Beestjes, update

Eerder meldde ik dat ik mieren in huis had. Ze marcheerden langs -of misschien wel gewoon dwars dóór- de tuindeur zo mijn slaapkamer in, begerig naar de zoetgeurende nectar van de hoya die daar voor het raam bloeit. Verschillende mensen wilden weten hoe het momenteel met de beestjes stond. Bij deze een update.

*

Met de mieren gaat het belazerd, of beter gezegd: veel te goed naar mijn zin. Alle kieren heb ik inmiddels gedicht, maar wat al binnen zat, kan nu dus niet meer naar buiten. Wat erger is: ze blijken allang een kolonie gesticht te hebben in de bloempot waarin de hoya huist, hun grote verleider. Ik kan de plant niet zomaar buiten zetten om te wachten tot de karavaan vertrokken is. De hoya is onderdeel van een groot plantenvenster en groeit daar al vijftien jaar naar hartelust. Alles is onderling verstrengeld geraakt: de meterslange uitlopers van de hoya hebben zich onder de gordijnrails gewerkt en zijn nauw vergroeid met andere planten.

Elke middag tussen twee en vijf kruipen er verse mierenjongen uit de pot van de hoya. Ze wandelen via tak en twijg zo hoog mogelijk, en vliegen dan onhandig – ze zijn nog niet zo bedreven met hun vleugels – naar het slaapkamerraam, waar ze verdwaasd blijven rondscharrelen. Ze willen naar buiten, maar dat kan niet: het is een vast raam. Elke middag beklim ik om het uur een krukje, de stofzuiger gepositioneerd op de keukentrap naast me, en zuig ik in de loop der dag zo’n honderd jonge mieren op. Sommige ervan zijn echt joekels: zeker een centimeter lang, en erg dik. Wanneer ik klaar ben met zuigen, schuif ik een plastic zakje over de stofzuigerslang en sluit dat strak af met een elastiekje. Immers, wie weet of ze anders niet gewoon weer uit de stofzuiger terug naar de plantenbak marcheren?

Het uitvliegen duurt nu al twee weken, bij elkaar heb ik zeker 1500 jonge mieren weggezogen. En die komen allemaal uit die ene bloempot van pakweg twintig centimeter doorsnee… Ik vrees het moment dat de kolonie van de hooghangende hoya besluit te verhuizen naar de plantenbak zelf, want die meet 40cm bij 150cm. Ook heb ik geen idee of de kolonie inmiddels niet alle wortels van de hoya heeft doorgebeten, teneide hun eigen leefruimte te vergroten. Tot nu toe zie ik weinig geelwordend blad, dat is een goed teken.

Hopelijk sterft de kolonie uit wanneer de hoya niet meer bloeit: de gestage stroom nectar houdt dan op. Maar inmiddels weet ik dat sommige mierensoorten ook gerust kaal groen blad eten, dus wellicht kunnen ze ook best zonder bloeiende hoya en zit ik voortaan voorgoed opgescheept met een mierenkolonie in mijn slaapkamer.

De plantenbak ontmantelen is dan de enige oplossing. Maar ja: mijn aradijsvogelbloem (Strelitzia) staat erin, diepgeworteld, net als mijn twintigjarige Asparagus. Dus dan wordt het kiezen: mijn planten, of de mieren.

‘Going Clear’

Dinsdag 19 mei zond de VPRO “Going Clear” uit, de spraakmakende documentaire die Alex Gibney recent over Scientology maakte. Gibney geeft een historisch overzicht van de sekte en doorspekt dat met de verhalen van ex-leden. Het bijzondere van deze documentaire is dat al die ex-leden stuk voor stuk lang hebben meegedraaid en zeer hoog in de organisatie hebben gezeten. De meesten van hen zijn kort geleden vertrokken, ze kennen de club als hun broekzak, en ze klappen nu flink uit de school. Ze vertellen over manipulatie, uitbuiting, mishandeling, wangedrag, oplichterij, chantage, dwangarbeid en zelfs opsluiting, en het meest pijnlijke van alles: over het bedrog en zelfbedrog dat ze tijdens hun verbijf bij de sekte pleegden.

De documentaire is zeer indrukwekkend. Op een enkele -naar mijn idee trouwens totaal overbodige- gedramatiseerde scène na, wordt de geschiedenis van Scientology en het relaas van de ex-leden zonder opsmuk uit de doeken gedaan: de feiten kunnen gerust voor zichzelf spreken. De gezichten van de ex-leden zeggen voldoende.

