Allen digitaal!

[Recensie van Marjet van Zuijlen: Doodgewoon digitaal, uitgeverij Prometeus, Amsterdam 1997.]

POLITICI WETEN NAUWELIJKS iets van nieuwe media en internet af. Doorgaans kakelt de Tweede Kamer dan ook als een kip zonder kop waar het zulke zaken betreft, en werpt men zich te Den Haag in een collectieve hysterie wanneer een netgebruiker The Anarchist Cookbook, een verzameling anarchistische verzetstips waarin ook het vervaardigen van explosieven wordt uitgelegd, op een Nederlandse homepage zet: dan worden er stante pede doodserieuze kamervragen gesteld of dit nu maar allemaal kan, hier in Nederland. Ja, dat kan; het werkje is zonder enig probleem in de boekhandel verkrijgbaar; dus waarom zou het niet op een homepage mogen staan als de auteurs daarvoor toestemming geven?

‘t Is daarom werkelijk heel loffelijk dat een politicus zich verdiept in (een deel van de) nieuwe media en onderzoekt wat het belang en de mogelijkheden van Internet zijn. Marjet van Zuijlen, die voor de PvdA in de Tweede Kamer zit en woordvoerder mediabeleid en telecommunicatie is, heeft dat gedaan en er een bundel essays over gepubliceerd. Het prettige aan haar bundel is dat ze ‘mediabeleid’ niet langer definieert als ‘de omroepen’, noch telecommunicatie als iets met telefoontoestellen. Ze behandelt kabel, satelliet en telefoonlijnen als een samenhangende infrastructuur, die ook bedrijfsmatig steeds meer verknoopt raakt.

KPN bijvoorbeeld, de voormalige PTT, heeft buiten haar oorspronkelijke telefoonnet tevens flinke aandelen in internet providers (Planet Internet en World Access), in kabelnetwerken, en gedurende enige tijd in een commerciële tv-zender (het godlof opgeheven Sport7); voor Philips gelden vergelijkbare constructies. Allerlei communicatiemethoden zijn in de afgelopen jaren losgewrikt van de apparaten waarmee ze eerder exclusief waren verbonden: tegenwoordig kun je via het net faxen, telefoneren, tv kijken en radio luisteren; via de tv kun je – zij het rudimentair – e-mail sturen, homepages bekijken of lokale diensten raadplegen. Telefoons zijn mobiel geworden en je post achtervolgt je voortaan over de hele wereld.

Nieuwe ontwikkelingen roepen nieuwe vragen op, zoals te verwachten en te voorzien was. Leuk, dat gedoe met de publieke omroep hier in Nederland, en mooi geregeld ook met die omroepbijdragen, maar wat te doen als lidmaatschap van een omroep niets meer zegt over daadwerkelijk kijkgedrag en Nederland sowieso vaker op commerciële zenders afstemt dan op de publieke zenders? Wanneer je de tv gewoon op je computer kunt krijgen en geen omroepbelasting betaalt? Hoe moet dat met al die stations die zich verdringen voor een plaats op de kabel? Wie mag – en op welke gronden – uitmaken welk pakket in welke steden doorgegeven wordt, en hoe ga je daarbij monopolies en oneerlijke concurrentie tegen? Hoe zorg je dat ideële omroepen ook geprogrammeerd blijven? Waar moet je overheidsinformatie kwijt, wanneer haast niemand de Postbus 51-spotjes op de Nederlandse zenders nog ziet? En netgebruikers blijken sowieso minder tv te kijken: het gemiddelde AOL-huishouden ziet 15% minder tv, een daling van maar liefst zeven uur per week. (AOL, America On Line, is de populairste internet-provider in de VS.)

En dan dat internet. Een nieuwe manier van informatievoorziening en communiceren, waar overheden steeds meer gebruik van maken. Moet het onderwijs mensen daar niet verplicht wegwijs in maken? En mocht dat zo zijn, hoe verwerven oudere mensen zich zulke vaardigheden dan? Speelt het net een rol in politieke informatie en organisatie? Moet je bijvoorbeeld referenda via het net – of via de kabel – gaan houden? En wij kunnen hier leuk allerlei wetten hebben, maar het net trekt zich daar niet veel van aan: racistische uitingen zijn hier verboden maar in de VS onderdeel van het recht op vrijheid van meningsuiting, en de Centrumpartij heeft haar homepage daarom voorzichtigheidshalve ondergebracht in de VS. Singapore wil geen politieke tegenstanders op het net; dus zetten opponenten hun homepages in Finland. Heeft een begrip als ‘nationale soevereiniteit’ nog betekenis in die constellatie?

Allemaal zinnige vragen, da’s buiten kijf. En belangrijker nog: allemaal vragen waar nog maar nauwelijks en public over is nagedacht. Daarom is het des te treuriger dat Van Zuijlens boek zo verpletterend saai en zo dodelijk braaf is. Het is het produkt van een volleerd vertrutte ambtenaar geworden, een exemplarische bestuurlijke nota: geen onvertogen woord rolt er uit haar cursor, geen enkele opruiende uitspraak, fascinerende stellingname of originele gedachte valt er in haar boek te bekennen. Ze geeft blijk van een unverfroren vertrouwen in de samenwerking tussen (ondernemend, innoverend) bedrijfsleven en (controlerende, regulerende) staat, waarvan de burger – oh glorie – niets dan vruchten zal plukken. Ze roemt de bedrijfsmatige ‘vertikale integratie’: multinationals die samenwerken in de nieuwe media, waarbij ze zowel hardware als software (‘content’, heet dat tegenwoordig) leveren. Wrang, maar voorspelbaar, was dat juist in de weken na het verschijnen van Van Zuijlens bundeltje de ene na de andere multinational aangaf uit de multimedia-business te willen stappen: KPN trekt zich terug, net als Philips, Siemens en het Britse Cable & Wireless. Het levert ze te weinig geld op, en bovendien weten ze niet goed wat ze ermee aan moeten, met die multimedia.

De burgers worden door Van Zuijlen onderwijl gereduceerd tot de passieve ontvangers van al dit schoons: nergens klinkt het besef door dat het net vooral door haar gebruikers tot bloei is gekomen, en nauwelijks door de inspanningen van bedrijven of overheden. Evenmin lijkt Van Zuijlen zich te realiseren dat mensen zich via het net organiseren en dat activisme er een steeds prominenter rol krijgt. Des te curieuzer maakt dat haar uitgangspunt: Wij Moeten Allen Het Net Op En Digitaal Worden. Afgaande op wat Van Zuijlen erover schrijft: uit burgerplicht vermoedelijk, in plaats van uit plezier of nieuwsgierigheid, om gelijkgestemden en informatie te vinden, of uit de simpele wens om rond te hangen, wat te kletsen en keet te trappen. En het stuitende is dat ze er met haar internet-feiten vaak naast zit en grove lacunes in haar teksten laat.

Juist van een sociaal-democrate – iemand wie sociale verbanden en organisatie aan het hart gaan, en die zich thans zorgen zou moeten maken over weg-ebbende zorg – had ik bijvoorbeeld verwacht dat ze aandacht zou besteden aan netgemeenschappen. In veel landen ontwikkelen zich digitale gemeenschappen waar men zich toelegt op onderlinge steun: bejaarden en zieken worden in contact gebracht met vrijwilligers, mensen regelen er afspraken om voor elkaar te koken of klusjes bij elkaar in huis te doen, of er worden lotgenotencontacten bevorderd – bijvoorbeeld tussen aidspatiënten of ouderen. In veel steden is het verenigingsleven al doende opgebloeid, en kunnen gebrekkige overheidsvoorzieningen tenminste gedeeltelijk worden ondervangen.

Van Zuijlen wijdt er geen woord aan. Ze spreekt uitgebreid over digitaal geld en betalingen via het net, maar bepaalt haar betoog tot chipcards en I-pay: oftewel tot di­e systemen die het betalingsverkeer tussen burgers en bedrijven regelen. Aan Digicash, de enige methode die toestaat dat mensen onderling geld verrekenen en die anonimiteit toestaat, besteedt ze geen aandacht. Wanneer ze over encryptie spreekt – het versleutelen en signeren van gegevens – is de context die van ‘misdaadsyndicaten en andere criminelen’ die misbruik kunnen maken van dergelijke technieken, terwijl encryptie vooral een keurige techniek is om een envelop om een e-mailtje te doen.

Belangrijker nog dan deze verzegeling is dat encryptie de enige techniek is die mensen in staat stelt om de betrouwbaarheid van elektronische berichten te na te gaan. Op het net is het vervalsen van een afzender een fluitje van een cent, en alleen via zo’n versleutelde handtekening kan de herkomst van een bericht gecontroleerd worden: klopt de sleutel, dan klopt de afzender. Authenticatie is vaak broodnodig: iedereen kan het namelijk doen voorkomen alsof ze de beheerder van de Nederlandse nieuwsgroepen zijn en in die hoedanigheid systeembeheerders adviseren om allerlei groepen op te heffen of juist aan te maken, en iedereen kan een mailtje rondsturen aan werknemers binnen een bedrijf om te melden dat er een virus rondwaart en alle computersystemen derhalve subiet plat moeten om verdere schade te voorkomen.

Haar behandeling van privacy en bestandskoppelingen is heel erg summier. Bedrijven verzamelen gegevens over hun klanten, voor een deel via betaal- en spaarkaarten, en overheden koppelen allerhande databases aan elkaar. Dat is soms lastig, meldt Van Zuijlen, vanwege de ongevraagde direct mail die er het gevolg van blijkt te zijn, en vaak handig, vanwege de fraudebestrijding. Zulke bestanden kunnen echter misbruikt worden. Maar gelukkig waakt de Nederlandse Registratiekamer tegen dat laatste, en misschien moeten burgers meer instrumenten in handen krijgen om op te kunnen treden tegen zulk misbruik. Einde verhaal.

Niets over de imposante blunders die zijn gemaakt met het automatiseren van bestanden: sociale diensten en politiecorpsen die voor miljoenen guldens systemen lieten ontwikkelen die hun gegevens nergens mee konden uitwisselen, en die totaal herschreven moesten worden; niets over de problemen rond het corrigeren van dergelijke informatie (wie herinnert zich niet de kwestie rond de schier eindeloze en onverbeterbare fouten in de bestanden voor de studiebeurstoekenning?). Niets over de plannen voor geautomatiseerde nummerbordherkenning, die het mogelijk maken na te gaan wanneer welke auto zich waar bevond. Burgers worden steeds ‘transparanter’ voor de overheid, en het is nogal een gotspe om te beweren dat juist de overheid ons, de burgers, beschermt tegen zulke ontwikkelingen.

Over privacy op het net meldt Van Zuijlen nauwelijks iets: dat het de aandacht heeft. Fijn. En dat terwijl je versteld staat wanneer je je realiseert hoeveel sporen je achterlaat op het net, en wat daarmee gedaan kan worden. Allerlei bedrijven vissen via scriptjes gegevens uit de computers van degenen die hun homepages bezoeken, en tal van bedrijfjes leggen zich erop toe e-mail adressen te verzamelen om die vervolgens voor direct e-mail te misbruiken (iets waartegen steeds meer netgebruikers zich beschermen door fake-gegevens in de programma’s te stoppen waarmee ze nieuws lezen of homepages bekijken). In de VS is het versturen van dergelijke massamail, die bekend staat als ‘spam’, inmiddels strafbaar gesteld; vooral op grond van het argument dat de argeloze gebruiker die al die rommel in z’n electronische postbus krijgt, zelf opdraait voor de kosten van het ophalen ervan. Was misschien een leuk ideetje voor Van Zuijlen geweest, om spammen strafbaar te stellen; internettend Nederland zou opgelucht hebben ademgehaald.

Ook eenvoudige berichtjes die mensen posten in nieuwsgroepen zijn, voor wie kwaad wil, niet zo onschuldig als ze lijken: wanneer je de gegevens die erin vervat zijn combineert – en dat is niet moeilijk, aangezien een aantal pagina’s op het net alle berichten in de nieuwsgroepen archiveren – is een vrij gedetailleerd profiel van iemand vast te stellen. Het blad PC World koos recent een willekeurige netgebruiker uit en traceerde diens publieke berichten; op grond daarvan wisten ze binnen de kortste keren te vertellen waar en wanneer hij geboren was, waar hij woonde, welke opleidingen hij had gevolgd, waar hij werkte, wat zijn voor- en afkeuren waren en waar hij de laatste drie jaar op vakantie was geweest. Toen de geschrokken netgebruiker daarna zijn gegevens wijzigde, vond het blad hem snel terug: met z’n telefoonnummer er zelfs bij, ditmaal.

Nu is dit voorbeeld tamelijk onschuldig, maar het zou goed zijn dat mensen zich beter realiseren dat het net allerlei persoonlijke gegevens gruwelijk openbaar maakt. Bovendien verandert de zaak natuurlijk nogal wanneer je ergens in een nieuwsgroep meldt dat je aids hebt of een stoer verhaal vertelt over je drankgebruik. Iemand die je schade wil berokkenen, hoeft zo’n berichtje maar naar je baas te sturen om je in de problemen te brengen.

Naar aanleiding van de discussies over censuur op het net neemt Van Zuijlen het enige mogelijke standpunt in: dat censureren nauwelijks helpt, aangezien informatie op het net de onstuitbare neiging heeft de plek te zoeken waar ze geaccepteerd wordt. Maar ik had haar graag een fermer standpunt in zien nemen waar het ‘t filteren van informatie betreft. Tegenwoordig zijn er programma’s in omloop waarmee ouders kunnen verhinderen dat hun kinderen bepaalde soorten informatie zien; het gaat dan – uiteraard – om seks en geweld.

