeg u dit toch ook!’), of krijgen ineens een geschiedenis van potentieel kindermishandelaar op hun conto geschreven.

Omdat Amerikaanse zorgverzekeringen vaak maar een beperkte dekking hebben, levert deze fraude de slachtoffers ook financieel een fikse schadepost op. Bij elkaar hebben de twee miljoen bedrogenen ongeveer 12 miljard dollar moeten ophoesten voor medische hulp en behandelingen die zijzelf niet hebben gekregen, maar die niettemin wel op hun naam staan geregistreerd.

De meest pijnlijke ontdekking van het onderzoek is dat ruim de helft van deze fraude wordt uitgevoerd door bekenden. Vrienden of familie van het slachtoffer gaan op diens gejatte pasje naar het ziekenhuis en geven zich daar voor hem uit. Een truc die, anders dan hier, meestal werkt omdat Amerikanen in nood eerder naar de Eerste Hulp gaan dan naar een huisarts. En op de Eerste Hulp kent niemand je.

Ontdekken de gedupeerden de fraude, dan blijken ze vaak huiverig om aangifte te doen. Je eigen broer of buurvrouw geef je immers niet zomaar aan. Meestal verandert dat pas wanneer de vals uitgevaardigde rekeningen flink gepeperd raken.

De motieven voor deze fraude? Soms willen mensen niet met hun hebben en houwen in een medisch dossier belanden. Denk aan geslachtsziektes, en aan alcohol- en drugsverslaafden. Zo’n aantekening in je papieren kan je nog lang achtervolgen, en dus wil je ook met gerelateerde klachten niet komen aanzetten. Daar kan ik me een boel bij voorstellen, zeker nu onze persoonlijke gegevens overal opduiken en ons soms hinderlijk achtervolgen.

Maar meestal wordt de fraude geboren uit geldgebrek. Miljoenen hardwerkende Amerikanen hebben geen enkele zorgverzekering, want die is onbetaalbaar voor ze; wie wel verzekerd is, heeft vaak een beperkte dekking. Uit die ellende komt, zo leren we nu, medische fraude en identiteitsdiefstal voort.

Er is veel, heel veel, te zeggen voor een verplichte basisverzekering voor iedereen. Al was het maar omdat die mensen tegen zichzelf en tegen elkaar beschermt.

Architecten in opstand

Vorige week was er een vergadering in Uruguay waar men de toekomst van internet besprak. De deelnemende organisaties – ICANN, IANA, IETF, IAB, W3C, ISOC, de RIRs – zullen de gemiddelde burger weinig zeggen, maar het zijn deze instanties die internet op de been houden. Ze beheren de architectuur van internet, ze geven IP-adressen uit, ze definiëren protocollen.

Zij zorgen ervoor dat systemen op elkaar aansluiten, dat vele kleine netwerkjes samen het grote internet kunnen vormen, en dat computers van overal op de wereld elkaar kunnen vinden. Door hun werk weet uw browser waar hij moet wezen wanneer u iets in de adresbalk typt, en weet uw mailprogramma waar het leuke mailtje voor uw tante naartoe moet.

Door de ontstaansgeschiedenis van internet waren veel van deze organisaties aanvankelijk Amerikaans. Al werd het lidmaatschap ervan geïnternationaliseerd, toch bleven veel van deze instanties op de een of andere manier onder Amerikaanse verantwoordelijkheid vallen. Maar internet was is al een paar decennia geen Amerikaanse aangelegenheid meer.

Een poging om de architecten onder de VN te laten vallen, werd gelukkig afgeslagen: dat zou hun taak te makkelijk tot speelbal van de politiek maken. (Daarnaast staat de VN bepaald niet bekend om haar voortvarendheid.) Terwijl werd gezocht naar een gepaste internationale structuur, accepteerden de architecten dat Amerika tijdelijk de toezichthouder bleef.

Tot in Montevideo.

