Jam en zelfmoord

DE NEDERLANDSE VERENIGING VOOR EUTHANASIE vindt dat hulp bij zelfmoord uit het wetboek van strafrecht moet. Afgelopen zaterdag verzette Willem Pekelder zich in deze krant heftig tegen dat voorstel: hij vond dat de overheid met zulke wetgeving «zwart op wit vastlegt dat het leven niet eerbiedwaardig is».

Hoe Pekelder tot die stelling komt, is onduidelijk. Hulp bij zelfdoding onder strikte condities toestaan is bepaald niet hetzelfde als mensen een vrijbrief voor moord en doodslag geven. Voorwaarde voor straffeloosheid is niet alleen dat er iemand is die oprecht en overtuigd dood wil, maar vooral dat die wens voor de rechtbank onomstotelijk aangetoond kan worden. Zonder overtuigend bewijs voor die wens gaat wie zulke hulp bood, niet vrijuit: dan acht de rechtbank het moord. En daar hebben we al zware straffen voor.

Hulp bij zelfmoord wordt ingeroepen door mensen die niet zelf in staat zijn te doen wat ze willen: dood gaan. Pekelder haalt het voorbeeld aan van zelfmoordconsulent Willem Muns die binnenkort voor de rechter moet verschijnen. «Een gedeeltelijk verlamde vrouw uit Groningen kreeg een bakje vla met dodelijke pillen te eten en daarna een vuilniszak over haar hoofd. [Muns] trok vervolgens een stuk elastiek strak om haar nek.»

Pekelder heeft de zaak slecht gevolgd en beschrijft hem tendentieus: mevrouw B. bereidde zelf haar dodelijke mengsel, at dat eigenhandig op en trok zelf zak en elastiek over haar hoofd. Muns staat alleen terecht wegens het verleggen van de zak – van haar linkerhand naar haar rechterhand, of andersom: de zak lag bij haar verlamde arm zodat ze hem later niet goed zou kunnen pakken – en voor het opendraaien van het potje jam waarmee mevrouw B het dodelijke mengsel wilde zoeten. Zelf kon ze namelijk geen jampotjes meer open krijgen.

De zaak toont aan hoe bizar de aanklacht van hulp bij zelfmoord kan zijn. Je mag – als thuishulp, als buddy, als consulent, als buurvrouw – gerust een pot jam opendraaien als iemand zijn brood ermee wil beleggen, maar als je weet dat de jam bedoeld is om een dodelijk middel mee in te nemen, wacht je mogelijk drie jaar gevangenisstraf. Je mag wel een boek binnen handbereik leggen, maar geen plastik zak. Je mag medicijnen bij de apotheek ophalen voor iemand die slecht ter been is. Mag dat ook als je weet dat de zieke ze spaart voor zelfmoord, of ben je dan strafbaar?

En lastiger: hoe kan de wet eisen dat iemand die altijd gevoerd moet worden, zelfstandig een dodelijk middel naar binnen lepelt? Waarom mag een hulpverlener in zo’n geval – als hij dat emotioneel aankan, tenminste – geen handreiking doen? Moet je redelijk gezond zijn om een einde aan je eigen leven te mogen maken? Is fysieke zelfstandigheid een voorwaarde?

Waar het mijns inziens om draait, is bewijs en belang. Je wilt oneigenlijke motieven uitsluiten en verkapte moord verhinderen. Het element van belang hebben bij andermans dood is echter ook anders te ondervangen dan door een algemene verbod op zulke hulp. In Zwitserland is hulp bij zelfdoding alleen in specifieke gevallen strafbaar, namelijk wanneer de helper aantoonbaar baat heeft bij het overlijden van de zelfmoordenaar. Intenties en belangen, daar gaat het dan om, en daarna: bewijslast.

Als we al te vlotte, ondeskundige en ondoordachte hulp bij zelfdoding werkelijk lastig willen maken, dan kun je zulke hulp beter uit het wetboek van strafrecht halen en die naar het tucht- en civielrecht delegeren. Daar is de bewijslast zwakker. In strafzaken mag een verdachte zwijgen en moet zijn schuld boven alle redelijke twijfel verheven zijn vooraleer de rechter hem mag veroordelen. In civielrechtelijke zaken daarentegen hoeven schuld en (mede-) verantwoordelijkheid slechts aannemelijk gemaakt te worden. Maar eigenlijk vind ik al deze argumenten – hoezeer ook ze de zinvolheid en de morele juistheid van een verbod op van hulp relativeren – in het niet vallen bij een ander argument.

