Een tweede leven

Wat het precies is laat zich niet zo eenvoudig uitleggen. Het is handel, een bouwplaats, een plek om mensen te ontmoeten, een spelletje en een dating service ineen. Je kunt er zowat alles doen: naar muziek luisteren, praten, films zien, boeken lezen, knutselen, bouwen, rondzwerven, geld verdienen (en uitgeven), een cursus volgen, groepjes vormen, een demonstratie houden, aan de bar hangen, werken en slapen. Alleen eten en drinken of iemand vasthouden gaat er lastig. En het is fascinerend.

Second LifeSinds anderhalve week neem ik deel aan Second Life, een virtuele wereld. Je krijgt er een poppetje toebedeeld dat ‘jou’ is en dat je naar je eigen smaak kunt modelleren. Haarkleur, lichaamsbouw, kleding: het is allemaal aan te passen. Een stel vleugels of een vossenstaart nemen kan ook. Je kunt je een breed scala aan bewegingen aanmeten, van schuddebuikend lachen tot salsa dansen (zo heb ik nu een prachtig sexy loopje in mijn repertoire), en vliegen of van plaats naar plaats teleporten is een fluitje van een cent. En dan ga je op avontuur.

Je ziet je avatar over het beeldscherm stappen, je kijkt als het ware door diens ogen heen naar de wereld daar. Binnen de kortste keren ontstaat er een fikse identificatie tussen jou en je avatar en word je kribbig als een ander per ongeluk half tegen je poppetje aanloopt: pas op, joh!, of licht je eigen gezicht op als je een bekende medespeler ziet: ha, leuk, ben je er weer, kom, laat me je omhelzen! Je positioneert je poppetjes recht voor elkaar en tikt /hug, en dan zie je op het scherm een hartelijke knuffel uitgevoerd worden. Afgelopen week lag ik er met een vriendje ergens in een romantisch landschap op een bank te praten, ik languit, hij met zijn hoofd op mijn buik, en warempel: dat voelde intiem.

Second LifeEr is land te huur waarop van alles wordt gebouwd. Wie handig is maakt zelf iets, wie dat niet is koopt spullen van andere spelers. Dat levert niet alleen prozaïsche zaken op als huizen, schoenen, meubilair of fonteinen: ik heb een bijenkorf vol elfjes gezien, instant popcornmachines, een gotisch sprookjeskasteel, een Japanse stad en een pyramide. Alles in verbazingwekkend detail. Een kennis struikelde er toevallig over een groep die Portland aan het nabouwen is, de stad waar hij woont; zijn foto’s van de buurt zijn nu in het project verwerkt. Toen hij de Second Life-versie van Portland aan stadsgenoten liet zien, waren die verbaasd over de ogenschijnlijke echtheid ervan.

Alles beweegt nog een beetje schokkerig en iedereen in Second Life heeft een soort van Disney-uiterlijk. Maar het frappante is dat het werkt. Je hebt razendsnel door met wie je het kunt vinden en waar het prettig toeven is, gesprekken worden in rap tempo serieus en buitengewoon oprecht (ook al wordt er geflirt dat het een aard heeft). Mensen bewegen zich er vol overtuiging en doen er alles wat ze ook hier doen – of nee: meer, want hier is het toch wat lastiger om elfjes te bouwen of een club op te zetten, en in het echt ga je toch niet zomaar met een vreemde naar huis. Daar kun je – floeps! – teleporten als de situatie je niet langer aanstaat.

Sinds eind vorige week heb ik er een baantje om aan geld te komen. Ik schrijf stukjes voor de plaatselijke krant.

Clubs and casinos no cash cows

by staff writer Karin Pankhurst
Metaverse Messenger, March 21 2006

The sheer amount of casinos and clubs present in Second Life suggest that there is quite some money to be made by owning one. After all, a slot machine typically coughs up less dollars than it swallows, and additionally, popular places get so-called ‘presence money’ from the Lindens. However, most owners seem to operate at a loss. What’s more surprising: not all of them mind.

As a poll conducted earlier this month by the Metaverse Messenger showed, 10% of SL inhabitants who run a basic account, would leave our world if their weekly stipends were to come to a halt, and of those on premium accounts, a steep 27% would leave. But what about the traffic money?

