De stuiptrekkingen van een industrie

In Europa is in de eerste week van dit jaar een voorstel afgeweerd om alle internetverkeer te controleren op auteursrechtinbreuk. De week erop begon de IFPI, de wereldwijde vertegenwoordiger van de muziekindustrie, een nieuw offensief om een vergelijkbaar voorstel alsnog door te duwen.

De muziekindustrie dondert momenteel in elkaar. De verkoop van cd’s zakt in en de ene na de andere grote platenmaatschappij kondigt massa-ontslagen aan. De oorzaak? Online piraterij, beweert de muziekindustrie: niemand koopt nog een cd, iedereen kopieert muziek. Platenlabels gaan eraan tenonder, zodat de industrie zich wel tot de politiek moet wenden om in leven te kunnen blijven.

Hun verhaal is vals. Wat er in werkelijkheid gebeurt is dat zowel muzikanten als muziekliefhebbers zich van de industrie afkeren en via internet nieuwe wegen vinden om elkaar te bereiken. De muziekindustrie, die decennia achtereen uitsluitend muziek uitbracht wanneer ze alle rechten erop kreeg, ziet de ene na de andere grote artiest vertrekken: van Madonna tot Trent Reznor, ze willen geen platenmaatschappij meer die hen de wet voorschrijft en die intussen zelf het leeuwendeel van de winst opstrijkt. Steeds meer artiesten beginnen voor zichzelf en verkopen hun muziek via internet. Of ze sluiten, zoals Madonna, contracten met toerorganisators: aan optredens verdienen ze aanzienlijk meer dan aan de plaatverkoop.

De muziekindustrie werkt via een inmiddels hopeloos verouderd systeem. De distributie van muziek is fundamenteel veranderd sinds er geen drager meer nodig is en hits niet meer worden gemaakt via ouderwetse pluggers of top-40’s. Jarenlang weigerde de muziekindustrie zich te oriënteren op nieuwe modellen van distributie. En nu is het te laat. Artiesten verspreiden hun werk gratis via Myspace, worden bekend via Last FM, Sellaband en YouTube, en verkopen cd’s en losse nummers via hun eigen website en bij optredens. Zelfs op de website van MTV verschijnen lange artikelen waarin het failliet van de platenindustrie wordt aangekondigd en waarin artiesten uitleggen hoe je je rechten in eigen hand kunt houden.

Intussen klagen de platenmaatschappijen: het zijn de fans die het hebben gedaan, het is internet dat ze kapot maakt. Dat laatste klopt: maar alleen omdat de industrie jaren achtereen heeft geweigerd te snappen wat er gaande is en nieuwe technologieën hebben genegeerd. Je kunt niet meer eisen dat fans een hele cd kopen als ze alleen dat ene nummer willen, je kunt niet eisen dat fans voor elke afspeelmethode opnieuw braaf geld neerleggen, je kunt niet eisen dat artiesten in ruil voor verspreiding al hun rechten afstaan wanneer er een nieuw en makkelijk medium ontstaat waar de distributiekosten bijna nihil zijn geworden.

Wat we nu zien, is de finale kramp van de platenindustrie. Hun stuip is krachtig en hun lobby sterk. Er zijn politici die serieus luisteren naar hun plannen om alle internetverkeer aan de bron te controleren: alles wat gebruikers versturen, zou bit voor bit moeten worden gecontroleerd. Is een mogelijke auteursrechtinbreuk werkelijk een dergelijke afluisterstaat waard? Er zijn voorstellen om gebruikers die iemands auteursrecht schenden, permanent van internet af te sluiten – een draconische maatregel in een tijd waarin alles, van bellen, tv kijken en belastingaangiftes doen, via datzelfde internet loopt.

‘In het Westen maken we ons druk om landen als China, waar de staat internet censureert en controleert,’ zei een criticus deze week. Maar hier bepaalt de muziekindustrie kennelijk wat mensen wel en niet mogen.

Links:

Planet openbaart 2,5 miljoen klantgegevens

Een systeembeheerder van Planet heeft een back-up van alle 2,5 miljoen klanten bij een gebruiker geparkeerd. Het was z’n bedoeling het bestand in zijn eigen directory neer te zetten, maar hij maakte een typefout – toevallig een bestaand account. In het bestand stonden de accountnamen, aliassen, Ip-adressen, versleutelde wachtwoorden en afgenomen diensten van alle klanten. De bewuste gebruiker kon, door zijn eigen wachtwoord te vergelijken met de versleutelde versie en daarnaast het programma Hashmaster te gebruiken, alle wachtwoorden ontcijferen.

