Deprecated: Creation of dynamic property WP_Object_Cache::$thirty_days is deprecated in /htdocs/www.spaink.net/wp-content/object-cache-memcached.php on line 850

Deprecated: Creation of dynamic property WP_Object_Cache::$now is deprecated in /htdocs/www.spaink.net/wp-content/object-cache-memcached.php on line 851

Deprecated: Creation of dynamic property batcache::$pos is deprecated in /htdocs/www.spaink.net/wp-content/advanced-cache.php on line 452

Deprecated: Creation of dynamic property batcache::$keys is deprecated in /htdocs/www.spaink.net/wp-content/advanced-cache.php on line 449

Deprecated: Creation of dynamic property batcache::$permalink is deprecated in /htdocs/www.spaink.net/wp-content/advanced-cache.php on line 464

Deprecated: Creation of dynamic property batcache::$url_key is deprecated in /htdocs/www.spaink.net/wp-content/advanced-cache.php on line 465

Deprecated: Creation of dynamic property batcache::$url_version is deprecated in /htdocs/www.spaink.net/wp-content/advanced-cache.php on line 467

Deprecated: Creation of dynamic property batcache::$key is deprecated in /htdocs/www.spaink.net/wp-content/advanced-cache.php on line 291

Deprecated: Creation of dynamic property batcache::$req_key is deprecated in /htdocs/www.spaink.net/wp-content/advanced-cache.php on line 292

Deprecated: Creation of dynamic property batcache::$cache is deprecated in /htdocs/www.spaink.net/wp-content/advanced-cache.php on line 472

Deprecated: Creation of dynamic property batcache::$requests is deprecated in /htdocs/www.spaink.net/wp-content/advanced-cache.php on line 486

Deprecated: Creation of dynamic property WP_Object_Cache::$thirty_days is deprecated in /htdocs/www.spaink.net/wp-content/object-cache-memcached.php on line 850

Deprecated: Creation of dynamic property WP_Object_Cache::$now is deprecated in /htdocs/www.spaink.net/wp-content/object-cache-memcached.php on line 851
Columns: – Page 75 – Karin Spaink

Meisje Max

Als Max iets wil, zal ze dat laten merken ook: resistance is rather futile. Michael moet nog steeds weinig van haar hebben, maar Max blijft buitengewoon geïnteresseerd in Michael. Soms laat ik haar in de keuken of Michael eruit, in de hoop dat ze zo wat wennen. Max hupst dan gewoonlijk op Michael af en vlijt zich tegen hem aan, Michael snuffelt wat en loopt dan geërgerd weg.

Laatst had Michael zich gebelgd op de keukenstoel teruggetrokken. Die stoel is hoog, hij was ooit bedoeld opdat ik zittend dingen bij het aanrecht kon doen; juist de hoogte ervan maakte dat Michael jaren geleden besloot de stoel in bezit te nemen. Tussen hem en Tweety was de stoel altijd Michaels buut-vrij: de plek waar geen kat hem meer lastig viel.

Max wou naar Michael en dus op de stoel, die voor haar (nu nog) te hoog was om erop te kunnen springen. ‘Als je slim bent,’ dacht ik, ‘klim je eerst in in mijn been en spring je dan op die stoel.’ Max bleek slim.

Rits-rats omhoog ging ze, nog een klein sprongetje zijwaarts. Hopla: doel bereikt! Michael was geloof ik vooral verbouwereerd en Max ging neutraal de andere kant op zitten kijken: ‘Goh wat woon je hier leuk! Oh let vooral niet op mij, hoor.’ Michael snuffelde, en gaf toen tot mijn verbazing een paar likjes over Max d’r hoofd. Het ging niet van harte, ‘t was meer een instinct dat ongewild de kop opstak. Iets later gaf Michael Max een mep en toen donderde die kleine de keukenstoel af. Maar inmiddels kan ze d’r al helemaal zelf op klimmen.

Met eten betoont ze zich een enorme dwingeland. Er staat altijd droogvoer, dus honger heeft ze nooit. Maar zodra ze kaas of rosbief ruikt – mijn favoriete soorten broodbeleg – zet ze een enorme keel op en is ze haast niet te houden. Die kleine met één hand van mijn bord wegduwen en met mijn andere hand eten is nog een heel gevecht, zodat ik serieus overweeg haar in zulke gevallen voorlopig in de badkamer op te sluiten. Mijn eigen eten moeten verdedigen tegen zo’n opdondertje gaat wat ver, en alles wat ze nu leert krijg ik er later niet meer uit. Beter nu iets strenger zijn dan ik wil en later de teugels wat laten vieren.