The Linden traffic money coming to an end might topple the balance for some casino or club owners. Minnie Valentine, owner of a club in Hanson, is worried and wrinkles her pretty face when she elaborates. ‘The traffic money does not pay all that I lose on the club, but it helps. Not getting this subsidy from the Lindens would make it much more difficult for me to run it. I don’t want to throw in rentals or ads, that would take away a lot from the atmosphere. And while I’m not in it for the money, at he end of the month though it might be too costly for me to keep the club.

Owning a casino or a club is a complex matter. While some regard them as money makers, the price of keeping up a place like that is nevertheless huge. In order to attract people, an owner needs to fluff up the place with camping chairs and a well-hung money tree, add some streaming music, and perhaps throw in a raffle ball. But it’s a tight balance. You don’t want to end up with a place that’s merely being landmarked as a good place to bum, with residents sleeping in your chairs while they are mentally engaged elsewhere. So what’s the trick?

Sinful Pleasures Mall owner Seola Sassoon, a sassy pony-tailed blonde who has the gift of the gab, explains: ‘Anyone can stuck a bunch of stuff on a parcel and call it a casino, but you need to be around. You have to invest your own time to make the place really work. People want to chat, and to have fun.’ Currently, her mall costs her: the rent is steep and she gives away quite some money to the people who don the place. ‘But I hope that with a few more slots, combined with rental spaces and some donations, I can come close to breaking even.’

Sarah Nerd, the owner of club cum casino Angry Ant, is even more outspoken. ‘Management is very important, you have to organize plenty of events to attract new people, and of course you need to be giving away money, but the people who hang out here are crucial. They make the place tick, more than anything else.’ She ponders the matter and reiterates: ‘They make or break it.’ Ms Nerd has spent a lot of time to create a popular place, and believes that such an effort is conditional to one’s survival as a club or casino owner. ‘Some owners clearly mistake what they are doing. People come into SL everyday thinking they are going to get rich because they read an article somewhere. But SL only works for those who throw themselves in heart and soul.’ She herself spends quite some money on Angry Ant, but considers that investment to be well spent: ‘I love the regulars here. They make me feel great.’

But other club and casino owners have already thrown in the towel. As Scott Miranda says: ‘It was profitable when I was online a lot, but I don’t really have the time now.’ Currently, he’s playing other people’s slot machines to make his living in SL.

Opsporing verzocht

In debatten over privacy bromt soms iemand iets over de Tweede Wereldoorlog: de gegevens die Nederland over de bevolking bijhield, gaven de Duitsers de gelegenheid de joden eruit te vissen en te deporteren. Niemand neemt dat argument echt serieus als het over de huidige registratie van gegevens gaat, misschien omdat er indertijd een oorlog en een buitenlandse bezetter aan te pas moesten komen om misbruik van die gegevens te maken, en die situatie zich niet snel opnieuw zal voordoen.

Maar dat is al te optimistisch gedacht. We hebben momenteel wel degelijk te maken met mensonterende uitwassen die het gevolg zijn van verkeerd gebruik (of zelfs misbruik) van persoonsgegevens. Er zitten momenteel een kleine duizend mensen vast in twee Amerikaanse kampen, Guantánamo Bay en een kamp-zonder-naam in Afghanistan, plus een onbekend aantal in Abu Ghraib: al die mensen zitten vast zonder proces, hebben geen advocaat en weten zelfs niet welke verdenkingen er tegen hen bestaan. Ze kunnen – en mogen – zich niet verdedigen. Ze hebben geen contact met de buitenwereld. Hun namen mochten tot aan deze week niet bekend worden gemaakt. Ze worden daarenboven blijkens tal van rapporten mishandeld. In Guantánamo zitten de meesten al ruim vier jaar vast. Guantánamo is een eigentijds concentratiekamp.

Een handvol mensen is intussen vrijgelaten, meestal nadat hun namen bekend waren geworden en hun eigen overheid onder druk werd gezet om te lobbyen bij de Amerikanen. Vier Britse moslims werden na zo’n lobby vrijgelaten en konden na drie jaar naar Engeland terugkeren; de beschuldiging dat ze lid van Al Qa’ida zouden zijn, miste elke grond. Ze worden nog steeds door de Britse politie lastiggevallen, ook al is helder dat ze niets misdaan hebben. Ze werden om geen enkele andere reden opgepakt dan dat ze moslim waren en naar Pakistan waren gereisd. Dat dat was om het huwelijk van een van hen bij te wonen, wilde niemand geloven. De ‘feiten’ spraken tegen ze. Hun persoonsgegevens maakte ze verdacht in de ogen van de Amerikanen, en wat ze ook zeiden: niets hielp.