De klant waarschuwde Planet twee weken geleden. Planet deed niets. Uiteindelijk lichtte de klant vandaag de media in. Planet vroeg de klant daarop het bestand te wissen en zegt nu dat ze hun back-up beleid zal aanpassen.

Zie ook:

Muziek versus muziekindustrie

Dat de muziekindustrie in de war is door internet, is inmiddels geen nieuws meer. De tyconen van de oude platenlabels raken in de war nu de oude distributiekanalen niet meer werken als vanouds. Hun reactie is om de regels aan te trekken en rechtszaken te voeren, maar steeds meer artiesten raken zelf ook uitgekeken op het oude model: het werkt niet meer voor ze, de platenmaatschappijen verdienen teveel en ontnemen de artiesten te veel rechten, artiesten willen meer artistieke vrijheid.

Er zijn deze week een paar interessante stukken over de kwestie verschenen. Dat nota bene MTV zegt dat de muziekindustrie as-we-know-it op zijn laatste benen loopt, lijkt me daarbij eigenlijk een relevanter observatie dan dat Wired een pleidooi houdt voor meer onafhankelijkheid van de industrie :)

  • David Byrne legt in Wired uit welke andere modellen voorhanden zijn, en maakt een matrix waarin controle en artistieke vrijheid worden afgezet tegen inkomsten.
  • MTV publiceert een overzicht van opmerkelijke gebeurtenissen in 2007: The year the industry broke. Het stuk is een aaneenschakeling van tegenvallende verkopen via de oude kanalen, van topomzetten via andere distributiesystemen, van grote artiesten die zich afkeren van hun oude labels, en van PR-blunders van labeldirecteuren.
  • MTV publiceert een artikel waarin wordt gewezen op de discrepantie tussen cd-verkoop en sterrenstatus: dat laatste heeft tegenwoordig nog maar amper verband met het eerste. Muziekale beroemdheid hangt tegenwoordig nauw samen met internet: van Myspace tot peer-to-peer downloaden. Oftewel: met het gratis verspreiden van clips en mp3’tjes.

Data op straat

Waar het privacy en internet betreft, gaat de bezorgdheid gewoonlijk uit naar wat mensen zelf op het net zetten. Hoewel het raadzaam is daarover na te denken (is het slim om op je blog te vertellen dat je op vakantie gaat wanneer je huisadres makkelijk is te vinden?) en om rekening te houden met je latere ik (wil je werkelijk tien jaar nog steeds herinnerd worden aan die foto waar je stomdronken op staat, of aan dat expliciete verhaal over die wilde nacht?), is dat niet het grootste probleem. Je hebt er vooral jezelf mee en zulke domheid schaar ik, zij het met lichte tegenzin, onder de mensenrechten. Bovendien leren men sen snel: elke keer dat dergelijke verhalen breed worden uitgemeten, is er een opvoedkundig schokeffect.

Erger is het wanneer anderenslordig zijn met onze gegevens. Instanties die slordig zijn met data, laten iets slingeren dat niet van hen is. Dat is van een andere orde. Meestal gaat het meteen om massa’s gegevens en worden duizenden of tienduizenden mensen geraakt. Het gaat daarbij vaak om gevoelige gegevens: adres, girorekening, sofi-nummer, inkomen, geboortedatum – genoeg om online iemands identiteit mee te kunnen vervalsen.

We zagen het nogal eens gebeuren, de laatste weken. Eind november bleek Defensie gegevens van mariniers online te hebben gezet: 340 pagina’s met daarop hun naam, huisadres, functie en rang. Er zaten mariniers tussen die bij inlichtingendiensten werkten. Leuk, je werkgever die je cover verraadt. Defensie verwijderde de gegevens uiteindelijk van de website maar ze bleven nog wekenlang vindbaar.

Een week geleden bleek dat Vecozo, die voor de medische sector bijhoudt wie waar verzekerd is, inmiddels 80.000 mensen toegang biedt tot haar gegevens. Van tandarts tot taxichauffeur, van apotheek tot leverancier van hulpmiddelen: iedereen kan erin grasduinen en adressen, sofi-nummers en geboortedata van verzekerden opzoeken. Daar vallen niet alleen de gegevens van bekende Nederlanders onder, maar ook de verblijfsadressen van vrouwen die voor hun man zijn gevlucht en andere geheime adressen. Zo’n site met een wachtwoord beveiligen is leuk maar dat wordt een holle frase als één op de 200 Nederlanders toegang tot de site heeft. Vecozo weigert elk commentaar.