Zelfmoord plegen is niet illegaal, en voor alles wat we zelf mogen doen, staat het ons vrij andermans hulp in te roepen. Hulp bij legale activiteiten mag je naar hartelust inhuren of kan je zelfs van overheidswege worden verstrekt: van mensen die je eten bereiden en je billen schoonmaken tot mensen die je seksuele verlangens lenigen, je van A naar B rijden of je boekhouding narekenen. Alleen en uitsluitend bij zelfmoord is hulp uit den boze. Dat is een curieuze juridische figuur, juist omdat zelfmoord zelf niet illegaal is. En sommige mensen kunnen geen zelfmoord plegen, ze zijn fysiek niet meer goed bij machte. Daarom willen ze nu juist dood.

Hannah versus Anne

IN MIJN VORIGE STUKJE verbaasde ik me over de heiligheid waarmee de familie van Anne Frank wordt omgeven. In navolging van Bruno Bettelheim, die behartenswaardige stukken geschreven heeft over joodse cultuur, oorlog en verzet, over aanpassing en overleving, vroeg ik me af hoe het komt dat een familie die zich hoofdzakelijk verstopte zoveel faam heeft gekregen, terwijl er zoveel dapperder en inspirerender voorbeelden zijn. Ik wees onder meer op Hannah Arendt, die met duizenden andere joodse vrouwen in een kamp in Frankrijk werd gedreven en behoorde tot het handjevol dat gebruik maakte van de aanvankelijk gebrekkige bewaking. Dat kleine groepje overleefde de oorlog: daags na hun vlucht werd het kamp hermetisch afgesloten en de achterblijvers werden de gaskamers in gestuurd.

Hannah Arendt, jong en oud

Buiten veel bijval kreeg ik ook boze en verdrietige post. Dat ze van die hele Hannah Arendt nog nooit hadden gehoord, schreven een paar mensen me, alsof ik verantwoordelijk ben voor hun onwetendheid. Arendt was een van de grootste politieke filosofen van de vorige eeuw. Ze heeft ronduit briljante boeken geschreven over totalitarisme en over (staats)geweld. Ze heeft de Eichmann-processen in Israël van begin tot einde bijgewoond en onthutste de wereld toen ze uiteenzette dat “de banaliteit van het kwaad” in Eichmanns handelen had gedomineerd: Hij bleek een bureaucraat die ploeterend zijn orders uitvoerde, geen man met een plan, laat staan een duivel in mensenhuid. Demonisering van het kwaad, zo betoogde Arendt, verhinderde juist het totstandkomen van een adequaat besef van de alomvattendheid van wat er in de oorlog was gebeurd, en vooral van de vraag hoe het kwam dat zoveel mensen hadden meegewerkt aan de jodenvervolging.

Hoe ik me durfde te verlaten op Bettelheim, een Amerikaan nota bene, schreef een ander. Welnu, ook Amerikanen kunnen verstand hebben dunkt me, maar los daarvan: Bettelheim was geen Amerikaan. Hij was een Weense jood die vlak na de Duitse annexatie van Oostenrijk in 1938 in een concentratiekamp in Dachau gevangen werd gezet. Dachau ontwikkelde zich pas later tot een van de gruwelijkste vernietigingskampen uit de geschiedenis, maar al in 1938 ondervond Bettelheim er aan den lijve dat deze kampen waren bedoeld om mensen, joodse mensen vooral, te dehumaniseren en hun persoonlijkheid kapot te maken. Bettelheim, toen al een gevierd psychoanalyticus, kwam vrij op voorspraak van Eleanor Roosevelt, emigreerde halsoverkop naar Amerika en deed daar wanhopig zijn best iedereen op de hoogte te stellen van wat er zich echt in Duitsland afspeelde: de voorgenomen vernietiging van de joden door de Nazi’s diende dodelijk serieus opgevat te worden.

Bettelheim wijst, met pijn in het hart, op de lijdzaamheid die joden voor en tijdens de oorlog hebben getoond. Er waren weinig opstanden. Nu kun je heel goed beweren dat toen de oorlog al in volle gang was, de joden in Europa ook geen uitweg meer hadden, en dat is waar. Maar tot in 1939 hadden joden die in een kamp waren gezet, gemiddeld genomen een betere kans op redding dan de goj: de joden die een verklaring tekenden dat ze onmiddellijk uit Duitsland zou vertrekken, mochten weg. Waarom deden de joden dat niet massaal, vraagt Bettelheim? Hij vreest dat moedeloosheid een grote rol speelde: het gevoel op voorhand verslagen te zijn, het gevoel dat er geen uitweg was, het gevoel ook dat niets er nog toe deed. Maar hij wijst er tegelijkertijd op dat wie wel zijn lot in eigen hand nam – de mensen die een plan hadden, die zich verzetten en die terugvochten – een redelijke kans had zijn leven te redden. En zo keert hij terug bij zijn oorspronkelijke probleem: waarom die lijdzaamheid?