Daar zeiden ze de VS de wacht aan. Ze willen nú onder het Amerikaans toezicht uit, en pleiten voor een organisatie waarin alle belanghebbenden een gelijkwaardige rol kunnen spelen.

De reden? De ongelimiteerde surveillance door Amerika. ICANN verklaarde na afloop dat de VS met haar aftappraktijken het vertrouwen in internet heeft opgeblazen. Tussen de regels door lees je een harder verwijt: de VS kun je het toezicht op de architectuur van internet niet meer toevertrouwen; bij hen is het recht op vrije toegang tot internet en de bewaking van de open architectuur van internet niet veilig.

Kort daarna had Fadi Chehadi, de voorzitter van ICANN, een ontmoeting met de Braziliaanse president Roussef, en verzocht haar om een actieve rol in het proces van de internationalisering van het internetbeheer te nemen. Pikant detail: Roussef heeft zich de afgelopen maanden fel tegen de NSA-praktijken gekeerd. Met goede reden, overigens: ook zij bleek door de NSA te zijn afgeluisterd, evenals een Braziliaanse oliemaatschappij.

Hoe het nu verder moet, weet niemand. Maar een ding is duidelijk: de architecten van het internet hebben zich van de VS afgekeerd en zoeken nieuwe bondgenoten. Ze wensen geen politiek toezicht; ze wensen een convenant dat hun raamwerk vastlegt, dat vrijheid van informatie en vrijheid van meningsuiting garandeert, en dat overheidsbemoeienis minimaliseert.

Dat krijg je ervan, wanneer je als overheid internet misbruikt.

Knoop

In de Watergraafsmeer staat de Amsterdam Internet Exchange, een verdeelcentrum voor het internet. Zelf genereert het geen verkeer: ze hosten geen websites en verzorgen geen e-mail

AMS-IX is een gigantische verkeersagent die miljoenen datapakketjes de weg wijst: jij gaat naar links, jij naar rechts, jij rechtdoor. Per seconde verwerkt het centrum tot wel 2,5 terabit; per dag 16 petabyte – getallen waarbij je je eigenlijk niets meer kunt voorstellen. In rangordes spreken is wellicht duidelijker: AMS-IX is het grootste internetverdeelpunt van Europa, en het op een na grootste ter wereld.

AMS-IX wil een divisie in Amerika beginnen. Tot voor kort zou zo’n plan met gejuich zijn onthaald, maar na de afluister- en tapschandalen die Edward Snowden de afgelopen maanden heeft onthuld, lag de zaak anders. De Amerikaanse geheime diensten graaien waar ze kunnen; zou Nederland de gegevens van zijn eigen burgers zo niet op een presenteerblaadje aanbieden?

De zaak ligt gecompliceerder: afluisteren op dat niveau kan niet zomaar. Bij individuele mensen of bedrijven kun je een tap instellen, maar op het exchange-niveau komt de data in brokstukken voorbij, en bovendien niet sequentieel. Je kunt zulke data niet zomaar ‘uitlezen’, temeer daar de brokjes wellicht via meerdere Internet Exchanges naar hun eindbestemming worden gestuurd. Datapakketjes op internet leggen immers geen vaste routes af. De Exchanges dienen er juist om continue en razendsnel de op dat moment kortste weg te berekenen.

Maar probleemloos is een Amerikaanse dependance van AMS-IX ook weer niet. Elk internetbedrijf dat een Amerikaanse poot heeft, is automatisch onderhevig aan de Patriot Act en de Foreign Intelligence and Surveillance Act (FISA). Precies die twee wetten heeft de VS de laatste jaren op grote schaal misbruikt, onder meer door bij bedrijven zoals Google en Facebook de installatie van allerlei achterdeurtjes te eisen. De NSA bleek burgers en buitenlanders te tappen op een schaal en met een tempo dat we eerder voor onmogelijk hadden gehouden.

