Shit storm (met wc-papier)

Daar zijn we mooi klaar mee: een heuse pandemie. Welke strategie je overheid ook kiest: iedereen moet er doorheen, we hebben weinig keus. Individueel en als groep moeten we immuniteit opbouwen, en onderwijl iedereen die ziek en zwak is naar vermogen beschermen. Pas als dik de helft van de bevolking een besmetting heeft doorgemaakt, hebben we de eerste klap achter de rug.

Op veel punten staan mensen in Nederland er redelijk voor: we hebben een goede infrastructuur, schoon water, voedsel, riolering, en een redelijke weerstand. Plus natuurlijk die kilometers wc-papier.

Alleen: als tienduizenden ziek zullen worden, wil je dat spreiden, al was het maar omdat een deel in het ziekenhuis belandt (waarvan een deel op de intensive care, waarvan nog weer een deel verdomme zal overlijden). Wanneer te veel mensen tegelijk ziek worden, stort niet alleen de zorg ineen, wegens te weinig capaciteit, maar ook de infrastructuur. Daar moet je niet aan denken. Dan sterven er aanzienlijk meer mensen en raakt zowat alles ontwricht.

Deze pandemie maakt op slag duidelijk hoe immens belangrijk maatschappelijke voorzieningen zijn, en een degelijke sociale structuur. We hebben hier bijstand. Een ziektewet. Ziekenzorg. We hebben vangnetten. In Amerika zijn miljoenen mensen onverzekerd: zij riskeren opgezadeld te worden met onbetaalbare schulden zodra hun gezondheid hapert. Dat is ‘normaal’ al een kanjer van een probleem, en thans al helemaal niet meer te overzien.

 

Half coroneus Amerika werkt door totdat het erbij neervalt, en besmet ondertussen de andere helft.

Plus dat flexwerk daar harder heeft huisgehouden dan in Europa. In Nederland zijn veel mensen afhankelijk van slecht betaalde baantjes waarbij de werkgever alle risico’s op hen heeft afgewenteld en zijzelf geen enkele zekerheid genieten. Van post- en maaltijdbezorgers tot schoonmakers en thuishulpen, van oproep- en invalkrachten tot nuluren- en tijdelijke contracten, van scharrelbaantjes tot schijnzelfstandigheid. Klinkt allemaal heel leuk, maar de meeste mensen leven zo van dag tot dag. (En nee, minister Wiebes: dat was zelden een vrije keuze.)

Maar in de VS is dat nog een paar slagen erger. Grote werkgevers als Amazon en Walmart betalen geen cent uit in geval van ziekte; sterker, je riskeert ontslag. Gevolg: mensen werken door, ziek of niet. The New York Times publiceerde dit weekend een akelig overzicht van werknemers zonder ziekteverlof in retail en de horeca. Ze werken, ook al moeten ze kotsen, hebben ze koorts of diarree. Als ze thuisblijven, staan ze zonder uitkering op straat – en riskeren ze hun huis te verliezen.

De regering heeft bedacht dat wie corona heeft, nu een dag of tien ziekteverlof kan krijgen. Maar ja, dan moet je wel aantonen dat het corona is – en dat kun je niet, omdat er onvoldoende testsetjes zijn, en je hoogstwaarschijnlijk niet verzekerd bent. Half coroneus Amerika werkt door totdat het erbij neervalt, en besmet ondertussen de andere helft. Welcome to the shit show.

[Beeld: Alexas_Fotos via Pixabay]

Welgemoed het nieuwe jaar in

Laten we voor 2020 een paar richtlijnen afspreken om ieders dagelijks leven, de staat van het publieke debat plus het politieke vertoog draaglijk te maken – en dat zo hopelijk te verbeteren.

Een. Aan cynisme heeft niemand iets. Je klinkt er weliswaar slim door, maar het is de dood in de pot. Je stelt zo vooral je eigen mening voorop en getuigt van dedain jegens anderen, terwijl luisteren stukken verstandiger is, en de ander serieus nemen altijd onontbeerlijk is.