Er zijn meer zulke verhalen bekend geworden. Mensen die op zwarte lijsten belandden omdat ze met terreurorganisaties zouden flirten: hun gegevens ‘bewezen’ dat. Hun paspoorten werden ingenomen, hun geld bevroren, ze moesten zich wekelijks bij de politie melden. Daarna ging het vaak snel: ontslag door hun baas, schulden, uithuiszetting en wat dies meer zij. De meeste van hen zijn inmiddels van alle blaam gezuiverd, maar dat maakt het leed dat ze hebben moeten doorstaan bepaald niet ongedaan.

Deze mensen zijn niet alleen slachtoffers van een paranoïde overheid. Ze zijn eerst en vooral slachtoffers van onze moderne gegevenshuishouding, van de gedachte dat je door een aantal kruisverbanden tussen allerlei bestanden te leggen, vanzelf de ‘goeden’ en de ‘kwaden’ kunt sorteren.

De ervaring leert dat als iemand eenmaal het etiket ‘verdacht’ opgeplakt heeft gekregen, hij zich daar haast niet meer van kan ontdoen, alle contra-expertise ten spijt. De missers van het Openbaar Ministerie (de twee van Putten en de Schiedammer Parkmoord, en naar het zich laat aanzien ook de Deventer moordzaak) getuigen van hetzelfde principe: er komt een verdachte bovendrijven en daarna bijten de speurders zich vast. Al het ontlastende bewijs wordt genegeerd of ontkend, aan rechtbanken worden halve waarheden verteld en ambivalenties onthouden. Het resultaat: onschuldigen zitten jarenlang vast.

We moeten maar ‘s minder vertrouwen op bestanden. Daar komen namelijk bewijsbaar grote ongelukken van.

Onder ons

In een artikel in de Volkskrant over de zoveelste kostenstijging van de Noord-Zuidlijn (op hoeveel miljoen overschrijding zitten we nu al, alles bij elkaar?) maakt de verantwoordelijke wethouder, de VVD’er Mark van der Horst, zich boos op politici die de kwestie tot onderdeel van de verkiezingsstrijd maken.


‘Azijnzeikerij’, vatte hij woensdag de kritiek samen op een verdere kostenstijging met 14,7 miljoen van het miljardenproject.

Welja. Op een paar miljard is 15 miljoen natuurijk peanuts, daar heeft Van der Horst gelijk in. Je moet groot denken. Dan zegt hij:


Zonder namen te willen noemen liet Van der Horst er geen misverstand over bestaan wie het project naar zijn stellige indruk willen ondermijnen: de SP en GroenLinks, nog steeds tegenstanders van de tweede metrolijn. ‘Je moet er niet aan denken dat die partijen mogelijk bestuursverantwoordelijkheid gaan dragen.’

Van der Horst: ‘Hier zie je een scheiding tussen de mannen en de jongens.’

Ah. Mannen en jongens. Verhelderend. Van der Horst hoort volgens zichzelf natuuurlijk bij de mannen. Maar de vrouwen in de politiek: waar horen die bij?

Parlement passé

Vandaag meldde de Volkskrant dat het kabinet druk bezig is een databank in te richten waarin de gezichtscans en vingerafdrukken in komen van alle Nederlanders die een paspoort hebben. Het parlement moet nog bespreken of een dergelijke databank zinnig, nodig en proportioneel is, maar het kabinet vindt die discussie kennelijk niet zo belangrijk.


Het ministerie van Binnenlandse Zaken werkt aan een databank met gelaatsscans en vingerafdrukken van alle Nederlanders met een paspoort. Daarmee worden de Eerste en Tweede Kamer gepasseerd, die de wetswijziging nog niet hebben goedgekeurd.

de Volkskrant, 24 februari 2006

Dat parlement kun je gerust passeren, lijkt het kabinet te vinden.

Donner ging deze week nog verder. Terwijl de Tweede Kamer hem had opgedragen om tegen de bewaarplicht te stemmen, ging hij daarmee op 22 februari in de JBZ-raad juist akkoord. Er kraaide geen haan naar. Geen kamerdebat, geen stukken in de kranten, geen item in NOVA, geen boze brieven in de krant. Het interesseert niemand.