(Michael blèrde vroeger ook zo als-ie eten kreeg en schrokte vervolgens alles in noodtempo op. Dat zal een gevolg van z’n zwerversverleden zijn geweest: een straatkat weet nooit wanneer-ie weer iets eetbaars vindt. Gaandeweg heeft Michael geleerd erop te vertrouwen dat er een gestage aanvoer van eten is: hij schreeuwt nu aanzienlijk zachter en eet in een normaler tempo.)

Ze dribbelt soms als een hondje achter me aan, legt d’r kopje vertederend op mijn arm, of kijkt me ineens met van lekkerte toegeknepen oogjes aan en zet haar snormachine daarbij in de luidste stand. Ze kan ook heel aandoenlijk over het bed hupsen of er een staart vinden (hier op Youtube) en om te bewijzen dat ze niet van de straat is, luistert ze gefascineerd naar een politiek debat over kernwapenreductie (hier op Youtube). Kortom, Max windt me met allure om haar voorpoot.

Bewaarplicht getoetst

Bits of Freedom heeft goed nieuws: de bewaarplicht wordt dan toch eindelijk getoetst door het Europees Hof.

De volgende fase in het terugdraaien van de controversiële bewaarplicht bel- en internetgegevens is een feit. Na een uitspraak van de Ierse hoogste rechter op 6 mei 2010, zal het Europese Hof van Justitie zich moeten buigen over de verenigbaarheid van de Europese richtlijn bewaarplicht met onze fundamentele rechten en vrijheden, zoals het recht op privacy. Als het Europese Hof de breed gedragen kritiek op de bewaarplicht van rechters en experts overneemt, vervalt de bezopen verplichting voor telecombedrijven om het bel- en internetgedrag van alle Europeanen een jaar lang te monitoren.

Digital Rights Ireland, de Ierse collega van Bits of Freedom, boekt met de doorverwijzing een belangrijk succes. In Duitsland, Roemenië en Bulgarije is de bewaarplicht al ongrondwettig verklaard. In tegenstelling tot deze landen kent Nederland geen Constitutioneel Hof. Daarom is de toetsing van wetten aan de fundamentele rechten bij ons moeilijk te realiseren. Maar als het Europese Hof van Justitie in Luxemburg de richtlijn strijdig met onze grondrechten verklaart, worden alle Europeanen in een klap verlost van de richtlijn bewaarplicht.

Met de rechterlijke uitspraken en alle kritiek van experts wordt de druk op de controversiële bewaarplicht opgevoerd. Dat momentum is hard nodig, aangezien de bewaarplicht in september 2010 wordt geëvalueerd in Brussel. Eurocommissaris Viviane Reding kondigde al aan de richtlijn volledig te willen heroverwegen, dat is alvast een goed teken. Het torpederen van de bewaarplicht is namelijk van groot belang voor onze digitale vrijheid. De Duitse rechters omschreven de bewaarplicht namelijk als ‘een bijzonder zware inbreuk [op het communicatiegeheim] van een omvang, die de rechtsorde tot nu toe niet kent’ (§210).

Wat nu? De volgende stap is de precieze formulering van de Ierse vragen aan het Europese Hof. Die vragen worden binnenkort verwacht. Bits of Freedom blijft verslag uitbrengen van de ontwikkelingen, en zal er samen met haar Europese collega’s alles aan doen om de bewaarplicht te torpederen. Of dat nu in Luxemburg of in Brussel moet gebeuren.

Fnuikende automatisering

Of ze waarlijk standhouden valt nog te bezien – vooral leden van de regeringspartijen krijgen als ’t erop aankomt nogal eens slappe knieën – maar het heeft er alle schijn van dat de Eerste Kamer over drie weken tegen de verplichte invoering van het elektronisch patiëntendossier (EPD) zal stemmen. Gelukkig maar: dat EPD is een geldverslindend gedrocht en een angstwekkende toonzetter.

Medische gegevens horen met grote zorgvuldigheid te worden omgeven. Niet iedereen mag ze inzien, juist omdat ze vaak intens persoonlijk zijn en het bekend raken ervan flinke repercussies kan hebben voor de betrokken patiënten. Alle gegevens erin horen bovendien correct te zijn: anders word je verkeerde been afgezet, krijg je een te hoge dosis chemo of worden riskante allergieën over het hoofd gezien.