Twee. Laten we ophouden te denken dat alles twee kanten heeft: dat is niet zo. Terwijl je serieus kunt debatteren welk beleid helpt om de klimaatcrisis tegen te gaan (maar we juist dat akelig weinig doen), is ontkennen dat we met een klimaatcrisis kampen, allang geen zinvol uitgangspunt meer. Een flink deel van Australië staat al maanden in de hens, de temperaturen stijgen overal, het Poolijs kalft harder af dan verwacht, de CO2-uitstoot blijft wereldwijd toenemen. Onder wetenschappers is het debat allang beslecht: wij mensen zijn hier verantwoordelijk voor.

Wie dan toch mensen aan het woord laat die de klimaatcrisis ontkennen, kan zich niet beroepen op evenwicht, of op neutraliteit. Waarom zou je mensen het woord geven die zich op kwakwetenschap beroepen? Als 99 procent van de wetenschappers het na een vrij rigoureus debat eens zijn, vormt die afwijkende 1 procent geen representatieve stem.

Drie. Evenzo zijn ‘beschaafde’ debatten met mensen (of partijen) die anderen hun grondrechten willen ontzeggen geen teken van evenwichtige journalistiek, slechts van fnuikende kortzichtigheid en valse uitgangspunten. De aarde is niet plat, vrouwen zijn heus mensen, racisme is geen ‘mening’ die debat verdient, en ja: nadenken is lastig.

Maar de status quo overdenken doe je niet door de standpunten van de oude garde permanent centraal te stellen. Het geweeklaag van mensen die op hun staart zijn getrapt als uitgangspunt nemen – ‘Hoe moet ik een vrouw anders versieren dan door me aan haar op te dringen?’, ‘Zwarte Piet is gewoon een onschuldige traditie’, ‘Als een trans onze wc in mag, voel ik me daar niet langer veilig’ – komt neer op de vooroordelen van diezelfde oude garde vrij baan geven.

Vier. Laten we ophouden te beweren dat we geen geld hebben voor zinnig beleid. Nederland is een van de rijkste landen ter wereld en heeft momenteel een gigantisch betalingsoverschot. Ondertussen stijgen de lonen amper en doet de regering alsof ze haar begroting slechts met grote moeite rond kan krijgen. Ze kortwiekt uitkeringen, snijdt in sociale advocatuur, knevelt woningcorporaties met zware verhuurdersheffingen, en legt elk beroep van burgers op een ontheffing of toeslag onder een vergrootglas.

Maar ondertussen betalen multinationals als Unilever en Shell vrijwel geen belasting, terwijl de kosten van hun bedrijfsvoering wel hoofdelijk naar alle burgers worden omgeslagen. Laten we afspreken dat elk bedrijf dat hier opereert, voortaan het volle pond aan belastingen betaalt – of anders het recht ontbeert zich te beroepen op onze nationale faciliteiten.

[Beeld: Pixabay]

Geef burgers maar de schuld

De presentatie van Marleens Stikkers boek Het internet is stuk (maar we kunnen het repareren) leverde een levendig debat op. Waar zowat iedereen het over eens was: internet is inderdaad flink kaduuk. Privacy wordt er vermalen; onze eigenschappen en gedragingen worden er door derden uitgebaat; we krijgen er een identiteit toegeschreven, die vervolgens wordt vermarkt; de grote platforms proberen ons van #hype naar #ophef te jagen, om zich van continue clicks te verzekeren.

Over hoe die beoogde reparatie eruit kan zien, waren de meningen minder helder. Ook Stikker zelf was dat niet: in haar boek staan rijp en groen naast elkaar. Neem open source: software die gratis is, en gebaseerd op creative commons licenties – iedereen mag meebouwen en meesleutelen, maar niemand is eigenaar. Het was al jaren eerder een geweldig idee.

Maar diezelfde overheden die zich pakweg 15 jaar geleden hartelijk aan die beweging en haar doelstellingen committeerden, zijn nu massaal overgestapt op Google Suite. Ook gratis, maar niet vrij: je betaalt er met je gegevens, en van portabiliteit is geen sprake. Integendeel: hoe meer diensten je er gebruikt, hoe moeilijker je nog kunt overstappen op een ander pakket. Het is een nieuwe vorm van vendor lock-in: je wordt hun eeuwige klant.