Mijn vraag – en die van Bettelheim – blijft daarmee staan. Hoe komt het dat we juist Anne Frank zo zijn gaan vereren, wier familie zichzelf verschool in een val zonder uitweg, in een achterhuis zonder achteruitgang? Is het omdat Anne een modern symbool is geworden voor de onschuld, een jong meisje – met schrijftalent bovendien – in de knop gebroken? Mogelijk. Maar Bettelheim wijst er terecht op dat de schuld van de joden nooit de inzet is geweest. Zelfs de Nazi’s beweerden niet dat de joden schuldig aan een of ander zouden zijn geweest, ze waren botweg ongewenst. Is het erger als een jong meisje met schrijftalent wordt vernield?

Het hameren op de onschuld van Anne en haar trieste lotgenoten impliceert dat anderen die vervolgd, gevangen genomen, gemarteld en vernietigd zijn – zigeuners, homoseksuelen, communisten, verzetstrijders – wel schuld zouden hebben gedragen, wat aperte onzin is. Waarom moet Anne heilig zijn om haar lot te kunnen verafschuwen? Is het dan niet erg genoeg dat gewone mensen vernietigd werden?

Cryptohomo

Is het een belediging wanneer je van iemand zegt dat hij vast homoseksueel is? Het kan een onwaarheid zijn, maar is het daarmee ook lasterlijk? Alleen voor wie neerkijkt op homoseksualiteit, dunkt me, en neerkijken op homoseksualiteit is nu niet bepaald iets dat aangemoedigd of geloofd en geprezen dient te worden.

Toch is het een van de dingen waarvoor ik terecht stond in Klotenknijper versus Spaink. Drieëneenhalf jaar geleden zei ik in de trein tegen mijn lief iets over een Vlaamse rijkswachter die vlak naast ons wel heel erg scrupuleus iemands genitaliën onderzocht, op zoek naar drugs maar naar wij meenden ook vooral om de jongen in kwestie te intimideren. ‘Geweldig vak, rijkswachter zijn, als je crypto-homo bent,’ zei ik tegen mijn lief. ‘Je kunt je verlangens uitleven en toch nog een held worden.’ Daarna gebeurde er nog veel meer, mijn lief werd uiteindelijk door de klotenknijper in elkaar geslagen, maar dat staat allemaal uitgebreid elders te lezen.

Veertien maanden later kreeg ik plots een dagvaardig in de bus over het artikel dat ik over dit voorval schreef. De arme rijkswachter beweerde enorm geplaagd te zijn na mijn woorden. Hij wilde, als tegemoetkoming in de schade die hij deswege had ondervonden, 2500 euro van me hebben.

‘U bent geplaagd?’ vroeg ik via mijn advocaat, ‘daar zie ik dan graag bewijs van.’ Waarna Klotenknijper met een schriftelijke getuigenis van een collega kwam aanzetten: Klotenknijper was, zo schreef deze getuige, twee dagen na het voorval door zijn collega’s begroet met een jolig ‘Ha, daar hebben we d’n onderdrukte homoseksueel!’

Tsja, denk ik dan, in zo’n geval lacht men hartelijk terug met dat dat allemaal wel meevalt en begint aan een uitgebreid verhaal over zijn laatste vrouwelijke verovering, of zegt men fier dat men helemaal niet onderdrukt is en in zijn vrije tijd met een roze driehoek op loopt, of men zegt vals dat die Nederlandse wijven toch niks snappen van échte hetero’s zoals menzelve en dat zo’n Nederlands wijf zelf een lelijke pot is die geen goeie vent zoals menzelf kan krijgen en dat ze eigenlijk een stevige beurt verdient, ware het niet dat ze met geen tang aan te pakken is. Of zoiets.

Echte hetero’s worden namelijk niet boos als men zegt dat ze crypto-homo zijn. Echte hetero’s staan daarboven. Echte hetero’s gaan geen potje grienen als iemand een plagende opmerking maakt over hun seksualiteit, en gaan daarvoor zeker geen schadevergoeding vragen. Het zijn alleen de kleinzieligen, de onzekeren die zich zo laten raken door zo’n opmerking; de mannen die geen opmerking over hun viriliteit kunnen velen omdat ze dan meteen als een plumpudding inzakken, afhankelijk als ze zijn van hun imago.

Zielig, eigenlijk.

Het enige waarvoor ik me geneer is dat ik al dan niet verkapte homoseksualiteit heb gebruikt als kenschets van deze man. Dat verdienen de homoseksuelen niet.

Angstig in het Achterhuis

MINSTENS ÉÉN KEER PER JAAR is Anne Frank weer in het nieuws. Bijvoorbeeld omdat er een toneelstuk aan haar leven en onderduik wordt gewijd, of omdat er door haar vader verdoezelde dagboekpagina’s worden gevonden die aantonen dat Anne ook wel ‘s vals deed tegen haar moeder of dat ze – o hemel! – seksuele opwinding kende. Bij veel van die berichtgeving erger ik me: de ondertoon is dat Anne een halve heilige moet zijn geweest willen wij ons om haar lot kunnen bekommeren. «Zie toch hoe geweldig ze kon schrijven! Lees wat een talent er aan haar verloren is gegaan! Bewonder hoe ze zich onthield!» Alsof het niet erg genoeg is dat er in die dagen gewone joodse meisjes bij de vleet werden doodgemaakt, alsof vernieling en vernietiging pas telt als iemand bijzonder was.