Twee dagen later bleek verzekeraar CZ een fout in haar website te hebben waardoor de gegevens van 55.000 mensen die een offerte hadden gevraagd, te kijk stonden. Naam, adres, inkomen, sofi-nummer, bankgegevens, geboortedatum, gezinssamenstelling, roept u maar. CZ werd door een deskundige op de hoogte gesteld van het lek maar deed niets. Toen het nieuws vijf dagen later via het AD bekend werd, sloot CZ de website en riep ineens mea culpa. Hoogleraar informatica Chris Verhoef noemde de site ‘een startpagina voor identiteitsfraude, want met deze informatie kan een crimineel zo een creditcard op naam van iemand anders aanvragen.’

Vorige week ging een nieuwe richtlijn van het CBP over de online publicatie van persoonsgegevens van kracht: wie iets publiceert, moet zelf beoordelen of dat wettelijk juist is. Het gaat daarbij om bedoelde publicatie. Wat mij betreft wordt het tijd dat het CBP ferme boetes gaat uitdelen aan al wie onbedoeld persoonsgegevens publiceert of laat slingeren, want daar zit momenteel de pijn. Wie weet leren die instanties dan eindelijk om zorgvuldiger met onze gegevens om te gaan.

Naschrift: op www.spaink.net/data_breaches.html ben ik zojuist een chronologische lijst begonnen van dergelijke ‘incidenten’. Lees je ergens over zo’n voorval, mail me dan alsjeblieft, uiteraard met documentatie.

De gevaren van grote databases: de zwakste schakel

De zwakste schakel in beveiliging is meestal de gebruiker. Zo ook in de rel die zich nu in Engeland ontvouwt. Twee cd’s met daarop een kopie van de gegevens van alle Britse huishoudens met kinderen onder de 16 zijn kwijtgeraakt. Het gaat in totaal om 7 miljoen huishoudens en 25 miljoen mensen; onder de bewuste gegevens vallen onder meer naam, geboortedatum, adres, bank- en saldogegegevens. Een medewerker had een ‘kopietje’ gemaakt en de cd’s op de post gedaan.

Inmiddels is het hoofd van de Britse Belastingdienst afgetreden. De betrokkenen wordt dringend geadviseerd de komende maanden hun bankrekeningen goed in de gaten te houden.

» Two discs, 25m names and a lot of questions, The Guardian, 24 november 2007
» UK’s families put on fraud alert, BBC News, 20 november 2007

Een op tien Nederlanders verdacht

Minister Ter Horst wil de bevoegdheden van inlichtingendiensten opnieuw sterk uitbreiden. Vervoersbedrijven, banken en telecombedrijven moeten voortaan gegevens van individuele burgers en groepen verplicht aan de inlichtingendienst afstaan. Financiële transacties, vervoersbewegingen (denk aan de OV-chipkaart en het de TomTom, of het rekeningrijden), websurfen, telefoongesprekken – alles wordt, liefst live, opvraagbaar voor de AIVD. Ook andere, nog nader te noemen instanties en bestuursorganen worden verplicht mee te werken aan het leveren van gegevens over burgers. Weer een nieuwe wet in de maak, ditmaal eentje die bijna carte blanche geeft.

En er mag al zo veel, qua opvragen, en er zijn al zoveel andere wetten onderweg. Het College Bescherming Persoonsgegevens is ongerust over de enorme hoeveelheden gegevens die politie en justitie nu al mogen opvragen bij bedrijven. ‘Het verzamelen van zoveel gegevens over onverdachte mensen heeft geen toegevoegde waarde,’ zei de voorzitter van het CBP, Jacob Kohnstamm, vorige week in Vrij Nederland. Er worden tegenwoordig standaard grote hoeveelheden data over alle burgers verzameld en bewaard omdat die ‘misschien nuttig’ zouden kunnen zijn. Hij waarschuwt dat dit een breuk betekent met de grondslag van onze rechtstaat: dat alleen wie verdacht wordt, wordt geobserveerd. Terrorismebestrijding heeft de vorm aangenomen van het verzamelen van zoveel mogelijk gegevens over almaar groter wordende groepen onverdachte personen, zei Kohnstamm al in 2005.