Stikker wees er terecht op dat we het internet eigenlijk niet kunnen repareren als we niet ook naar de politiek en economie kijken. Het marktdenken domineert immers niet alleen internet; het heeft ons overal in de greep. Wil je dat burgers hun soevereiniteit op internet herwinnen, dan zul je dat neoliberalisme bijgevolg ook op andere terreinen moeten aanvechten.

Ze formuleerde het pregnant. ‘We hebben inmiddels zowat alles vermarkt: onderwijs, zorg, milieu, cultuur, data, wetenschap, onderzoek,’ – zelfs aandacht, zou ik daaraan willen toevoegen – ‘en haast niemand zet zich nog in voor publieke waarden.’

Ineens dacht ik: nee, het is erger. We hechten wel degelijk aan publieke waarden, maar die hebben we inmiddels tot op het bot geïndividualiseerd. Publieke waarden zijn niet langer een publieke zaak of taak; wij, de burgers, zijn nu hoogstpersoonlijk verantwoordelijk gesteld om die in stand te houden. Doen we dat niet, dan wordt dat ons aangerekend als persoonlijk falen. Het ligt nooit aan de markt – altijd aan ons.

Daarom moet u zich doodschamen als u een plastic rietje gebruikt, maar mag de frisdrankindustrie een statiegeldregel voor kleine plastic flesjes tegenhouden. Daarom bent u fout als u te warm stookt, maar mag Shell gerust nog miljarden liters olie oppompen: dat is namelijk goed voor ‘onze’ economie. Daarom is het vreselijk als iemand in de bijstand ergens een centje bijverdient, maar ligt niemand op regeringsniveau ooit wakker van de jaren durende miljoenenfraudes met dividendbelasting, of van witwasserij op de Amsterdamse Zuidas.

Publieke kwesties reduceren tot persoonlijke keuzes: ook dat is politiek.

[Beeld: Guillaume Paumier, CC-BY op Wikimedia.]

Platgewalst door een olifant

De decentralisatie van 2015, waarbij de zorg, de jeugdzorg en de Wmo naar de gemeenten werden overgeheveld, moest de zorg efficiënter maken. Lokaal had iedereen beter door wat nodig was, konden instanties makkelijker samenwerken en waren ze flexibel. Dat zou allemaal zó geweldig gaan dat er, volgens dezelfde landelijke overheid die de boel over de gemeentemuren gooide, een klap geld bezuinigd kon worden op de eerdere budgetten: tot wel 15 procent. De lokale zorg zou immers zalig mean and lean zijn.

Dat pakte iets anders uit. De VNG, die zich aanvankelijk in de handen wreef over de uitbreiding van de lokale begrotingen en de toegenomen beleidsruimte van de gemeentebesturen, trekt nu al jaren aan de noodklok. Aanbieders concurreerden elkaar kapot, zorgleveranciers bleken lang niet allemaal eerlijk of transparant te zijn en sluisden geregeld megawinsten weg, en het controleren van al die zorgcontracten en -leveranciers vergt meer deskundigheid dan gemeenten in huis hebben.

Het geval van een kersverse Noord-Hollandse gemeente, in 2015 ontstaan uit de samenvoeging van vier plaatsen, is tekenend. Die jonge gemeente had de handen vol om haar eigen organisatie en integratie op orde te krijgen. Toen zich een grote, landelijke zorgaanbieder aandiende die gul beloofde de hele lokale zorg dan wel even voor ze te regelen, was de gemeente opgelucht. Maar goed onderhandelen kon ze niet.

Inmiddels is het zorgbudget daar veranderd in een open ader, waaruit het geld onbekommerd naar deze landelijke zorgonderneming stroomt. De gemeente in kwestie waant zich nog altijd een gellijkwaardige ‘partner’ van deze landelijke zorgcentrale, hoewel die weigert haar inzicht te geven in de achterliggende kosten. De gemeente staat nu met de rug tegen de muur en hoogt noodgedwongen het budget steeds op. Een duidelijk geval van de muis die dacht een walsje met een olifant te doen, maar inmiddels behoorlijk onder de voet is gelopen.