De manieren waarop de diverse filterprogramma’s werken, zijn echter radikaal verschillend. De ene groep stelt gebruikers in staat zelf hun filters te definiëren (en die te beschermen met een wachtwoord – voor je het weet heeft je kind het filterprogramma anders gekraakt). De andere groep – CyberSitter, SurfWatch – werkt met aangeleverde filters. Juist over die laatste groep is commotie ontstaan: ze blokkeren niet alleen pornopagina’s, maar ook de homepage van de in-en-in keurige National Organization of Women en alle pagina’s over homoseksualiteit. En nadat een oplettende netbewoner zulks bekend maakte, ook homepage van deze boze jongeling en die van de organisatie die zijn artikel overnam. Uit haar boek maak ik op dat Van Zuijlen geen weet heeft van zulke vormen van censuur.

En tenslotte heeft ze geen oog voor wat het net betekent voor politieke acties. Ze schrijft wel braaf dat de overheid haar informatie via het net aan de burgers ter beschikking zou moeten stellen, maar verzuimt te melden dat die plannen pas vorm aannamen nadat het politiek onderzoeksbureau Jansen & Janssen het complete IRT-dossier, dat uitsluitend tegen betaling van honderden guldens te koop was, gratis op het net zette; een initiatief dat zelfs de voorpagina van NRC Handelsblad haalde. In Servië werd de enige radiozender die een stem gaf aan de protesteerders wekenlang in opdracht van Milosevic gestoord; de uitzendingen konden doorgaan, omdat de provider XS4all de uitzendingen van B92 als RealAudio-bestanden op het net zette, en werden in Servië daarna op tape verspreid. In London verdedigen twee actievoerders zich al sinds 1990 tegen een smaadzaak die McDonald’s tegen hen aanspande; hun informatie krijgen ze momenteel via het net aangeleverd, door gelijkgezinde zielen elders ter wereld, en verspreiden ze op dezelfde manier. Het blad Radikal, dat in Duitsland verboden is maar in Nederland gewoon verkocht mag worden, is in Nederland op het net gezet – zodat ook de Duitsers het kunnen lezen. Met als gevolg dat een aantal Nederlanders thans het risico lopen gearresteerd te worden zodra ze voet in Duitsland zetten, en een Duits parlementslid voor de rechter is gedaagd uitsluitend vanwege het linken naar die pagina. Scientology, dat erin excelleert haar critici te isoleren en de diverse rechtbanken waarmee ze van doen heeft verschillende, onderling tegenstrijdige verhalen te vertellen, merkt nu dat ze te maken heeft met critici die elkaar binnen het uur kunnen informeren en die informatie uitwisselen dat het een aard heeft; dat ondermijnt Scientology’s strategie nogal. Het enige dat Van Zuijlen over zulke ontwikkelingen oppert is dat politieke partijen misschien homepages en discussiegroepen moeten beginnen. Tof plan, mevrouw Van Zuijlen.

Misschien moet ze ‘s een boek lezen over internet.

*

Het blad TelePC publiceerde twee maanden later een interview met Marjet van Zuijlen, en vroeg haar naar mijn reactie op mijn boekbespreking. Van Zuijlen sprak als volgt:

En ik maar denken dat men leren kan (en wil) van recensies.

Geweld en media

MIDDEN IN HET debat over kindermoorden en mediastilte wijdde de VPRO gisteravond drie uur en elf sprekers aan geweld. (Drie uur en elf sprekers; had daar nu niet een mevrouw tussen gekund? Iets over Hannah Arendt bijvoorbeeld, of Wendy Chapkis? Al was het maar om te laten merken dat het nadenken over geweld zich niet beperkt tot jongens.)

De psycholoog Wiegman leek een aanhanger van de copycat-theorie: zien doet volgen. Hij had kinderen laten spelen met computers; de ene helft kreeg educatieve spelletjes, de andere helft mocht zich op vechtspelletjes storten (en wat ik daarvan op het beeldscherm zag, is aanzienlijk braver dan mijn eigen favoriete vechtspellen: Doom en Quake). Volgens Wiegman reageerde de groep die vechtspelletjes had gedaan, na afloop aanzienlijk agressiever in gesprekken dan de groep die educatieve spelletjes had gedaan.

Interessanter lijkt mij echter om na te gaan in hoeverre dergelijk gedrag beklijft; wie net uit een voetbalwedstrijd komt, is waarschijnlijk ook agressiever dan wie de hele middag thuis heeft zitten borduren of tekeningen heeft zitten inkleuren, maar de vraag is of dat iets zegt over iemands dagelijks gedrag. En misschien is voor de kinderen die voetbal kiezen, en die na afloop licht geënerveerd rondlopen, dat spelletje juist een prettige uitlaatklep voor energie en onrust die anders een minder prettige vorm zou krijgen.

Ander onderzoek van deze zelfde Wiegman had uitgewezen dat veel ouders een groot voorstander zouden zijn van een geweldsfilter in televisies, juist omdat ze bezorgd zijn over de hoeveelheid agressie die kinderen via de televisie te zien krijgen en ongerust zijn over de effecten daarvan op hun kind. Toestellen waarin zo’n chip geïnstalleerd is, schakelen over op een andere zender of slaan af zodra er een overmaat aan geweld op een kanaal is te zien.

Een dergelijke oplossing lijkt me vrij onzinnig. Niet alleen vanwege het gigantische definitieprobleem – is een cartoon van Tom & Jerry die elkaar op alle denkbare manieren de hersens inslaan, gewelddadig? – maar vooral omdat het zo’n stupide oplossing is: schuif het probleem maar af op de techniek. De interviewer vroeg Wiegman quasi-onschuldig of ouders die voorstander van zo’n chip waren, die tv dan niet gewoon zelf konden uitzetten; waarna Wiegman iets onduidelijks mompelde over dat pappa’s en mamma’s toch niet altijd thuis zijn.

Het kwam me over als een uiterst naïef onderzoek. Natuurlijk zeggen alle ouders dat ze zich zorgen maken over het geweld waaraan kinderen blootstaan; dat vindt namelijk iedereen, tegenwoordig. Maar tegen professor Wiegman zeggen dat ze dat zelf wel regelen en van tijd tot tijd ferme discussie voeren met het kroost dat de Power Rangers of de Teenage Mutant Ninja Turtles toch niet met het heuse leven verward dienen te worden, en dat met twee woorden spreken en beleefd zijn veel belangrijker is dan het been tot op borsthoogte kunnen schoppen – welnee. Een handige chip in de tv en alle ouders kunnen weer rustig slapen.

Iets zegt me dat zulks te simpel gedacht is, en zich baseert op afgeschoven verantwoordelijkheid. Vermoedelijk is die chip vooral aanleiding voor kinderen om hun soldeerboekjes uit de kast te halen, en uit te zoeken hoe die chip valt te omzeilen. (Een geweldige impuls voor de juveniele omgang met moderne techniek, dat wel. ‘t Is vast een snood plan van de computerindustrie.)

Op het internet woedden vergelijkbare discussies over het weren van geweld en ander voor kinderen ongeschikt materiaal – lees: seks. Er zijn browsers in omloop, programma’s om homepages te bekijken, die een ingebouwd filter hebben en kinderen verhinderen de seks- en geweldpagina’s te bezoeken. Sommige van die browsers werken op basis van een door anderen aangeleverd filter; het probleem daarmee is tweeledig. Ten eerste zijn er zoveel pagina’s op het net en veranderen die met een dusdanige regelmaat dat indexering alleen uit te voeren is op grond van trefwoorden, en de controlerende instantie er meer dan een dagtaak aan heeft om de te censuren pagina’s bij te houden. En ten tweede weet je als ontvangende partij van deze moderne Codex nooit precies op grond waarvan de selectie plaatsvindt.

Zo bleek zeer recent dat een van deze beschermende browsers, CyberSitter, niet alleen de homepage van de in- en inkeurige National Organization of Women (zoiets als Opzij) verboden stelde, maar ook alle pagina’s die over homoseksualiteit handelen. De journalist die een en ander wereldkundig maakte, zag de homepage waarop zijn artikel over deze kwestie stond prompt eveneens gecensureerd door CyberSitter.

Andere browsers stellen ouders zelf in staat een serie woorden op te geven die als filter worden gebruikt. Geen seks, geen geweld, geen – nu ja, wat ze ook maar niet willen dat hun kinders zien. Maar kinderen zijn slim met computers. Die wijzigen zo’n lijstje zo, en het is een kleine moeite voor een whizzkid in spe om zelf stiekem een volwassen browser – zoals Netscape – op te halen van het net, waarna je geen last meer hebt van ouderlijke restricties, omdat je die hele CyberSitter niet hoeft te gebruiken.

Wat me speet was dat het Japanse fenomeen gedurende die drie uur nergens echt aan de orde kwam; er waren hooguit wat allusies. Japan is een land waar verhoudingsgewijs zeer weinig geweldsmisdrijven voorkomen, maar waar de media niettemin vergeven zijn van geweld. De mangastrips, actie- en horrorfilms waarin het bloed alle kanten opspat en hele volksstammen onderling venijnig strijd leveren, zijn niet te overzien; en de consumptie van dergelijke genres wordt als heel oirbaar beschouwd. Maar van imitatie-gedrag – of van de angst daarvoor – is in Japan kennelijk geen sprake. Waarom niet? Omdat discipline in Japan zo voorop staat? Omdat veel mensen van jongsafaan gestileerde vormen krijgen aangereikt om geweld in te verpakken, namelijk de Japanse vechtsporten? Omdat beheersing en respect in de omgang met anderen zo’n grote rol speelt?

In de VPRO-uitzending noemde Phillip Walker gebrek aan zelfrespect als de voornaamste reden waarom mensen geweld pleegden. Wie zichzelf niet respecteert, heeft niets te verliezen; die kent geen grenzen meer, betoogde hij. In Japan gaat het echter niet om zelfrespect, iets privé’s: daar gaat het om eer, de communale tegenhanger van zelfrespect. Je mag jezelf verachten, zolang je een ander maar hooghoudt. Ik vind dat een mooie gedachte.

Vieze verhalen II

PANORAMA BRACHT RECENT een ‘dossier’ uit over kinderporno. Boekhandel Vrolijk werd er in die special valselijk van beschuldigd een rol in de verspreiding van kinderporno te spelen (wat de winkel op twee bommeldingen kwam te staan, en veel onthutste klanten), en Theo Santfort werd zoveel lelijks aangesmeerd – hij zou een spin in een kinderporno- en pedofilienetwerk zijn, beweerde Panorama – dat de Privé, ook niet vies van een zelfgemaakte rel, besloot zijn buren lastig te vallen met de quasi-onschuldige vraag: “Krijgt mijnheer Santfort wel eens jongensbezoek?” De Tros, die in 2 Vandaag al eerder dezelfde verdachtmakingen had geventileerd, kwam later met een officiële rectificatie. Panorama niet, bij mijn weten.

Maar Panorama bracht meer dan alleen deze herkauwde beschuldigingen. En hoe! Op het omslag stond een serie mini-portretjes van kinderen, met daaronder de schreeuwende kop: “Panorama zocht uit: DEZE KINDEREN WORDEN IN NEDERLAND MISBRUIKT. Herkent U ze? Bel 023-5463341.” De kop wekte de suggestie dat er een opgerold kinderbordeel in het geding was. Het bleek echter om kinderen te gaan die voorkwamen op foto’s die op Internet circuleerden. Wat het internationaal publiceren van foto’s nu met daadwerkelijk misbruik van deze kinderen hier in Nederland had uit te staan, bleef in het bijbehorende artikel onderbelicht – tenzij Panorama het opgewonden raken door zulke foto’s al als misbruik betitelt, in welk geval de genoemde misstand zich niet tot Nederland beperkt, aangezien de foto’s gepost worden in nieuwsgroepen die overal ter wereld gedownload kunnen worden.

Om zelf nu eens te zien wat er aan kinderporno op het net circuleert, heb ik de kinderporno-groepen op Internet vier weken lang gevolgd. Een flink deel van de afbeeldingen die Panorama had aangetroffen, trof ook ik aan; de plaatjes worden kennelijk keer op keer opnieuw gepost (je mag hopen dat zulks gebeurt bij gebrek aan nieuw materiaal). Van die speurtocht werd ik bepaald niet vrolijk. Er zitten foto’s tussen, of een heel enkele keer korte videofragmenten, van zes- of zevenjarige meisjes die door middelbare meneren worden geneukt.

Maar zo erg als Panorama suggereert dat het is, was het zeker niet. Er zijn nogal wat onschuldige plaatjes bij: gewoon blote kindjes, waarnaar je nu, uitsluitend omdat ze in kinderporno-groepen worden gepost, met een ander oog kijkt, maar die je voor het overige met een gerust hart bij de fotowinkel om de hoek zou laten afdrukken. Veel van de afbeeldingen waar kinderen wel met seks in de weer zijn, zijn ook nu in Nederland niet verboden: de kinderen op de plaatjes zijn twaalf of ouder, en dat is de wettelijke grens die hier gehanteerd wordt.

Panorama maakte zich erg boos over een videofragment dat onder de naam ‘OhDaddy5!’ werd gepost. Ik ben het filmpje tegengekomen: op het openingsbeeld wordt weliswaar vermeld dat hier iemand met een vijfjarige bezig is, maar als je het lichaam van het kind ziet – haar gezicht blijft buiten beeld – blijkt ze aanzienlijk ouder: ik schat elf. Het zijn niet alleen pedofielen die zich graag laten bedotten door de opgegeven leeftijd: datzelfde lot treft de bestrijders van kinderporno.

Opvallend is dat veel van de geposte plaatjes oud zijn; ze komen duidelijk uit tijdschriften die in de jaren zeventig werden uitgegeven. Kleding, kapsels, gordijnen en meubels zijn onmiskenbaar gedateerd. De meeste kinderen waarnaar Panorama zo fervent zegt te zoeken, zijn inmiddels waarschijnlijk rond de dertig – wat het hele verhaal tamelijk ridicuul maakt. Overigens is vrijwel alles wat gepost wordt, heteroporno; zelden zie je een jongetje dat wordt genomen door een volwassene.

