Klussen

De afgelopen twee dagen heb ik de website licht verbouwd.

Enerzijds wilde ik graag wat meer sociale dingen aan de site hangen (zoals een Twitterfeed, makkelijke opties om vriendjes met me te worden op Facebook of Twitter, goede buttons om artikelen verder te verspreiden). Aan zulke opties had ik de afgelopen maanden al wat gesleuteld, maar vanwege de strenge layout van de site waren ze niet erg opvallend. (Toen een goede vriendin me vorige week mailde of er alsjeblieft ook een RSS-feed op mijn site zat, schrok ik een beetje. Die optie is namelijk al een paar jaar ingebakken, maar kennelijk makkelijk over het hoofd te zien.)

Anderzijds wil ik geen toeters en bellen. Mijn site biedt tekst, ideeën en debat; niks anders. Er is hier zat stof tot nadenken, plus een aangenaam rustige – en doorgaans vrij beschaafde – ruimte voor discussie. Wanneer lezers mijn stukjes verder willen verspreiden, help ik ze daar graag bij. Tegenwoordig heb je daar allerlei kekke plugins voor, dus die benut ik graag. Maar voor je ‘t weet is de hele site vergeven van buttons-hier en buttons-daar onder elk artikel, en al die kleurtjes en fleurtjes maken het aanzicht van de site onrustiger dan ik wil.

Daarom heb ik de boel anders ingedeeld. De voorpagina biedt nu een overzicht van alle recente artikelen, in plaats van een volledige weergave daarvan; het rechtermenu laat meer interactie zien; de individuele pagina’s zijn rustiger geworden, terwijl daar toch meer tools voor delen en interactie zijn gekomen. In het kort:

  • De voorpagina biedt nu een kort en kaal overzicht van de tien meest recente stukken. Daar zit geen enkele opsmuk meer bij. Wanneer je een artikel uit dat overzicht wil lezen, klik je op de titel ervan of op de link ‘Verder lezen’. In het grijze blok onder elk artikel kun je zien wanneer en waar het is verschenen, hoeveel reacties er zijn etc. Een deel van die informatie is aanklikbaar.
  • Het menu rechts op de voorpagina geeft georganiseerd toegang tot alle artikelen op de site. Da’s het bovenste deel van het menu.
  • Lager in het rechtermenu op de voorpagina is de sociale kant van de site geïncorporeerd: commentaren van & over mij op Twitter, recente reacties op artikelen, de meest recente berichten op het forum, statistiek over lezersaantallen etc.
  • Alle pagina’s met artikelen zijn – als vanouds – rustig en erg wit. In het grijze blokje onder elk artikel staan tools om het stuk verder te verspreiden. Het uitgeklede menu rechts geeft wat extra informatie over het stuk, en biedt extra navigatie: via ‘Home’ spring je terug naar de voorpagina, via een klik op ‘Waar verschenen’ of ‘Gerubriceerd onder’ spring je naar vergelijkbaar gegroepeerde artikelen.
  • Vastgeplakt aan de rechterkantlijn zit overal een tooltje dat het makkelijk maakt om de site via RSS te volgen, om vriendjes met me te worden op Facebook, om me op Twitter te volgen of me te mailen.

‘t Is vast even wennen. Maar ik geloof oprecht dat de veranderingen niet groot zijn en toch adequaat. Ik hoor graag jullie reacties en bevindigen!

Ook macht moderniseert

Middenin een referaat over de Egyptische revolutie realiseerde ik me opeens iets belangrijks. Dat het geen Facebook- of Twitterrevolutie is geweest, was evident: de protesten waren al jaren gaande. De bestaande revoltes kregen door het gebruik van sociale media wél ineens een duidelijker gezicht. Een gezicht dat nu bovendien wereldwijd te bekijken viel, zodat Mubaraks regime van repressie en corruptie steeds moeilijker te verdedigen werd – zowel intern, in eigen land, als extern, voor het oog der buitenlandse naties.