KRO-NCRV’s Pointer en Follow the Money hebben dit jaar een serie zorgcowboys geïdentificeerd, die hun zakken vrij systematisch vullen met gemeenschapsgeld. In één geval – PrivaZorg, dat inmiddels door de Ondernemingskamer onder curatele is gesteld – was de constructie waarlangs geld werd weggesluisd zo complex dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd er de vinger niet achter kreeg: het kostte journalist Siem Eikelenboom weken spitwerk en de hulp van klokkenluiders om de boel in kaart te brengen. Hoe moeten gemeenten, die op dit vlak aanzienlijk minder geoutilleerd zijn dan de IGJ, zoiets in ’s hemelsnaam achterhalen?

Vandaar dat gisterochtend mijn mond openviel toen Kamerlid René Peters gemeenten publiekelijk terechtwees over de zorgcowboys: ‘Gemeenten, een goede analyse [maken] van bedrijven waarmee je een contract aangaat, loont,’ meldde Peters. Wat hij onvermeld liet: het onzalige plan van decentralisatie van de zorg kwam uit de koker van zijn eigen CDA, in samenwerking met de VVD.

[Beeld: Stux op Pixabay.]

Quantum, qubits en crypto

Ian Hughes op Flicker, https://www.flickr.com/photos/epredator/40239193864Afgelopen week maakte Google bekend een werkende quantumcomputer te hebben gebouwd. Anders dan ‘gewone’ computers werken die niet met bits (die alleen ‘uit’ of ‘aan’ kunnen staan, oftewel op 0 of 1), maar met qubits. Dat zijn bits die in tegelijkertijd 0 én 1 kunnen zijn (‘superpositie’).

Dat verschaft ze vreemde eigenschappen: zo kunnen ze niet worden gekopieerd, en staan ze onderling altijd in relatie. Als de waarde van qubit A bekend wordt (en daarmee zijn superpositie vervalt), heeft dat subiet effect op qubit B, ook als dat zich elders bevindt. Hoogleraar Stephanie Wehner, die in Delft aan de ontwikkeling van een quantum-internet werkt, legt het graag (en altijd geestig) uit.

De strijd wie de eerste serieuze quantumcomputer kon presenteren, is al langer bezig; wie de eerste slag binnenhaalt, krijgt een boel prestige. Het werd dus Google. Het bedrijf meldde triomfantelijk dat Sycamore, zoals het zijn exemplaar heeft gedoopt, een reeks sommen 1,5 miljard keer sneller oploste dan gewone supercomputers kunnen. Op dat record valt overigens wel iets af te dingen: Google koos uiteraard een opdracht die exact was toegesneden op Sycamores expertise. Voed het ding een ander lastig probleem en hij bakt er waarschijnlijk weinig van: Sycamore is in zekere zin nog een one trick pony.

De grote belofte van dit type computers is dat ze als simulatie gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld om medicijnen te testen: een virtueel model van het menselijk lichaam is, in combinatie met de verschillende verschijningsvormen van een ziekte, het potentiële geneesmiddel waarnaar onderzoek wordt gedaan en de bijwerkingen van dat medicijn, dusdanig complex dat zelfs de verenigde computers van een heel datacenter zoiets momenteel niet aankunnen. Mogelijk lukt dat straks wel met quantumcomputers.

Maar terwijl de quantumcomputer prachtige vergezichten biedt, schopt-ie andere dingen onderuit. Het ding zuipt bijvoorbeeld schrikbarend veel energie, terwijl de energiezucht van onze huidige, ‘ouderwetse’ datacenters al de pan uit rijst. En terwijl quantumcrypto uit de aard der zaak onkraakbaar is – wie zulke berichten probeert af te luisteren, verandert de boodschap zonder pardon en krijgt bijgevolg niets dan gibberish – maakt invoering van de quantumcomputer de oude vertrouwde vormen van versleuteling eenvoudiger te kraken. Niet dat PGP en blockchain nu meteen ‘kapot’ of nutteloos zijn, maar we moeten er wel rekening mee houden dat zulke vormen van beveiliging op termijn minder solide worden.

Resteert een ander, en al ouder probleem: quantumcomputers zijn met grote inspanning van wetenschappers op tal van universiteiten bedacht, ontwikkeld en beetje bij beetje opgebouwd. En weer gaat een commercieel bedrijf er met de jackpot – en alle glorie – vandoor. Ze plukken wel de vruchten der wetenschap maar, belastingmijders als ze zijn, weigeren daaraan mee te betalen.