Met het EPD in de huidige vorm is zowat alles mis. De toegang ertoe is buitengewoon grofmazig: het volstaat om arts te zijn. Medisch personeel had vroeger alleen toegang op basis van need to know: de dossiers van je eigen patiënten kon je uiteraard inzien en aanpassen, maar bij elk ander moest je de gegevens via de behandelend arts opvragen en moest je de uitdrukkelijke toestemming van de betreffende patiënt hebben. Had je die toestemming niet, dan kon je naar zo’n dossier fluiten.

Het EPD doet het precies andersom: alle medici hebben per definitie toegang tot ieders gegevens, ongeacht of je hun patiënt bent of niet. Of die algemene autorisatie terecht wordt gebruikt, wordt pas achteraf gecontroleerd, en dan alleen op incidentele basis. Die aanpak betekent een tersluikse, volledige omkering van het principe achter het medisch geheim: van ‘nee, tenzij’ naar ‘het zal wel goed zijn, totdat er een klacht ligt’. Zelfs de gegevens van mensen die het ministerie van Volksgezondheid per brief te kennen hebben gegeven niet in het EPD te willen worden opgenomen, blijken desondanks eenvoudig opvraagbaar te zijn.

Wat het EPD echt tot een rampgebied maakt, is dat de computersystemen van huisartsenpraktijken, apothekers en ziekenhuizen vaak slecht beveiligd zijn. Zo’n netwerk valt geregeld om: ineens kan niemand meer bij noodzakelijke gegevens, terwijl de hele exercitie nu juist was bedoeld om uitwisseling te vergemakkelijken. Het is al verschillende keren gebeurd dat hele poliklinieken in het ongerede raakten en patiënten de deur moesten wijzen omdat de computers een virus hadden. Of hackers verschaffen zich toegang tot zo’n systeem, en kunnen patiëntengegevens niet alleen lezen en kopiëren, maar ook veranderen. (Wilt u zich laten behandelen op basis van gegevens waar scriptkiddies mee hebben gespeeld? Ik niet.)

De leden van de Eerste Kamer maken zich vooral zorgen over de kosten van het EPD. Die zijn inderdaad niet onaanzienlijk, maar als de zorg daardoor zou verbeteren, is dat wellicht een acceptabele prijs. Er zijn andere, veel belangrijker bezwaren. De noodzaak van geheimhouding, tot afgeschermde en op voorhand beperkte toegang en van de zuiverheid van gegevens in het EPD zijn geen van allen gewaarborgd. Sterker, zulke cruciale criteria hebben nooit meegespeeld in het ontwerp van het systeem.

Die nalatigheid is desastreus. Want daarmee holt de overheid niet alleen ons vertrouwen uit in de geneeskunde, in onze eigen artsen, in de behandelingen die ze ons voorstellen en in het medisch geheim. Het effect is veel breder. Als zelfs ons medisch reilen en zeilen op zo weinig bescherming en zorgvuldigheid kan rekenen zodra het om automatisering gaat, betekent dat dat andere terreinen helemaal vrij schieten worden.

Whoops

Max is nu negen weken. We zijn zojuist samen bij de dierenarts geweest voor een algehele inspectie en voor z’n eerste vaccinatie. Alles was prima in orde en hij groeit goed: inmiddels weegt-ie 830 gram. ‘Een heel mooi katje,’ zei de dierenarts, en ook haar vielen z’n grote oren op. Er bleken wat vlooienpoepjes in z’n vacht te zitten, en dus kreeg-ie behalve zijn inentingen ook nog wat koude druppels in z’n nekvel gewreven. Het chippen (dat blijkt vanaf volgend jaar verplicht voor alle honden en katten) hebben we uitgesteld: ‘t is een fikse naald die erin moet en dan is het beter te wachten tot-ie wat groter is.

Eén verrassing was er wel: Max blijkt Maxine te zijn! Het is geen katertje maar een poesje… Dan komt het maar mooi uit dat haar oorspronkelijke naam, Boris, is afgeschaft. ‘Max’ als afkorting van Maxine kan gerust, maar ‘Boris’ was toch wat raar geweest nu :)

Schrijverskatje

Max wordt al een echte schrijverskat: hij kijkt graag naar het beeldscherm (hiernaast ziet u hem terwijl we samen naar Lost kijken), hij is dol op papier en hij ligt voorbeeldig op schoot als ik achter de computer zit. Soms wil-ie nog wel eens op het toetsenbord stappen – daardoor doet de computer soms wat raar, gisteren wist-ie bijvoorbeeld een externe schijf razendsnel te hernoemen to ‘qws’ of zo – maar steeds vaker stapt-ie netjes over het toetsenbord heen.