Mubarak vertrouwde op de beproefde methodes van censuur. Zijn aanpak was gebaseerd op een verouderd, hiërarchisch informatiemodel: wie de informatie beheerst, beheerst de massa. Dus verbood hij de kranten en de tv om over de opstanden te rapporteren, zich niet realiserend dat tegenwoordig iedereen met een mobieltje zichzelf als verslaggever kan opwerpen. Dat was Mubaraks grootste vergissing: niet snappen dat tegenwoordig iedereen betrekkelijk eenvoudig de middelen kan vinden om zijn stem in de wereld te laten opklinken. Censuur werkt alleen als je de media beheerst, en dat is tegenwoordig een stuk lastiger geworden, zo niet ondoenlijk.

Maar waarom denken we dat daardoor overal ineens de lente zal uitbreken? Geloven we nu heus dat we, omdat informatie niet langer geknecht maar voortaan ‘vrij’ is en door iedereen de wereld kan worden in geholpen, overal bestaande machten kunnen breken?

Dat optimisme suggereert enerzijds dat machthebbers alleen informatiemonopolies tot hun beschikking hebben, en anderzijds dat ze nooit leren. Beide opvattingen zijn betreurenswaardig naïef.

Machthebbers hebben bepaald meer dan informatiemonopolies alleen. Ze hebben immers échte macht: luidere stemmen, slappe parlementen, gekleurde wetten, internationale bondgenoten, geheime diensten, geld, grondig geknede publieke moraal, en in laatste instantie: een leger en gevangenissen. En als de explosieve informatie die WikiLeaks hier in het westen verspreidt uiteindelijk niets verandert, waarom zou informatie verspreid in Arabische landen dan wél iets uithalen, terwijl de repercussies voor mensen die ‘onwenselijke’ informatie lekken daar zoveel groter zijn dan hier?

Wie de macht heeft en wil behouden, is beter af wanneer-ie traceert wie ongewenste informatie verspreidt en wie zulke informatie opzoekt. Het akelige is dat diezelfde nieuwe media die het oude informatiemonopolie doorbreken, juist dát zo makkelijk maken. Het is tegenwoordig doodsimpel om te achterhalen wie iets twittert, wie een video post, wie een mail stuurt.

Informatie onderdrukken is een achterhaald model. Anoniem kunnen blijven terwijl je iets doet of zegt, dat is het nieuwe gevecht – een gevecht dat we in het westen allang hebben verloren.

Ongezond

Het verrast me vaak hoe we over ziekte denken: alsof serieuze fysieke makke een uitzondering is en gezondheid onze natuurlijke staat zou zijn. Wie her en der wat optelt, ontdekt dat iets hebben waarschijnlijk normaler is dan niks hebben; zeker wanneer we ouder worden.

In Nederland heeft ongeveer één miljoen mensen diabetes, een half miljoen heeft astma, een half miljoen heeft een gehoorapparaat nodig. Meer dan 350.000 Nederlanders zijn blind of zeer slechtziend, ruim 200.000 hebben Alzheimer, 80.000 hebben epilepsie, 50.000 hebben Parkinson, 30.000 hebben een stoma en 12.000 hebben ms. 5% van alle Nederlanders heeft last van incontinentie, 9% heeft een rugaandoening, 11% heeft gewrichtsslijtage.

Niet alles is even zichtbaar, en niet alles is even slopend. Mensen met een chronische ziekte, afwijking of handicap liggen heus niet allemaal de hele dag amechtig op bed. Met wat aanpassingen en inachtnemingen kunnen ze vaak een heleboel, en sommigen functioneren zelfs picobello – je merkt amper dat hen iets mankeert.

Dat vinden we dan vervolgens ‘dapper’. Dat is een lief compliment, maar onbedoeld suggereren we ermee dat doorgaan met leven bij lek & gebrek uitzonderlijk is. Kennelijk geloven we dat iedereen die een serieus lichamelijk probleem heeft, voorgoed uit het veld is geslagen; door zijn eigen lichaam aan de zijlijn van het leven gezet.

De hoge prevalentie van chronische ziektes en handicaps toont juist aan dat er ook bij permanente makke nog een heleboel te leven valt. Bovendien maakt ziekte vaak koppig: je houdt jezelf des te sterker vast aan wat je wel kunt. Je went aan je makke, je sluit compromissen. En je verzint uiteindelijk strategieën om toch te doen wat eigenlijk niet zo goed gaat. Hoe kun je ook anders? Want je leven gaat verder, je bent immers niet dood – nog lang niet.