[Beeld: Ian Hughes op Flicker, 50 qubit quantum compture; origineel hier.]

Pappen, nathouden en afwentelen

Beeld: Mathias BeckmannHet kabinet doet amper iets tegen de CO2- en stikstofuitstoot, en denkt te geloven dat we er met pappen en nathouden ook wel zullen komen. In plaats van een platte CO2-belasting – een vast bedrag per ton broeikasgas – is het kabinet van plan een vrije voet in te voeren, waarbij bedrijven pas boven een bepaalde hoeveelheid uitstoot gaan betalen, gekoppeld aan ‘reductiedoelen’, waarbij die vrije voet langzaam word verlaagd.

Je ziet de ingewikkelde rekenmodellen al voor je, inclusief opties voor gesjoemel en gemarchandeer, plus allerlei uitzonderingsregelingen voor bedrijven die van eminent belang worden geacht, want: de economie. Oftewel: ruime marges en coulance voor precies die bedrijven die jaar in, jaar uit overmatig veel CO2 uitstoten en die het milieu hebben verruïneerd. Van Shell en tot Tata Steel, van de Botlek tot Pernis, van Schiphol tot Dow Chemical.

In de discussie over stikstofemissies gaat het er niet anders aan toe. De VVD en het CDA stellen nu al dat geen boer verplicht zal worden ook maar een koe of varken in te leveren, ook al is daar geen ontkomen meer aan. De VVD weigert intussen de maximumsnelheid te verlagen, en staat pal achter de Formule-1 plannen van Circuit Zandvoort.

Hoe al die stikstofuitstoot dan wel beteugeld kan worden? Tsja en nou, ach en wee, kommer en kwel, pieker en peins. Wacht… de burger! Kunnen we die niet een energie-, afval- en uitstootbelasting opleggen?

Want burgers gaan hooguit zingend op straat liggen of op vrijdagen staken, en laten zich dan braaf afvoeren. Burgers dreigen niet hun bullen te pakken en naar een ander land te verhuizen, waar ze wel de vrije hand krijgen om door te gaan met vervuilen; burgers rammen niet de deur van een provinciehuis kapot, burgers rijden niet met hun tractor dwars door afzettingen heen. Burgers hebben geen machtige lobby’s.

Waren de liberalen echte vrijemarktdenkers, dan lag de zaak een stuk simpeler. Je bevordert een werkelijke concurrentie tussen bedrijven, je houdt op hun infrastructuur stilzwijgend met publiek geld te subsidiëren en bevordert zo dat burgers de echte prijs betalen voor vlees, zuivel, autoverkeer en vliegtuigreisjes, en je belast bedrijfswinsten en -kapitaal even stevig als je doet met de inkomens van werknemers.

Maar daar is geen sprake van, want de economie. Liever wentelt de regering haar lafheid af op de burgers: voor de 130 km/u van de vroem-vroempartij draaien u en ik uiteindelijk op, net als de dieren en het milieu opdraaien voor het ‘wij staan pal achter de boeren’-beleid van het CDA.

Betaalbare huizen bouwen? Het openbaar vervoer verbeteren? Investeren in verduurzaming? Stoppen met gif spuiten en overbemesting? Nee, dat kan Bruin CO2-Stikstof niet trekken. Ondertussen hoeven Tata Steel, Shell of een boerenlobby maar te piepen, of het kabinet werpt zich op zijn rug, pootjes omhoog, en wentelt zich in de modder.

[Beeld: Pixabay, Mathias Beckmann]

De nieuwe horigheid

Foto: Wendy Wei op Pexels (fragment)Big data rukken op: het verzamelen van informatie, om daar vervolgens algoritmes op los te laten die tot beter onderbouwde beslissingen zouden komen dan wijzelf. Er gaat van alles mis bij al die mooie technologische dromen. Zo wordt de informatie in kwestie bepaald niet altijd netjes verzameld. Veel datasporen worden aan mensen onttrokken zonder dat wij daar weet van hebben, laat staan dat we grip hebben op wat er vervolgens mee gebeurt.