Kinderporno posten is verboden. En in tegenstelling tot wat Panorama suggereert, wordt er wel degelijk iets aan gedaan in Nederland: wie op het net door een Nederlander geposte kinderporno tegenkomt, kan zulks melden bij het Meldpunt Kinderporno. Die waarschuwen de poster dat hij of zij een misdrijf begaan heeft, en verzoeken hem dringend om de foto te wissen. Bij een volgende melding over dezelfde persoon wordt tot aangifte overgegaan. Als gevolg daarvan is kort geleden een Brabander door de politie van zijn bed gelicht en ingerekend.

Het verbod op kinderporno vloeit voort uit het argument dat een kind onder de twaalf nauwelijks kan uitmaken of het seks leuk vindt, en er makkelijk dwang en machtsmisbruik aan te pas komt. Dat laatste is ontegenzeglijk waar – doch of dat moet betekenen dat foto’s van zulk seksueel verkeer onder alle omstandigheden verboden moeten zijn, vind ik twijfelachtig, hoewel ik kinderporno bepaald geen groot goed vind, integendeel. Maar foto’s, video’s en films van moordpartijen zijn niet illegaal, hoewel moord zelf in elk land een strafbaar feit is. Het verschil tussen beeld en werkelijkheid dreigt licht uit het oog verloren te worden – zoals Panorama ook overkwam toen het blad suggereerde dat er, uitsluitend door het circuleren van deze foto’s, sprake was van daadwerkelijk misbruik van deze kinderen, hier en nu, in Nederland.

Zulke verschillen tussen beeld en werkelijkheid nemen alleen maar toe. Voor iemand die enigszins bedreven is met grafische programma’s is het tegenwoordig betrekkelijk eenvoudig om foto’s te manipuleren. Je kunt iemand z’n kleren uittrekken, een hoofd op een ander lichaam monteren, twee foto’s in elkaar schuiven; het resultaat is alleen door een kenner van een ‘echte’ foto te onderscheiden.

In de kinderporno-groepen circuleert een goed voorbeeld van zo’n montage. Op de eerste foto staat een meisje van zes, zeven jaar afgebeeld, dat met toegeknepen ogen links omhoog kijkt; haar haar is vochtig. ‘Een strandscène’, denk je subiet. Ik heb ook zo’n foto van mezelf. Op de tweede foto bevindt zich links naast het hoofd van het meisje een penis in erectie; er ligt een kinderhand omheen geslagen. Of het de hare is, valt niet uit te maken. Rond de mond van het kind zit sperma. ‘Kinderporno’, denk je. En dat is het ook, natuurlijk. Maar welk van die twee foto’s het origineel is? Zijn dat geslacht, dat handje en dat sperma op de eerste foto weggeretoucheerd, of zijn die er op de tweede foto juist bij gezet?

In Amerika is zo’n gemanipuleerde foto, ook als onomstotelijk vast staat dat het een montage is, verboden en kan de maker ervan een lange gevangenisstraf tegemoet zien. Panorama zal dat een verheugend bericht vinden. Maar ik heb liever dat mensen foto’s manipuleren dan kinderen.

Proto-informatisering, of: Arts en internet

HET IS EEN BEKEND verschijnsel dat mensen die een ernstige ziekte hebben, zich in de medische aspecten ervan verdiepen en het wetenschappelijk jargon overnemen. Dat heet ‘proto-professionalisering’. Je moet trouwens ook wel, als patiënt. Ik herinner me dat ik in het eerste jaar dat ik wist dat ik ms had, boeken erover las en om de haverklap woorden tegenkwam die ik voordien niet kende; uiteindelijk besloot ik zelf een medisch lexicon aan te leggen om beter te kunnen begrijpen hoe mijn lichaam sinds die ziekte in elkaar zat. Bijna twintig pagina’s vol lemma’s als spastische paraparese, retrobulbaire neuritis, oligodendrocyten en glia-cellen. Hoezo proto-professioneel, dacht ik toen ik die lijst laatst weer zag: het leek warempel wel alsof ik studeerde voor een medisch examen. Maar sindsdien weet ik tenminste waar mijn arts het over heeft als hij spreekt over myeline, over visus, over neuralgie of over nystagmus.

Sommige patiëntenorganisaties zijn uiterst alert op ontwikkelingen met betrekking tot ‘hun’ ziekte en houden nauwgezet bij wat er aan wetenschappelijk en farmaceutisch onderzoek gaande is; ze verspreiden die informatie doorgaans via hun ledenbladen. Patiënten kunnen zo over meer parate kennis en actuele informatie met betrekking tot hun ziekte beschikken dan hun huisarts en – in een enkel geval – dan hun specialist.

Die situatie is tegenwoordig niet uitzonderlijk. Was medische informatie voorheen moeilijk te vinden voor een leek (je moet een goed geoutilleerde bibliotheek in je buurt hebben om gespecialiseerde medische tijdschriften bij te kunnen houden, en welke patiënt heeft nu in hemelsnaam toegang tot congresverslagen en -toespraken?), nu is dat aan het veranderen: door Internet.

Op Internet bestaan tal van nieuwsgroepen georganiseerd op basis van ziektes, handicaps en stoornissen: variërend van stotteren en schizofrenie tot Tourette, Crohn en prostaatkanker. Onder de naam ‘alt.support.{ziekte}’ vind je nieuwsgroepen die overwegend door patiënten zelf gebruikt worden; de nieuwsgroepen van het type ‘sci.med.{ziekte}’ zijn wetenschappelijker van aard. De misc.health-groepen zijn een mengvorm. Veel van de alt.support- en de misc.health-groepen beschikken over een zogeheten FAQ, een lijst met Frequently Asked Questions, waarin allerlei veel voorkomende vragen over die specifieke ziekte worden beantwoord, meestal voorzien van uitgebreide literatuurlijsten, bronnen en verwijzingen. Deze FAQs worden samengesteld op grond van de informatie die de verschillende deelnemers aan de nieuwsgroepen in de loop der tijd hebben verzameld. De dagelijkse berichten in zulke nieuwsgroepen wisselen van vragen als: ‘Wat zijn de eerste symptomen’, ‘Hoe kan ik aan het werk blijven’ en ‘Wat zijn jullie ervaringen met dit middel’, tot stevige wetenschappelijke verhandelingen.

De sci.med-groepen zijn wetenschappelijker. Er worden artikelen uit medische tijdschriften gepost, er wordt gediscussieerd over de merites van benaderingen en behandelingen, er worden vetes uitgevochten. Om een beeld te geven van het berichtenverkeer: sci.med.aids bevat het dagelijkse aids-nieuwsbulletin van het Amerikaanse CDC (Center for Disease Control and Prevention), waarin werkelijk al het nieuws dat over aids wordt gepubliceerd – mits Engelstalig voorhanden – samengevat wordt.

De bulletins van de afgelopen week bevatten onder meer het nieuws dat Johnson & Johnson hun hiv-thuistest terugtrekken; de bevinding dat hiv zich in gevangenissen sneller verspreidt dan waar ook; een rapportage over een mogelijk vaccin tegen hiv, waarbij hiv wordt ‘verpakt’ in een ander virus, in dit geval hoenderpest; een verslag van een Frans onderzoek waaruit blijkt dat het immuunsysteem van kinderen met hiv-2 aanzienlijk langer adequaat blijft dan dat van kinderen met hiv-1, en een samenvatting van een in Science gepubliceerd onderzoek dat suggereert dat hiv aanvankelijk de normale afsterving van T-cellen tegenhoudt. Soms geven betrokkenen rechtstreeks commentaar op deze samenvattingen: zo was er deze week een repliek op het bericht dat er in Oeganda – waar het aantal seropositieven naar schatting 1,9 miljoen mensen bedraagt – dagelijks 8500 nieuwe mensen besmet raken. Een wetenschapper die wel bezorgd maar niet paniekerig was, haalde bronnen en berekeningen aan die op ‘slechts’ 600 nieuwe besmettingen per dag uitkwamen. Voorts bevat de nieuwsgroep persverklaringen van aidsorganisaties en staan er berichten in van patiënten die informatie en verwijzingen zoeken.

*

HET INTERESSANTSTE AAN de verschillende type nieuwsgroepen, de alt.support- en de sci.med-groepen, is dat ze beide door zowel patiënten als door onderzoekers, artsen en vertegenwoordigers van belangenorganisaties worden gevolgd.

De status van al die berichten is onduidelijk. Dat iemand een medische titel achter zijn of haar naam heeft of post namens een degelijk klinkend instituut, zegt niet zoveel. Niet zozeer omdat iedereen op Internet zich elke willekeurige naam kan aanmeten en zich met titels en trofeeën kan behangen, en ook niet omdat elke willekeurige Internet-gebruiker een kolderbericht kan posten dat de schijn van wetenschappelijkheid draagt. Wie wat langer meegaat op het net, weet dat je niet alles wat je leest moet geloven.

Het punt is dat al die groepen draaien om kennis die niet uitgekristalliseerd is, en om ziektes die niet zonder meer overgaan of tot stilstand kunnen worden gebracht. Een groep die het over verkoudheid of de mazelen heeft, bestaat uit de aard der zaak niet. Het gaat altijd om nare ziektes en om nieuw onderzoek, nieuwe hypotheses, nieuwe bijwerkingen of nieuwe interpretaties en om conclusies die betwist worden of verder onderzoek behoeven.

Nu kun je over zo’n gedachtenuitwisseling als arts of als wetenschapper wellicht redelijk onthecht spreken – hoewel ook die wetenschappelijke debatten regelmatig met vuur en vlammen worden gevoerd, en de insinuaties soms niet van de lucht zijn – maar voor patiënten hangt er meer vanaf dan het aanzien dat ze onder collega’s genieten. Patiënten zijn wellicht meer geneigd alles aan te grijpen dan specialisten: omdat hun leven in het geding is.

*

DAT KAN UIT de hand lopen. Een voorbeeld.

Amyotrofische lateraalsclerose (ALS) – de ziekte waaraan Steven Hawkins lijdt en uitgever Rob van Gennep is overleden – is ongeneeslijk en dodelijk. Bij ALS sterven groepen zenuwen af: patiënten raken verlamd, kunnen moeilijk spreken en slikken, en krijgen in de laatste fase ademhalingsproblemen. Uiteindelijk stikken ze. Een Amerikaanse onderzoeker die medicijnen tegen ALS testte, kwam op het idee om neurotine te beproeven, een middel dat bij epilepsie wordt gebruikt. Zijn kleinschalige proef – hij werkte met vijftien patiënten – leek goede resultaten op te leveren. Een van de deelnemers aan de test meldde dit succesje via Internet in de betreffende alt.support-groep en toonde zich daar razend enthousiast. Via dit forum verspreidde het nieuws zich als een lopend vuur en binnen een paar maanden ontstond er een waarlijke run op het middel. Tal van patiënten eisten dat hun eigen arts het hen zou voorschrijven en binnen een half jaar gebruikte eenderde van alle Amerikaanse ALS-patiënten neurotine.

Inmiddels worden de positieve effecten van neurotine op ALS sterk betwijfeld. Waarschijnlijk was het simpelweg de hoop die de patiënten deed opleven, zoals zo vaak het geval is. Maar de affaire maakte Amerikaanse specialisten in een klap duidelijk wat de kracht, en het risico, van Internet is.

Een ander voorbeeld. In april 1995 geleden postte de vice-president van een farmaceutisch bedrijf, Leturial Diabetic Manufacturing Company, een bericht in misc.health.diabetes waarin hij stelde dat hun produkt insuline zou kunnen vervangen. Een vice-president, dat klonk heel serieus. Allerlei mensen raakten geïntrigeerd. Een van degenen die het bericht las, de biochemicus Donald Lehn, kende het middel. Hij wist zich dat type-1 diabetici die het middel zouden nemen, waarschijnlijk binnen de kortste keren zouden overlijden. Hij stuurde een waarschuwing naar het bedrijf; toen dat niet reageerde, nam hij contact op met de FDA en de FBI. Naar hij later meldde, overwoog het Texas Bureau of Investigation naar aanleiding hiervan een zaak aan te spannen tegen Leturial wegens misleiding en wanpraktijk.

In Nederland speelt thans een vergelijkbare, maar minder ernstige kwestie: in oktober 1996 postte iemand in Nederlandse nieuwsgroepen een advertentie voor een kliniek waar onder meer aan chelatie-therapie werd gedaan. Een medisch onderlegd Nederlands Internetter reageerde: hij wees erop dat het in Nederland als onbehoorlijk wordt beschouwd om te adverteren voor medische behandelingen (lange tijd was dat zelfs verboden), en meldde dat chelatie hevig omstreden is. Toen de poster in kwestie geen krimp gaf, diende de criticus een klacht in bij de Inspectie Volksgezondheid, die chelatie eerder sterk afraadde; de zaak is nu door medische inspectie in behandeling genomen.

Zulke kwesties zullen ongetwijfeld vaker gaan spelen, en complexer worden. Er zijn veel kwakzalvers die geld willen verdienen aan ziekte en gebrek; maar buiten dat: als artsen naar eer, geweten en vermogen informatie geven, en een zot stuurt een bericht dat pil X tot genezing leidt: wat te doen? Nu al zijn specialisten soms bevreesd om voorzichtig-optimistische onderzoeksresultaten in het nieuws te brengen, uit angst om ongefundeerde hoop te wekken. Toen in Nederland een paar jaar geleden bekend werd dat hersencellen van foetussen, ingespoten bij Parkinson-patiënten, het ziekteproces mogelijk zouden vertragen, werd het ziekenhuis waar de proeven werden genomen overspoeld met telefoontjes van wanhopige patiënten. Maar het duurt nog jaren voordat de proeven, als ze al slagen, tot een medicijn tegen Parkinson kunnen leiden. Met zulke informatie moet je uiterst zorgvuldig omgaan, dat weet bijna iedere medisch wetenschapper.

