Max went steeds meer aan mij en aan het huis, en ik aan hem. Hij krijgt lievelingsplekjes: vooral achter de boeken (daar heb ik er veel van) is het Erg Spannend, zeker als-ie doorheeft dat ik hem zoek. Hij wordt ook groter en zekerder. Hij loopt nog steeds wat wankel (nou ja, who cares: ikzelf immers ook) en valt met de regelmaat van de klok om, wat dat betreft is-ie nog steeds een baby.
Hij heeft de aandachtsspanne van een kleuter met ADHD: alles leidt hem af. Het ene moment volledig geconcentreerd op een te maken sprong, het andere moment volkomen in beslag genomen door een poot die hij ineens ziet en waarin subiet gebeten moet worden, waarna hij verbaast ontdekt dat het zijn poot is maar dat meteen grandioos vergeet want van wie is die staart eigenlijk die daar zo zwiept…? Alles is interessant en vreemd en nieuw, hij kan nog niet goed schiften, en dus schiet zijn aandacht alle kanten op.
Max wordt sterker. De tweede dag dat-ie hier was kon-ie in mijn broekspijp klimmen, maar kwam niet veel verder dan kuithoogte. Nu kijkt-ie naar mij en dan naar mijn broek, rekent even in stilte, springt en klauwt zich verder omhoog; hoppa, tot op heuphoogte!
Voor de gevallen dat ik achter de computer zit heeft-ie al een speciale truc ontwikkeld. Hij kan allang gewoon op de stoel springen maar da’s minder leuk, dus springt-ie in mijn broekspijp en ter hoogte van mijn knie buigt-ie af, zodat hij niet knel komt te zitten tussen mijn bovenbeen en de onderkant van de tafel: hij hangt dan aan de zijkant van mijn dijbeen en werkt zich rap op mijn schoot. Dat kan-ie inmiddels al spurtsgewijs. Kijk ren buig hop zit. Done! En dan kijkt hij me verwachtingsvol aan en ik hem vol trots. Goedzo Max!
Hij wordt ook al heel knap in vertederend kijken. Andere Karin, een goede vriendin, was hier zondag en we keken samen op bed een tv-serie. Max vleidde zich op en in en onder en tussen haar en zei steeds heel verleidelijk ‘wiew’ en ging haar dan aanstaren, desnoods met zijn kopje scheef, net zolang tot Andere Karin helemaal gesmolten was en zij z’n lof ging prijzen. Toen ging-ie zich uitgebreid wassen. Mission accomplished.
Max heeft ook door dat ik een groot deel van de dag achter de computer doorbreng. Dat maakt het bureau razend interessant. (Een kat weet zich altijd met grote precisie tussen jou en het object van je aandacht in te wurmen.) Bovendien zitten er snoertjes aan de computer, daar kun je aan klauwen, en is zo’n computer warm, dus ligwaardig: allemaal pluspunten. En omdat de nee-ho-wacht-dat-is-mijn-toetsenbord! training nog moet beginnen, raken kat en computer steeds in de war. Max wil op het toetsenbord van de laptop liggen. Dat wil ik niet, zodat ik de laptop half sluit. Dat betekent (a) dat ik niet kan zien wat daar gebeurt (op dat scherm draait gewoonlijk iTunes) en (b) dat Max denkt dat je dus wél op de laptop kunt liggen, waar ik hem dan weer van af vis.
Dan komt-ie effies bij mij liggen en ziet even later Ergens Iets en gaat, op weg naar dat Iets Ergens, nietsvermoedend pontificaal op mijn toetsenbord staan om na te denken – ‘Waar was het nou? Ik zag toch Ergens Iets Heel Belangrijks?’ – en doet onderwijl teksten verdwijnen, schermen verschijnen en tikt stiekem van alles in het kats in, maar ik kan geen kats lezen. Of hij raakt volkomen gebiologeerd door de muisaanwijzer op het scherm. Of probeert op de rand van het toetsenbord te kauwen. Of wil dat gummidingetje in mijn muis vangen en opvreten.