Intussen hebben de beslissingen die uit die algoritmes komen rollen – gewoonlijk heel soft als ‘suggesties’, ‘aanwijzingen’ of ‘indicaties’ betitteld – geregeld zeer verstrekkende gevolgen. U komt helaas niet in aanmerking voor een lening bij ons. Of: uw auto lijkt ons te duur voor uw inkomen. Wij denken op grond van uw profiel dat wij uw sollicitatie afwijzen. De Belastingdienst zet uw toeslag voor kinderopvang stop, want u lijkt ons een fraudegeval. Of Jeugdzorg ziet ‘signalen’ van ‘vermoedens van’ kindermishandeling, en zet een vlaggetje bij uw gezin.

Nu willen de entrepreneurs ook de kunsten in. Journalist en programmamaker Jaïr Tchong beschreef de plannen die het Belgische PXL-Music vorige week op een congres van de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals presenteerde. Prachtige vergezichten, werkelijk waar: op grond van de data van bezoekers (hun Google-gebruik, waar ze kwamen, waar ze naar luisterden, wat ze verder zoal deden) en de gegevens van zalen zelf (hoeveel mensen kunnen erin, hoeveel kaarten verkopen ze bij elk optreden) hoopt PXL-Music de zaalprogrammeurs te kunnen voorspellen welke acts tot volle zalen leiden en welke acts ze beter niet kunnen boeken. Naïef-optimistisch meldde de spreker dat podia zo minder missers zouden hebben, en dan dus fijn meer geld zouden overhouden voor experimenten.

Tchong zag het al voor zich.

Wie had, met zo’n algoritme in de hand, in ’s hemelsnaam ooit het prille Nirvana geboekt? En was het niet raar dat podia én bezoekers voor deze vermeende, gladgestreken slimheid al hun data moesten afstaan aan een bedrijfje dat hen vervolgens wilde aansturen en daar een verdienmodel op wilde bouwen?

Denk aan hoe restaurantsite Iens, ooit begonnen als een ‘handige’ beslishulp voor wie buiten de deur wilde eten, gaandeweg dictatoriale trekjes kreeg. Zo verdwenen restaurants met uitmuntende reviews miraculeus in de krochten van Iens wanneer ze Iens geen reclamegeld betaalden. ‘Maffiapraktijken,’ oordeelden de restauranthouders terecht.

Ik realiseerde me dat er een droom aan gruzels lag. Ooit beloofde internet de middle man overbodig te maken: je kon voortaan je muziek rechtstreeks bij je favoriete artiest kopen, zelf je reis boeken, of een boek uit de VS importeren. Veel tussenhandelaren zijn inmiddels verdwenen. Maar nu wordt er, beetje bij beetje, een bovenlaag van handelaars in big data gemetseld, die zelfstandige bedrijven – inclusief hun klanten – horig tracht te maken.

[Beeld: © Wendy Wei, foto op Pexels, fragment]

‘Delen’ is helaas duurbetaald

Na de jubelverhalen over de deeleconomie kwamen de barsten. Uberchauffeurs lieten zien hoe absurd veel ze moesten werken om een karig loon bij elkaar te sprokkelen. Steden klaagden over ‘deelfietsen’ die als strooigoed op stoepen werden geplempt en als wrak werden achtergelaten. De rolkoffertoeristen die gezellig kwamen airbnb’en, dreven de prijs van woningen op, en legden beslag op de beschikbare woonruimte voor de vaste bevolking.

Delen bleek niet langer: gul zijn, uitlenen wat je zelf even niet nodig hebt, of samen iets onderhouden, maar: als bedrijf winst willen maken door andermens’ dienst te verhuren onder gratis gebruikmaking van de openbare ruimte en publieke voorzieningen, onderwijl de infrastructuur ontwrichtend.

Zo kreeg de deeleconomie de trekken van een zwerm sprinkhanen die, vermomd als hipsterbedrijfjes, op een stad neerdaalt. ‘De aanbieders van deze diensten hebben een buitengewoon agressieve aanpak,’ constateerde Marco te Brömmelstroet, docent stedelijke planning aan de Universiteit Amsterdam, eerder in NRC Handelsblad. ‘Ze willen zo snel mogelijk een marktaandeel verwerven.’