Momenteel woedt er een debat over wie de familie Frank aan de Duitse bezetters heeft verraden. Was het Tonny Ahlers, de meest recente verdachte? Was het toch de schoonmaakster van pappa Franks firma? Waren er wellicht anderen in het spel? Het kan me niet schelen wie het was. Het punt is dat er indertijd immens veel mensen verraden zijn: uitgeleverd om een paar rotcenten, erbij gelapt om zelf in een goed blaadje te komen, verraden uit angst. Sommigen zijn verraden door zogenaamde huisvrienden, anderen door de buren, door concurrenten of door versmade geliefden, nog weer anderen door verzetsmensen die doorsloegen of door haatzuchtige antisemieten. Er zijn mensen verraden uit angst, om geld, vanwege rancune, omwille van de ideologie en onder druk. En het gebeurde massaal. Dat is de crux, en niets anders.

Zoeken naar een dader is denken dat de individuele motieven van mensen de geschiedenis kunnen verklaren. Dat is dom. Bovenal verbaas ik me over de positie die Anne Frank in de loop der jaren is gaan innemen. Ze is gaandeweg een halve heilige geworden, de schutsvrouwe van het leed de joden aangedaan. Haar dagboek werd een bijbel, haar kerk staat op de Prinsengracht en jaarlijks reizen tienduizenden mensen af naar haar Golgotha om daar boete te doen, verlicht te worden en een devote traan te laten.

Wat mij bevreemd in de cultus rond Anne Frank is dit: de familie Frank trok zich angstig terug in het Achterhuis en wachtte daar trillend op betere tijden. Ze trachtten hun hoofd boven water te houden en hun leven zo goed en zo kwaad als dat ging te continueren. Maar ze vochten niet. Ze verzetten zich niet. Ze deden niets, terwijl ze toch drommels beseften welk lot ze boven het hoofd hing. Ze kenden de verhalen, ze hadden weet van de kampen. Bruno Bettelheim was de eerste die mij erop wees dat, hoewel het lot van Anne gruwelijk en meelijwekkend is, het ook een uiterst passief lot was: wachten tot je gepakt wordt.

Er was iets in de joodse gemeenschappen – Bettelheim noemt dat: «ghetto-denken» – dat maakte dat veel mensen geloofden dat ze het pleit op voorhand al verloren hadden. Joodse mensen sloten zich verhoudingsgewijs weinig aan bij het verzet, sterker: Bettelheim wijst erop dat verzetsstrijders binnen de joodse bevolking eerder op tegenwerking dan op bijval in eigen kring konden rekenen. Gebrek aan moed was echter niet het probleem, stelt Bettelheim terecht: het was eerder een innerlijk gevoel van berusting. Ze hadden de moed op voorhand opgegeven. We redden het toch niet. Verzet heeft geen zin.

In zijn essays over Anne Frank wijst Bettelheim er met tal van voorbeelden op dat zij die niettemin vochten, een veel betere kans hadden om te overleven. Hij beschrijft de geschiedenis van duizenden joodse vrouwen die in een Frans kamp werden bijeengedreven om aan de Duitsers te worden uitgeleverd. De vrouwen zaten er nog maar net – het kamp was nog niet afgesloten – toen Franse verzetslieden binnendrongen en iedereen vervalste papieren boden om mee weg te komen. Vrijwel niemand had belangstelling voor de papieren, hoewel iedereen in het kamp wist wat hen te wachten stond. Slechts een handvol vrouwen, minder dan vijf procent, nam het aanbod aan. Ze ontsnapten allemaal en bijna allen overleefden de oorlog. De volgende dag was het kamp hermetisch verzegeld. Al wie achtergebleven was, is de gaskamer ingestuurd.

Een van die vrouwen die de vervalste papieren aanpakte en vluchtte, was de filosofe Hannah Arendt. Ze leidde nog een lang en productief leven. Anne Frank niet.

Ik begrijp heel goed dat niet iedereen Arendts moed heeft en dat niet iedereen de kans kreeg die Arendt werd geboden. Maar waarom vereren we Anne Frank en niet Hannah Arendt?

[Zie ook de erna volgende Parool-column, Hannah versus Anne.]

Bureau Laatste Kans

BIJ DE STOPERA moesten we wachten op de rondvaartboot. Een paar daklozen lagen in de ochtendzon op de aanlegsteiger te slapen en werden wakker van ons gelach en gejoel. De twee bruidegommen deelden nepchampagne uit en gaven alle zwervers een volle fles, zomaar, omdat het mooi weer was, omdat ze net getrouwd en blij waren, en waarschijnlijk ook uit sympathie: het bruidspaar kwam uit de kraakwereld, en daar weten ze hoe belangrijk een dak boven je hoofd is en hoe hard marginalisering.