Kortom, dolle pret maar ook de hoogste tijd om kat en computer te scheiden. Zijn strapatsen zijn razend vertederend, maar alles wat ik hem nu toesta wil-ie jaren later nog steeds doen, en tegen die tijd vind ik het vast minder leuk. Bovendien: kittens dienen te worden opgevoed en thans ben ik de moederpoes van dienst, dus probeer ik hem regels en gewoontes bij te brengen of af te leren. Soms door hem ergens weg te halen, meestal door een fijn compromis te verzinnen.
Tweety lag graag in de ruimte tussen toetsenbord en beeldscherm als-ie niet op mijn schoot wou maar toch in de buurt wilde zijn: de moeite van het proberen waard. Vanuit die positie kan Max bovendien verliefd naar mij kijken en ik naar hem. Zodat ik ergens een doosje opdiepte en daarin een zacht lapje legde en nu een kattenbedje op mijn bureau heb geïnstalleerd. Als Max nu in of op de laptop of op het toetsenbord wil gaan liggen, verhuis ik hem met zachte hand naar zijn computerbedje, en dat bevalt hem wonderwel.
Hij ligt er nu vaak en met verve. (‘Kat in het bakkie,’ zei Hanneke gevat.) Als-ie op weg naar zijn computerbedje per ongeluk op het toetsenbord stapt, neem ik hem niks kwalijk. Hij doet dan immers zijn best om erger te voorkomen. En leren is lastig.
[Noot: het doosje is 24 x 26 cm. Max, opgerold, is ongeveer 15 cm in doorsnee. Dat is erg klein. Zo klein en zo licht dat-ie zelfs als-ie pontificaal op de laptop gaat liggen (waar doorgaans ook wat paperassen liggen, zodat zijn gewicht wordt gedistribueerd) niet eens een toetsaanslag veroorzaakt.]
Inmiddels krijg ik ook door wat Max nog meer leuk vindt, behalve op Michael afstormen en geaaid worden. Ik heb wat speeltjes gekocht maar die boeien hem totaal niet, ook al ruiken ze naar kattekruid. Hij is dol op het dekbed: dat is dik en luchtig en ruikt naar iets aantrekkelijks. Als je erin en erop springt, zak je leuk weg, en je kan er kuiltjes in graven. Verder is-ie dol op papier: misschien is het ‘t geritsel, maar hij mag graag op kranten springen en dan doen alsof het papier terugbijt. Succes verzekerd, want van papier win je het altijd.
En Max is buitengewoon gefascineerd door randen en overgangen. Hoeken, punten, zijkanten: of het nu een kussen is, een toetsenbord of de zijkant van een kast: bijten, klauwen, je poot ertussen zien te krijgen of met je kop erlangs strijken is het devies. Ook alles waar ineens een kleuronderbreking is, is fascinerend. Een vouw in het dekbed: jump! Een schaduw op de vloer: vang! Een naad tussen de tegels van de badkamervloer: kijken of je er met je nagels onder kunt!
Michael krijgt intussen door dat Max een blijvertje is, en dat zint hem niet buitengewoon. Ondanks de kou van de afgelopen maanden was Michael meestal buitenshuis, en als-ie al binnen was kwam-ie amper verder dan de keuken en bleef zelden langer dan twintig minuten. Michael komt meestal rond zes uur ‘s avonds aanzetten en blèrt dan zijn bestelling door; na het eten doet-ie een hazeslaapje op de keukenstoel en vertrekt weer. Soms komt-ie later op de avond terug, zingt een aria (de klassieke grap over Michaels mauwen is dat Pavarotti in hem is gevaren), komt heel even de kamer in op voorwaarde dat ik ‘m eerst uitgebreid lok en trekt zich daarna opnieuw terug op de keukenstoel, of vertrekt via het kattenluikje.