Ook de laptop, die naast het beeldscharm staat, trekt hem nog regelmatig (welke kat kan een plekje met vloerverwarming weerstaan?) maar daar boek ik eveneens vooruitgang. Zodra hij op de laptop stapt, zeg ik bestraffend ‘Aaa!’ en pak hem bij zijn nekvel op, waardoor Max subiet verlamt en zijn kopje scheef laat hangen. Daarna laat ik hem zachtjes zakken in zijn bakje tussen beeldscherm en toetsenbord. Twee seconden nadat ik hem loslaat, komt zijn spierkracht terug. Dat doen we dan allebei drie keer achter elkaar en daarna volstaat het om ‘Aaa!’ te zeggen. Hij leert snel, deze jongeman :)

Hij kan ook steeds beter springen. Als ik in de keuken ben geweest – steeds netjes met de tochtdeur dicht – en er weer uit terugkom, rent-ie vaak enthousiast op me af: ‘Ha daar bén je weer!’ en klimt rits-rats in me. Buitengewoon vertederend. Het betekent wel dat ik in huis voorlopig beter geen nieuwe kleren kan dragen, die zitten anders binnen de kortste keren vol ophalen. Net als mijn benen momenteel, want tot vandaag had Max nog niet goed door dat er verschil bestaat tussen aangeklede benen en blote benen.

Hij speelt graag met papier, een kort filmpje daarvan staat inmiddels op YouTube. Vooral de randen van het papier moet-ie hebben, en op de een of andere manier kreeg hij er een enorm dikke staart van, wat nogal koddig staat want hij heeft nog maar een heel dun staartje. Uhm, niet te had lachen hoor. Ook een kat heeft eergevoel.

Meer dan auteursrecht

In BoingBoing van vandaag publiceerde Cory Doctorov een korte en zeer krachtige uiteenzetting waarom die auteursrechtenkwesties zo cruciaal zijn. Het gaat om veel meer dan de vraag of ISP’s moeten filteren en of je internetverkeer zou moeten monitoren. Het gaat erom dat de entertainmentindustrie vanwege een paar rotcenten het recht wil verbouwen; het gaat erom dat ze, vanwege hun korte-termijndenken, bereid zijn essentiële rechten te verkwanselen.


Something I think gets lost in the debate over DRM: Big Content doesn’t want DRM because they want to usher in an era of totalitarian control technologies; they don’t want copyright filters because they want to make the censor’s job easier; they don’t want increased intermediary liability because they want to extinguish easy personal expression and collective action.

They want these things because they want to make more money. But they are indifferent to the point of depravity to the totalitarian, censorious and restrictive consequences of DRM, filters and liability.

They aren’t moustache-twirling supervillains. They’re greedy, blinkered provincials and hypercompetitive macho bullies who are unwilling to look past the short-term benefits to the consequences. They think only of how things will work, not how they’ll fail.

When we (we — I do this too, all the time) focus on the consequences to culture and creativity, we allow this debate to be defined in terms of who gets to remix what, or whether you’ll have to start paying for the ongoing use of your cultural goods. These are important issues. But they’re a distant second to a rearchitecting of our law and technology to create the preconditions for repression, corruption and suppression of dissent.

That’s the real fight: are we shaping a world where our children will be able to come together effortlessly to improve their lots and the lots of their neighbors; where they’ll be able to fight corruption and hold their leaders to account; where they’ll be able to participate and help others to participate?

Or will we allow a small gang of selfish and short-sighted entertainment companies to fatally compromise the infrastructure of the 21st century to add a few points to its bottom line?

Rop in Het Parool

In Het Parool van vandaag (in PS, het zaterdagse magazine) staat een mooi interview met Rop Gonggrijp. Het gaat onder meer over internet, privacy en stemcomputers, maar vooral over technologie en over hoe slecht instanties daar meestal mee omgaan. Helaas staat het interview niet online. Daarom een paar behartenswaardige citaten.


Toen de bankpasjes werden geïntroduceerd, hebben wij [Hack-Tic] meteen aangetoond dat die dingen, als je het juiste apparaatje maar had, net zo makkelijk te kopiëren was als een cassettebandje. […] Dat is bijna twintig jaar geleden. Sinds een jaar of vijf het dat skimmen en schreeuwen de banken ineens moord en brand, en doen ze alsof ze geweldig door dit probleem zijn overvallen. Ja duh, dat hebben we twintig jaar geleden al laten zien! Maar denk maar niet dat de banken die tijd hebben gebruikt om over te stappen op de chip , die allang op het pasje zit en veel moeilijker te kopiëren is.