Maar als het specialisten al zoveel moeite kost die informatieverschaffing goed aan te pakken, hoe moet dat dan als leken (al dan niet geproto-professionaliseerd) dat doen of wanneer zij zomaar, zonder sturing van deskundigen, bij al die informatie kunnen komen? Ontspoort dat niet binnen een mum van tijd? Kunnen leken medische informatie wel op waarde schatten? Misschien niet – maar de vraag is onderhand al evenzeer of medici dat zelf nog kunnen, gezien de schier onafzienbare stroom artikelen en ontwikkelingen. De gemiddelde huisarts weet ondertussen minder over de laatste ontwikkelingen in de aidsbestrijding dan een mondige aidspatiënt.

Het aardige van Internet is onderwijl dat er evenveel skeptici posten als kwakdenkers en er zowel goedgelovigen aan een nieuwsgroep deelnemen als mensen die harde cijfers en valide referenties eisen. Wanneer iemand een wondermiddel aankondigt, wordt die claim gewoonlijk onmiddellijk onder vuur genomen (en meestal verworpen). De razendsnelle discussie in de nieuwsgroepen zorgt ervoor dat kaf vlot van koren wordt gescheiden; makkelijker bovendien dan in oudere, vertrouwder media. In de Privé, in huis-aan-huis blaadjes en in middag-tv programma’s bestaat de mogelijkheid om meteen te reageren en in debat te gaan immers niet, en ook daar worden de meest wonderbaarlijke genezingen geclaimd.

De zorg van minister Borst over geneesmiddelen die via Internet te koop zouden zijn, is dan ook danig overtrokken. Natuurlijk zijn er bedrijfjes die via het net spullen verkopen – maar dat zijn doorgaans dezelfde middelen die in huis-aan-huis blaadjes de hemel in worden geprezen en die bij de plaatselijke drogist gekocht kunnen worden: slankmakers en jonghouders (melatonine is de jongste loot aan de wonderolie-stam). Over de semi-medische claims in huis-aan-huisblaadjes of roddeltijdschriften hoor je Borst echter nooit verontrust zijn, hoewel zulke middelen evenmin zonder risico zijn. Middelen die in Nederland uitsluitend op recept verkrijgbaar zijn, zijn ook via het net niet zomaar te bestellen. En wie ze per se langs slinkse wegen wil bekomen heeft daar het net niet voor nodig, die weet ook andere wegen. Liet de Groene zelf niet een aantal maanden geleden zien hoe makkelijk het was om officiële recepten te vervalsen?

*

WAT UITERST ZINNIG blijkt te zijn en veel meer vruchten afwerpt dan het verbieden van reclame voor medicijnen of medische behandelingen, is betrouwbare – accurate en actuele – informatie aanbieden. De behoefte daaraan is gigantisch: bij patiënten, hun intimi, bij medisch en paramedisch personeel. Op het net komen steeds meer plaatsen waar zulke informatie wordt geboden. De MS Support Pages worden per maand door plusminus 100.000 mensen geraadpleegd. Zulke cijfers zeggen iets over de bereidheid en de behoefte van mensen om zich te laten informeren.

Dan moet er echter ook solide informatie te vinden zijn, in begrijpelijke, toegankelijke en zorgvuldige taal. Wanneer deskundigen nalaten in die behoefte te voorzien ontstaat er een vacuüm dat makkelijk gevuld kan worden door kwakzalvers en kwakdenkers. Borst zou dan ook beter kunnen bevorderen dat er een Nederlandstalige pendant komt van MedicineNet, een uitgebreide, zeer toegankelijke Internet-database die gewaarmerkte informatie geeft over ziektes, medicijnen, behandelingen, lopend onderzoek en wat dies meer zij. Een dergelijk informatiepunt vergt echter tijd, aandacht en vooral ook een fatsoenlijke investering. Om de aanstelling te financieren van een aantal specialisten die vragen van patiënten en betrokkenen beantwoorden bijvoorbeeld, en voor het plegen van dagelijks database-onderhoud.

*

INTERNET BIEDT NIET alleen informatie – hoe ‘vers’ en onrijp ook – maar schept tevens een platform voor het bespreken van ervaringen. Goede discussiefora zijn er nog niet in het Nederlandstalige deel van Internet: wie wil meepraten moet het Engels beheersen. De enige Nederlandse nieuwsgroep over gezondheidskwesties is nl.gezondheid.psychiatrie; wie lichamelijke zaken wil bespreken, is aangewezen op mailinglists (besloten e-mail discussies), waarvan er maar een paar zijn: bijvoorbeeld over doofheid, allergieën, borstvoeding en zwangerschap.

Het Digitale Ziekenhuis pretendeert een dergelijk platform voor discussie en informatie-uitwisseling te bieden, maar schiet z’n doel geheel voorbij. Ten eerste handhaaft het Digitale Ziekenhuis een strikte scheiding tussen patiënten en deskundigen (ik heb maandenlang pogingen gedaan ook de professionele debatten te mogen lezen, maar werd systematisch geweerd) en houdt ze daarmee een hiërarchie in stand die op Internet nu juist systematisch doorbroken wordt. En ten tweede is het een fictie te geloven dat mensen die elkaar niet of nauwelijks kennen en die uitsluitend via een besloten webpagina kunnen communiceren, elkaar daadwerkelijk zullen helpen. Men dumpt er voornamelijk hulpvragen en beantwoordt de vragen van anderen niet, laat staan dat men er discussieert.

Een openbare nieuwsgroep is verre te prefereren. Het grote voordeel van zo’n groep is dat je die makkelijk ‘meeneemt’ in je dagelijkse rondje nieuwsgroepen en dat je sommige van de vragenstellers kent uit andere nieuwsgroepen; juist die onderlinge vertrouwdheid en het dagelijkse bezoek maakt dat mensen meer durven en willen vertellen, en dat ziekte ingebed kan worden in andere beslommeringen. (In nl.misc en nl.eeuwig.september, de twee algemene Nederlandstalige nieuwsgroepen, vertellen habituées tussen neus en lippen door over hun gezondheidsperikelen en wordt aan de hand daarvan regelmatig gediscussieerd over zulke zaken; in nl.roze komen regelmatig discussies voor over aids en worden behandelingen en medische ontwikkelingen besproken.)

*

ARTSEN ZIJN NIET buitengewoon gecharmeerd van dergelijke discussies. Sterker, ze lijken er bevreesd voor. Dat bleek al toen in 1995 de WBGO in werking trad, de Wet op de Geneeskundige Behandeling, waarin de positie van patiënten ten opzichte van hun behandelend arts geregeld is. Artsen zijn sindsdien wettelijk verplicht hun patiënten “in redelijkheid” te informeren.

In discussies over de WBGO bleek vooral dat artsen vreesden dat geïnformeerde patiënten onhandelbaar zouden worden: veeleisend, of onredelijk. Terwijl i­k niet anders hoor – ik zit nu eenmaal aan de andere kant van de scheidslijn – dan dat veel patiënten graag van alles zouden willen weten maar dat hun arts onwillig is, of geen tijd heeft, of geen gewone-mensentaal meer kan spreken. Tegelijkertijd vind ik het wrang-komisch dat de individuele verhouding tussen die ene patiënt en die ene arts of specialist eindelijk geregeld is, juist op het moment dat de kern van dat hele een-op-een model door het net op losse schroeven is komen te staan.

Informatie verschaffen, ziekte-ontwikkeling doornemen, medicijngebruik bespreken, therapieën beoordelen, deelnemen aan testen: alles is nu immers officieel georganiseerd op basis van een hiërarchisch model waarbij artsen onderling uitgebreid en de patiënten nauwelijks communiceren. Die gedachte is echter achterhaald. Patiënten hebben steeds meer mogelijkheden tot onderling contact en krijgen steeds makkelijker informatie van artsen die niet hun arts zijn.

‘Sommige artsen vermoeden dat elektronische communicatie tussen patiënten de hele geneeskundige praktijk zal beïnvloeden,’ stelt Tom Ferguson, een onderzoeker van het Harvard Medisch Centrum voor Klinische Informatica. ‘De medische structuur is altijd gebaseerd geweest op de gedachte dat medici over relevante kennis beschikken en patiënten niet. Zodra er geen monopolie op die informatie meer bestaat, kun je het spel niet meer op dezelfde manier spelen.’

Ars Electronica: jury statement

[In 1996, I was a member of the .net jury for the Prix Ars Electronica. The jury consisted of David Blair, David Braun, Oliver Frommel, Joichi Ito and me. Here’s the jury statement that I wrote. When putting this article on my blog in 2008, I tried to find current url’s for all web sites mentioned, but some are now defunct, alas.]

SOME THINGS NEVER CHANGE. Last year’s jury complained about the heavy traffic on the net, which turned loading the often large homepages that were entered, into an exercise not of judgment but of patience. This year was no different. But we had more homepages to review: two hundred and twelve, against last year’s eighty-something. So in order to be able to visit all of them, we had to work in the afternoon and mainly at night, when traffic was lower; usually we went on until 4 or 5 AM. And because we were offered a plenitude of fine beverage during dinner; these were sting evenings and nights indeed. Coffee, alcohol, computers and nicotine: quite an addictive mixture.

After previewing about a third of these homepages before the jurors met, I could already draw several conclusions. Some were minor (such as that black homepages are currently de rigueur), others more pertinent: for instance that quite a lot of homepages use state of the art net technology (VRML and Shockwave) and include sound, often RealAudio. Another was that too many homepages need an endless amount of clicking before you finally get to see an index or something: the first page unnervingly takes ages to load, so you wait and wait; and all it contains turns out to be a picture that serves as a frontispiece. When you’ve clicked that one, you get the credits and another slow-loading clickable picture; then, on the third page, you’re finally where you wanted to be in the first place. We suspected that this circuitous way of going about things was characteristic for pages that were done jobs; after all, paid homepage makers often price their work by the number of individual pages. Thus, cynically, one person’s bread is another person’s wasted time (and it sponsors the telcos’ revenues, too); I’d label these pages as ‘commercial circuitry’. And quite surprisingly, considering the nature of the net, we discovered that quite a lot of homepages have a more or less linear structure: click here, then click here, and then here; all in a prescribed order where the maker takes you by the mouse and leads you. Also, but that’s a very personal observation: during my previews of the entries at home I found that there’s a lot of art wasted on the net, and perhaps even more net wasted on the arts.

But, on second thought, that was not a personal issue after all. There seem to be two major genres in pages on the web. On the one hand, you have hobby pages. That’s not to be taken in any derisive sense; it simply means a special interest homepage, a homepage that is a direct reflection of somebody’s real-life sympathies, pastimes, hobbies, urges or profession. A person who’s devoted to beetles and has extensive knowledge of the species, is, once on the net, bound to end up making a homepage about beetles. While such a page might be of prime importance to other beetle-fans, the amount of people that it will appeal to is rather restricted. You just got to love beetles, or at least be curious about them. There’s literally an innumerable amount of such homepages. The groups they draw may vary in size, but are basically limited. Art, in this respect, is like a beetle. There’s too many artists or galleries or museums who entered the competition for the Prix Ars Electronica while all they did was uploading their portfolio to their homepage, or taking whatever is on their walls and paste it to the web. The jury was not asked to judge the beauty or value of beetles; we are not even capable of that. The jury was asked to judge web sites.

No medium is neutral. Since each medium has its own possibilities and carries its own meaning, each medium modifies content – to the extent that often form and content are inseparable. Artists are more familiar with this principle than many other people: they have to make a choice for a medium for every piece they make. Will it be oil, marble or words; crayons, wood or bronze; celluloid, cloth or computers? Simply transporting an existing art object unto another medium will not do, no matter what its original quality was. Like any medium, technology is not neutral. To ignore that principle leads, alas, to beetles; or to put it slightly more dignified: it leads nothing more than an art catalog. But the catalog itself is not art.

We decided to dismiss those pages. In our first few hours, we agreed that we would only nominate homepages that did something that could only be done on the net. (And of course this principle was not rigidly adhered to. What else would you expect, with five stubborn people who sometimes argued feverishly, defending their own pet pages? Sometimes we deferred to one another, just to maintain a sense of balance.)

*

THEN THERE’S the second genre of homepages. These are true net pages: they use technology and narrative structures only available and only meaningful on the net. Linearity is common to many media; it usually can’t be done without. You just can’t go back to a previous version of a painting, or take a different route through a book and branch off at an interesting point. On web pages, linearity can be abandoned. You can always retrace your steps, you can go though homepages in a variety of ways, none of them ‘better’ than the other, none of them more meaningful than the other.

Nor have homepages a locus, other than the net itself – whose locus is global, or almost global. Some pages make use of the fact that they’re situated on the net, in a context of other pages and programs, for instance by linking to other people’s pages or to other net-resources; others, unfortunately, don’t ever – which often is outright silly. Why not make use of the luxurious wealth surrounding you? It seems a bit anorectic to forego all that abundance that’s only a click away and to voluntarily starve oneself. Ash yes, we know: having an insulated homepage is often policy, especially for institutes and commercial sites; they’re afraid they’ll lose their visitors to the next page once they offer you a link to follow, so they try to keep you inside, behind closed walls. But homepages are no shops or cafe’s or competing films, and do not have this inherent monopolistic approach. They thrive on connectedness, on being embedded, on getting expansions; and one tends to go back to the pages that offer a number of helpful, interesting, funny, meaningful and related links.