Boris heet inmiddels anders. Anneke en Chris kwamen vanmiddag op kennismakingsbezoek en vonden zijn naam eigenlijk maar niks. Gisteravond merkte ik zelf ook dat de naam niet makkelijk over mijn lippen kwam. Na een korte brainstorm werd Boris daarom feestelijk hernoemd tot Max.
Tijdens het bezoek van Chris en Anneke liet Max zich van zijn beste kant zien. Aandoenlijk heel vaak ‘wiew’ zeggen, dapper in ieders broekspijpen klimmen, hard snorren, je aanminnig aankijken en zich posteren voor uitgebreid aaien. Hij vertoonde geen moment van schrik of schroom, het is kennelijk een heel sociaal katje.
Toen ik Michael een uur later zijn avondmaal had gegeven en de keuken uit wilde lopen, schoot dat pondje poes me voorbij en liep naar Michael. Ineens rook Max het blikvoer en stoof erop af. En terwijl Michael aan het eten was, schoof Max aan. Uit pure verbazing wist Michael niks beters te doen dan aan Max z’n achterwerk te ruiken. Ik trok Max weg, zette Michael weer bij zijn eten en opnieuw schoof Max ertussen. Zodat ik maar een nieuw schaaltje pakte, daar een frutseltje blikvoer in deed en Max met dat nieuwe bakje in de badkamer zette. Michael was zo beduusd dat-ie de helft van zijn eten liet staan, ook al een unicum.
Een grote bron van zorg bij de bestrijding van kinderporno is dat de middelen die worden ingezet, al snel ook voor veel minder ernstige zaken zullen worden gebruikt. Juist omdat kinderporno zo verwerpelijk is, is het makkelijk draconische maatregelen te nemen. Maar zijn diezelfde draconische maatregelen – het inspecteren van de inhoud van alle internetverkeer, bijvoorbeeld – ook gerechtvaardigd als het om minder ernstige zaken gaat? Als je van overheidswege een filter instelt dat kinderporno moet weren, is de kans dan niet groot dat zo’n zelfde filter wordt gebruikt om andere onwelgevallige uitlatingen te weren? Dit argument wordt meestal aangeduid als ‘function creep’, of in het Nederlands: ‘het hellend vlak’.
Vanmiddag heb ik in Amsterdam-Noord een kitten opgehaald.
De recente aardbevingen zijn een straf van Allah, wist een Iraanse imam ons vorige week te
Een paar weken geleden heb ik James Camerons
Journalistiek bedrijven over medische kwesties is niet makkelijk. Naarmate onze kennis over het menselijk lichaam groeit, wordt het verhaal ingewikkelder. Voor je het weet staat je stuk vol met termen als retrobulbaire neuritis, nystagmus, dendrieten, axonen, oligodendrocyten en gliacellen. Hoe leg je het ingewikkelde samenspel tussen allerlei biologische subsystemen in begrijpelijke taal uit, zonder de werkelijkheid geweld aan te doen? Hoe vertaal je wetenschap naar alledaagse praktijk?
Tijdens mijn vakantie hoorde ik dat Peter Steele, front man van Type O Negative, is
Zo, ik ben weer thuis. Met Moz was ik een week naar Egypte: duiken in de Rode Zee. Het was prachtig, ook al durfde ik de eerste keer ineens niet: de gids had aangekondigd dat we 25 meter diep zouden gaan en ook al onderhandelde ik dat subiet terug tot 20, ik voelde me niet meer op mijn gemak. (Ik had nog maar één keer dieper gedoken dan 18 meter: vorig jaar, toen ik mijn Advanced deed en daarvoor 30 meter diep moest. Dat had ik eng gevonden.) Ik brak de duik al na een paar minuten af, ik heb geleerd niet te duiken als ik me niet kan ontspannen. De gids deed later apart een duik met me en daarna was mijn angst weg, ik heb de week erna herhaaldelijk met gemak 23 meter diep gedoken.