Vandaar dat de leden van de AMS-IX vorige week moesten stemmen over deze uitbreiding. Bijna driekwart van de leden zijn buitenlandse bedrijven: van Microsoft en Google tot Deutsche Telekom, Telefonica en Korea Telecom. De rest is van origine Nederlands: KPN, XS4all, Zggo, UPC, Leaseweb, Surfnet. Het spande erom: het voorstel werd met 120 stemmen voor, 104 tegen (waaronder, naar verluidt, KPN, Ziggo, XS4all en Surfnet) en 14 onthoudingen aangenomen.

Wat mij bijzonder interesseert – maar AMS-IX weigert helaas daarover mededelingen te doen – is of dit verzet voornamelijk van niet-Amerikaanse bedrijven kwam. Voor Amerikanen maakt het immers niks meer uit: die zijn al op grote schaal gecompromitteerd.

Maar zonde dat AMS-IX geen vuist wilde maken. Waarom niet tegen de VS gezegd: we komen graag, maar jullie moeten eerst iets aan die beroerde wetten van jullie doen?

Liefde voor de buurt

[Oud-journaliste Wil Merkies is een drijvende kracht op Wittenburg, de Amsterdamse buurt waar ik woon. Eerder maakte ze het boek Eilander gedichten, waarvoor ik op haar verzoek het voorwoord schreef. Nu heeft ze, naar aanleiding van het tienjarig bestaan van het Patatatoe festival, een nieuw boekje genaakt met als thema ‘liefde voor de buurt’. Bij deze mijn bijdrage.]

Met mijn liefde ben ik gierig. Die reserveer ik voor wie een onuitwisbare indruk op me maakt, en daarenboven bestand is tegen de ultieme volhardingstest.

Indruk op mij maken is namelijk makkelijk. Veel mensen hebben een bijzondere levensgeschiedenis, en iedereen heeft wel eens gedachtes waar ze niet meteen raad mee weten. Vaak is goed luisteren, een beetje doorvragen en nergens van schrikken genoeg om een scala van imposante verhalen boven water te krijgen. En zodra iemand oprecht is – het achterste van z’n tong laat zien, hardop nadenkt, vertelt wat-ie écht moeilijk vindt, of laat merken dat-ie het eventjes niet meer weet – val ik gewoonlijk als een blok.

Maar in de liefde ben ik gierig. Voordat ik oprecht van iemand (of van iets) kan gaan houden, komt eerst die volhardingstest. Die is tweeledig. Eén: kun jij ertegen wanneer ik je een tijdje schromelijk verwaarloos en mezelf pas maanden later weer meld. Twee: kan ik ertegen wanneer jij jezelf voortijdig bij me aandient en verhaal komt halen.

Mijn liefde voor Wittenburg begon bij de verhalen: van het oude aardappeloproer tot de recente strijd om welke supermarkt er komt. Het zette zich door in de dagelijkse ervaringen: van terloopse knikjes naar de buren, tot nurkse jongeren op straat die zacht als boter werden zodra je ze eenmaal vriendelijk goeiedag zei.

Maar vooral ben ik van Wittenburg gaan houden omdat het slaagde voor mijn volhardingstest. Maandenlang kan ik er in mijn eigen schulp wonen, waarna de buurt ‘toevallig’ iets organiseert dat me daar uit weet te trekken. Een tentoonstelling in de Oosterkerk, een groene-straatdag op het plein, een optocht van Patatatoe, of een boekje over de buurt.

Wittenburg laat me mijn gang gaan, en trekt me af en toe liefdevol aan mijn jas: ‘Hee, ik ben er ook nog!’ En dan smelt ik een beetje – en voel ik me hier immens thuis.

[geschreven in april 2013]

Verschil

[Multiple Care is een kwartaalblad voor de gezondheidszorg, uitgegeven door Biogen – de producent van Avonex, een medicijn dat multiple sclerose afremt. Voor hun themanummer over ‘verschil’ (september/oktober 2013) schreef ik deze column.]