Eerder die week was ik getuige van het ontstaan van dakloosheid. Een lieve bekende wiens problemen zo groot zijn geworden dat ze hem verlammen – konijntje gevangen in de koplampen – had een dusdanige huurschuld opgelopen dat uitzetting ophanden was. Hij ontkende het nabije gevaar. Hij behandelt zijn problemen als zijn binnenkomende rekeningen: ongeopend wegleggen en ze dan uit het zicht bannen. Ik toog naar de gerechtsdeurwaarder om een deel van zijn schuld af te lossen en verhinderde de ontruiming op het nippertje.

Wie bij de gerechtsdeurwaarder moet betalen, belandt in een grote doodse ruimte. Geen tijdschriften, kale muren, zelfs geen halfdode ficus in een hoek. Er zijn drie balies aan het eind van de kamer en je moet je zaken ten overstaan van de wachtenden bespreken: er is geen privacy. Op de nepleren bankjes zaten zenuwachtige mensen. Twee Aziaten, een Surinaams stel, twee Hindoestanen. Ik was de enige witte bezoeker, de enige ook die niet voor zichzelf kwam. Je kon wel zien waar het geld en de contacten ni­et zaten.

«Maar mijn spullen dan!» zei een oude meneer tegen de baliemedewerker. «Die staan opgeslagen bij de Deelraad,» zei de baliejongen. «U moet daar trouwens wel borg voor betalen.» «Ik heb met iedereen gepraat, ik ben bij de Sociale Dienst geweest, bij het maatschappelijk werk, ik ben overal geweest…» De man klonk machteloos. «Tja, dat heeft kennelijk niet veel uitgehaald,» zei de baliejongen, «er is namelijk ondertussen niets gebeurd.» «Maar hoe kom ik dan nu aan de sleutel van mijn huis?» vroeg de man met stijgende paniek. De waarheid wilde niet tot hem doordringen. «Meneer, dat is een gepasseerd station,» zei de baliejongen. «De ontruiming heeft al plaatsgevonden. Het is uw huis niet meer.» Die laatste opmerking nekte de man. Hij staarde de baliejongen even aan, bukte zich, pakte zijn tasje en sjokte weg. Dat tasje was alles wat hij nog had. Ik durfde hem niet aan te kijken.

Op het bankje tegenover mij zat een jong Surinaams stel. Hij telefoneerde met vrienden. Zij haalde telkens dezelfde dikke envelop uit haar tas om de coupures bezwerend te hertellen, de bankbiljetten gleden als de kralen van een rozenkrans door haar vingers terwijl ze schietgebedjes prevelde. Toen het hun beurt was, bleek het bij elkaar gescharrelde geld te laat te zijn. De ontruiming was al voorbij, er was geen weg terug. Ik hoorde dezelfde paniek in hun stemmen als eerder bij de oude man, dezelfde litanie klonk op: «… spullen … deelraad … borg.» En toen die ene zin: «En Jamie, waar is Jamie dan?» vroeg de vrouw. De baliejongen keek verrast, bladerde wat in zijn papieren en zei: «Eh, de Jack Russell terrië«r? Die is met de dierenambulance afgevoerd.» Zelfs hun hondje waren ze kwijt. Ze dropen af, uit het kale voorgeborchte rechtstreeks de hel in.

Alles was misgelopen. Ze hadden – net als mijn verwarde vriend – schulden gemaakt, teveel geld uitgegeven, teveel rekeningen ontvangen, pech gehad en waarschijnlijk waren ze ook, net als mijn vriend, onverantwoordelijk geweest en hadden ze hun kop net zolang in het zand gestoken totdat de problemen hen inhaalden. En zij hadden geen familie of vrienden gehad die de ellende hielpen oplossen, hadden de weg niet geweten naar de juiste instanties en waren het Bureau Laatste Kans misgelopen. En daar stonden ze dan: op straat. Zonder Jamie. Met alleen een tasje. Je huis verliezen is doodernstig, meestal is er geen weg terug naar de bewoonde wereld en raak je met rasse schreden aan lager wal: zonder spullen geen binding, zonder bed geen werk, zonder adres geen uitkering.

Dat Surinaamse stel redt zich mogelijk nog: ze hadden tenslotte wat geld gescharreld, ze hebben waarschijnlijk contacten, ze hebben elkaar. Als ze ergens kunnen logeren, werken ze zich wellicht de maatschappij weer binnen. Over die zwarte oude man maak ik me zorgen: hij had nu al diezelfde trage gelatenheid die je vaak bij daklozen ziet, die eenzame verdoofdheid die beduidt dat iemand de moed en zijn fierheid kwijt is.