Het helpt daarbij als we minder krampachtig zouden zijn over ziektes en handicaps. Wanneer we interesse zouden betonen in plaats van bezorgdheid: ‘Hoe is het eigenlijk om dat te hebben? Heeft het je leven veranderd? Hoe los je dingen op? Kijk je anders naar je lichaam?’ Daardoor worden lek & gebrek vertrouwder terrein, minder iets dat iemand uitzondert.

Een andere blik op werk zou trouwens ook helpen. Wie een handicap heeft, komt moeilijk aan een baan; wie geen volle dagen kan werken, wordt zelden serieus genomen. De BV Nederland baseert zich op een onhoudbaar gezondheidsideaal en stoot zo aan de lopende band mensen uit.

Elke avond feest

De voorpret begon toen ik het station van Tilburg uit liep: overal plukjes festivalgangers, herkenbaar aan kleding en kapsel. We bevestigden elkaars inschatting met een vriendelijke hoofdknik: ja, tuurlijk kwamen wij ook voor Roadburn! De verbroedering sloeg al op straat toe.

Roadburn is een verhoudingsgewijs klein festival, maar waarlijk groots van karakter: er kwamen bezoekers uit meer dan veertig landen, er traden ruim zeventig bands op (van avantgarde en industrieel tot psychedelisch en doom), 013 heeft een heerlijk groot podium plus een fantastisch geluid, en er was permanente, bijna live verslaggeving door een webteam van 3voor12. Toen ik een paar maanden geleden de line-up zag, verslikte ik me. Roadburn was er in geslaagd om aan het slot van elke avond een band uit mijn persoonlijke topvijf te programmeren: Godflesh, Scorn en Swans. Op Roadburn was het kortom elke avond feest.

Voor de niet-ingewijden oogt zo’n festival nogal heftig: het publiek kenmerkt zich immers door een overmaat aan haar, tatoeages, leren broeken en zware laarzen. Maar iedereen gedraagt zich bepaald keurig, er viel geen onvertogen woord. (Door al die uitdossingen vielen er wel veel mooie foto’s te schieten, en zelf moest ik enorm lachen toen eerst een meneer in tenniskleding en pal daarna een mevrouw in paardrijkostuum de metalmensenmassa voor 013 doorkruisten. Zelden zo’n contrast gezien.)

Het enige dat heftig is aan Roadburn, is de muziek; die wil namelijk het liefst schuren, schampen en ontregelen. Dat lukte uitstekend. Godflesh speelde er Streetcleaner, een buitengewoon invloedrijk album dat uit 1989 stamt en dat het begin inluidde van industriële muziek; ze slaagden erin het album even onthutsend en imposant te laten klinken als ruim twintig jaar geleden. Sunn O))) wist een subsonische zoem te produceren die zich in ieders buik nestelde en daar nog lang na het optreden verder doortrilde. Scorn schoot van vlijmscherp naar bedwelmend ritmisch, een soort van ambient industrial, en ontregelde steeds weer elk patroon dat ze zojuist hadden ontvouwd. En Swans bewezen dat ze de alleenheerschappij hebben als het aankomt op laagjes in de muziek leggen en die dan stiekem laten verdichten tot een muur van geluid.

Links en rechts deed ik nieuwe muziek op en raakte ik bekoord door bands die ik nog niet kende. En al die tijd bleef iedereen zo vreselijk áárdig.

Het was inderdaad elke avond feest.

#Roadburn – Swans

Roadburns derde dag opende met Candlemass. Aangezien het nog vroeg was en Candlemass liefst twee uur en een kwartier zou spelen, besloot ik eerst een boel koffie te drinken en daarna ’s een kijkje te nemen. De band bleek tamelijk ouderwetse metal te produceren: degelijk, goed geolied maar weinig verrassend. De enige afwijking van het patroon was dat ze twee zangers hadden, die – heel lief – geregeld de armen om elkaars schouders sloegen en dan broederlijk zongen. Het verveelde me niettemin snel. Te veel quasi-melodieuze trillers (aan het einde van zowat elke regel, oh dear!) en te veel macho poses.