[In voormalig Oost-Duitsland] moest elke typemachine geregistreerd worden, zodat altijd te herleiden was wie een tekst getypt had. Waanzin, vonden wij. Vandaag de dag drukt elke kleurenprinter in vrijwel onzichtbare gele inkt een raster met het serienummer van de printer. Wij hebben in onze samenleving dus printers die op elk papier onze naam zetten. […] Ik vind dat bizar.

Wennen & verkennen

Max went steeds meer aan mij en aan het huis, en ik aan hem. Hij krijgt lievelingsplekjes: vooral achter de boeken (daar heb ik er veel van) is het Erg Spannend, zeker als-ie doorheeft dat ik hem zoek. Hij wordt ook groter en zekerder. Hij loopt nog steeds wat wankel (nou ja, who cares: ikzelf immers ook) en valt met de regelmaat van de klok om, wat dat betreft is-ie nog steeds een baby.

Hij heeft de aandachtsspanne van een kleuter met ADHD: alles leidt hem af. Het ene moment volledig geconcentreerd op een te maken sprong, het andere moment volkomen in beslag genomen door een poot die hij ineens ziet en waarin subiet gebeten moet worden, waarna hij verbaast ontdekt dat het zijn poot is maar dat meteen grandioos vergeet want van wie is die staart eigenlijk die daar zo zwiept…? Alles is interessant en vreemd en nieuw, hij kan nog niet goed schiften, en dus schiet zijn aandacht alle kanten op.

Max wordt sterker. De tweede dag dat-ie hier was kon-ie in mijn broekspijp klimmen, maar kwam niet veel verder dan kuithoogte. Nu kijkt-ie naar mij en dan naar mijn broek, rekent even in stilte, springt en klauwt zich verder omhoog; hoppa, tot op heuphoogte!

Voor de gevallen dat ik achter de computer zit heeft-ie al een speciale truc ontwikkeld. Hij kan allang gewoon op de stoel springen maar da’s minder leuk, dus springt-ie in mijn broekspijp en ter hoogte van mijn knie buigt-ie af, zodat hij niet knel komt te zitten tussen mijn bovenbeen en de onderkant van de tafel: hij hangt dan aan de zijkant van mijn dijbeen en werkt zich rap op mijn schoot. Dat kan-ie inmiddels al spurtsgewijs. Kijk ren buig hop zit. Done! En dan kijkt hij me verwachtingsvol aan en ik hem vol trots. Goedzo Max!

Hij wordt ook al heel knap in vertederend kijken. Andere Karin, een goede vriendin, was hier zondag en we keken samen op bed een tv-serie. Max vleidde zich op en in en onder en tussen haar en zei steeds heel verleidelijk ‘wiew’ en ging haar dan aanstaren, desnoods met zijn kopje scheef, net zolang tot Andere Karin helemaal gesmolten was en zij z’n lof ging prijzen. Toen ging-ie zich uitgebreid wassen. Mission accomplished.

Max heeft ook door dat ik een groot deel van de dag achter de computer doorbreng. Dat maakt het bureau razend interessant. (Een kat weet zich altijd met grote precisie tussen jou en het object van je aandacht in te wurmen.) Bovendien zitten er snoertjes aan de computer, daar kun je aan klauwen, en is zo’n computer warm, dus ligwaardig: allemaal pluspunten. En omdat de nee-ho-wacht-dat-is-mijn-toetsenbord! training nog moet beginnen, raken kat en computer steeds in de war. Max wil op het toetsenbord van de laptop liggen. Dat wil ik niet, zodat ik de laptop half sluit. Dat betekent (a) dat ik niet kan zien wat daar gebeurt (op dat scherm draait gewoonlijk iTunes) en (b) dat Max denkt dat je dus wél op de laptop kunt liggen, waar ik hem dan weer van af vis.

Dan komt-ie effies bij mij liggen en ziet even later Ergens Iets en gaat, op weg naar dat Iets Ergens, nietsvermoedend pontificaal op mijn toetsenbord staan om na te denken – ‘Waar was het nou? Ik zag toch Ergens Iets Heel Belangrijks?’ – en doet onderwijl teksten verdwijnen, schermen verschijnen en tikt stiekem van alles in het kats in, maar ik kan geen kats lezen. Of hij raakt volkomen gebiologeerd door de muisaanwijzer op het scherm. Of probeert op de rand van het toetsenbord te kauwen. Of wil dat gummidingetje in mijn muis vangen en opvreten.