Taxi in het theater

De Amsterdamse Stadsschouwburg organiseerde afgelopen zaterdag voor de vierde maal Blind Date. Vijftig min of meer bekende Nederlanders zitten overal in het theater aan tweepersoonstafeltjes en het bezoek kan een gesprekje van een kwartier met hen boeken. Vraag maar raak, alles mag! Voor de zekerheid biedt de Schouwburg een thema aan: na de liefde, jaloezie en idealen was het nu de beurt aan ‘angst’.

De opzet maakt dat zowat alle introducties wegvallen. De gesprekspartners geven elkaar een handje, stellen zich voor en duiken het diepe in. Wat was uw laatste nachtmerrie? Welke angst wilt u het liefst overwinnen? Welke angst verlamt u? Een beetje alsof je in de taxi zit en je hart uitstort, zonder zorg om sociale repercussies. Je ziet elkaar toch nooit meer. Het zijn vreesloze gesprekken, wat gezien het thema een mooie dubbele bodem onder de ontmoetingen legde.

Mijn eigen angsten zijn vrij banaal, maar helaas maakt dat ze niet minder naar. (Ik meen dat het de filosoof Barthes was die zei dat als hij jaloers was, hij dubbel leed: eenmaal omdat hij jaloers was en eenmaal omdat hij het van zichzelf niet kon velen dat hij jaloers was, hij vond dat zo dom van zichzelf.)

De angst niet goed genoeg te zijn kan me na al die jaren nog steeds opbreken, die overwin ik denkelijk nooit echt, klein calvinistje dat ik ben. Tegelijkertijd is dat een angst die ik niet wil loslaten: soms gooi ik er inderdaad met naar de pet naar en moet dan op het laatst alle zeilen bij zetten.

Het alleringewikkeldste van dat calvinisme ben ik gelukkig wel kwijt: ik verhaalde het op anderen. In mijn hoofd vergeleek ik mijn gebroddelde stukje met het glanzende werk dat eerder in het verschiet lag en oordeelde bars dat ik had gefaald. Wie me vervolgens complimenteerde over zo’n werkje, zakte prompt in mijn achting: nou, als jij hier wél tevreden mee bent, heb je kennelijk een kinderhand! Het was een reactie die me deed beseffen hoe dicht zelfhaat bij arrogantie kan staan.

De angst die ik tot mijn verrassing kwijt ben geraakt, is die voor mijn onbetrouwbare lichaam. Jarenlang heb ik geleefd met het besef dat ik ‘s morgens wakker kon worden met een verlamd lichaamsdeel, het is een paar keer gebeurd. Het is een angst die je langzaam incorporeert en gewoon wordt, maar die niettemin soms paniekerig kon opflakkeren. Sinds bijna een jaar werk ik weer, ik maak volle werkweken, en mijn lichaam protesteert tot mijn grote verbazing niet: ik loop zelfs wat beter, tegenwoordig. Stilletjes ga ik denken – heel stiekem, nooit de goden verzoeken Spaink – dat ik geen MS meer heb maar heb gehád. En dat kan helemaal niet, MS hebben gehad, dat gaat tegen alle regels in.

Tegenover die afkalvende angst voor mijn eigen lichaam staat een nieuwe: die voor de lichamen van min ouders. Ze worden ouder, ooit zet hun aftakeling in, en ik vrees dat moment. Intussen is de kaalslag om hen heen begonnen en dat maakt ook hun eigen zorg om dat nabije later tastbaarder: verschillende vrienden en familieleden waar ze veel van hielden zijn inmiddels overleden, anderen getroffen door infarcten en kanker. Het wordt leger om hen heen. Ooit werkt die leegte zich tussen hen in, dan verliezen ze elkaar. Mijn grootste angst is die om hen.

PvdA-voorzitter wil code van zuiverheid voor media

In de Volkskrant van vandaag staat een stuk over PvdA-voorzitter Van Hulten, die in een interview met de Revu een aantal nieuwe gezichtspunten over de media naar voren bracht. De man wenst een ‘code van zuiverheid’ voor de media:


De pers zou geen gebruik meer moeten maken van gelekte informatie, niet meer moeten werken met anonieme bronnen en niet knippen in redeneringen van politici. Dat zegt de nieuwe PvdA-voorzitter Van Hulten deze week in een interview met Nieuwe Revu.