On the down side, these true net pages sometimes gorge themselves on new technologies, notwithstanding that they don’t yet know what to do with it. The number of pages on which VRML is used, is astonishing. (VRML is a language that, just like html provides a template in which to present words, pictures and perhaps sounds in an integrated fashion, gives a template for 3D objects that can then be turned, slid, panned, zoomed in and out from, by using one’s mouse.) But often, it’s a clear case of tech for tech’s sake, and after the first surprise of the 3d image has worn off, there’s nothing much left. And yet there’s so many pages doting on it, pounding their chest as it were: ‘Gee! Look at me! I’ve got VRML! Ain’t that great? I’m smart, huh?’ But a technology without a use is nonsense. In fact, it’s not only boring, it’s also often superficial and a bit of a mask. As Thomas Riha put it: “It’s easy to hide lack of ideas behind a technical overkill. So no one can say. that you didn’t at least work hard.”

*

HAVING THUS RULED out both art for art’s sake and tech for ditto’s, trying to find the places where both those worlds met, we were left with a multitude of fine points to debate. When you try to single out the pages that make smart use of the fact that they’re part of the net, there’s so much you can dwell upon. Which pages try to evolve a new grammar for web sites, for instance by using links in a novel way? Ah, but there were a good many to chose from. We selected Lisa Hutton for that reason, and McSpotlight Guided Tour. Which pages had that special smell of self-reflectiveness, and somehow showed that they were aware of what else was going on on the net and used that as a treasure, as a joke, or as something to dwell upon? Etoy scored very high in this aspect, as did the Information SuperCollider [audio.apana.org.au/collider/collider.html, now defunct]. There was even an art-page doing precisely that: Journey into Exile spins you off down into AltaVista’s guts and lets you search the web for some pre-programmed sentences. Which pages were non-linear? Etoy for sure. We lost our way there each time when we tried to retrieve a page we wanted to show it to another juror; and while searching for it, we kept finding new interesting places there. It’s truly a maze, etoy. And as for new ways of telling stories, my… there’s a whole archive of stories, some huge and political (such as Ron Newman’s never-ending and very reliable documentary about Scientology’s war against Internet), some small and tentative, like Hegirascope, which attempts to make web fiction.

And speaking of fiction and reliability: one thing which we hotly debated was how sure we were that what we saw was what it purported to be. Was etoy, our prospective winner, perhaps a hype, as one of the jurors suspected? Was Hegirascope letting you evolve the story, or was it preprogrammed? How were we to know? All we had was the web, and the net. But that was precisely what we were judging: the web pages, and not their relation to any outside world. So if something might turn out to be a spoof in the real world, that was, to reformulate a worn-out adage, ‘a pity for reality’. So that turned out to be our major touchstone: what is happening on the net itself, and is it done in character? If so: kudos to you! If not: get a life. An e-life, that is.

The winners

1. etoy, The Hijack Project

Imagine traveling on what everybody calls the Information Highway, looking for information about your preferred subject: for instance, Madonna, Psion, Fassbinder movies or Playboy nudies. You find an underground site that promises you the best on your favourite subject, and eagerly, you click the link. POW! A screen flashes at you: “Don’t fucking move. This is a digital hijack.” There’s not a thing you can do, there’s a script running somewhere. A new page appears: “You are hostage no. 421705 hijacked by the organisation etoy.”

An audio file offers some explanation. It tells you about the dire conditions of Kevin Mitnick and requests his release. A voice explains to you that you’ve been digitally hijacked, just as the Internet itself has already been hijacked – not by etoy, but by Internet mogul Netscape. When you at last find the button to exit this strange and upsetting website and press it, it turns out that there’s no relief. You’re inside etoy’s own site now.

Etoy is a slightly anarchistic site. Its visual aesthetics rub some people the wrong way; to others, those are a sure sign of full-fledged counterculture. And indeed it is a counterculture that etoy promotes. No smooth linearly arranged homepages, but a merry-go-round one tends to get lost in. Sometimes clicking the down-button helps; sometimes it doesn’t get you anywhere. There’s a page where you can have your identity frozen, in digital ice: all you need to do is enter your name, age and your preferred last statement. The only trouble is that your profession can only be selected from a very small range of vocations, none of them too appealing, and the pre-selected one is thief. An other page offers you a short course in net-terrorsim: you can enter an address that you want to have mailbombed, or you can practice shooting by clicking on a target (only trouble is that you’ll always miss).

And indeed, etoy has indeed created havoc in various places. We’ve heard stories. Nasty stories. In one, they subscribed to a high security mailing list and disseminated the information found there to various newsgroups, much to the distress of the other list subscribers. In another, they captured V2‘s server, and randomly swapped messages sitting there for mail etoy had received.

What etoy seems bent on doing is disrupting the internet. The chances that they’ll manage to do so are of course slight, although they may indeed have caused some trouble. (And, to be perfectly honest, none of the jurors would like them to succeed in their shot at net-terrorism, because we need the net too bad). One reason of course is that their opponents are too strong: governments are currently trying to cleanse the net; shielded, ‘family supporting’ spaces such as AOL offers flourish; and Netscape has, as etoy states, indeed hijacked the Web years ago, and reasoning, arguing, pleading, mailbombing nor keeping people hostage will stop neither.

Yet, ambiguously, etoy loves the net even though they seem bent on disrupting it. Their pages have been designed with care, and their labyrinthine quality seems purposeful. One of their pages warns the traveller to the risks of the outside world: a desolate and grungy picture of the world as seen through a window is shown, with the caption “…and it’s cold too”. Instead, eetoy offers a page where you can get a tan. A solarium flashes rays at you. Please stay inside, locked behind your computer, is their message; the net is a much more fun world.

And it’s a real piece of Gesammtarbeit. Etoy is a hybrid, a multimedia-crew working in various fields and trying to tie them together in a new way. They aim at “a new way of playing the soundtrack for a new travelling generation. we play this soundtrack with different instruments like graphics, infoseek-flooding-robots, c-animation and ascii-txt as part of the show. our stage is the web,” as they put it.

What we liked, and what got to us, is that etoy fools around with preconceived notions about the net and turns these upside down. Using the Internet intensively, one tends to grow familiar with a whole set of notions: that homepages contain what their indexes say they contain, that mail cannot be read, that mailing lists can not be infiltrated, in short: that we are safe behind our computers. Etoy’s irony, that is all-pervasive, is funny but also necessary. They poke fun at the net and teach us a well-needed lesson as well. Regarding their hijack page, they state: “With this action, etoy demonstrates the “room” behind popular interfaces of the world wide web. Weak points and twilight-zones of this medium are the place of action…” The net can indeed be used in other ways than is expected; there is a space behind the obvious that can be used, reverted and changed into something completely different.

One of the jurors had severe doubts about etoy. Seeing that one of their pages contained an ad for a flexidisk, he thought they might just be a hype, an ad for a band. He hesitantly agreed to their nomination. He may be right. Etoy might be a hype. But it’s a well-designed one, and surely on the net that is as good as the real thing. After all, the net excels in trolls and nobody knows that you’re a dog. As long as you don’t bark.

2. Ex aequo: Hygrid

Hygrid is an art site: a joint venture. It offers you a starting point in the shape of a small picture. People may join in and design their own pictures that, after uploading them, will be fitted next to it; what evolves is not a patchwork, but a shape-shifting grid. The pictures grow from one another; the image of the original supplying ideas for the one that is to go next to it. The grids that are formed with these pictures can be selected from a variety of arrangements. Each picture is linked to the maker’s homepage; thereby, this virtual artist community connects.

Easy as this may sound, the software that keeps tracks of the position of the various pictures that reappear in a number of grids and their respective links to both each other and to related homepages, must be rather complicated. The page looks very inviting and spurs you on to submit a picture of your own.

2. Ex aequo: Journey as an exile

[now defunct: http://193.170.97.45/vvv/] Fitted within seperate but linked frames, four artists offer their work, and their comments upon each other. While one frame checks into AltaVista and searches their database for the phrase “Travel is useful, it exercises the imagination” (and indeed, AltaVista comes up with some 20.000 links; later on the search engine is used to retrieve instances of the phrase “All the rest is disappointment and fatigue. Our journey is entirely imaginary.”) All the while, angelic music can be heard and a voice that read’s from an HG Ballard book.

Clicking one frame brings up new images and texts in another. The frames – mind frames – are used to, as they put it, “‘target’ on each other and build so together a kind of parallel processing HyperMedia Tool.” There’s a weird dreamlike – or nightmarish – feel to the page, perhaps emphasized by the humming angels. The makers themselves state that their frames of mind relating to each other present “a kind of slow scan chat – or a other possibility of creating mindcrap conferencing”.

Honorary mentions

Category web collider: The Information Supercollider

[Now defunct, http://audio.apana.org.au/collider/collider.html] The web collider is another pun on the net. Considering the net to be an endless stream of electric particles, it attemps to find out what happens if you clash them at high velocity. It takes random parts of homepages and fires those at each other. Sometimes beautiful things come out of this collision, sometimes its hilarious, sometimes it’s just dadaist shambles. The funny thing is that you suddenly find yourself visiting the homepages of which the collider used a particle. On the down side, many pictures it snatches from other people’s homepages are not retrievable in this way, so there are too many broken gifs.

Category use of VRML: Webearth

[Now defunct, http://tcc.iz.net/we/] Web Earth makes beautiful and meaningful use of VRML (which a bit too many people use just to prove that they’re up to date on the technical side). Web Earth presents you with a globe, on which real-time satellite photographs of the earth are mapped. Various degrees of detail may be configured. Using your mouse, you can then spin the earth and zoom in or out. The notion that this technique presents you with a real-time picture of the earth, and that you can see which parts of the world are clouded or stormy at this very moment, makes Web Earth an impressive site.

Category use of VRML: Global Clock

[Now defunct, http://www.flab.mag.keio.ac.jp/GClock/] Just like Web Earth, Global Clock presents one with a real-time world. This one shows which parts of the earth are exposed to the sun. There are a few measure points installed for this project; alas, the project has not yet been able to install all those that he needs. The representation of sunlight is done by longer or shorter pillars, which are appended to the earth.

Category new documentary form: Mc Spotlight

In relation to a lawsuit McDonald’s started against two people they accused of libel when they criticised McDonald’s policy – a lawsuit now becoming famous as the ‘McLibel suit’ – and in the aftermath of an extensive use of mailing lists by a group of supporting critics, a huge website has now been erected. The most interesting feature of this site is how they use technology as a new way to present criticism. Using the frames option that Netscape has, they use McDonald’s own corporate website as one of their sources. On one side of your screen you have McDonald’s shiny, expensive website, and on the other you have a detailed deconstruction and criticism from McSpotlight. There’s even an audio file that will help you along this guided tour of McDonald’s. In the opposing McLibel pages, McDonald’s carefully constructed PR is taken apart word by word. McSpotlight contains 25 Mb of detailed information about McDonald’s, and add links to scientific reports and witness statements.

Category new documentary form: Scientology v. the Internet

The fight between Internet and Scientology has already made it to net-history. Scientology tried to remove the discussion group devoted to debating them (alt.religion.scientology), has tried to kill the newsgroup by endless bouts of spams, has investigated people who use pseudonyms and posted their personal iinformation to the net, used a private detective to observe posters from this newsgroup, has raided anon.penet.fi, Dutch ISP XS4all and the homes of various (US) citizens. Some of these actions are inspired by what Scientology calls copyright violation.

The fight between a.r.s. and Scientology is in many ways formative for what one in the very near future can and cannot do on the net: for rules and regulations, for law and netiquette.

Ron Newman’s homepage is devoted to this fight. Beginning in early 1995, he keeps a homepage on this Internet fight. The page is updated nearly every day, for fourteen months at a stretch, and now contains 5,5 Mb of data. It fulfills the needs of many who what to know what exactly is going on.

Category irony: Digicrime

A major spoof. Digicrime educates us on the hazards of the net, by presenting a collection of weird but true stories, and persuades us to do things we’d better not do. Also, they use Netscape’s technical innovations to trick you.

Category workshop: Chains

[Now defunct, http://found.cs.nyu.edu/andruid/chains.html] A collection of neighbourhood and subcultutal stories which gives a voice to many who would otherwise not be heard. The site has it’s own graffity wall where you can leave a statment, has educational aims, helps people to learn technology and is generally well done.

Category metazine: Suck

Not the next magazine on Internet. If it is something, it’s a zine about zines.

Category netverse: Electro Magnetic Poetry

[Now defunct, http://prominence.com/java/poetry] A very well done page, simple to behold but very inviting. With a cursor, a few handful of words and an elegant Java script, poetry can be – well, what? Assembled?

Category hypernarrative: Variety is…

A page which tells many stories. One of the most interesting ones is the story about Cyberbabes, that shows you what harm the Telecommunications Decency Act might do to the net. Hutton links to many outside places in order to let her story develop; that is a way to go about things that the jury liked.

Category hypernarrative: Hegirascope

A story presented in parts, which are retrieved by following various hyperlinks. There is, however, the possibility that the pages are retrieved according to an underlying script; when you don’t click a link, the script will automatically present one to you.

Category net home: Timothy Leary

Leary’s page is a home indeed. Clicking your way through his house – his living room, his library, his computer – one can access much of the stuff that he has written, read stories about his friends, see some cherished possessions. A video of his death – he died the day before the jury convened – may soon be accessible via this page.

The jury was:

  • David Blair (USA), maker of WAXWeb, the hypermedia’d version of his 85 minute film “WAX or the discovery of television among the bees”;
  • Oliver Frommel (Austria), who works at The Prix Ars Electronica Center;
  • Joichi Ito (Japan), president of Internet provider Digital Garage Inc, and net ideologue;
  • Karin Spaink (Netherlands), writer;
  • David Traub, maker of amongst others the Queensryche interactive cd.

The jury was assisted (both technically and otherwise) by Thomas Riha.