Er zijn in Amsterdam zo’n vijfhonderd uitzettingen per jaar.

[Noot: de ambtenaar die me dat wist te vertellen, corrigeerde zichzelf later. Hij schreef me dat er per jaar 3100 onruimingen worden aangevraagd, waarvan er 1700 daadwerkelijk worden uitgevoerd. De andere 1400 mensen weten op het laatste nippertje nog wat geld bij elkaar te scharrelen. Voorts: Bureau Laatste Kans bestaat heus. Het is een initiatief van de gemeente Amsterdam; een laatste poging om mensen van de neergang te redden.]

Breekbaar Nederland

WAT JE NOEMT EEN BLIKSEMCARRIÈRE: hij ligt eruit nog voordat-ie er in zat. Fortuyn achtte zichzelf belangrijker dan de partij waarvan hij kortgeleden lijsttrekker is geworden en meende zich zowat alles te kunnen permitteren. Hij ambieerde dubbelbaantjes (naast een kamerlidmaatschap wilde hij ook een Rotterdamse raadszetel: «Och, zo’n gemeenteraad kun je best in een dag vergaderen afhandelen»), ging regelrecht tegen congresuitspraken van zijn partij in door te stellen dat vluchtelingen hier niet langer welkom zouden moeten zijn, sneerde dat de islamitische cultuur «achterlijk» is (alsof zwartekousenkerken dat niet zijn) en wilde en passant de anti-discriminatiebepaling uit de grondwet slopen. Het eerste artikel van de grondwet gaat over gelijke behandeling van mensen, niet over je mond moeten houden als je misstanden signaleert bij religieuze of etnische groepen. En heel beperkend voor de vrijheid van meningsuiting is dat grondwetsartikel helemaal niet, zoals Fortuyn zelf de afgelopen weken overvloedig heeft bewezen.

Ergerlijk was ‘s mans zelfingenomen dédain, zijn absolute veroordeling van iedereen die zijn zaakjes niet zo goed voor elkaar heeft als hijzelf. Die WAO moest maar afgeschaft worden: het meeste ziekteverzuim is «sabotage, dat kan niet anders» en al die jonge vrouwtjes die ‘toevallig’ vlak na de geboorte van hun kind in de WAO belandden, zijn ronduit verdacht. In Fortuyns wereld kun je maar beter niet ziek, zwak of misselijk zijn. Iedereen moet een particulier ondernemer worden, heeft Pim zelf tenslotte ook gedaan, en zie eens hoeveel hij verdient. Leuk bedacht, maar de kassameisjes en schappenvullers bij de supermarkt blijven binnen dat model nergens: een winkelketen kan immers per definitie een veel hardere vuist maken dan zij.

Daarnaast is Fortuyn een opportunist: wel lid zijn van het Republikeins Genootschap, maar zodra het halve land in katzwijn ligt vanwege dat huwelijk laatst, vindt hij dat we maar niet aan de monarchie moeten tornen. Onderwijl blijft hij zich erop beroepen dat hij de enige is die durft te zeggen waar hij voor staat. Trots poetst hij daarna zijn schedel nog eens op en blikt met welbehagen naar zijn evenbeeld. «Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de knapste man van het hele land?» Voor hij zichzelf antwoord gaf, klakt hij dan koket zijn hielen eventjes tegen elkaar en salueert. «At your service!»

Maar spiegels zijn breekbaar, en de pers – die met haar niet-aflatende stroom interviews de man het gevoel moet hebben gegeven dat hij een ster was en de victorie nakend – voerde hem naar zijn val. Gevloerd door zijn eigen ego. Appel in zijn strot, spiegel kapot. Exit Premier Pim.

Ik ben blij toe. Ik was ongerust over Leefbaar Nederland: de combinatie van hun populisme en Fortuyns demagogie is een angstaanjagende. In Nederland hebben we ons altijd gelukkig mogen prijzen dat Janmaat ontbloot was van elk charisma; maar Fortuyn is dat niet. Hij flirt doelbewust met rechtsmilitant gesticuleer, bepleit het recht van de sterkste en creëert een wij-tegen-zij gevoel dat bijzonder nare herinneringen oproept. Hij toont geen enkel respect voor democratische procedures. Hij is de eerste lijsttrekker die extreemrechtse ideeën salonfähig wist te maken.

Fortuyn als logo op de site van Leefbaar Nederland

En, net als de NSDAP indertijd, wekt hij valse illusies. De bezem erdoorheen! Den Haag wakker schudden! We zullen ze wel eens aanpakken daar! Wij laten niet met ons sollen! Het is de branie van de dommen, het grote gebaar van de gemakszuchtigen. Het is dronken kroegjool. Maar als je erin slaagt grote groepen van de bevolking in zulke simpele oplossingen te laten geloven, is de teleurstelling des te groter indien na verloop van tijd blijkt dat ook LN en Fortuyn er niet veel van terecht brengen. Dat ze – zoals in Hilversum onder de verantwoordelijkheid van LN ook is gebeurd – met hun eigen arrogantie en simplisme meer breken dan transparant maken, meer kapot slaan dan herstellen. Die teleurstelling is een giftige: dan keren mensen zich af van politiek en gezag, doen regels en beleefd verkeer er niet meer toe en geldt alsnog het recht van de sterkste.