‘Wat mij betreft komt er in Den Haag een politiek-journalistiek dogma, een code of conduct: tien regels van zuiverheid waaraan journalisten, maar ook politici, zich conformeren’, aldus Van Hulten in het vraaggesprek. Dat houdt bijvoorbeeld in dat de pers niet mag knippen in een redenering.’Of je publiceert een antwoord van een Kamerlid of minister in zijn geheel, of in zijn geheel niet.’
– de Volkskrant, 8 februari 2006

Politici moet je altijd laten uitpraten. Je mag niet knippen in hun woorden. Persberichten en toespraken van politici dienen altijd in hun geheel te worden afgedrukt. Of een zin uit een vraaggesprek citeren nog wel binnen Van Hultens acceptatiegrens valt, is nog te bezien, maar het ergste valt te vrezen.

Een code van ‘zuiverheid’ voor de media. Goed plan! Laten we hem Pravda noemen. Die krant publiceerde de toespraken en standpunten van politici ook altijd in extenso. Je moet politici laten uitpraten, zelfs als ze de pers willen breidelen.

Nachtmerries aan de macht II

Sinds 9/11 wordt de wereld verscheurd door een moslimfanaat zonder leger maar met een groeiende aanhang en een wedergeboren Christen, die de wereld angst aanpraat en oorlog voert. Beiden zien alles in het licht van een wereldomspannende strijd tussen Goed en Kwaad, tussen Licht en Donker, tussen God of Allah en de Satan. In fundamentalisme ontlopen die twee elkaar niet veel, en hoewel ze beiden een voortbrengsel van de Verlichting zijn, is dat bepaald niet in de zin die Voltaire voor ogen stond.

Bush opponeert tegen de Verlichting: hij spreekt haar taal wel – ‘we brengen democratie, riolering en de vrije markt’ – maar leeft die niet na. Bush gelooft in een wrekende god, laat bijstandsuitkeringen verdelen door de kerken in plaats van door de overheid, wil de evolutieleer uit de scholen bannen of minstens op gelijke voet behandelen als het religieuze dogma van het scheppingsverhaal, en vindt dat het Westen inherent christelijk is. Bin Laden vindt dat allemaal ook, alleen leest hij Allah voor God en is zijn bijbel de Koran.

Bin Laden op zijn beurt staat een strikte versie van de islam voor, een rigoreuze interpretatie die pas in de laatste decennia van de twintigste eeuw is ontstaan. Al even eigentijds is zijn afhankelijkheid van moderne communicatiemiddelen en mediahypes: Bin Laden zou nergens zijn zonder mediatechnologie. Zijn van Hollywood afgekeken media-teasers zijn de natte droom van elke reclame-agent, de aanslag op WTC de rampenfilm die niemand had durven maken. Het meest moderne aan Bin Ladens islam, een onmisbaar onderdeel erin, is het verzet tegen het Westerse liberalisme – waarbij dat liberalisme verwrongen wordt voorgesteld natuurlijk, alsof wij hier allemaal in zonde leven en gesticht moeten worden. Maar dat laatste vindt Bush ook, die heeft een even grote hekel aan een liberale moraal als Bin Laden.

Daar zitten we dan, caught between a rock and hard place. Wat we nu meemaken is niets meer of minder dan een moderne godsdienstoorlog, zei hoogleraar informatierecht Egbert Dommering vorige week, en hoe naargeestig en sombermakend de situatie ook is, die beschrijving vond ik verfrissend. Oh, een godsdienstoorlog, ja natuurlijk! Wij vinden dat zij niet aan onze waarden mogen tornen en zij vinden precies hetzelfde. En dus staan ‘we’ recht tegenover elkaar.

Het helpt altijd erg om posities en kampen te ontleden, dan zie je dat ‘wij’ en ‘zij’ niet zulke stevige blokken zijn als de vechtersbazen beweren. De meeste moslims moeten niks hebben van Bin Laden (en ook niet van Bush, maar met dat laatste zijn miljoenen westerlingen het erg eens). De meeste moslims belegeren geen Deense ambassades vanwege spotprenten. Veel moslims zijn niet erg geporteerd van dergelijke cartoons maar accepteren ze liever dan de straat op te gaan. En zijn we vergeten hoe nog geen twintig jaar geleden in het ‘liberale’ Westen christenen te hoop liepen tegen Scorceses film The last temptation of Christ? Er werd van de kansels gepredikt tegen de film, nog voordat-ie uit was; de film werd als pornografisch en blasfemisch beschreven, de maker werd bedreigd, er werd opgeroepen vertoningen te verhinderen. Nee, er werden geen ambassades bestormd, maar dat was omdat Scorcese niet als vertegenwoordiger van een natie werd gezien.