Kortom, dolle pret maar ook de hoogste tijd om kat en computer te scheiden. Zijn strapatsen zijn razend vertederend, maar alles wat ik hem nu toesta wil-ie jaren later nog steeds doen, en tegen die tijd vind ik het vast minder leuk. Bovendien: kittens dienen te worden opgevoed en thans ben ik de moederpoes van dienst, dus probeer ik hem regels en gewoontes bij te brengen of af te leren. Soms door hem ergens weg te halen, meestal door een fijn compromis te verzinnen.

Tweety lag graag in de ruimte tussen toetsenbord en beeldscherm als-ie niet op mijn schoot wou maar toch in de buurt wilde zijn: de moeite van het proberen waard. Vanuit die positie kan Max bovendien verliefd naar mij kijken en ik naar hem. Zodat ik ergens een doosje opdiepte en daarin een zacht lapje legde en nu een kattenbedje op mijn bureau heb geïnstalleerd. Als Max nu in of op de laptop of op het toetsenbord wil gaan liggen, verhuis ik hem met zachte hand naar zijn computerbedje, en dat bevalt hem wonderwel.

Hij ligt er nu vaak en met verve. (‘Kat in het bakkie,’ zei Hanneke gevat.) Als-ie op weg naar zijn computerbedje per ongeluk op het toetsenbord stapt, neem ik hem niks kwalijk. Hij doet dan immers zijn best om erger te voorkomen. En leren is lastig.

[Noot: het doosje is 24 x 26 cm. Max, opgerold, is ongeveer 15 cm in doorsnee. Dat is erg klein. Zo klein en zo licht dat-ie zelfs als-ie pontificaal op de laptop gaat liggen (waar doorgaans ook wat paperassen liggen, zodat zijn gewicht wordt gedistribueerd) niet eens een toetsaanslag veroorzaakt.]

Inmiddels krijg ik ook door wat Max nog meer leuk vindt, behalve op Michael afstormen en geaaid worden. Ik heb wat speeltjes gekocht maar die boeien hem totaal niet, ook al ruiken ze naar kattekruid. Hij is dol op het dekbed: dat is dik en luchtig en ruikt naar iets aantrekkelijks. Als je erin en erop springt, zak je leuk weg, en je kan er kuiltjes in graven. Verder is-ie dol op papier: misschien is het ‘t geritsel, maar hij mag graag op kranten springen en dan doen alsof het papier terugbijt. Succes verzekerd, want van papier win je het altijd.

En Max is buitengewoon gefascineerd door randen en overgangen. Hoeken, punten, zijkanten: of het nu een kussen is, een toetsenbord of de zijkant van een kast: bijten, klauwen, je poot ertussen zien te krijgen of met je kop erlangs strijken is het devies. Ook alles waar ineens een kleuronderbreking is, is fascinerend. Een vouw in het dekbed: jump! Een schaduw op de vloer: vang! Een naad tussen de tegels van de badkamervloer: kijken of je er met je nagels onder kunt!

Strijd

Michael krijgt intussen door dat Max een blijvertje is, en dat zint hem niet buitengewoon. Ondanks de kou van de afgelopen maanden was Michael meestal buitenshuis, en als-ie al binnen was kwam-ie amper verder dan de keuken en bleef zelden langer dan twintig minuten. Michael komt meestal rond zes uur ‘s avonds aanzetten en blèrt dan zijn bestelling door; na het eten doet-ie een hazeslaapje op de keukenstoel en vertrekt weer. Soms komt-ie later op de avond terug, zingt een aria (de klassieke grap over Michaels mauwen is dat Pavarotti in hem is gevaren), komt heel even de kamer in op voorwaarde dat ik ‘m eerst uitgebreid lok en trekt zich daarna opnieuw terug op de keukenstoel, of vertrekt via het kattenluikje.

Als ik wou gaan slapen en Michael was er, nam ik hem soms in mijn armen mee naar bed. Dat vond-ie dan vijf minuten lang een heel geweldig plan: ik mocht hem uitgebreid op zijn buik kroelen terwijl ik in en hij op bed lag. Maar ineens – hup flats – sprong-ie op en vertrok weer, soms naar de keuken maar meestal helemaal weg. ‘Klik-klak’ deed het kattenluikje. Exit Michael.

Dat Michael meestal nooit verder komt dan de keuken, maakte dat ik dacht dat het sluiten van de tochtdeur tussen hal en keuken voor pais en vree zou kunnen zorgen met de nieuweling in huis. Michael had dan immers nog steeds de volle beschikking over alles wat-ie eerder wou en had: de keuken, vrije in- en uitgang tussen huis en tuin, plus vooral: eten. Max had dan de ruimtes waar Michael toch al nooit van harte kwam: woonkamer, slaapkamer en badkamer.