De Nederlandse Vereniging van Banken vindt dat de overheid orde moet scheppen in het verzamelen van informatie door politie en inlichtingendiensten. Er wordt ongebreideld informatie opgevraagd, terwijl onduidelijk is waarvoor of waartoe het leidt. Slechts in zeldzame gevallen wordt vervolging ingesteld op basis van de informatie. ‘Dat ondergraaft het draagvlak voor medewerking aan de opsporingsdiensten,’ liet een woordvoerder van de NVB vorige maand aan het Financieele Dagblad weten.

De Nederlandse telecomsector is al even ongerust. Die krijgen te pas en te onpas verzoeken om gegevens over burgers aan opsporingsdiensten te leveren, soms zonder dat daar een fatsoenlijk schriftelijk bevel aan te pas komt. Het CIOT, een centrale databank waarin van dag tot dag wordt bijgehouden welke burger achter welk e-mailadres, telefoonnummer en IP-nummer zit, is afgelopen jaar maar liefst 1,8 miljoen keer geraadpleegd door de speurders. ‘Een op tien Nederlanders verdacht,’ kopte Vrij Nederland cynisch.

Een kort voor de zomer uitgebracht rapport over nut en noodzaak van al dat bewaren en opvragen is ongemeen kritisch. Het rapport, nota bene verschenen op initiatief van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, is gebaseerd op ruim honderd interviews met allerlei betrokkenen: van korpschefs en de hoofden van de diverse inlichtingendiensten tot functionarissen van ‘informatieleveranciers’ zoals de telecom- en de bancaire sector. ‘Data voor daadkracht’ concludeert dat het een warboel is. De wetten buitelen over elkaar. Niemand weet nog precies wat er mag en moet. De opslag en opvraging van gegevens over burgers gebeurt niet zorgvuldig, niet effectief, niet doelmatig en niet proportioneel. Er is geen strategische samenwerking, geen systematiek, geen bestuurlijke aandacht, geen politiek debat, en geen gemeenschappelijke visie. De overheid wil als een holle bolle Gijs alleen maar meer gegevens.

En telkens weer blijkt dat het ‘m nooit in te weinig informatie zat, of het nu over 9/11, Madrid, Londen, de Hofstadgroep of de verijdelde plannen in Duitsland gaat. Wat wel ontbreekt is fatsoenlijke samenwerking tussen overheidsinstanties. Maar liever dan naar zichzelf te kijken, houdt de overheid haar burgers in de gaten.

» Rapport Data voor Daadkracht, pdf, 960 KB, 66 pagina’s
» Aanbiedingsbrief rapport voor Tweede Kamer, 30 augustus 2007

Google wil weten wat u heeft

Elektronische patiëntendossiers zijn hot. Handig, zegt iedereen, want dan kan een behandelaar in je bestand kijken en precies zien wat je medische geschiedenis is en wat je aan medicijnen slikt. Als er een urgente situatie is weet iedereen meteen wat er aan de hand is. Dat dokter A ziet wat dokter B al voorgeschreven heeft is bovendien slim en voorkomt complicaties, want dat verhindert dat je als patiënt conflicterende pillen krijgt.

Elektronische gegevensverzamelingen zijn hot, en in het medisch bedrijf gaat een boel geld rond. Dus werken zowel Microsoft als Google aan een online medisch patiëntendossier dat mensen zelf kunnen bijhouden. Snel vanaf elke plek op te roepen en geweldig hulpmiddel voor elke patiënt en dus voor diens artsen – zeggen ze.

Persoonlijk word ik er niet blij van. Ik weet teveel van koppelingen en virussen en lekken op internet. Ik wil helemaal niet dat er zoveel gegevens online over me zijn te vinden. Ik weet hoe makkelijk zulke gegevens te hacken en te veranderen zijn en hoe kwetsbaar dat mensen maakt, zeker als het om medische gegevens gaat. Persoonlijk heb ik er voorts alleen maar last van gehad dat artsen mijn voorgeschiedenis te goed kenden. Die keer dat ik epileptisch het ziekenhuis werd ingereden, voorkwam mijn voorgeschiedenis een adequate diagnose: het zou de ms wel zijn. Het duurde een week voordat ze doorhadden dat ik last van iets nieuws had, te weten een hersenbloeding.