Soms denk ik dat dat het enige verschil is; en dat Bush erg zijn best heeft gedaan dat belangrijke verschil teniet te doen. Die viel immers een land binnen om een man.

Europeanen

Het schip dat deze week in de Rode Zee zonk, was een Europees afdankertje. Na de ramp met de Free Herald Enterprise en de Estonia zijn de wetten strenger geworden (via het Verdrag van Stockholm) en moesten boten beter worden beveiligd, maar liever dan afgekeurde boten te verbeteren kochten reders nieuwe. Die afdankertjes varen nu onder andere vlag.

Zegt een deskundige:


Het Verdrag van Stockholm werd volgens Aalbers onder grote tijdsdruk ingevoerd. Daarom geldt het alleen in Europa. ‘Maar Europese staatsburgers reizen heel wat af, dus is het logisch dat snel uit te breiden.’

– de Volkskrant, 4 feb. 2000

Dat er niet-Europeanen sterven op zulke boten, geeft niet zo?

Privacy is dood, leve het terrorisme!

Van het bewaken van burgerrechten naar het bewaken van burgers

We leven tegenwoordig onder het preventieparadigma. De gedachte dat iets of iemand in de toekomst mogelijkerwijs een terreurdaad kan uitvoeren, volstaat om nu al drastische tegenmaatregelen te nemen. Je kunt de gebeurtenissen immers niet afwachten, dan ben je simpelweg te laat. Je moet pro-actief en preventief optreden, alleen dan kun je terreur in de kiem smoren en voorkomen. Je kunt niet langer wachten tot je bewijzen in handen hebt. Je moet patronen zien en leren herkennen. Je moet mensen monitoren en afwijkingen in hun gedrag vastleggen. Je moet kunnen terugkijken in gegevens en tevens vooruit kunnen kijken. Je moet de misdaad en de terreur vóór zijn. Veiligheid voor alles!

We nemen derhalve maatregelen die in elk ander tijdsbestek als draconisch zouden worden bestempeld, en ze volgen elkaar in rap tempo op. We hebben preventieve fouillering mogelijk gemaakt (2003). We hebben overal camerabewaking. We hebben de algemene legitimatieplicht ingevoerd (januari 2005). We hebben de drempel fors verlaagd om persoonlijke gegevens op te vragen bij banken, supermarkten, verzekeringen, bibliotheken, verenigingen, telefoonmaatschappijen en internetproviders – dat mag nu elke agent doen, zonder bevel van de rechter (wet Vorderen Gegevens, juli 2005). We hebben in Europees verband de bewaarplicht geaccepteerd, waardoor de zogeheten verkeersgegevens van alle telecommunicatie van alle burgers moeten worden vastgelegd en bewaard: wanneer en met wie iedereen mailt, sms’t of chat met wie, benevens de lengte van een sms of mail (december 2005).

Het is nog niet genoeg. Via de OV-chipkaart die dit jaar wordt ingevoerd, kunnen de gangen van alle gebruikers van het openbaar vervoer nauwgezet worden vastgelegd. Er wordt gedacht aan het opslaan van ieders DNA-profiel. Via het aanstaande Burgerservicenummer kunnen alle bestanden die binnen de overheid over iemand bestaan, snel en makkelijk worden opgeroepen. We krijgen biometrische identiteitskaarten. Beveiligingscamera’s doen binnenkort aan gezichtsherkenning. Wij worden zo transparant als de adem van een onbevlekt zieltje.

De vraag of zulke maatregelen nog proportioneel zijn, of ze uitvoerbaar en effectief zijn, hoeveel macht de overheid zich ermee verwerft en of er nog enige controle mogelijk is hoe zorgvuldig ze worden uitgevoerd, lijkt niet relevant meer te zijn. Dat zulke maatregelen vaker wel dan niet indruisen tegen onze grondrechten is al helemaal niet aan de orde.Veiligheid voor alles, immers.