Ze zeggen wel dat mensen je subiet minder serieus nemen wanneer je in een rolstoel zit; dat gesprekken dan makkelijk – en akelig letterlijk – bóven je hoofd worden gevoerd.

Winkelpersoneel reageert bijvoorbeeld op de vraag die jij hoogstpersoonlijk aan ze voorlegde, met een buitengewoon vriendelijk antwoord aan heel iemand anders. Ze bezorgen jouw antwoord namelijk bij degene die achter je staat, aan de persoon die je stoel duwt.

Of denk aan wildvreemden die iets liefs, iets bemoedigends of iets meelevends willen zeggen. Dat is enerzijds erg lief, maar anderzijds ook heel erg raar. Want die plotselinge opwelling van sympathie hunnerzijds onderstreept onbedoeld dat er ‘iets’ met jou aan de hand is, een onzegbaar ‘iets’ dat die wildvreemden met hun vriendelijkheid proberen op te heffen of goed te maken, maar daardoor onbedoeld juist onderstrepen. Was je naar hun gevoel écht hun gelijke geweest, dan hadden ze namelijk niks speciaals tegen je gezegd. Tegen al die andere onbekende (en ogenschijnlijk gezonde) mensen die ze diezelfde dag waren tegengekomen, hadden ze immers toch gewoon niks gezegd?

Wat te doen, als buitenstaander?

Als gezond mens wil je iemand met wie klaarblijkelijk iets aan de hand is, liefst zo normaal mogelijk behandelen. Je wilt geen onheus verschil maken, je wilt niet discrimineren. Maar juist daardoor sta je stiekem op scherp. Je wordt extra vriendelijk. Je doet extra nonchalant. Je bent benauwd dat je betrapt wordt op een ongeweten, onbedoeld vooroordeel. Je hoopt dat de ander, de gehandicapte, doorheeft dat jij werkelijk je uiterste best doet om te negeren dat-ie gehandicapt is, en dat jij hem of haar heus, werkelijk waar, kijk maar, als Heel Erg Gewoon behandeld.
Dat werkt dus niet.

Enerzijds vanwege die hypersensitiviteit van de buitenstaander. Al wie kampt met de angst om per ongeluk een faux pas tegenover een gehandicapte te maken, heeft het pleit allang verloren. Die welgemeende beleefdheid, die o zo goedbedoelde voorzichtigheid, onderstreept immers – onbedoeld, en tegen de keer in – dat er inderdaad een onhandig verschil is tussen jou en mij, tussen hem en haar, en dat de dingen kennelijk niet normaal zijn. Door niet gewoon te doen wat je gewoonlijk doet, bevestig je dat iemand anders is, en dus: niet normaal. Door je best te doen, zonder je iemand uit.

Anderzijds omdat iemands makke negeren – uit beleefdheid, of uit andere nobele motieven – simpelweg niks oplost. Die handicap verdwijnt daar namelijk niet door. De meneer of mevrouw in kwestie zit nog steeds in een rolstoel, heeft nog steeds ernstige moeite met trapjes, en kan nog altijd niet bij de bovenste schappen in de supermarkt.

Pas toen ik zelf gehandicapt werd, begreep ik hoe gezonde mensen zich het beste kunnen gedragen jegens ons soort.

Kijk niet weg. Beleefd de blik afwenden, het ‘ontzien’ van mensen met wie iets is, betekent dat je ons niet serieus neemt. En wees nieuwsgierig. Vraag of je iets kunt doen, vraag hoe wij iets doen; denk nooit dat je alles al weet.

Maar vooral: weet dat gezondheid nooit blijvend is, en dat ook jij ooit met een akelige ziekte komt te zitten. Onoplosbare ziekte is geen afwijking van de norm, maar ieders voorland.

Verbod op gezond

De EU debatteert op 7 oktober over de e-sigaret. Moet die voortaan onder de tabakswet vallen, onder de medicijnwet, of – per amendement – wellicht onder de ‘gewone’ consumentenwet? De inzet van het debat: de verkoop van e-sigaretten beperken.