Wat de patiëntendossiers die Microsoft en Google aan het ontwikkelen zijn compliceert, is dat ze geen enkele binding hebben met het medisch bedrijf. Hun gegevens zijn tweedehands. Voor iedereen die een huisarts of specialist bezoekt en onderzoek ondergaat, worden gegevens vastgelegd: de aantekeningen van de arts, de uitslagen van onderzoeken. Die gegevens komen in je medisch dossier.

Maar wat komt er in je Microsoftdossier, in je Googledossier? Die bedrijven hebben geen enkele band met welk ziekenhuis ook en krijgen geen geautoriseerde gegevens aangeleverd. In je eigen Microsoft- of Googledossier staat er alleen wat jij weet en er zelf hebt ingezet. Maar op die informatie zit geen enkele controle. De arts die zich verlaat op door leken overgetypte gegevens mag wat mij betreft linea recta worden ontslagen, ook als de leek in kwestie de patiënt zelf is. Als patiënt ben je betrouwbaar als het gaat om ervaring – hier pijn, daar iets raars – maar lichamen en meetwaardes en vooral de interpretaties daarvan zijn medisch zo gecompliceerd dat een arts zich alleen kan verlaten op wat gecertificeerd als afwijkend wordt herkend. En die certificatie, daaraan ontbreekt het als patiënten zelf gegevens overtypen.

Lastiger: zelfs als Google en Microsoft waterdichte contracten met alle artsen en ziekenhuizen ter wereld zouden afsluiten, zou ik huiverig zijn. De zoekdiensten van die bedrijven weten inmiddels te veel en willen teveel. Ze weten waarop je zoekt, waar je naar kijkt, met wie je mailt, wie je vrienden zijn, wat je locatie is. Bij monde van een van haar directeuren liet Google eerder dit jaar weten dat haar ambitie is om ieders raadsman te zijn: ‘We willen dat gebruikers ons kunnen vragen: wat zal ik morgen eens gaan doen, of: wat voor baan zal ik nemen?’

Google wil antwoord op zulke vragen kunnen geven. Persoonlijke antwoorden. Bij zo’n bedrijf wil ik mijn medische kwesties niet kwijt, zeker niet wanneer dat bedrijf in een dodelijke concurrentie is verstrengeld met een ander bedrijf dat beweert hetzelfde te willen.

Het drama van technologie

Robodock 2007Mijn ogen lichtten afgelopen week op, daar op Robodock: een technologisch festival op een groot fabrieksterrein vol met rare machines , met vuurspuwende contrapties, met apparaten die elkaar of hun omgeving te lijf gaan of een ongewoon soort muziek voortbrengen, met steigerende robotpaarden en mensen in vreemde ruimtevaartpakjes, met metalen spinnen die vanaf het plafond naar je klauwen en orkesten die half geautomatiseerd spelen. Ik hou ervan als mensen inventieve dingen met techniek doen en vooral als je daar gewoon tussen kunt lopen.

Er was een tientallen meters lange metalen slang die brandend propaangas spoot uit al haar segmenten, haar staart beschermend om een ijzeren ei gekruld, die haar kop brullend en brandend naar de maan hief. Het dier kon honderden mensen warm houden. Wie gelukkig was, mocht ermee spelen: met een gamecontroller kon je de hoogte en het ritme van het vuur bepalen. Met salpeter erbij vlamde het slangenei groen op. Mensen troepten opgetogen om de slang heen en de brandweer – ruim vertegenwoordigd op het festival – keek verward om zich heen. ‘Wij zien nooit dat mensen vuur leuk vinden,’ zei een brandweervrouw op een onthutste toon die suggereerde dat er een wereld voor haar open ging. Van vuur kon je ook bli­j worden, dat wist ze nog niet. Er was een metalen hand die auto’s kon oppakken en fijn knijpen, een bar die plotseling ronddraaide, een elastieken set zakenmannen dat aan het plafond hupste, en de grootste drumset die ik ooit heb gezien. Er reden steekwagens rond en overal vlamde vuur of knalde wel iets.

Het was kortom geweldig.

Die oplichtende ogen van mij waren niet alleen van het uitkijken, van de verrassing. Sommige dingen kende ik immers al. Ze lichtten ook niet alleen op vanwege de tentoongespreide inventiviteit, hoewel je die niet mag uitwassen. Ik hou erg van de creatieve en oneerbiedige omgang met techniek – van hacken. Ik word daar vrolijk van. En ja, het spelen met gevaar is er onderdeel van. Met vuur kan altijd iets dramatisch misgaan, vandaar ook al die brandweer.