Floortje Smit interviewde me voor VPRO’s “Nooit meer slapen” over Scientology en over Gibneys documentaire. Dat radiofragment is hier te beluisteren. (Duur: 10 minuten.) ‘Going Clear’ is nog tot 26 mei hier terug te zien. Jammer dat-ie niet wat langer beschikbaar blijft! Toevoeging d.d. 24 mei: die niet-ondertitelde versie staat momenteel in z’n geheel op Youtube.

Andrew Solomon over depressie

[Met dank overgenomen van Bert Brussen.]

Hieronder staat een (Engelstalige) TED-lezing van de Brtits-Amerikaanse schrijver en journalist Andrew Solomon die The Noonday Demon schreef – een gerenommeerd boek over depressie – naar aanleiding van zijn eigen langdurige ervaringen ermee. In deze TED-lezing geeft hij een beschrijving van depressie en de wereldwijde behandelingen ervan. Een ontroerend verhaal, dat depressie niet demoniseert maar reëel beschrijft, en dat laat zien hoe moeilijk het is om eruit te komen. En nee, een pilletje volstaat iet. Maar waarom zou een pil slecht zijn?

“This distaste that people still have for the idea of treatment [of depression], the notion that somehow if we went out and treated a lot of people in indigent communities, that would be an exploitative thing to do, because we would be changing them. There is this false moral imperative that seems to be all around us that treatment of depression, the medications and so on, are an artifice, and that it’s not natural. And I think that’s very misguided. It would be natural for people’s teeth to fall out, but there is nobody militating against toothpaste. And people then say, “Well, but isn’t depression part of what people are supposed to experience? Didn’t we evolve to have depression? Isn’t it part of your personality?” To which I would say, mood is adaptive. Being able to have sadness and fear and joy and pleasure and all of the other moods that we have, that’s incredibly valuable. And major depression is something that happens when that system gets broken. It’s maladaptive.”
 

Man cave

Voor vaderdag heb ik van MeisjeMax een heuse workmate gekregen. (Voor die tijd kwam ik niet verder dan een bankschroef, vastgeklemd op een wankele keukenplank.) Bij gebrek aan ruimte staat de workmate in de keuken, dus tegenwoordig is dat mijn man cave. Kijk, hier de workmate, buiten, omdat het prachtig weer was. Daaronder MeisjeMax die belangstellend kijkt wat ik allemaal doe. Ze blijft trouwens heel dapper op een tuinstoel liggen terwijl ik pal naast haar boor, zaag en schaaf.

MeisjeMax en ik waren nu kortom klaar voor het echte werk! Het ging een goede vape stand worden. Momenteel staat de hele handel in twee plexiglas houders, maar a) die worden te klein en b) het glimt allemaal nogal.

Model getekend. uitgezet op millimeterpapier, hout gekocht, tekening uitgezet, met speedboor gaten geboord in de blokken hout. Nu, dat was geen succes: aangezien ik niet altijd loodrecht boor, stond alles er schots en scheef in. Bovendien oogde het allejezus massief:

(Ja, ik dacht: ik zet de mislukkingen er ook maar bij. Wel zo eerlijk.)

Plan 2. Geen hout, maar twee triplex plaatjes. Eentje als ‘vloer’, en eentje met gaten een paar centimeter hoger. Was ook geen succes: dat triplex versplintert onder je ogen.

Plan 3. Op advies van de lokale houthandel: MDF. Eerst maar eens een drip tip houder uitgeprobeerd, niet met speedboren maar gewoon met een houtboor. En jawel, dat lukte!

Dan nu op voor het serieuze werk. Tweeëndertig gaten van 24mm in een stuk mdf van 25 x 13 cm:

Daarna alle randjes bijgeschuurd, en her en der een oneffenheid weggewerkt met de Dremel. Daarna: vier kleine gaatjes geboord op de hoeken, schroefjes erin, en een messing verbindingsstukje ertussen geschroefd. En toen was-ie klaar:

En zo staat-ie nu:

(De achterste 16 gaten, waar de liquid in staat die bij de mods ervoor horen, moeten nog iets worden opgeboord. 24 mm blijkt te klein te zijn voor bijna alle flesjes.)

Volgende klus: hetzelfde, maar dan in vurenhout :)

Kraken met bamboe

De Kraken is een zogeheten genny atomizer, die worden meestal met mesh opgebouwd. Maar het kan ook heel goed met bamboe. Het scheelt een boel gedoe: niks omstandig mesh oxideren, geen gedoe met hot spots; gewoon mamboe erdoorheen halen. De smaak van de liquid is met bamboe wel een stuk zachter dan met mesh.