Bij het verlaten van de zaal liep ik Christoph Hahn tegen het lijf, een van de leden van Swans. Het zou een running gag worden die dag: we bezochten steeds dezelfde optredens, liepen daar vervolgens gelijktijdig weg, zodat we elkaar telkens weer bij de zaaldeur tegenkwamen, en dan kort commentaar uitwisselden. Christoph had een boel lol, al betoonde hij zich licht bezorgd over Michael Gira: die was de avond ervoor plotseling doof geworden. Ja, dat komt ervan als je naar Caspar Brötzmann wil luisteren en dan een uur lang pal naast de amplifier blijft staan…

Next stop: Voivod. Die traden twee keer op tijdens het festival en Sas, de fotografe met wie ik geregeld praatte in de perskamer van het festival, was zo laaiend enthousiast geweest over hun show gisteren, dat ze me aanstak. Ze brachten een aangename mix van punk en trashmetal: korte, krachtige, snelle ritmes. Maar toch: ’t type muziek waar ik niet al te lang naar kan luisteren, er zit me te weinig variatie in. Chrstoph en ik waren het ook hierover eens :)

Naar Shrinebulder was ik erg nieuwsgierig: een doommetal band met een wisselende samenstelling; waaronder (meestal) leden van Neurosis, dat zelf industriële muziek speelt. Het bleek een goede combinatie. Shrinebuilder gleed vlekkeloos van trage doom naar vlijmend industrieel, en de zang van Neurosis’ front man Scott Kelly sneed er aangenaam dwars door- en overheen.

Niettemin ging ik voortijdig weg, ik wou mijn benen sparen. Straks kwam Swans: een van mijn allergrootste muzikale liefdes en tevens de slotact van het festival. Vandaar ook dat ik ditmaal – voor het eerst in anderhalve dag – geen Christoph zag toen ik de zaal verliet. Die stond zich immers backstage warm te draaien.

Zodra de grote zaal leeg liep, ging ik naar binnen. Gelukkig, mijn favoriete plek was nog vrij! Achteraan, pal onder het balkon, stond een reling waartegen het prettig achterover leunen was. Omdat het tevens de bovenste tree was van de zaaltrappen, kon je vanuit die positie tevens fijn over ieders hoofd heenkijken. Uitstekend zicht op het podium plus steun voor zwakke benen, mijn hartje, wat wil je nog meer?

Ik nestelde me op het bewuste treetje. Nog een half uur te gaan. Een uitstekend moment om wat te gaan lezen: ik had per slot van rekening ruim vijfhonderd goede boeken bij me plus een ingebouwde leeslamp. Ik pakte mijn Kindle en startte een vers boek.

*

Misschien kennen anderen dit fenomeen ook: kort voor een concert van een band waarvan ik oprecht houd, word ik tegen wil en dank, geen houden aan, plotseling nerveus en schichtig. Inmiddels snap ik waar die gespannenheid vandaan komt. Dat betekent niet dat die spanning dus is tenietgedaan. Integendeel: behalve nerveus voel ik me nu óók nog ’s belachelijk – want betrapt door mezelf.

De kwestie laat zich vermoedelijk het best beschrijven door een onderverdeling naar het object van die nerveuze spanning:

Egoïsme. Ik hoop op een concert dat me verrast en nog lang bijblijft. Maar inmiddels ken ik de band in kwestie dusdanig goed – ze behoren immers tot mijn lievelingsbands! – dat ik stiekem bang ben dat ze mijn hooggespannen verwachtingen deze keer niet kunnen waarmaken, laat staan die overtreffen. Niettemin verwacht ik juist dát van ze. Ze zijn immers niet voor niets mijn lievelingsband? Om dat te zijn geworden moet je wel wat in huis hebben! Dus verwacht ik dat ze het bewijs van mijn gelijk leveren: overtref jezelf, overtref mijn verwachtingen. En alsjeblieft: zak niet voor het wrede examen dat ik jullie heb bereid. Want ik houd zo van jullie.

(Moraal: hoe meer je van een band houdt, hoe strenger en hoe valser je ze beoordeelt. Je meet ze permanent af aan hun allerbeste werk – erger: aan jouw ervaring van dat werk. Je zet ze zo hoog dat ze wel moeten vallen. En vervolgens neem je dat hen kwalijk.)