Vrijspraak en vandalen

ER ZATEN NOGAL wat nouveautés in de rechtszaak die Scientology tegen veertien Internet providers en mij aanspande: het was de eerste keer dat de Nederlandse rechter werd gevraagd zich uit te spreken over de juridische status die providers toekomt, en tevens de eerste keer dat iemand gedaagd werd vanwege een homepage. Scientology wilde dat ik mijn homepage verwijderde, aangezien daar een stuk stond waarop zij het auteursrecht beweerde te hebben, het zg. Fishman Affidavit. Van de providers eiste de sekte dat die alle andere in Nederland bestaande Fishman homepages zouden verwijderen (op dit moment zijn dat er zo’n honderdtien), en bovendien de namen en adressen van de bewuste gebruikers aan haar zou overhandigen, opdat zij die gebruikers individueel zou kunnen dagen.

Voor de providers hing er veel van deze zaak af. Zou de rechter hen beschouwen als uitgevers, die invloed (kunnen) uitoefenen over wat hun gebruikers doen en die hun gebruikers actief dienen te controleren en eventueel te corrigeren, of als instanties die slechts een infrastructuur bieden, zoals de PTT dat doet met het telefoonnet, en die – net als de PTT – geacht worden geheel buiten het inhoudelijke deel van het berichtenverkeer te staan? Is wat iemand op zijn of haar homepage zet, diens eigen verantwoordelijkheid, of kan een provider geacht worden onder omstandigheden in te grijpen? En zo ja, onder welke omstandigheden? Is een provider gehouden in te grijpen alleen al bij een verdenking van een overtreding of een strafbaar feit, of moet degene die klaagt over een homepage zelf helder en duidelijk bewijs leveren, vooraleer de provider vermag op te treden?

Op voorhand wezen tal van deskundigen op wetgeving waarop voortgebouwd zou kunnen worden; het probleem is echter dat de rechtspraak op dit vlak bepaald niet eenduidig is. Volgens het Kabelarrest is ‘gelegenheid geven’ voldoende om zelf verantwoordelijk te zijn: kabel-exploitanten bleken te kunnen worden aangesproken wanneer anderen inbraken op hun kanaal; de Hoge Raad oordeelde dat kabel-exploitanten, zuiver door hun kanaal ‘s nachts open te laten staan, dergelijke piraterij immers mogelijk maakten. Anderen redeneerden dat selectieve afsluiting op Internet niet doenlijk is, zoals laatst ook bleek toen Compuserve in Duitsland de paar nieuwsgroepen waar wel eens kinderporno wordt gepost, meende te moeten afsluiten: in hetzelfde dramatische gebaar bleek Compuserve tevens alle discussiegroepen over homoseksualiteit en incest afgesloten te hebben.

Ook de Amerikaanse Computer Decency Act – die de ‘eerbaarheid’ op Internet zou moeten beschermen – leidt aan een dergelijk manco: homepages met voorlichting over safe sex zijn onder die voorwaarden plotseling illegaal geworden. Bovendien, zo redeneerden een aantal Nederlandse juristen, riskeren providers met het verwijderen van een homepage de wet op de computercriminaliteit te overtreden. Ze verwijderen dan immers een databestand dat niet van hen, doch van een van hun gebruikers is, en plegen daarmee datavandalisme. Wil een provider zich zoiets permitteren, dan moet hij sterke argumenten hebben.

De providers zitten daarmee tussen twee vuren gevangen wanneer derden een klacht indienen over een van hun gebruikers. De klager dreigt met gerechtelijke stappen tegen de provider. Aan de bestanden van hun abonnees mag de provider echter alleen met zeer goede redenen komen: bijvoorbeeld wanneer er onomstotelijk sprake is van een overtreding. Handelend optreden naar aanleiding van een niet goed gefundeerde klacht van derden kan ze op juridische procedures van de gebruiker in kwestie komen te staan.

En de klacht van Scientology was inderdaad omstreden. Hadden ze het auteursrecht dat ze opeisten wel? Verzoeken om dat bewijs te mogen inzien, werden door Scientology niet gehonoreerd. De sekte weigerde tot aan de week voor het kort geding pertinent om bewijs voor hun claim te overleggen, en deed dat na veel pressie uiteindelijk voor een zeer beperkt deel van het Affidavit. Het ging in deze affaire bovendien om stukken die ingebracht waren in een gerechtelijke procedure, en die door de rechter als bewijs waren geaccepteerd: kan in dat geval het auteursrecht überhaupt ingebracht worden als argument tegen openbaarmaking?

De rechter oordeelde kort maar krachtig. Er is in beginsel geen enkele aanleiding om providers aansprakelijk te houden voor onrechtmatige handelingen van hun gebruikers; alleen wanneer “onmiskenbaar duidelijk is” dat een homepage onrechtmatig is en zulks naar behoren is aangetoond, “zou wellicht van de access provider verlangd kunnen worden dat hij tegen de betrokken gebruiker optreedt” (vonnis Mr. van Delden, 12 maart 1996). De advocaten van Planet Internet keken zichtbaar opgelucht, en achter mij hoorde ik ingehouden gejuich van een aantal providers.

En ook ik werd op alle punten vrijgesproken. Nadat Scientology haar auteursrechtclaim “beter had gestaafd [heeft Spaink] haar homepage drastisch omgewerkt”, oordeelde de rechter. De citaten die daarna overbleven, waren volstrekt legitiem. Voor wat betreft de andere stukken heeft Scientology haar auteursrecht überhaupt niet aangetoond; de rechter vond het niet nodig daar een oordeel over te vellen.

De geheimhouding waarop Scientology zich voorts beriep (de stukken in kwestie zijn onderdeel van hun allerhoogste cursussen en zouden alleen onder strikte geheimhouding – en tegen forse betaling – aan uitverkoren volgelingen ter inzage worden gegeven), en op grond waarvan de sekte vond dat elk citaat uit den boze was, verwierp hij eveneens. Wat ik deed, mocht kortom. (Waarna ik ophield mijn lief hard te knijpen en van verlichting een diepe zucht slaakte – deze kwestie heeft me zeven maanden van de straat gehouden.)

THUISGEKOMEN REALISEERDE IK ME dat ik nu de trotse bezitter ben van ‘s werelds eerste juridisch goedgekeurde Fishman homepage. Het document waarover Scientology in de VS verschillende zaken heeft lopen, op grond waarvan ze invallen heeft laten doen en bij diverse mensen computers in beslag heeft laten nemen en hun huizen van onder tot boven heeft laten onderzoeken, is hier vrij – zij het in licht aangepaste vorm.

Alle eisen van de sekte werden derhalve afgewezen. Op de Internet-discussiegroep over Scientology las ik een paar uur later niettemin een persbericht waarin Scientology beweerde dat zij gewonnen had en waarin ze aan mij refereerden als “hoodlum”, oftewel ‘vandaal’. Dat kan nog leuk worden in de bodemprocedure over deze zaak, die Scientology inmiddels begonnen is.

Bericht aan Izak

VEEL MENSEN DENKEN dat het alleen geklep en gemeier is in de nieuwsgroepen op Internet. Dat is natuurlijk ook zo, in sommige nieuwsgroepen tenminste (in anderen wordt op het scherp van de snede gediscussieerd en is een schat aan informatie te vinden, zoals in alt.religion.scientology), maar ook dat kletsen en grappen maken heeft zo z’n functie. Ze scheppen een gemeenschap.

Mijn favoriete is nl.misc: een vergaarbak voor discussies over alles & meer, waar het zowel gaat over het al of niet bestaan van god en over de merites van het Nederlandse vluchtelingenbeleid, als over de vraag hoe en wanneer vlinderbomen gesnoeid dienen te worden.

Op nl.misc worden tweehonderdvijftig tot driehonderd berichten per dag gepost. Soms nieuwe; vaker reageren mensen op berichten van anderen. Mensen die de groep regelmatig volgen, leren de andere deelnemers gaandeweg kennen. Zo is het inmiddels algemeen bekend op *.misc (zoals de groep gewoonlijk genoemd wordt) dat Christian cello speelt en zingt, sonates componeert en de neiging heeft om hopeloos verliefd te raken op dames met een alt (hij wordt met dat laatste in elk geval keer op keer geplaagd); dat Gerard in handen van Zeta-Talk, een nieuwe sekte aan het firmament, is gevallen en zichzelf Nancy’s boodschapper acht; dat Johan het niet op buitenlanders heeft, ook al wonen ze al jaren in Nederland, en verloofd is met Mirjam met wie hij op stijldansen zit; dat Pien zojuist een piano heeft gekocht, bas speelt en niet van opdringerige meneren is gediend.

Iedereen kout er genoeglijk met elkaar en alle onderwerpen raken binnen de kortste keren met elkaar in de war, omdat na tien serieuze reacties de behoefte aan plagerijtjes, grappen en stokpaardjes maken weer de overhand krijgt. Er is zelfs een homepage waar de min of meer vaste leden van *.misc allemaal op verzameld staan, met korte verhaaltjes over hen erbij die door anderen aangeleverd zijn.

In zekere zin is *.misc de elektronische variant van het buurtcafé, waar je in je lunchpauze of ‘s avonds na het werk nog even langsgaat om bij te komen, een paar bekende gezichten te zien, een krant te lezen en verse roddels te horen. Het gekke is: al die mensen kennen elkaar, maar de meesten hebben elkaar nog nooit gezien. Ze kennen alleen elkaars namen, woorden en stijl. Het is een gemeenschap die zuiver uit tekst bestaat. Die tekst blijkt meer dan voldoende om affiniteiten en antipathieën in het leven te roepen.

‘Beklijft dat nu,’ vragen sommigen, vooral buitenstaanders, zich af, ‘stelt dat nu echt iets voor? Die verhaaltjes en die eenregelige antwoorden, dat zijn toch geen echte vriendschappen?’ Nou en of ze dat zijn.

Ze effectueren zich ook. Mensen die op grond van hun contacten in *.misc onderling zijn gaan mailen, zoeken elkaar na verloop van tijd wel eens op: ze gaan bij elkaar op bezoek, gaan samen naar een film of gaan ergens iets drinken. En omdat iedereen eigenlijk toch wel nieuwsgierig is naar wie er nu achter al die e-mail namen schuil gaan, is er ooit besloten dat *.misc twee keer per jaar een bijeenkomst organiseert, waar iedereen die de groep volgt welkom is: de zogeheten SamenScholing ™.

Kortgeleden is er weer zo’n SamenScholing ™ geweest en hoewel iedereen daar vrolijk de conversaties voortzet die ook op Internet wordt gevoerd, is er de toegevoegde waarde van de verbazing: ‘Ah, ben jij nu die en die!’ verbazen mensen zich dan, en vragen zich af op grond waarvan ze zich een voorstelling van een bekende naam hadden gemaakt, en of er iets verandert wanneer ze nu een gezicht en een lichaam bij die naam kennen. (Nee – er verandert daardoor zelden iets. Hooguit wordt het leuker.) De afgelopen SamenScholing ™ was een dusdanig succes dat er meteen een nieuwe is afgesproken, en er ditmaal zeker twee keer zoveel mensen zich hebben aangemeld.

Het allerduidelijkste bewijs dat er sprake is van een gemeenschap, is wel dat wie een tijdje weg is – dat wil zeggen: geen acte de presence in *.misc geeft – wordt gemist. Zo iemand krijgt bezorgde mailtjes, om te informeren of alles wel goed is, of wordt uitgebreid verwelkomd als hij of zij zich weer meldt. Soms wordt er publiekelijk geïnformeerd of iemand weet hoe het met zusofzo zit: die is dan al te lang niet gesignaleerd. Van de weeromstuit meldden de meeste vaste deelnemers het eventjes aan de rest als ze op vakantie gaan, of het te druk zullen hebben om te posten. Om te voorkomen dat de anderen zich ongerust maken. Van de week kwam Marten weer terug, Marten die eerder dit jaar veel gepost heeft maar tijdelijk andere dingen te doen had, of misschien even zijn interesse verloren had. Hij kreeg een warm onthaal, compleet met koffie en chocolademelk en koekjes erbij. In tekst, dan.

Het mooiste monument voor missen werd van de week gepost. Izak, iemand die op *.misc een vanwege zijn humor erg geliefde deelnemer was, is al een tijdje uit *.misc verdwenen omdat hij zijn baan en daarmee ook zijn account kwijt raakte. Izak raakte van de week zijn account definitief kwijt.

Een vriend van Izak, Jeroen, heeft om Izak’s verscheiden van *.misc te commemoreren een prachtig gedicht in *.misc gepost, gevolgd door een lange lijst citaten uit Izak’s eerdere berichten.

Het was even alsof er een rouwadvertentie in *.misc stond.

Net Communities

[Keynote lecture for Doors of Perception, Amsterdam, November 1995. Please bear in mind that this was, indeed, 1995.]

I WAS INVITED TO discuss Internet, and more specifically: whether there is such a thing as net-comminities, and, if so, whether they are in any way comparable to communities as we know them in daily life. But I’d like to make a preliminary remark. When discussing Internet, it seems as if everybody focusses on the World Wide Web. On homepages. Or, to be more precise, on the form of homepages. Homepages are hardly ever discussed on their merits as to contents, nor are they presented as the best tool for information retrieval, which indeed they can be; instead, homepages are hailed and applauded for their blitzy graphics, their fancy Netscape 2.0 backgrounds, their interlaced gifs, their dazzling lay-outs and what have you.

And I just fail to see why. Homepages are the least interesting part of Internet: they are static, highly un-interactive, and no matter how intricate their design, they become boring rather quickly. As an experienced Dutch Internet journalist once put it, the largest part of the Web is just another slide show, a collection of display windows that the owners would like you to marvel at, mouth agape, saying ‘Oooh…!, Aaahhh…!’ and ‘Isn’t it great what they can do now?’, while all you can do is watch passively and click a button in order to make the next slide appear on your screen. The Web is rapidly evolving in just another exercise in zapping.

I must admit, I have a homepage too. In fact, next month I will even be put on trial because of it, as Scientology took an instant dislike to it. It is the first time in Holland that somebody is sued for the contents of their homepage, so in a strange way I feel obliged to defend my little nook on the net. But the plain truth is I don’t care much for homepages. Some of them are very useful – it’s where I get my information on other ligitations from CoS from, and where I read about all those lawsuits, affidavits, memorando opinio, verdicts and court transcripts – and presently I would be at a loss without them. But I don’t really care for them. I need them, I use them, but I don’t love ’em.