Men neme twee coils -in dit geval: .23 kanthal, 8 wikkelingen rond een 2.0mm boortje- en hang ze met boor en al in het deck. Dat maakt het een stuk makkelijker om ze goed te plaatsen. De koppen van de schroeven zijn nogal rond, maar het kanthal past er prima onder.

Boortjes eruit halen, eindjes wegknippen, coiltjes langzaam laten opgloeien en met een pincetje samenknijpen totdat de wikkelingen mooi tegen elkaar aan liggen:

Stuk bamboe nemen -in dit geval: vier draadjes van 15cm- en die dubbelslaan, en door een oogje van kanthal halen, zodat je een ‘naald’ hebt:

Wick door het deck en door de coil halen (hier had ik wat teveel draadjes bamboe):

… en op maat afknippen.

Glaasje eroverheen duwen, tankje vullen, kijken of de wick ook bovenop goed vochtig is, en dan: vuren!

Sleeve eromheen, nog even testen: yup, hij werkt…

Et voilà! De mixed edition Nemesis (met gold plated topcap & ringen), en de brass sleeve voor de Kraken:

Bijgewerkt

Mijn blog is maandenlang in het ongerede geweest. Om eerlijk te zijn: de boel was langzaam aan het verpauperen.

De afbeeldingen die bij de artkelen horen te staan, lieten zich sinds november vorig jaar niet meer fatsoenlijk aanpassen, zodat ze in het overzicht op de voorpagina alle kanten op schoten. Een paar keer vechten met de plugins hielp niks en ik gaf het op. Dan maar even geen plaatjes… Het werd er hier subiet een stuk saaier van.

In januari begaf ik het, en sindsdien kwam het er niet meer van om mijn website bij te werken, op een heel enkel stukje na. Vorige week stortte ook de commentaarfunctie van de website in, als gevolg van een fout in de code van de spamblocker. Niemand kon nog een reactie posten, terwijl jullie reacties nog het enige waren wat mijn site manmoedig leven inblies. Er bleven immers trouw mensen komen, terwijl ik al dik en breed weg was.

Maar nu was ook jullie de pas afgesneden. Het werd serieus. Nog even en mijn hele website zou het loodje leggen. Geen inhoud meer, geen gesprekken en discussies meer; ergo: geen bezoekers meer. Dat was bepaald niet de bedoeling…

Dus ik heb mezelf weer wat herpakt en heb stuk voor de stuk de problemen opgelost. Fout in de commentaarfunctie getraceerd, alle plugins ge-update, zijmenu weer hersteld, de plaatjes op orde gekregen en aangevuld, alle columns online gezet.

De website is compleet, en alles werkt weer!

Veel dank aan iedereen die de boel hier levend heeft gehouden, terwijl ikzelf intussen schitterde door afwezigheid…

Ongemak – update

Mijn excuses. Na de update van WordPress afgelopen vrijdag is ergens iets misgegaan, want sinds zaterdagmiddag kunnen er geen reacties worden geplaatst. Ik zal later vandaag uitzoeken wat er precies aan de hand is.

Update 16 april:

Het probleem zat ‘m in de spamblocker, Akismet. Die stond commentaar ineens helemaal niet meer toe. Inmiddels is er een update van Akismet uitgebracht en werkt alles weer naar behoren. *opgelucht*

Gewandeld

Gisteravond was ik uitgebreid op tv. Onderwerp: mijn huwelijk met mijn hartsvriendin Christiane, kort nadat zij had gehoord dat ze alvleesklierkanker had en binnenkort zou sterven.

Kort na Christianes overlijden publiceerde ik in Het Parool een lang verhaal over ons curieuze en prachtige huwelijk. Prompt meldden zich allerlei programma’s die me dolgraag wilden interviewen. Een prachtig verhaal, riepen ze in koor, oh zo bijzonder! Kon ik dat in vijf minuten bij hen komen vertellen? Of, eh, in vier minuten zou nog beter zijn!

Weken later belde iemand van het KRO-programma De wandeling. Met hen wilde ik wél in zee. ‘De wandeling’ neemt – als een van de weinige tv-programma’s – de tijd voor een verhaal, en is niet op effect of goedkope emotie uit. We hadden een voorgesprek van drie uur, we wandelden drie uur. (Bij die opnames loopt de cameraman logischerwijs achterstevoren voor je uit. Heel knap, en soms heel eng.)