Reputatie. Je hoopt (en stiekem: je verwacht) dat iedereen ondersteboven wordt geblazen door jouw band, door de mensen die jij zo hebt aangeprezen. Lukt de band dat, dan is dat een pluim in jouw reet: zie je wel, jij wist wat goed is, en nu weet de rest dat eindelijk ook! Lukt dat de band echter niet, dan is dat heus hun eigen schuld. Ze hebben niet hun best gedaan, terwijl jij iedereen nog zo lekker hebt gemaakt… Ze hebben je in de steek gelaten!

(Moraal: die band is er niet voor jou, en al helemaal niet voor jouw reputatie. Misbruik ze niet. Ze hebben het al moeilijk zat.)

Altruïsme. Je houdt van ze en je wenst ze erkenning, en bovenal: een weergaloos succes. Liefst had je dat de halve zaal op heur knieën viel, dat jouw band op handen werd gedragen, dat anderen je liefde volop deelden – en dat de band tot op het merg wist & voelde dat wat ze deden er écht toe deed. Dat het belangrijk en goed was, en niet onopgemerkt was gebleven. En verder hoop je, al even oprecht, dat iedereen hun cd’s koopt en dat de band in godesnaam muziek kan blijven maken.

*

Een belangrijke reden waarom ik van Swans houd is hoe Gira zijn bandleden opjaagt en afjakkert. Daarom wou ik ook graag hoog zitten en het podium kunnen overzien. Gira maakt steeds groepjes op het podium: de muzikanten keren zich dan naar elkaar toe. Het publiek doet er dan ineens geen donder meer toe, het enige dat telt is of de muziek klopt en het beste is dat ze kunnen. Ze spelen samen, ze spelen niet meer voor ons. Ze spelen alleen nog maar voor de muziek.

Ze houden elkaar nauwgezet in de gaten. Ja jij nu, en dan hij, en ik — nee niet nu – wacht – nog even – ja nú. Gira dirigeert. Hij is de absolute baas op het podium. Hij is de choreograaf en de slavendrijver. Een dwingende hand omhoog hier, een uitnodigend gebaar daar: jij, dit, nu, nee, ja goed! Gira vecht op het podium, hij beloont en straft, hij klapt met zijn zweep en vloekt met zijn blik. Bassist Chris Pravdica kreeg zichtbaar op z’n donder: Wel godverde-fuck! Dit moet beter!’ En warempel: het wérd beter. Wat de reden is dat iedereen Gira altijd alles vergeeft: de muziek wordt altijd beter. Dat hijzelf dan elke keer uit puur plezier een huppelpasje maakt zodra hij de muziek van zijn band aaneensmeedt tot een hecht ritme, maakt dat je ’m niet alleen vergeeft maar ook, en bovenal, gelooft. He’s in it for the music.

Daarnaast is Gira een meestermetselaar. Hij legt laag op laag in de muziek, het wordt complexer en voller, er ontstaat een massief geluid, en dan – na één gebaar – gebeurt er iets. Alles valt ineens stil. Of de opgebouwde kakafonie verdicht zich en blijkt al die tijd één enkel ritme te zijn geweest, één enkel ritme dat we nu pas ontwaren. En soms is de muziek zo hecht en dicht dat-ie je bij je nekharen optilt en dat je er waarlijk op kunt lopen.

Het duurde ruim twee uur en het was fantastisch. ‘Gira made Roadburn his bitch,’ twitterde iemand later. Nu geloof ik niet in dergelijke onderwerpingen, ook niet indien die uitsluitend muzikaal van aard zijn, maar het was inderdaad een optreden om je vingers bij af te likken. likken. Een waardig eind voor Roadburn!

*

Toen we later die avond in klein gezelschap op kroegentocht gingen, werd Michael steeds opnieuw door mensen aangeklampt: ‘Wat een geweldig optreden!’ Gira kreeg zoenen, sigaren en veel, erg veel complimenten. Ik vond dat buitengewoon verdiend. ‘Oh man, you are god,’ zei iemand zelfs.

Dat we op ’t laatst in een kroeg belandden waar werkelijk niks klopte van de muziek – toen we binnenkwamen speelden ze de Supremes, pal daarna Nina Hagen, en vervolgens eurotrash gabberdisco – vond ik wel passend. Want na dat optreden wou ik liefst dagenlang niks horen dat wél klopte, anders dan Swans.