Maar dat is raar. De e-sigaret – gebruikers spreken overigens liever over een ‘verdamper’ – is honderd keer gezonder dan ouderwetse sigaretten.

Aan een verdamper komt geen verbranding te pas, alleen verhitting. Er zit geen tabak in, geen teer, noch een van de andere circa 400 toevoegingen die roken zo gevaarlijk maken. Wie dampt, verbruikt voornamelijk propyleen gycol, een vloeistof die volop in voedingsmiddelen en medicijnen zit. Ook de toegevoegde smaakstoffen zijn standaardproducten, uit en te na getest, en veilig bevonden.

Ja, in veel dampvloeistoffen zit nicotine. Maar nicotine sec – zonder tabak, zonder verbranding – is ongeveer even schadelijk als cafeïne. En koffie is niet onderhavig aan enige EU-richtlijn. Waarom zou je dampen dan wel aan stringente wetgeving onderwerpen?

Dampen onder de tabakswet laten vallen, is idioot: aan dampen komt immers juist geen tabak te pas. Dampen onder de geneesmiddelenwet laten vallen, is al even mal. Het betekent dat het gezondere alternatief aan strengere regels wordt gebonden dan de ouderwetse, ziekmakende tabak is. Bovendien behelst deze aanpak de dood van alle webwinkels die momenteel dampspullen verkopen. Zij zijn immers geen gecertificeerde apotheek.

Onderwijl zou je, onder de diezelfde voorgestelde richtlijn, tabak wél makkelijk kunnen blijven verkopen. Is dat niet raar?

Hoe meer ik erover las, hoe meer ik dacht dat het verzet tegen dampen een gruwelijk monsterverbond is. Enerzijds Stivoro, die elk nicotinegebruik – ook in de meest onschadelijke vorm ervan – wil uitbannen. Anderzijds de tabaksindustrie, die als de dood is dat het dampen, waarin zijzelf amper aandelen hebben, hun klandizie wegtrekt. Samen pleiten ze om het hardst voor een verbod op het dampen.

Zelf ben ik door de kennismaking met verdampers acuut gestopt met roken. Dat ging per ongeluk; stoppen was niet mijn doel. Uit uit nieuwsgierigheid kocht ik een verdamper, en was nog diezelfde dag om. Dampen bleek aanzienlijk lekkerder te zijn. Na veertig jaar hard core kettingroken vond ik sigaretten van de ene op de andere dag ronduit vies.

En ook: al mijn vrienden werden blij. De niet-rokers, omdat ze van mijn dampen niks merken: geen stank te bekennen. De rokers, omdat ze eindelijk een goed en gezonder alternatief hebben.

In drie weken tijd heb ik al twintig verstokte rokers tot het dampen bekeerd. Want wij rokers – weliswaar verslaafd, maar bepaald niet dom – zijn blij met een gezonder alternatief. Zelf kan ik alleen maar denken: waarom heeft niemand me dit eerder verteld?

We moeten dampen en elektronisch roken niet aan banden leggen, Integendeel: de uitvinder ervan verdient niks minder dan de Nobelprijs.

 

Update 30 sept. 2013:

Begin augustus heeft Igor Burstyn een uitgebreid vergelijkend onderzoek naar de risico’s van dampen gepubliceerd. Voor de damper is er hoegenaamd geen risico, voor de omgeving al helemaal niet. In de woorden van een gerenommeerd onderzoeker, Carl V. Phillip:

This is a game-changer for anyone trying to respond to misinformation about the hazards of e-cigarettes. Before we had an apparently contradictory mess on this topic. Now we have clarity.

I have to say that I am genuinely surprised that the results are quite so definitive, and I assume that will be true of anyone else of was seriously trying to assess the risks, rather than just cheerleading. We were all confident that the risks were minimal, but we could not previously reach a (good news) conclusion as strong as the one in the paper.
– Bron: ‘Breaking News’, 8 augustus 2013