‘Privacy is de schuilplaats van het kwaad’

In de strijd tegen het internationaal terrorisme offeren we onze privacy met liefde op. Dat zou nog op een rationele uitruil van privésfeer versus lijfsbehoud kunnen lijken, maar het probleem zit intussen dieper: privacy is zelf een probleem geworden. De Amsterdamse korpschef Welten drukte die gedachte kernachtig uit: ‘Privacy is de schuilplaats van het kwaad.’ Nee, nu niet zeuren dat ‘het kwaad’ een curieuze term is voor een korpschef, die immers uitsluitend met de wet te maken heeft. Weltens uitspraak is om een andere reden opmerkelijk. Hij zegt in feite dat eenieder die zich iets aantrekt van zijn burgerrechten en die niet zonder meer transparant wil zijn, een handlanger wordt van terroristen en criminelen, al was het maar door hen de hand boven het hoofd te houden. Privacy fungeert in de ogen van het gezag als verlengstuk van de misdaad. Willen we het kwaad überhaupt kunnen blootleggen, dan moet die dekmantel eerst af. Weg met onze burgerrechten! Pas dan kunnen we mensen zien voor wat ze echt zijn en de bokken van de schapen scheiden.

In de nota Politie in Ontwikkeling (mei 2005) schetste de Raad van Hoofdcommissarissen haar ideaal. ‘De Nederlandse Politie kiest [ervoor] de controle op de (hoofd)infrastructuren te intensiveren om de mobiliteit van ‘kwaad’ te beperken en het tijdig te herkennen. Door op de infrastructuur virtuele toegangspoorten te creëren wordt de veiligheid van de burgers in woongebieden vergroot.’ De commissarissen willen overgaan tot geautomatiseerd toezicht op ‘knooppunten van de netwerken (ringwegen rond steden, overslagpunten, havens, luchthavens)’, ‘gericht op het opheffen van anonimiteit en onzichtbaarheid en het identificeren van “kwaad” in de vorm van potentiële en actuele bedreigingen van de veiligheid.’ Het gaat dan onder meer over het lezen van kentekens met behulp van camera’s (catch scan), ‘waarbij waarnemingen en registraties van personen en voertuigen worden vergeleken met uiteenlopende databestanden (bijvoorbeeld openstaande boetes, gestolen voertuigen, vermiste kentekenplaten, bekende verdachten).’

Ho. Wacht. Openstaande boetes? We hadden het toch over Het Kwaad? We gaven onze burgerrechten toch alleen maar op om Osama Bin Laden en zijn kornuiten te kunnen vangen? Om inslaande vliegtuigen en ontploffende metrowagons te voorkomen?

Welnee. Zo begon het alleen maar. De voorstellen voor de bewaarplicht – die trouwens dwars tegen alle bestaande privacywetgeving ingaan, maar daar liet geen enkele regering zich iets aan gelegen liggen, privacy is toch dood – werden ingeleid met verwijzingen naar WTC, Madrid en Londen, maar tegen de tijd dat ze werden ingevoerd werd allerwegen gezegd dat het zo’n handig middel is om ‘piraterij’ op te sporen. De film- en muziekindustrie hebben een fikse lobby opgezet om de richtlijn aanvaard te krijgen; wat begon als anti-terreurmaatregel eindigde als een maatregel tegen allerlei klein grut, tegen ‘normale’ overtredingen, maar met onveranderde grootse consequenties: alle burgers worden minutieus in de gaten houden. We leggen ene virtuele slotgracht om alle steden om verkeersboetes te incasseren.

Bin Laden is een godsgeschenk

En zo gaat het steeds. Roep drie keer ‘terrorisme’ en twee keer ‘veiligheid!’ en je krijgt elke maatregel erdoor, zo bewijst de praktijk van de afgelopen jaren. Waar eerder het bewaken van burgerrechten tegenwicht bood aan een al te invasieve overheid – let wel: onze burgerrechten zijn nu juist ontwerpen om de overheid op afstand te kunnen houden en ons bescherming te bieden tegen vrijpostigheid en opdringerigheid van het gezag – lijkt er tegenwoordig geen enkele rem of balans meer te zijn. De stap van het bewaken van burgerrechten naar het bewaken van burgers bleek verrassend klein, en ‘veiligheid’ was daarbij het scharnierpunt. Alle wetshandhavers die privacy maar een lastig obstakel vonden in de uitoefening van hun vak, mogen de terroristen op hun knietjes danken. Bin Laden is een godsgeschenk.