Gelukkig zijn ze snel weer in Nederland: 20 juli in de Melkweg. Er zijn nog kaarten :)

#Roadburn – Sunn O))) en Scorn

Na een tip probeerde ik op Roadburns tweede dag welgemoed Keiji Haino uit. Haino is een al wat oudere Japanner (60) die geen woord Engels spreekt en die zelden in Europa optreedt. Dit was dus een buitenkans. Maar zodra ik de deur opendeed die toegang gaf tot het balkon, waaide ik omver: een godskolere bak noise waarbij Merzbow verbleekte tot een softie, duwde me van mijn sokken. Pardon: van mijn laarzen. Ik hield het twee minuten vol.

In de kleine zaal speelde inmiddels Aluk Todolo. Dat klonk goed genoeg om naar binnen te willen. Meer mensen waren op dat idee gekomen, heel veel mensen zelfs. Na tien minuten geplet te zijn bij de ingang besloot ik verder te luisteren vanuit het café: Roadburn was zo slim geweest om overal luidsprekers op te hangen en de muziek van de verschillende podia door te sluizen naar de wandelgangen. Live streaming, zeg maar :)

‘s Avonds zou Scorn spelen in de grote zaal: mijn hoogtepunt van die dag. Pal daarvoor zou Sunn O))) daar optreden; ik kende ze amper maar had veel enthousiaste verhalen gehoord. Het strijdplan: ruim op tijd in de grote zaal een goede plek vinden en daar voorlopig niet meer weggaan.

Sunn O))) staat bekend om het volume. Om die reputatie waar te maken, had frontman Stephen O’Malley voor de zekerheid de medewerking gekregen van voornoemde Keiji Haino. Het duo produceerde een heftige, lome drone die maar bleef aanzwellen en zich steeds dieper mijn lichaam in werkte. Op het podium viel niks te zien, een enorme hoeveelheid rook verhulde de muzikanten: een paarse neongloed was al dat we zagen. Overal gingen mensen zitten, vaak met hun ogen gesloten. Dat deze muziek geregeld mensen in trance deed komen, vond ik ineens heel goed voorstelbaar.

Na een half uur verdunde de rook zich. Het podium werd zichtbaar. Het toneel stond vol met enorme luidsprekers, dat sprak voor zich, dat hadden we allang gehoord. Maar middenin was een lege plek, en daar ontwaarden we gaandeweg een man met aan zijn voeten een halve kring van boxen: Haino in zijn heksenkring van geluid. Het was een magisch schouwspel.

De muziek bleef maar dieper worden. In mijn middenrif was een trage trilling ontstaan, een subsonisch gehum, alsof alle ritmes overal ter wereld zich in mij samenbalden en mijn ruggewervels opklauterden of als bassnaar gebruikten. Ik werd ongerust: als ik al zo trilde, wat moest de kersverse iPad in mijn tas dan niet ondergaan? Zou die Sunn O))) overleven?

Na drie kwartier werd de sonische brom zo diep dat ik het niet volhield. Het Amerikaanse leger experimenteert met een sonische bom, weet ik: demonstranten worden zo uiteen gejaagd en iedereen moet plotseling heftig kotsen. Volgens mij stond dat wapen inmiddels op het podium…

En toen: Scorn! Da’s het halfzusje van Godflesh, en dus ook een grote liefde. Scorn is een soort van ambient industrieel: ritmisch, dwingend, met drumlijnen die zodra je ze doorhebt alweer stiekem zijn veranderd. Ik had ze nog nooit live gezien. (Of nou ja, hém – want Scorn is hoofdzakelijk Mick Harris.)

Het was geweldig. Harris speelde zowat het hele laatste album, Refuse: Start Fires en ruim een uur lang kon ik niet stil staan.

#Roadburn – Godflesh

Sinds ik iets van ze hoorde bij het Scapinoballet Kathleen, ben ik fan van Godflesh. Het was de eerste band die een vorm van deathmetal combineerde met industrial, en mijn god, wat was dat imposant.