Hebben ze zo’n aandeel eenmaal in handen, dan gaan de prijzen prompt omhoog, zo liet Time afgelopen week in een grondig artikel zien. De ‘deelbedrijven’ zijn immers veelal opgericht met geld van durfinvesteerders, en die willen uiteindelijk rendement zien. Maar haast niemand maakt winst: Uber, de grootste ‘speler’ op dit terrein, leed het afgelopen kwartaal liefst 5,4 miljard dollar verlies en kampt met een dalende omzet.

De plannen worden van de weeromstuit wilder, want winst moet en zal er komen. Uber poogt zich momenteel in vijf landen binnen te wurmen op de markt van het openbaar vervoer. In sommige steden tracht het bedrijf zelfs het hele stadsvervoer op te kopen. (Intrigerend aspect: ze kijken daarbij in het bijzonder naar vervoer voor gehandicapten, waar inderdaad een markt braak ligt, al decennia achtereen. Gehandicapten als breekijzer: persoonlijk vind ik dat een nogal griezelig concept.)

Maar dat verlies van Uber kunnen we, zoals wel vaker geldt bij multinationals, misschien beter met een hap zout nemen. Uber maakte afgelopen week een profijtelijk bedrijfsritje naar de Zuidas. Het bedrijf heeft haar ‘intellectueel eigendom’ van een brievenbusfirma op de Bermuda’s verhuisd naar een Nederlandse dochteronderneming. Die papieren operatie levert het bedrijf, zo hopen ze, een aftrekpost van 5,5 miljard dollar op. De vraag is of Nederlandse Belastingdienst die move accepteert, maar dat lukt vast: tal van andere multinationals gingen Uber voor.

Deelbedrijven wentelen de lasten van hun bedrijfsvoering af op hun werknemers., wonen hun omgeving uit, parasiteren op de infrastructuur die door overheden en burgers is opgebracht, en steken de winst met belastingtrucs in eigen zak. Delen is niet hip, en het tegendeel van duurzaam.

[Beeld: Uber-protest In Portland, januari 2015. Foto: Aaron Parecki, Wikimedia]

Slampampers

PixabayWat we als burgers nog kunnen doen om de klimaatcrisis te dempen, is futiel geworden, schreef ik vorige week. Da’s niet helemaal waar: we kunnen stoppen met vliegen, met dumpkleding kopen, met elke dag vlees eten. We kunnen een boom planten, geen fruit of groente kopen die een half continent moest reizen om hier in een winkel te belanden, kiezen voor openbaar vervoer en fietsen, langer met onze spullen doen, en minder energie verspillen. We kunnen de volgende keer anders stemmen, in de tussentijd onze zorgen publiekelijk uitspreken, milieuorganisaties vaker steunen, en eisen dat politici maatregelen nemen die er werkelijk toe doen.

Helaas lijken politici tegenwoordig kortzichtiger te zijn dan ooit tevoren. Dit is geen tijd waarin iemand van enig politiek gewicht het in zijn hoofd zou halen een plan als de Deltawerken te opperen, terwijl dat toch de schaal is waarop we zullen moeten denken. Maar premier Mark Rutte nodigt liever vijf gele hesjes in het Torentje uit dan dat hij een brede discussie entameert over hoe we als land onze energieconsumptie kunnen beteugelen, schuift het bedrijfsleven liever 2 miljard per jaar aan dividendbelasting toe dan dat hij werk maakt van een CO2-belasting, en luistert aandachtiger naar multinationals dan naar burgers – of hij schoffeert met kabinet en al de rechter, die de staat ook in hoger beroep naleving van het klimaatakkoord oplegde.

Wat een slampampers.

En ik begrijp het niet. Ook politici hebben kinderen, juist politici weten dat we in Nederland al jaren zowat alle klimaatafspraken met voeten treden, ook politici weten dat er de afgelopen weken bijna drie miljoen hectare bos in Siberië in de hens is gevlogen en er overal in de buurt van de Noordpool branden zijn en methaan vrijkomt. Zelfs de bazen van Shell, ExxonMobil, BP en andere grote oliebedrijven weten dat – nee sterker, die wisten veel eerder dan wij burgers, of onze politici, dat zulks te gebeuren stond als we op de oude voet doorgingen.

Hoe kun je dan in ’s hemelsnaam doen alsof klimaatverandering een bui is die wel weer overwaait? Hoe kun je zo je kop in het zand steken, of geloven dat het jou niet zal raken? Hoe kun je zo volharden in je kortzichtigheid en je kortetermijnbeleid?