Maar gaandeweg realiseerde ik me iets anders. Dit was niet alleen verrassende doch gecontroleerde techniek, het was vooral oude techniek. Mooie maar primitieve robots, vuur, geknal. Soms zo hard dat je verplicht oordopjes in moest, dat wel, maar toch: het was beheerst gevaar. Het was eigenlijk allemaal heel erg oer en rudimentair.

Big Brother Awards 2007De werkelijke gevaren van technologie liggen elders. Dat was diezelfde week elders al even tastbaar, bij de uitreikingen van de Big Brother Awards, de poedelprijs voor privacyschenders. Aan de echte technologische bedreigingen komen geen sensationele knallen en fikkies te pas, die gaan sluipenderwijs en zonder drama, erger: vaak met onze eigen hartelijke instemming. Ongecontroleerd vuur waarbij we blij als gekken staan te joelen.

Van het Elektronisch Kinddossier waar Jan & Alleman opmerkingen over ouders en kinderen in zullen gaan opslaan, gegevens die worden bijgehouden tot een kind 19 is en daarna nog 15 jaar worden bewaard – is het een lief kind of is het teruggetrokken, zijn de ouders wel intelligent genoeg en welk geloof hebben ze eigenlijk? – tot de NS die via de OV-chipkaart al onze vervoersbewegingen wil bijhouden. Van de bodyscanners op Schiphol waar je helemaal naakt op verschijnt tot de overheid die precies wil bijhouden met wie u mailt of belt, en vanaf welke locatie. Dat is echt gevaarlijk. En geen brandweer te bekennen.

TNTY 3: Korte verhalen voor de nabije toekomst

Vers van de pers, en vanaf volgende week in de boekhandel: Korte verhalen voor de nabije toekomst, een bundel met zeven verhalen van Nederlandse auteurs. Het is het derde deel van de serie The Next Ten Years, waarvan ik hoofdredacteur ben.

Details:

Korte verhalen voor de nabije toekomst: leven in technologie – Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar – Amsterdam, september 2007 – ISBN: 978-90-388-69650 – 70 pagina’s – Auteurs: Jhinte Delft, Sam Gerrits, Karin Giphart, Niels ‘t Hooft, Karin Spaink, Jonathan van het Reve, Bas van der Velde, Robbert Welagen

Bestellen:

BolBrunaselexyz

Inhoud:

Nu internet ingeburgerd is en allerlei communicatietechnieken gaandeweg meer met elkaar worden verknoopt, rijst de vraag wat die eeuwige bereikbaarheid van mensen, de stortvloed aan beelden en de permanente strijd om onze aandacht eigenlijk met ons en met onze cultuur doet. Wat betekent het als de producten op de supermarktschappen achter onze rug om met onze mobieltjes kunnen praten? Geef je sneller een rondje als je je drankjes automatisch afrekent met een geïmplanteerde elektronische portemonnee? Kunnen we straks niet alleen ongewenste mail maar ook ongewenste mensen op onze ignore-lijst zetten? Zo ja, verandert dat ons wereldbeeld en onze omgang met elkaar?

Om erachter te komen wat de toekomst kan brengen, heeft The Next Ten Years een aantal Nederlandse schrijvers gevraagd hun gedachten te laten gaan over nieuwe, niet ontdekte maar wel denkbare communicatietechnologieën. Science-fiction van Nederlandse bodem, kortom. De auteurs van Korte verhalen voor de nabije toekomst zijn opgegroeid met nieuwe media. Sommige van hen zijn jong, anderen gaan al wat langer mee; voor sommigen is dit hun literaire debuut, anderen hebben al naam gemaakt. Maar het zijn allemaal schrijvers die radio alleen kennen als iets dat je op internet vindt, die makkelijker bloggen dan een ansichtkaartje sturen, voor wie msn’en even vanzelfsprekend is als fietsen. Hoe ziet ons leven er volgens hen in de nabije toekomst uit? Hoe stellen zij zich de ideale vorm van communiceren voor? Welke angstvisioenen en dromen hebben zij?

The Next Ten Years

The Next Ten Years is een samenwerkingsverband tussen internetprovider XS4ALL en uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. De serie belicht ontwikkelingen op en door internet. In zes halfjaarlijks te verschijnen edities worden ondergeschoven aspecten van de nieuwe media uitgediept. Eerder in deze serie verschenen Medische geheimen (2005), over de risico’s van het elektronisch patiëntendossier, en Een wereld te winnen (2006) over gaming als sport, cultuur en economie.