Usenet is where the action – and the interaction – is. No fancy nothings – just plain text. The liveliest medium, as I will try to show you. Here goes.

*

INTERNET, COMPUTERS AND modern technology somehow revive an old dream: cleanliness. The ablity to be pure, to be mind only, to forget about bodies and other physical entities and discard them as irrelevant.

‘Travelling has become obsolete’ is a popular slogan. Distance has lost its meaning. Tokyo, Milwaukee, the Mona Lisa in the Louvre and the coffee pot in the Trojan Room are closer within reach than the newspaper in your snail mailbox. The world is just a click away. A journey around the earth will now take a mere 80 seconds.

‘On Internet, nobody knows you’re a dog’ is another slogan. Appearances do not matter, this is a truly democratic medium: the only merit is in the value of one’s words. Whether one is ugly or beautiful, male or female, black or white, old or young is of no importance. All that matters is one’s words. You can be anybody, anything you wish, just by saying you are. At last you can be free from your body and maybe even be free from your personality. You can reinvent yourself.

Bodies do not matter on Internet. That’s what they say, anyway. Let’s see.

*

I SUBSCRIBED TO a Dutch newsgroup a few weeks after I got an Internet account in November 1994. The group, nl.misc, or *.misc as the regulars like to call it, is a rather busy one; there are about 300 messages each day and about a hundred people who post regularly; some post three messages a week, others twenty each day. Discussions range from current IRL news to chatter and gossip, and include debates about sex and editors, health or lack of it, the existence of god, fascism, immigration policy, music, work, cats and, of course, discussions about the weather (my first posting was a complaint because it was snowing outside; it meant I couldn’t go out, because my wheelchair becomes uncontrollable). Many people have come to know each other through this newsgroup.

For instance, it is common knowledge on *.misc that Christian studies music, writes sonatas and tends to fall hopelessly in love with contraltos; that Gerard is in the hands of a cult called ZetaTalk and believes himself to be Nancy’s messenger; that Johan does not like foreigners and is engaged to Mirjam, with whom he practices ballroom dancing; and that Pien has recently bought a piano, partly to remedy her broken heart. And everybody is chatting away about everything. Theads get entangled in no time whatsoever, because every subject is a free for all and the same subjects reappear time and again. There is also a homepage listing the regulars of *.misc, which contains little stories about all these people.

In a way, *.misc is the Internet-version of the cafe just around the corner, where you drop by after work or during your lunchbreak to see some familiar faces, to relax, to read a newspaper and hear some stories. But then: most of these people have never met. They only know each others’ text. And text is, as we all know, rather flexible.

So, according to this claim that bodies do not matter and personalities are flexible on the net, it would follow that one can pretend, one can tease, one can personify, one can mystify, one can change and one can impersonate on Usenet. All these regulars on *.misc can be whoever they want to be and create or recreate their own image. And being text, and thus being clean and pure and bodiless, there are no real, valid and lasting ties or obligations.

This, ladies and gentlemen, is sheer nonsense. There are several very interesting phenomena which I’ve witnessed – or engaged myself in – on this newsgroup that prove otherwise. Think of these observations as a preliminary investigation into net-anthropology.

*

FIRST OF ALL: it is indeed a group, a small net community. And a rather tight one, too. People worry about each other. When Izak hadn’t posted for a week, the regulars noticed and he got lots of e-mail inquiring about his well-being. When Christian got back from his holiday in Indonesia, many of the regulars were relieved to have him back and wanted to hear – read, I should say – his stories; when did not elaborate enough, he was rebuked. And of course he was quickly briefed on what had happened during his break from *.misc. It has by now become a habit to announce a temporary leave from *.misc, so as to not have the others worried.

It is just text that we miss? Or people?

Secondly, there is Truus. She started posting about two years ago when the Dutch journalist I mentioned earlier started writing about Internet on Internet; that is, he posted the articles he’d written about Internet and Usenet for the newspaper he works for, on *.misc. Of course everybody jumped on him, flaming him for technical errors and questioning his authority – who was he to write about them in their forum? Truus came to his rescue and defended him. Ever since, whenever journalism or the press is mentioned on *.misc, Truus posts praising this journalist. She also makes derogatory remarks about nerds and is quick to point out that a discussion is diverging into sex and editors yet again. She only posts one-liners, such as ‘Mr. van Jole is a very good journalist’, or: ‘Nonsense’, or: ‘Sex again’. Some readers love her, others hate her with a vengeance.

The funny thing is: Truus does not exist as a person in real life. Truus is an e-mail account, somebody’s pseudonym, an alias, a virtual entity, and therefore as bodiless as can be. She might be one of the regulars posting under this alias, or she might even be a group of people using the same login name.Yet she does have a recognizable face: her texts. And what is most interesting: while other regulars can from time to time adopt her style and while it has become a kind of in-crowd game to impersonate or parody Truus, she cannot change. She is fixed. If her subjects or her style were to change, the regulars would immediately doubt the authenticity of those postings. For instance, when some very rude one-liners signed Truus were posted a couple of weeks ago, many people almost instantly assumed that those postings must have been forgeries, as indeed they turned out to be.

Truus is what novelists refer to as a flat character. She is text and she is, in the most literal sense imaginable, a fixed style. She is thus doomed to be this one-line poster who is at war with one half of the newsgroup and the jester who is doted upon by the other half. She cannot evolve. She can only discontinue, remove or cancel herself – all synonyms for virtual suicide.

Thirdly, there is this immense hunger for more than just text to go by. The regulars long for things such as physical descriptions of each other, they invent body language to communicate affinities and sympathies with, they want to know about everybodys personal circumstances and search for ways to express a sense of friendship. What is slowly transpiring on *.misc, is a very specific way of engaging in make-believe: introducing real life on screen.

For instance, when Patricia – who’s known to be very sociable on *.misc – spots a newcomer in the group, she usually welcomes them. She would write something like: ‘Ah, we’ve not yet met. Do come in, sit down and make yourself comfortable. Would you like some coffee? Yes it’s crowded here, I know, but you’ll get used to it. Would you like a little refreshment? Here’s some cake. Icu had no time to eat it, his presence was urgently requested in a different newsgroup. I bet something fishy is going on there. But don’t worry, he’ll be back. I’ll introduce you later,’ etc. etc. Patricia is indeed the perfect hostess; but what is striking is that she in fact writes as if *.misc were a tangible cafe – or even a house, her house – with chairs inside and people to touch and glasses and plates and cups to pass on and people to shake hands with and faces to smile at.

While Patricia has cultivated this attittude to almost unattainable heights, many people engage in similar behaviour. People ask other posters to move closer, because they want to whisper something that the others mustn’t hear; people blush, giggle, yell, shuffle their feet out of shyness; people embrace each other, punch somebody in the eye or ask permission to sit on each others lap. All on screen. All in text. It’s not real life, of course. But it is not make-believe either. It’s a virtual copy of life.

Fourthly, this virtual copy of real life is effectuated from time to time. Not usually, but it does happen.

This summer for instance, I suddenly became severely ill. I had to be taken to the hospital overnight. A very good friend of mine, who’s also a regular in *.misc, posted a message on my behalf explaining my absence. During the weekends, when I was on temporary leave from the hospital, I posted updates (see here and here), explaining what was wrong with me and how I felt and how scared I was (I have multiple sclerosis, but that was not what was ailing me; it turned out I had had a brain haemorrhage).

Of course I got lots of wishing-wells e-mail from readers and posters of *.misc, all in all more than two hundred messages. But what’s more: I received over fourty postcards through snail-mail and three *.misc members that I had never met before, came to visit me in hospital. Somebody send me a book; somebody else sent me flowers. When I was finally discharged from hospital, an envoy from *.misc who had been collecting money from the regulars through bank transfers, came by to present me with a huge bouquet, courtesy of *.misc.

Quite frankly, I was very surprised, and truly moved, to receive all these expressions of sympathy. And although I knew that ties on *.misc run deeper than one would expect, I was truly amazed at this abundant and tangible proof that virtual sympathy does indeed equate real-life sympathy.

And so, because I wanted to communicate both my personal gratitude and this sociological observation, I posted a joking message on *.misc in which I stated that:

  • I had not been ill at all and
  • I had never been me anyway, because I was just
  • a researcher posing as a poster, in order to perform a participating investigation into the value and effects of on-line communication and ditto affections, and that
  • I could now congratulate *.misc for having proven that on-line communication was indeed as good as the real thing, but that
  • naturally, more research into such matters was called for.

The reactions to this message were, of course, utterly confused. Some people got the joke. Some people simply did not understand it and discarded the message in puzzlement. Others were furious and thought they had been taken for a ride, albeit a complicated one, and felt that their emotions had been played with – they had really been sorry for me, they had shared my fears and my grief and had felt for me – and now it turned out that all these feelings had been based on nothing? On fiction? On text?

I had to apologize profoundly, explaining that I had been me all along and not some researcher, but that I felt that their earlier reaction – the mail, the flowers – had indeed proven something: that text is enough to give rise to empathy.

The funny thing is, we had all made a grave mistake. I, because on *.misc people have to believe each other on… well, not at face-value, but at text-value. And they do. Which is why we cannot change and cannot de-mask. What is written there, is the truth. What you say about yourself is true because you say it. You write, therefore you are. The only thing you have to bear in mind is consistency. There are no outer criteria your fellow-readers can refer to. And thus, text is a very serious business on Usenet, flippant as it may be. It is you.

And others had made the serious mistake of forgetting that the same problem usually applies to real life. Why do you all out there in this hall believe that my name is Karin Spaink? Because somebody told you. Somebody you trust: a friend, or somebody who did meet me before, or because both the host of this afternoon and the program say that I am her. Why do you believe I have multiple sclerosis? Only because I said so, and because there’s nobody with some kind of higher authority who jumps up and says that I am lying.

Of course it’s possible to whip up a whimsical description of yourself and of your life, both on and off the net; but you must never forget what you made the others believe you look like and what you told them about yourself and what they are able to find out on their own. One has to maintain a coherent story. If Pien were suddenly to say that she’s a middle-aged man, nobody would believe her; and if it transpired that she does not have a piano, everybody would feel cheated. Just as you would feel cheated if you would find out that the Church of Scientology was not suing me. (But believe me, they are. Check out the newspapers. Or walk over to the bar: I am on television right now. I think. The journalist who interviewed me told me I would be, anyway. I have no way of knowing that they’ve told me the truth. I’m not sure until I’ve seen the tape.)

And sixth, wanting to know whether their affinities and antipathies would hold and stretch into real life and prove to be really real – and of course to satisfy the curiosities of the regulars, who all want to know the faces behind these texts and names – it has at one time been decided that *.misc should meet every once in a while. And so, there are regular ‘Samenscholingen’ (‘Gatherings’) where everybody debates exactly the same issues as they do on the net, where people are aghast that ‘jeez I can’t believe that you are really so&so’ and talk about why they had expected somebody to look a certain way, and where of course everybody once again tries to find out who Truus is and whether she might be among those present.

*

FINALLY, I’D like to tell you about an instant net community that came into being in the course of just these last two months. An instant community that is not primarily social, as *.misc is, but political. But first I need to tell you about Scientology.

The Church of Scientology (CoS) sells its followers expensive courses which, if students study them carefully, are supposed to set them free (‘clear’ them). One of their members, Steven Fishman, was jailed because he committed several crimes in order to get the money to pay for these courses. Scientology urged him to get the money any which way he could, he stated.

During his years in prison, he renounced the cult. In an interview in Time magazine, he explained about the criminal behaviour of the cult and how they coerce their members. Scientology thereupon sued him for slander. In that trial, Fishman showed parts of Scientology’s secret materials to prove what he’d said in Time. These higher materials of the cult – the so-called ‘OT-levels’ – were accepted as evidence and thereby became public material: anybody could go to the court library and read them. CoS, fearing that its sacred secrets would be revealed, had some of their people going to the library every day to take out these documents to prevent other people (read: non-Scientologists) to read them. Nevertheless, the Fishman Affidavit got copied (it was also available through the clerk of the court, for a mere $36,50) and has been travelling on Internet ever since.

The funny thing is, when you read the document, you’ll just see a bunch of gibberish. Apart from the instructions of how to treat non-Scientologists – almost every means is allowed to silence them; lying is common sense; cheating is part and parcel – there’s just this silly and badly written science-fiction tale about Xenu, head of the Galactic Universe who nuked earth 75 million years ago and who through his body thetans even now controls all of us people, except (of course) the few Scientologist who managed to clear themselves. Well, L. Ron Hubbard was indeed an sf-writer.

Scientology does not want their followers to know whats in store for them: they forbid everybody to read this material until they’ve done lots of courses, stating that it would kill those who are not yet ready for it; but more probably because people may stop believing Scientology once theyve read this lousy sf stuff. And of course Scientlogy asks their followers massive amounts of money for the privilege of studying these OT-levels.

But the Fishman Affidavit got out on the net. Ever since, CoS has been hunting it, all the while screaming hell about copyright infringements. They’ve forged cancel messages, they’ve tried to remove the newsgroup where critics and former members discuss the cult; they’ve raided anon.penet.fi, an anonymous remailer, in order to get the name of one of their critics; they’ve raided FactNet, an on-line archive on the cults activities; they’ve raided Erlich and Lerma, members of FactNet who posted the Fishman Affidavit on alt.religion.scientology and have seized their computers.

Scientology does not argue with people who do not agree with them. They prefer to harass, start crazy lawsuits, have people followed by private detectives, and generally intimidate them. They do not sue in order to win; they sue in order to intimidate and harass and to ruin their critics.Their motto is: ‘Never defend, always attack and they stick to it.’