Maar met onze rechten zijn we meer kwijtgeraakt. Plichten van de overheid jegens ons, bijvoorbeeld. Zolang het proportionaliteitsbeginsel geldt – een maatregel mag slechts dan inbreuk maken op de rechten van burgers indien hij in verhouding tot het gezochte doel staat – moet een afweging van doel en middel worden gemaakt. Maar als het doel zo groot en omvattend, ja zo bijbels is als het Het Kwaad bestrijden, is elk middel vanzelf gerechtvaardigd. Dan kun je ineens al het telefoon- en internetverkeer van alle 450 miljoen Europeanen in de gaten houden om één enkele terrorist in de kiem te smoren. Dat de praktijk zal zijn dat de verkeersgegevens van die mensen worden gebruikt om te bezien of ze mp3’tjes of een film verspreiden, telt dan al niet meer.

De overheid hoeft ons ook geen verantwoording meer af te leggen en inzage te geven in de geboekte successen. Onder het zelfopgelegde preventieparadigma kan zij dat niet eens. Aanslagen die voorkomen zijn, terreurdaden die niet hebben plaatsgevonden, misdaden die niet zijn gepleegd, zijn niet in statistieken en rapportages onder te brengen. Zulke cijfers kunnen niet zakken of stijgen. Soms zullen de plannen van een handjevol Hofstadjongens die amateurterroristje wilden spelen wat moeten worden angehaucht, en klaar ben je: weer een brutale terreurdaad gepreventeerd! Zelfs een aanslag die wel plaatsvindt, is geen reden het beleid te herzien: de maatregelen moeten dan alleen nog strakker, nog strikter, nog fermer, nog preventiever. Getuige de grondslag van de bewaarplicht hoeven we niet eens meer verdacht te zijn om in de gaten gehouden te worden.

Wie van zijn privacy houdt, heult met de vijand

Intussen zit iedereen die zich wel zorgen maakt om burgerrechten en de oprukkende overheid er maar mooi mee. Veel meer dan vertraging weten we niet te bereiken. Dat zet weinig zoden aan de dijk. Bij het verzet tegen de bewaarplicht gooiden nota bene de verzamelde telefoonmaatschappijen en internet providers hun volledige gewicht in de schaal – en anders dan bijvoorbeeld de digitale burgerrechtenorganisatie Bits of Freedom hebben die wel geld – maar zelfs dat hielp geen sikkepit. Privacy is een vies woord geworden, een instrument van Het Kwaad. Wie van zijn privacy houdt, heult met de vijand.

Wat te doen? Misschien moeten we er veel meer op hameren dat de rechten die burgers hebben niet van god gegeven zijn: je verliest ze namelijk simpelweg als je achterover leunt, rechten behoud je alleen als je er geregeld voor vecht. Misschien moeten we het veel harder spelen en mensen expliciet vragen wie bereid is zijn burgerrechten in te leveren, onder welke omstandigheden. Hoeveel vrijheid en rechten zijn ze bereid op te geven voor veiligheid? Waar bestaat die behoefte aan veiligheid dan precies uit? Het incasseren van verkeersboetes? En – later, als het onvermijdelijke volgende voorstel voor verdere inperking van onze privacy op tafel ligt – wat de vorige maatregel dan in godsnaam heeft geholpen? Waarom hij genomen is als hij niet effectief bleek? Aftreden! Afrekenen!

Misschien moeten we overheden beter op hun beloften vastpinnen, zoals Simon Hania, technisch directeur van XS4ALL, al eens suggereerde. ‘U bewaart al onze data uit het oogpunt van terrorismebestrijding. Soit. Maar dan eisen wij ook dat er geen enkele aanslag meer plaatsvindt. Oh, er was er wel een? Dan doet u uw werk niet goed. Wegwezen. Nu.’ Misschien moeten we mensen eraan herinneren dat tegen de tijd dat ze teleurgesteld zijn over de effecten van hun inschikkelijkheid en hun bedwelming door het veiligheidsmantra, ze hun middelen om te protesteren al lang hebben opgegeven.

Of misschien moeten we privacy als handgeld gaan bezien. Wie iets inlevert, mag immers gerust iets terugverlangen – en zoals het nu gaat verliezen we diezelfde privacy zonder meer. In onderhandelingen maken we er tenminste nog iets van. In ruil voor onze privacy eisen we verantwoording, transparantie en doelmatigheid. U wilt tappen? Best. Maar dan willen wij statistieken zien hoe vaak de overheid tapt (dat weigeren ze nu te zeggen) en hoe vaak taps helpen om een zaak tot een einde te brengen. Dan willen we resultaten en inzicht. Weten wie er wat mee doet.

Maar misschien ook moeten we toegeven dat privacy dood is.