XS4ALL geeft alle middelbare scholen twee exemplaren van het boek cadeau. Abonnees van XS4ALL kunnen, zolang de voorraad strekt, gratis een exemplaar bestellen. Andere geïnteresseerden kunnen het boek voor circa 5 euro in de betere boekhandel kopen.

Beauty and the nerds

CCC posterNeem een discobal, drie schijnwerpers en een berkenbosje, wacht tot het avond wordt en je hebt een klein wonder: honderden lichtvlekken die over de bladeren en de grond dansen. Knoop vervolgens hangmatten tussen de berkenbomen en je hebt een magische plek waar mensen uren willen liggen praten en kijken.

We denken bij hacken altijd aan computers, maar dat is maar een deel van het verhaal. Dingen anders gebruiken dan ze bedacht zijn: dat is de kern. Een tostimachine gebruiken om je verregende manuscript te drogen is een hack, je webcam als babyfoon inzetten ook. Inventief zijn. Bedenken of iets niet anders kan. Kijken of er meer uit spullen valt te halen dan je dacht. Apparaten aanvullen, procedures omzeilen, objecten uitbreiden, verschijningen aanpassen, toepassingen verzinnen.

Mensen denken bij hackers – daarbij geholpen door programma’s als Beauty and the Nerd – aan onooglijke, sociaal onhandige types, niet aan schoonheid en esthetiek. Maar wat was het mooi, het vierjaarlijkse CCC-zomerkamp. Ditmaal had de Chaos Computer Club een oude luchtmachtbasis bij Berlijn geannexeerd. Gewoonlijk fungeert het terrein als een openluchtmuseum vol bunkers, oude Migs, antieke helikopters en ander gevechtsvliegspul maar nu kampeerden er tweeduizend hackers en aanverwanten.

Het was er prachtig, vooral ‘s avonds: overal flonkerde licht, deden laserstralen haasje-over, de bunkermuren waren rood verlicht, er waren caipirinha’s en mojito’s, het standbeeld van Lenin dat het terrein bewaakte was binnen een dag omgetoverd tot een aloha-versie met rieten rok en bloemenslinger (the communist partying), en overal kon je internet uit de bomen halen want daar daalden ethernetkabels uit neer.

Het blijft een geweldig experiment. Neem een ontoegankelijk terrein waar zowat niks is, bouw daar in een week tijd een infrastructuur met glasvezel, elektriciteit, sanitair en eettentjes en nodig al je vrienden uit. Vier feest, deel kennis en breek de boel na een paar dagen weer af. Het Nederlandse Hack-Tic was de eerste groep die een dergelijk computernetwerk in de open lucht wist te creëren, en sindsdien is het een traditie geworden.

Grappig was het ook. De jongens die er een vijver aanlegden om ‘s avonds leuk met lasers en rookmachines te kunnen spelen, werden de voorspelbare conversaties beu – ‘Wat bouwen jullie?’ ‘Een vijver.’ ‘Waarom?’ ‘Omdat dat leuk is’ – en verzonnen na de tiende keer een ander antwoord om de gesprekken wat schwung te geven. Hun vijver promoveerden ze tot biologisch experiment: ze onderzochten hoe lichtgevende algen zich ontwikkelden. Ze legden een nepsensor in de vijver (waar inmiddels zesduizend liter water in zat), ze googelden wat informatie bij elkaar om een schijnbaar samenhangend verhaal te kunnen vertellen, kochten snel een paar kilo glitter dat ze in dagelijkse porties in de vijver strooiden en terwijl iedereen keek wat er in de vijver gebeurde, keken zij wat er sociaal ontstond.

Binnen een dag legden voorbijgangers elkaar uit dat hier een gigantische petrischaal was gebouwd. De jongens leunden vergenoegd achterover en hoorden de verhalen groeien. Het Amerikaanse blad Wired kwam langs en wijdde een artikel aan dit wetenschappelijke experiment. Bijna iedereen trapte erin. We wilden allemaal zo graag dat het waar was. Niet alleen omdat het waar had kunnen zijn, maar vooral omdat het zo mooi was – mooi als verhaal, mooi als experiment, en mooi om te zien.

Wie op CCC rondliep, weet voorgoed dat de echte beauties niet de blondines zijn, maar de nerds.