Some people in Holland had at one time or another heard about this. Most of them weren’t very interested: just another crazy US cult US. So, what else is new?

Now, XS4ALL is Hollands first public Internet provider. Due to their past activities (they were parented by the now dead but famous Hack-Tic) and due to their present activities (they put up a free local provider for Amsterdam, the Digital City or DDS; they provide good and rather cheap access; they are usually the first provider to experiment, propagate or evaluate new developments, both technical, social and legal), they are held in very high esteem.

It was this provider that Scientology raided on september 5; the Fishman Affidavit was on an XS4ALL user’s homepage. CoS seized the XS4ALL computers and threatened to sue XS4ALL if they did not remove this homepage. XS4ALL refused to do so, stating that the content of peoples homepage is of no concern to them and that they are not responsible for what their clients put there. FonsS voluntarily (well, what would you do if you knew CoS was after you?) removed the Fishman Affidavit. That was the end of it, it would seem.

But it wasn’t. Many Internet users in The Netherlands were shocked to learn that some cult wanted to interfere with XS4ALL and with users’ rights to publish public material. The indignation was quite immense. Newspapers covered the issue extensively, there were some items on television and many Dutch Usenet-newsgroups debated the issue. Most people were truly outraged.

And suddenly, Fishman homepages started appearing – one after another. An e-mail letter was circulated, asking people to review what was going on and to consider putting up a Fishman homepage as well. More or less renowned people became involved: first myself, later on a member of Parliament, then a laureate writer, a network, a magazine. Homepage after homepage. Fully knowing that CoS would at some time have to sue, more and more people joined.

As of today, there are one hundred and three Fishman Affidavit homepages in the world. One is in the UK, one in the US, one is in Germany; and there are exactly one hundred homepages in The Netherlands. There is a daily bulletin which all Dutch participants receive. There are t-shirts. There are people compiling Dutch versions of FactNet. There is now more information available in The Netherlands about the cult than there ever was – and none of it very positive, I must say. FactNet, Lerma, Erlich, Klemesrud, Fishman – people and organisations who are or have been sued by Scientology because of this Affidavit in the past two years – are eagerly waiting to see what’s happening here, for a positive verdict for us here would have bearings on their cases in the US. There is by now a massive correspondence between some of the regulars of alt.religion.scientology and people involved in this Dutch Net protest, as all critics of Scientology would like us to win. Some of the regulars of *.misc are preparing a defend fund for those who are being sued by the cult.

Two days ago Scientology filed charges against four Internet providers – XS4ALL, DDS, Cistron and Dataweb – and me. Scientology still believes they are fighting single persons and single institutions. We, on the other hand, know that they are facing a net-community.

And I, I am having a real net life.

Mooie vergezichten

“BINNEN TWEE JAAR tijd moeten er een miljoen Nederlanders op Internet aangesloten worden,” sprak het Ministerie van Economische Zaken kortgeleden, en loofde daartoe zeventig miljoen gulden aan subsidies uit.

‘Aangesloten worden op Internet’. De uitdrukking bezorgt me altijd een lichte huivering: het klinkt alsof je een plug of een socket in je lichaam geimplanteerd zult krijgen, vervolgens aan een kabel wordt vastgeklonken en nooit meer los mag. Waarom hebben ze het niet gewoon over ‘toegang hebben’ of ‘geabonneerd zijn’? Mensen zijn toch ook niet aangesloten op de kabel, de giro of op het gas? Hooguit is hun huis dat.

Los van de akelige terminologie: in de stukjes die over dit streven van EZ in de kranten werden gepubliceerd, viel vooral het gebrek aan argumentatie op. Waarom moeten al die mensen en bedrijven Internet op, en daartoe bovendien van overheidswege worden gestimuleerd en gesubsidieerd? De toeloop op het net is nu al fors; de vraag is, zoals Francisco van Jole afgelopen zaterdag in de Volkskrant uitlegde, of de huidige infrastructuur dat allemaal aan kan zonder fundamentele ingrepen. Ook zonder dat EZ de burgers en bedrijven extra aanspoort, moeten de telecommunicatiebedrijven waarschijnlijk op korte termijn sowieso forse investeringen doen wil het Nederlandse deel van Internet niet ondraaglijk traag worden; dat gaat om investeringen die de beloofde zeventig miljoen ver te boven gaan.

*

WAAROM WIL DE overheid het gebruik van Internet eigenlijk bevorderen? Het werkgelegenheidsargument heeft Van Jole in voornoemd stuk al de grond ingeboord: eerder gaan er arbeidsplaatsen verloren wanneer Internet op grote schaal wordt gebruikt.

De teledemokratie dan? Onze versie van demokratie is thans op het top-down model gebaseerd: er worden plannen en voorstellen over de burgers uitgestrooid, maar iets terugzeggen helpt bitter weinig. Slechts bij verkiezingen en (eventueel) bij referenda kun je je mening laten horen. Stemmen via het net kan hooguit een aanvullende methode zijn, zoiets als de machtiging nu is, zolang niet alle burgers toegang hebben tot het net en ermee vertrouwd zijn.

Politieke discussies dan? Debatten op het net zijn vaak structuurloos en altijd gelijkwaardig: iedereen kan op alles iets terugzeggen en je ‘daagse’ status heeft op het net niet veel betekenis. Zinnig argumenteren en goede argumenten leveren, dat telt. Antwoord krijgen is daarbij een eerste behoefte. Een stelling bij digitale burgers dumpen en dan menen dat daar na verloop van tijd vanzelf een conclusie of meerderheid komt uitrollen, is grenzeloos naïef. Iedereen wil wel over van alles en nog wat spreken, doch niet op commando, zeker niet wanneer er geen garantie is dat men gehoord wordt.

Bij mijn weten is er op overheidsinitiatief slechts eenmaal een redelijke (maar saaie) discussie op het net gevoerd: in de Digitale Stad werd een debat gehouden over de rol van moderne media in de informatievoorziening, bij overheidsdiensten en in het democratisch proces. Er golden strenge regels: alle bijdragen moesten eerst door een moderator worden goedgekeurd. In dit geval werd er bovendien gestreden om een prijs: het interessantste stuk werd aan Binnenlandse Zaken voorgelegd.

*

WAT ME HET meest bevreemd is dat de overheid zelf zo weinig met Internet doet. Ze zouden zich hun eigen woorden ter harte kunnen nemen. Internet biedt een van de snelste en meest omvattende manieren om informatie te aan te bieden en te vinden; de overheid maakt daar echter een hoogst oppervlakkig gebruik van.

Wie bijvoorbeeld via de Digitale Hofstad op de pagina’s van de Tweede Kamer belandt, krijgt een overdosis uiterst nutteloze informatie. Je ziet een eindeloze rij namen aan je voorbij komen: alle leden van de Eerste Kamer, alle leden van de Tweede Kamer, alle leden van de regering, allemaal op alfabet – en van elk van hen kan een minibiografietje van tien regels worden opgevraagd, met gratis pasfoto. Voorts wordt er, verstopt tussen al die namen, een cursus staatsinrichting voor wereldvreemde beginners opgedist: hoe vaak vergadert de Kamer, wat zijn kamervragen, hoe wordt een wet behandeld, en wat is de troonrede eigenlijk?

Er is voorts een trefwoordenpagina. Ha, eindelijk, wetsontwerpen, amendementen en wetsteksten, dacht ik, en tikte braaf WAO in. Het register ontsloot slechts berichten van verhindering en de voornoemde ellenlange lijst parlementariërs. Wetsteksten zijn simpelweg niet beschikbaar. De pagina die ik uiteindelijk vond, vertelde me dat ik naar de Kamerbibliotheek moet om ter plekke iets te lezen, of dat ik een kopie bij de griffie kan bestellen.

Het geheel wordt besloten met het parlementaire nieuws. Bij opvraag heet dat nieuws ‘Het wekelijkse weetje’. Wat was het grote nieuws dat het Nederlands parlement deze week aan haar digitale burgers kwijt wilde? Wat denkt U? Keus genoeg: de IRT-enquête, de gouden handdruk die Van Randwijck kreeg, de uitbrander die Van Traa zijn IRT-commissieleden gaf, de afschaffing van de ziektewet, de plannen van Nuis voor een gereduceerd kabelaanbod. Welnee. Geen woord erover. Het grote nieuws van deze week is: mocht Ruud Lubbers benoemd worden tot secretaris-generaal van de NAVO, dan is hij niet de eerste Nederlander in die functie.

De trutten.

En het kan wel. Via de Digitale Stad Amsterdam zijn de gemeentearchieven vanaf 1980 te raadplegen; op grond van simpele trefwoorden als ‘stadsmobiel’, ‘werkloosheid’ of ‘gehandicapten’ krijg je een compleet overzicht van de notulen van raads- en commissievergaderingen en kun je alle verordeningen en voorzieningen oproepen, kopiëren en op je gemak lezen.

Laat EZ daar maar ‘s gaan kijken. En voor het ontwerpen van zo’n systeem voor de Tweede Kamer, mag de overheid van mij haar eigen subsidie krijgen.

Naschrift: Pas later bleek me dat de gemeentearchieven van Amsterdam op Internet niet meer worden bijgehouden. Het kostte de ambtenaren naar verluidt teveel tijd…

Scientology: squeezed

[Originally published in Het Parool; translation by Patricia Savenije.]

ALL ACROSS THE planet, Scientology is hunting down copies of a court document that contains a part of their material. This document, the so-called Fishman Affadavit, is considered the umptieth proof of the fact that Scientology brainwashes its adepts, intimidates its critics, commits fraud, plans to murder people, abuses the legal system, etcetera. This particular court-document is different from all the others, in that ‘Fishman’ contains quotes from the expensive lessons that Scientology sells to their high-levelled adepts. It is a ridiculous scrap of a space-opera, with all the galactic federations and overlords that come with the genre. The most elevated lessons teach how to communicate with plants and animals.

Claiming that its copyright and trade-secrets are violated in the court file, but more probably because the cult is afraid to lose members and subsequently a source of income, Scientology filed a great number of lawsuits on people who made the document available through Internet.

They wanted Fishman out of the Netherlands as well. At first, it was only accessible on Fonss’ homepage at XS4ALL. After the cult had seized the XS4ALL-computers for that reason, more and more Dutch netizens joined a mass-protest and made the documents available themselves. At the moment, the Fishman Affidavit can be found at over eighty sites in the Netherlands. Amongst those the homepages of Oussama Cherribi (member of parliament), Marcel Möring (writer), the ‘Groene Amsterdammer’ (a weekly magazine), the Tros (a tv network) and myself.

All Internet-providers that thereby got involved in the case, have by now received letters of the law firm that represents Scientology in this matter: Nauta Dutilh. The lawyers summoned providers to remove the document and threaten to sue them if they refuse to do so. But such a case is very complex, even without considering whether or not the cult’s claim is valid: is the provider responsible, or should the account-holders be addressed individually? And is a provider allowed to delete homepages of its subscribers? As of yet, there is no jurisprudence on the subject.

Participants in the protest therefore supposed that the cult would, in order to avoid a long procedure over the responsibility-issue, rather sue an individual than an Internet-provider. But the latter weren’t to eager to give the names and addresses of their users. Therefore the cult was forced to look all by itself for information about people who made Fishman available on their homepage. Well: they’ve found it: I was the only one of the then sixty participants they tracked down. Cherribi was apparently too big a fish for CoS, even though information about him can easily be found in the records of the Dutch parliament.

I’m not afraid to appear in court. But the real question is whether Scientology feels the same way. They have an extremely weak case: their own material is of course copyrighted, but court documents are public property and can thus be distributed freely by anyone who feels like it. The document doesn’t contain the complete higher level courses, only fragments of them – which isn’t considered a copyright-infringement. Apart from that, public interest is served by making the Fishman Affidavit available: the document proves that the cult uses illegal and criminal means to achieve its goals. And especially this public interest is emphasized by the massive protest and because well-known people participate in it – a member of parliament, a writer, a television network, a weekly and a publicist.

Mr. Bakker Schut, XS4ALL’s lawyer, has used this argument in his reply to the demands of Nauta Dutilh, but still hasn’t received their reaction. The law-firm only sends exactly the same letter to other providers who got involved in this affair as they sent to XS4ALL a month ago. That’s why Bakker Schut sent a rather irritated letter to the CoS lawyers. In ordinary language, this said: “You’re not even taking the trouble to answer me and meanwhile you insist on sending exactly the same threatening letters to other providers? What are your arguments worth, and how about your threat to take this case to court? Is this only bluff and intimidation?”

That could very well be the case. Losing the trial in this country will have international consequences for the cult. In the USA, CoS has filed several similar complaints for a supposed copyright and trade secret infringement. And with each trial, Scientology loses more: one US judge has barely ruled that Fishman can’t contain trade secrets because the material has been available to the public for years, or another judge wonders whether or not their copyright claim has any legal value at all. At this moment, they’re losing on all frontiers. A Dutch ruling in which the publication of the entire Fishman Affidavit is allowed because it simply is a court document, will certainly be more than CoS can take. After all, that would mean that the document that the cult so desperately tries to remove from the public eye, is declared officially free in the Netherlands. And as far as Internet is concerned: any document that is available in the Netherlands can be downloaded all over the world.

The other question is whether Scientology can afford to refrain from taking this matter to court. It would mean that their secrets are literally ‘out on the street’ – on the information highway, bit for bit – and obtainable for everyone who owns a computer and a modem. Apart from that, it would make a most strange impression on a US judge if he found out that the only thing Scientology did in the Netherlands was to have their lawyers send some crappy threats.

Scientology is being thoroughly squeezed. Instead of having to deal with only one Fishman in the Netherlands, they are now facing eighty of them. And meanwhile, more people in this country have learned about Scientology than in the last ten years. All kinds of people are roaming the Internet in search of information, and almost everybody comes to the same conclusion: this ‘religion’ stinks beyond imagination.