Fortuyn is weg. Laten hij en LN elkaar in hemelsnaam bevechten, opdat hun aanhang verbrokkelt en de andere partijen hun agenda weer kunnen saneren. Want in al dat verbale geweld rond Fortuyn en LN van de laatste maanden, raken de echte politieke problemen ondergesneeuwd. Die zijn er volop: Europa, Nederland voorop, maakt zich afhankelijk van de Verenigde Staten; wie eenmaal uitgesloten is, kan amper nog een rentree maken; bedrijven lichten op grote schaal de hand met wetgeving; de overheid is meer geïnteresseerd geraakt in het surveilleren van alledaagse burgers dan het opsporen van grootschalige fraude.

Operatie Huwelijk

HEEFT U EEN MOOI PLAATSJE weten te bemachtigen? Kunt u ze zo meteen goed zien? Haal dan gauw nog even een kam door uw haar, want u bent zelf ook in beeld. Of u nu een glimp van de arriverende gasten voor het diner in het paleis trachtte op te vangen, bij het lunchconcert stond te wachten, in de Arena was uitgenodigd of vandaag naar de rijtoer met de gouden koets komt kijken: uw facie staat op film. In de afgelopen weken is daartoe een omvangrijk videonetwerk in de Amsterdamse binnenstad aangelegd. Ook de mensen die vandaag vanaf Centraal Station naar het Damrak lopen, worden met op afstand bestuurbare camera’s gevolgd. Bij alle locaties van de plechtigheden en langs de koetsroute staat moderne apparatuur opgesteld die op individuele mensen kan inzoomen. Alle beelden gaan naar twee commandobunkers, eentje onder het stadhuis en eentje onder bureau Elandsgracht, en worden daar op een batterij monitors gevolgd en zo nodig naar de stille helikopter geseind die boven het veiligheidsgebied cirkelt. U wordt vastgelegd. Dus let een beetje op uw kapsel. En heb vooral geen wilde blik in uw ogen, dat kan riskant zijn.

Operatie Huwelijk – zo noemt de politie het – is geen kattepis. Vijftigduizend mensen zijn op voorhand nagetrokken. Van de bakkersjongen die taarten moet afleveren en de kamermeisjes die de bedden van de buitenlandse gasten opmaken tot aan de mensen die in het gebied van de plechtigheden wonen en werken. Vooral bij dat laatste vraag je je af hoe dat in zijn werk is gegaan. Ik kan me zo voorstellen dat Blokker op het Damrak keurig de persoonsgegevens van haar verkoopsters aan de politie heeft doorgegeven, maar Milieudefensie – hun kantoor staat pal tegenover de Beurs van Berlage, en hún werknemers kunnen sowieso op iets meer belangstelling van de verzamelde veiligheidsdiensten rekenen dan die van Blokker – zal zeker niet uit eigener beweging de namen, adressen en paspoortnummers van haar voltallige personeel bekend hebben gemaakt.

Vijftigduizend gescreende mensen. Dat is evenveel als er in heel Rijswijk wonen. Van hen zijn er inmiddels ruim achttienduizend in een database gezet, meldt een intern politiebericht enthousiast. Achttienduizend mensen: de gemeente Weesp is kleiner, zelfs als je alle pasgeborenen en bedlegerige bejaarden meetelt. Wat er precies van die achttienduizend mensen is vastgelegd, is onbekend. Het gaat blijkens het politiebericht minimaal om hun adres, paspoortnummer en digitale foto, maar ook hun antecedenten zijn onderzocht.

Wat gebeurt er met die database als Maxima en Willem eenmaal veilig zijn getrouwd? Wordt hij na afloop van de festiviteiten vernietigd? Wordt hij aangevuld met de camerabeelden van vandaag? Worden de mensen die niet langs de koetsroute staan maar zich ter protest op het Witte Plein hebben verzameld, eraan toegevoegd? Je kunt er donder op zeggen dat gezichtsherkenning wordt ingezet: software die razendsnel de kenmerken van een gezicht bepaalt en die vergelijkt met gegevens elders, om zo mensen te kunnen identificeren. Heeft de politie wel het recht om precies te weten wie op het Witte Plein was en die gegevens vast te leggen?

Ondertussen giechelt Willem in zijn vuistje over deze koninklijke wraak. Hij geen privacy, wij lekker ook niet. Met dit verschil dat hij dit land erft en zijn gedrag daarmee per definitie een publieke zaak is, en dat onze gegevens na afloop overal voor kunnen worden ingezet.