Eén keer heb ik ze zien optreden, ik meen in 1993, in de oude Arena in Amsterdam. Kort daarna hief Justin Broadrick (wikipedia, blog) de band op. Maar sinds afgelopen zomer treden ze soms weer op; en nu dus op Roadburn. Broadrick beloofde het album Streetcleaner in z’n geheel te spelen – wat goed uitkwam, wat dat is mijn all-time favorite. Maar, zo voegde hij eraan toe: ‘Raar is het wel, want dat album heb ik al ruim veertien jaar niet meer gespeeld, ik heb er alleen naar geluisterd.’ Dat laatste hebben hij en ik dan gemeenschappelijk :)

Godflesh stond gisteravond in de grote zaal: 1750 plaatsen, en bomvol. Een vrijwel leeg podium: niks dan een batterij luidsprekers en een microfoon. Twee mannen, een met bas, een met gitaar plus met de voet bediende drumcomputer; dat was alles. En vervolgens duwden ze met hun tweeën een harde, strakke, afgemeten en gemene bak lawaai de zaal in die alles deed trillen en meevoerde op een loom dampend ritme.

Link naar YouTube filmpje, Godflesh @ Roadburn: Christbait Rising.

Lobby

Justitie wil het downloaden van muziek en films strafbaar maken. De voorgestelde middelen: sluiten, vervolgen of blokkeren van websites die auteursrechtinbreuk faciliteren. De plannen gelden ook sites die alleen linken naar zulk materiaal.

Je ziet het volgende probleem al opdoemen: die blokkades werken namelijk niet. Een beetje internetter omzeilt ze moeiteloos. Bovendien zijn dergelijke sites meestal allang niet meer zichtbaar: alleen op uitnodiging en met een wachtwoord kom je binnen. (Intrigerend feit: juist op zulke besloten sites doen mensen enorm hun best om oud materiaal dat alle commerciële partijen links laten liggen, te digitaliseren en opnieuw te verspreiden.)

Wat is de overheid van plan indien de voorgestelde blokkades niets uithalen? Justitie is nogal gecharmeerd van Deep Packet Inspection, een methode om de inhoud van internetverkeer te analyseren teneinde ‘fout’ verkeer te kunnen betrappen. Daarbij moet al het internetverkeer van alle Nederlanders worden afgetapt en geïnspecteerd. Een draconische schending van de vrijheid van communicatie, en ook: een kanon instellen om op een mug te schieten.

Want is piraterij echt zo erg? Nee. De filmindustrie floreert als nooit tevoren, ook al worden hun producten nu vaker illegaal verspreid. Downloaders zijn zelfs betere klanten. Overal, ook in huishoudens zonder internet, daalt de aanschaf van cd’s en dvd’s, maar fervente downloaders blijken vaker dan gemiddeld muziek te kopen en naar concerten of bioscopen te gaan.

De muziekindustrie heeft zich vastgebeten in een distributiemonopolie dat haar allang is ontvallen. Tegenwoordig luisteren mensen naar muziek via YouTube en Spotify, of kopen een nummer via iTunes (dat via ijselijk hoge commissies de winst van alle andere partijen volkomen opvreet). Intussen bestellen fans, de enige mensen die nog echte cd’s willen kopen, die liefst rechtstreeks bij de band: veel muzikanten hebben al in de jaren negentig de grote labels vaarwel gezegd en zijn voor zichzelf begonnen.

Dat de muziekindustrie kapot is, heeft kortom niks met piraterij te maken en alles met het krampachtig vasthouden aan een uitgewoond model. Waarom dan die steun van Justitie? Voor oude ambachten hebben we immers de dienst Monumentenzorg.

Zulke vragen konden echter niet worden gesteld. Bij de persconferentie over het voorstel werd Bits of Freedom gisteren expliciet de toegang ontzegd. Burgerrechtenorganisaties horen niet thuis op een persconferentie, vond men: te ‘lobbyistisch’. Dat maakt het extra wrang dat de EU zojuist een lobbyist van de muziekindustrie heeft benoemd tot het hoofd van haar commissie auteursrecht.

Lustrum

Het is vandaag precies vijf jaar geleden dat ik de operatiekamer uit kwam met één borst minder. Christiane kwam me nog in de verkoeverkamer zoenen (die moest een uur later als een haas naar het vliegveld en had dispensatie van de verpleging gekregen), en vanuit de verkoever heb ik mijn moeder nog gebeld om te zeggen dat alles goed was gegaan.