Met als voordeel dat Max op die manier niet naar buiten kan. Het kattenluikje geeft immers niet alleen toegang tot de tuin maar ook tot de garagedaktuin en via via tot de straat. Om zelfstandig op straat te mogen als kat moet je minstens puber zijn vind ik, en Max is nog maar een baby… Eerst aan mij en het huis wennen, dan een paar keer aan een lijntje in de tuin, en dan pas alleen de wijde wereld in, had ik zo gedacht.

Leuk plan. Maar vanuit Michaels perspectief betekende het dat-ie ineens een doodlopende keuken aantrof, dat zijn passe-partout hier ten huize ingetrokken leek, en dat er – zodra die plotseling gesloten tochtdeur dan toch open ging – jong respectloos onbenul op hem afstormde dat zich gedroeg alsof hij, Michael, leuk speelgoed was in plaats van de heer des huizes, oftewel iemand met rechten: een kat die ontzag inboezemt en die respect toekomt.

Ik ben ook niet gek. Nadat ik Michaels groeiende verbijstering had ontwaard, realiseerde ik me dat hij de rest van het huis weliswaar amper gebruikt maar dat de wetenschap dat hij die kan gebruiken voor hem cruciaal is. En dat wat ik als een handige indeling had bedacht, vanuit Michaels perspectief betekende dat die nieuweling ineens meer, zo niet alle rechten had terwijl hijzelf ingeperkt was tot de keuken. Never mind dat ik de tochtdeur vaak opendeed als Michael eenmaal binnen was en dan het kattenluikje op slot deed. Ook never mind dat Michael dan meestal meteen terug wilde naar de keuken, of linea recta naar buiten. Zijn vrije doorgang was kapot, dat was de crux. En dat was de schuld van die kleine opdonder. En daar had Michael gelijk in.

Michael diende derhalve gerustgesteld te worden. Zodat ik zondag bedacht dat áls Michael binnen was, ik die kleine tijdelijk in de slaapkamer zou opsluiten en de tochtdeur zou opendoen, zodat Michael in alle rust kon rondlopen en op de keukenstoel kon liggen zonder dat Max voor zijn neus zou paraderen of Michael anderszins zijn aanwezigheid kon inwrijven.

Goed plan. Michael vertrok echter alsnog na een paar minuten, waarna ik de tochtdeur maar weer sloot en Max uit de slaapkamer losliet. Toen ik een uur later in de keuken moest zijn en de tochtdeur opende, sloeg de walm me tegemoet: Michael had zijn territorium gemarkeerd. Mine. Fuck you! No paseran! Zodat ik zondagnacht alle keukenkastdeurtjes en de keukenvloer moest dweilen om de stank te verwijderen en mijn plan in duigen viel. Want zolang Michael blijft piesen om zijn heerschappij te bewijzen, is de rest van het huis off-limits voor hem: no way dat ik mijn hele huis tot onderdeel van een geurslagveld laat verworden.

Na de piespartij liet Michael zich bijna twee dagen niet zien. Vanmiddag meldde hij zich weer. Ik heb hem uitgebreid begroet in de keuken, ik heb hem veel geaaid en wat extra eten gegeven. Maar hij mocht niet verder dan de keuken en die kleine mocht er niet in. Ik moet geloof ik een paar weken grensrechter spelen.

Pondje poes

Boris heet inmiddels anders. Anneke en Chris kwamen vanmiddag op kennismakingsbezoek en vonden zijn naam eigenlijk maar niks. Gisteravond merkte ik zelf ook dat de naam niet makkelijk over mijn lippen kwam. Na een korte brainstorm werd Boris daarom feestelijk hernoemd tot Max.

Gisteravond heeft Max urenlang op mijn schoot geslapen. Hij kwam naast mijn bureaustoel staan en piepte ‘wiew, wiew,’ totdat ik hem oppakte. (Inmiddels kan-ie zelf al de stoel opklauteren. Poten omhoog strekken, springen, aan je nagels blijven hangen en jezelf dan langzaam omhoog werken.)

Toen ik naar bed wou ging-ie mee maar van slapen kwam het eerste uur niks. Een donzen dekbed is een geweldige trampoline als je haast niks weegt! Max sprong rond, vond onderweg een poot of staart en moest daar dan nodig in bijten, herinnerde zich daarna de trampoline weer, nam een aanloopje en plofte verzaligd neer. Ook is-ie zich aan het bekwamen in graven in het dekbed. Na een tijdje vond-ie een holletje tussen mijn hoofd, het dekbed en het tweede kussen in en daar heeft-ie de rest van de nacht rustig geslapen.