*

OVER TWEE WEKEN, OP 15 FEBRUARI, worden in De Balie de eerste Nederlandse Big Brother Awards uitgereikt. De prijs ontleent haar naam aan George Orwells boek 1984, waarin een staat wordt beschreven die elke beweging van haar burgers registreert en controleert, en wordt in diverse Europese landen uitgereikt aan bedrijven en instanties die op grote schaal privacy van burgers schenden.

logo Big Brother*

In Engeland is de prijs afgelopen jaar gewonnen door de nationale DNA-bank, waarin tegen alle afspraken in niet alleen de gegevens veroordeelde criminelen zijn opgenomen, maar van zowat iedereen die ooit in aanraking met de politie is geweest – of dat nu is wegens te hard rijden of vanwege openbare dronkenschap. In de Verenigde Staten won ChoicePoint, een firma die links en rechts persoonsgegevens verkocht en die pertinent weigerde om foutieve informatie te corrigeren, zodat mensen jaar in, jaar uit werden lastiggevallen met overtredingen die ze niet hadden begaan of werden afgewezen vanwege schulden die ze niet hadden.

Kandidaten voor de Nederlandse Big Brother Award kunnen nog een week worden aangemeld. Bij deze nomineer ik prins Willem-Alexander voor Operatie Huwelijk. Wie weet wordt Willem dan al over twee weken gekroond: als koning der privacyschenders.

Went aids?

Regelmatig vraag ik me af hoe het met de triple-therapie mensen gaat. Elke dag stipt handenvol pillen slikken went uiteindelijk, je zijn zelfs mooie doosjes met laatjes voor het assortiment van het uur en ingebouwde piepjes die afgaan om je tijdig te waarschuwen. Of die hoeveelheid pillen het gevaar ook op lange termijn op afstand houdt, is echter nog altijd onduidelijk: daarvoor is de therapie simpelweg nog te nieuw.

Zou je nu altijd die vrees van oh-god-nu-komt-‘t-terug boven je hoofd hebben hangen, of went dat, net als mijn MS? Dat moet haast wel, uit lijfsbehoud, geen mens kan jarenlang in spanning leven. Is aids in hun geval nu echt getemd tot een chronische ziekte? Ik ken mensen wier T-cellen zich op wonderbaarlijke wijze hebben terugvermenigvuldigd en die zich nu buitengemeen gezond voelen, maar ook mensen die elke verkoudheid scrupuleus in de gaten moeten houden.

Zou aids echt chronisch zijn geworden, dan nog. Dan had je namelijk eerder, als je de diagnose kreeg toen aids nog per definitie een dood op termijn betekende, je eigen sterven al onder ogen moeten zien. Je baan opgezegd (of waarschijnlijker: er beleefd, via de WAO, uitgekieperd) en je laatste spaargeld verbrast aan in godesnaam die reis naar Indonesië of San Francisco, want in je kist heb je er toch niks meer aan, en dan kun je er maar beter iets van maken. Plezier, bijvoorbeeld, tussen de tranen en de berusting of de vechtlust door. Dan had je vast ook, op stille momenten, in gedachten te vaak gekeken naar je spullen en bedacht wie wat zou krijgen, later, later als je dood was. Dan ineens het leven terug in de schoot geworpen is niet iets wat iedereen aan kan, en helemaal niet wanneer die gift zo onzeker is.

Went aids, vroeg ik me kortom af? We lezen er de laatste jaren minder over. De boekenplankjes bij Vrolijk worden minder vaak ververst, er zijn geen films of documentaires meer over. We hoeven kennelijk niet meer zo ingelicht te worden over wat aids in een mensenleven, in een vriendenkring, in een subcultuur betekent. Aids lijkt gewoon te worden. Met de nadruk op lijkt.

Vlak daarna sprak ik een kennis die zojuist terug was van een korte vakantie in Ethiopë, zijn geboorteland. Zijn verhalen waren onthutsend: er zijn in zijn land tienduizenden kinderen die door aids verweesd zijn – beide ouders dood – en vrijwel zonder opvang hun kostje bij elkaar moeten scharrelen. Er zijn fondsen en stichtingen, mensen werken zich uit de naad om deze kinderen een dak boven het hoofd te bieden en vooral ook scholing: want zonder scholing geen werk, of tenminste niet iets waarvan je enigszins redelijk kunt bestaan. Maar er is geen beginnen aan.

In andere Afrikaanse landen is de toestand nog erger. Ten zuiden van de Sahara zijn momenteel 28 miljoen mensen besmet en bijna 2,5 miljoen mensen overleden; er slaat een generatie weg. Geen triple therapie te vinden, daar. Ze mogen al ‘blij’ zijn als ze verzorging krijgen en hun kinderen opvang.

Dit went nooit.