Ik weiger te geloven dat het politici geen lor kan schelen. Soms denk ik dat ze, ’s nachts, stiekem in hun bedje, bijwijlen even benauwd zijn als u of ik, maar dat die angst in wankel evenwicht gehouden wordt door een andere vrees: die voor de toorn van grote bedrijven, die dreigen met vertrekken of tegenmaatregelen als er beleid komt dat ze niet zint.

Maar toch. Als je nota bene de baas van het IMF aan je kant hebt – Christine Lagarde heeft herhaaldelijk gezegd dat het hoog tijd is om wereldwijd alle subsidies en steun aan fossiele brandstoffen in te trekken, een bedrag dat ze schatte op een slordige 5000 miljard per jaar – dan kun je best een deuk in een pakje boter slaan.

[Foto: Pixabay, via The Moscow Times]

Voor de duvel niet bang

Fascinerend dat Christine Lagarde genomineerd is om de nieuwe baas van de Europese Centrale Bank te worden. Ze staat nu 8 jaar aan het hoofd van het IMF, en heeft in die periode het IMF bepaald socialer weten te maken.

Onder haar leiding heeft het IMF zijn rol als hardvochtige saneerder versoepeld – halverwege 2015 riep Lagarde zelfs op om een fors deel van de schulden van Griekenland kwijt te schelden, omdat de strenge aanpak die het land eerder was opgelegd, inmiddels had bewezen niet te werken. Het land raakte er alleen maar dieper door in het slop.

Lagarde lijkt voor de duvel niet bang. In interviews zegt ze kalmpjes dat de twee grootste uitdagingen voor de wereld, en voor het IMF, de klimaatcrisis en de groeiende ongelijkheid zijn. Ze is een groot voorstander van een flinke CO2-heffing, tot wel 70 dollar per ton C02.

In een gesprek met Trevor Noah van The Daily Show zei ze vorige maand voorts dat het hoog tijd is om de onvoorstelbare hoeveelheid subsidies die overheden wereldwijd in fossiele brandstoffen steken – ze schatte het totaalbedrag dat daarmee gemoeid is, op liefst 5 biljoen dollar per jaar – over te hevelen naar een totaal ander type investering: in schone energie, infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg. Dat zou bovendien de groeiende ongelijkheid helpen tegengaan, een tegenstelling tussen rijk en arm die de wereld volgens haar steeds meer parten speelt. Dat is bepaald verfrissend om uit de mond van zo’n top dog te horen.

Op de website van het IMF wijdde Lagarde in maart van dit jaar een uiterst scherp stuk aan het gedrag van multinationals. ‘Ten eerste ondermijnt het gemak waarmee multinationals belasting lijken te ontwijken, plus de al dertig jaar durende daling in corporate tax rates, het vertrouwen in de rechtvaardigheid van het belastingstelsel als geheel. Ten tweede is de huidige situatie met name schadelijk voor landen met lage inkomens: het berooft ze van opbrengsten die ze hard nodig hebben om economische groei te behalen, armoede tegen te gaan, en duurzame doelen te bevorderen. Ontwikkelde economieën hebben de belastingtarieven voor internationale bedrijven te lang bepaald zonder rekening te houden met het effect ervan op landen met lage inkomens. Analyse van het IMF laat zien dat landen buiten de OECD samen jaarlijks zo’n 200 miljard dollar mislopen, doordat internationale bedrijven hun inkomsten doorsluizen naar landen met lage belastingtarieven.’

Dat zullen niet veel mensen – zeker niet op zulke hoge posities – haar publiekelijk durven nazeggen.

Daarnaast pleit ze voor meer vrouwen op de werkvloer, in alle geledingen en niveaus: niet alleen uit morele overwegingen, want dat argument sorteert nauwelijks effect, constateerde ze tot haar verdriet. Vandaar dat ze een economisch argument uit de kast trok: het is goed voor de economie en goed voor de ontwikkeling van een land.

Nu nog hopen dat Lagarde bij het IMF niet wordt opgevolgd door Jeroen Dijsselbloem.

[Beeld: Christine Lagarde, Wikimedia]