Vanmorgen heb ik Michael en Max voorzichtig laten kennismaken. De tochtdeur tussen hal en keuken heb ik nu dicht: in de keukendeur zelf zit namelijk een kattenluikje dat Max voorlopig niet mag gebruiken. Toen Michael binnenkwam, deed ik de tochtdeur open en haalde Michael naar de slaapkamer, waar Max op het bed zat. Ze keken elkaar even aan en Michael had niks door. Totdat Max bewoog. ‘Huh?’ zag je Michael denken, ‘waar komt die nou ineens vandaan?’ Ze hebben onder toezicht even aan elkaar gesnuffeld. Daarna vrat Michael – die anders nooit brokjes wil – Max’ halve bak met plotselinge smaak leeg en dat was dat.

Later die ochtend at Max voor het eerst iets, en hij dronk ook. Vervolgens pieste-die een beetje op het bed, ook al staat er in de badkamer een goede kattenbak waar ik ‘m voor de duidelijkheid al een paar keer had opgezet. Toen-ie later die dag nog een plasje op het bed deed, heb ik ander vulsel gekocht. Ik had van die geperste houtkorrels gebruikt, maar in zijn oude huis had-ie grit.

Nadat ik de bak daarmee had gevuld en hem er nogmaals op zette, bleef-ie er voor het eerst rustig in zitten: eerder sprong-ie meteen uit de bak. Op de slaapkamer heb ik een tijdelijke extra bak gezet. Op internet leerde ik dat het helpt wat druppels ammoniak op het grit te strooien, die geur kennen ze. En het instinct om de bak te gebruiken wakker je aan door een kitten er regelmatig op te zetten (dat deed ik al) en dan een voorpootje te pakken en daarmee wat in het grit te graven (dat had ik nog niet gedaan). Het hielp. Vanavond gebruikte Max zijn bak voor het eerst. Knappe Max, brave Max!

Tijdens het bezoek van Chris en Anneke liet Max zich van zijn beste kant zien. Aandoenlijk heel vaak ‘wiew’ zeggen, dapper in ieders broekspijpen klimmen, hard snorren, je aanminnig aankijken en zich posteren voor uitgebreid aaien. Hij vertoonde geen moment van schrik of schroom, het is kennelijk een heel sociaal katje.

En dat pondje poes (ik heb hem gewogen door eerst met en daarna zonder Max op de weegschaal te gaan staan, op de kookweegschaal wou-die niet) blijkt ook bepaald vrij en onverveerd. Toen Michael vanmiddag weer poolshoogte kwam nemen – hij weet verdomde goed dat er iets aan de hand is maar niet precies wát, en bovendien: wat moet die kleine nou ineens hier? Belangrijker: blijft-ie? – deed ik de tochtdeur open. Max was in de badkamer, Michael liep naar de hal. Zodra Max Michael zag, huppelde hij op Michael af en ging aan hem snuffelen. Michael was eventjes sprakeloos, wat een boel zegt want hij laat zich gewoonlijk bij alles wat-ie doet terdege horen. Na een paar seconden trok Max zich terug.

Toen ik Michael een uur later zijn avondmaal had gegeven en de keuken uit wilde lopen, schoot dat pondje poes me voorbij en liep naar Michael. Ineens rook Max het blikvoer en stoof erop af. En terwijl Michael aan het eten was, schoof Max aan. Uit pure verbazing wist Michael niks beters te doen dan aan Max z’n achterwerk te ruiken. Ik trok Max weg, zette Michael weer bij zijn eten en opnieuw schoof Max ertussen. Zodat ik maar een nieuw schaaltje pakte, daar een frutseltje blikvoer in deed en Max met dat nieuwe bakje in de badkamer zette. Michael was zo beduusd dat-ie de helft van zijn eten liet staan, ook al een unicum.

Vanavond heb ik met Max op bed een film gekeken. Of nou ja, ik deed of ik naar de film keek terwijl Max het bed en de slaapkamer verkende, spelletjes met het dekbed deed en soms bij me wegkroop en dan pardoes in slaap viel, of me trots liet zien dat hij nu echt weet waar de bak staat. Max ligt nu in een holletje in bed te slapen en Michael ligt als vanouds op de keukenstoel. Alles is pais en vree, hier heerst kittengeluk.