Het is een boel gesodemieter geweest. Na de operatie volgden nog vier maanden chemo, een jaar lang driewekelijks een dosis herceptin, maandenlang zombie zijn, en twee operaties: eentje om een onderhuids infuus aan te brengen en eentje om dat ding er weer uit te halen. Tussendoor ben ik vreselijk depressief geworden van alle medicijnen. Uiteraard werd ik ook kaal – zelfs mijn wenkbrauwen en wimpers snevelden – maar dat kale hoofd kon me weinig schelen. Ook dat die borst eraf was interesseerde me tot mijn verrassing geen zier – dat terwijl ik voor de operatie juist dáár zo enorm tegenop zag. Kanker hebben levert een boel gesodemieter op, kost onvoorstelbaar veel tijd en baart veel kopzorgen.

Maar het is gelukkig allemaal goed gegaan. Vandaag ben ik vijf jaar verder. Hoera!

[Foto: Victor van Bergen Henegouwen, voor bij een interview in Opzij. Wie mijn wedervaren nog eens terug wil lezen: al mijn berichten over kanker hebben de tag Klog.]

Aanbod

Bij de Tweede Kamer ligt een voorstel om mensen met uitkeringen die gerelateerd zijn aan de gezinssamenstelling – denk aan kinderbijslag, AOW en bijstand – aan een nadere controle te onderwerpen. De uitkerende instanties mochten al veel: zo kunnen het UWV en de SVB huiscontroles afleggen wanneer ze willen uitzoeken of iemand stiekem samenwoont.

Mensen hebben echter het recht zo’n huiscontrole te weigeren. Dat is vastgelegd in de grondwet en in allerlei mensenrechtenverdragen: zonder een gegronde verdenking en zonder een huiszoekingsbevel mag de overheid een huis simpelweg niet zonder toestemming van de bewoner betreden.

Heel lastig, die burgerrechten, meent de overheid, en trok haar plan. In het voorstel wordt daarom geregeld dat de betrokken uitkeringsgerechtigden het ‘aanbod’ van een huisbezoek krijgen, opdat hun woonsituatie kan worden gecontroleerd. Weigeren mag uiteraard nog steeds – mensenrechten en internationale verdragen kun je immers niet zomaar opzijschuiven – maar al wie zich vervolgens beroept op dat recht, krijgt subiet straf: die wordt namelijk gekort op zijn uitkering. Zulk huisbezoek kan ook worden opgelegd – pardon, ‘aangeboden’ – wanneer er ‘geen aanleiding is om misbruik te vermoeden’.

Het wetsontwerp is ronduit Orwelliaans. Wie gebruik maakt van zijn rechten wordt gestraft, een afgedwongen huisbezoek noemen we voortaan een ‘aanbod’, en we willen de wet zo aanpassen dat de overheid het huis mag controleren van mensen op wie – volgens diezelfde overheid – geen enkele verdenking rust. Met dit voorstel overschrijdt de overheid bovendien een belangrijk principe: burgers moeten nu kennelijk bewijzen dat ze onschuldig zijn, nota bene groepsgewijs, in plaats van dat de overheid een gerichte, individuele verdenking moet kunnen aantonen.

De motivatie van de regering is dat alleen met een dergelijke strenge controle het maatschappelijke draagvlak voor uitkeringen behouden kan worden. Die toelichting suggereert dat mensen thans lukraak een uitkering krijgen, wat bepaald niet het geval is. Al wie ooit een uitkering heeft gehad, weet hoeveel controles er al zijn, hoe dik de vereiste papierwinkel is, met hoeveel wantrouwen je wordt bejegend en hoe hard, soms tegen de klippen op, je moet bewijzen dat je eerlijk waar niet liegt.

Juist zo’n voorstel ondermijnt het draagvlak voor uitkeringen. Het maakt mensen die keurig zijn geslaagd voor alle toetsen die worden opgeworpen voordat ze een uitkering konden krijgen en bij wie bovendien ‘geen aanleiding is om fraude te vermoeden’ immers alsnog tot een verdachte groep, en schendt bovendien hun elementaire rechten.

Huiscontrole! We komen even kijken of u écht onschuldig bent.