***

Van de week kreeg ik ineens vreselijk de zenuwen. Wat ik wilde vertellen, is immers niet alleen mijn verhaal. Het is vooral het gezamenlijke verhaal over Chris en mij, over haar familie, over haar vriendschappen. Hoe je verdriet en verlies kunt delen, hoe je afscheid minder individueel kunt maken, over de troost van rituelen, over hoe je omstandigheden wellicht een béétje naar je hand kunt zetten, en je niet klakkeloos bij de feiten hoeft neer te leggen. Ik hoopte innig dat de uitzending recht zou doen aan die gezamenlijkheid.

Gisteravond was de uitzending. Ik durfde niet in real time te kijken.

Pal na de uitzending belde mijn moeder: ze had het programma ontroerend gevonden. Vriendinnen stuurden enthousiaste sms’jes. Twee uur later, en een paar glazen wijn verder, vatte ik eindelijk moed en klikte op Uitzending Gemist.

***

Inmiddels heb ik de uitzending tweemaal gezien, en ik ben tevreden. Uit alles blijkt hoeveel iedereen van Chris hield, en hoeveel troost, moed en energie ze putte uit de rituelen die we samen uitvonden om haar vrienden bij haar ziekte te betrekken. Dat het huwelijk oubollig is, maar ook een beproefde juridische vorm, die nu ineens uitkomst bood. Dat het verschil tussen een liefdesrelatie en een langdurige, innige vriendschap misschien niet zo groot is als we geneigd zijn te denken.

Het was heerlijk om Chris weer eventjes in levende lijve te zien. In de uitzending zat namelijk een fragment uit een oude documentaire gemonteerd waarin Chris over onze vriendschap spreekt. Hoe wrang: ze kreeg toen de vraag voorgelegd hoe lang ze dacht dat ik nog te leven had…

Wat ik een beetje miste, was dat ons huwelijk niet alleen om ons ging. Haar vrienden vertellen dat we gingen trouwen, was een geweldige manier om de schok van haar doodsbericht voor hun te verzachten. Voor Chris en mij – nee, voor ons allemaal – was ons huwelijk tevens een publiek eerbetoon aan de vriendschap. Voor Chris was het dé manier om iedereen nog eenmaal in volle glorie om zich heen te verzamelen, om zelf nog eenmaal te schitteren, en te laten zien dat ze heus met de kop in de wind zou sterven. En ook: om haar vrienden te verzekeren dat Chris er niet alleen voor zou staan. Dat ze mij had, en haar familie.

wat me verraste, was de tederheid die uit het verhaal sprak. Of buitenstaanders het ook hebben gemerkt weet ik niet, maar zelf hoorde ik een paar keer de ingehouden tranen en de mateloze trots op Chris in mijn stem doorklinken. Terwijl ik meestal zo mijn best doe om stoer te zijn, en mezelf niet snel laat kennen…

Wat ik prachtig vond: ondanks het loodzware onderwerp is de redactie erin geslaagd om de uitzending lichtvoetig te houden. Dat heeft natuurlijk alles te maken met hun goede voorbereiding, en met de nuchterheid van interviewer Sander de Kramer. Maar het blijft knap. Dank daarvoor, heel veel dank!

Wandeling

Morgenavond – zaterdag 7 september – ben ik de gast in ‘De Wandeling’ van de KRO. Met Sander de Kramer wandel ik over de Larense hei, terwijl we spreken over het mooie maar curieuze huwelijk van Christiane en mijzelf.

We spreken over de macht van rituelen, over de vraag of er wel écht verschil valt te maken tussen liefde en vriendschap, over de dood, over hoe je verdriet en lijden minder eenzaam kunt maken. En vooral hebben we het over Christiane.

Om eerlijk te zijn: ik ben nogal nerveus over de uitzending. De redactie was buitengewoon zorgvuldig en lief, het gesprek op de hei was (geloof ik) mooi, maar je weet nooit wat ervan overkomt op tv… Ik wil natuurlijk heel graag dat het een prachtig eerbetoon wordt aan Chris, en aan ons rebelse huwelijk. Maar vooral hoop ik dat alle andere betrokkenen – de broer en zus van Chris, en haar vrienden – het idee hebben dat dit verhaal ook hen recht doet.

De uitzending is morgen om 18:30 op Nederland 2, en duurt ongeveer een half uur.

Update, 7 september:
Het programma is inmiddels via Uitzending Gemist te zien, het staat hier.

Arme Max

Sinds een paar weken hebben we een indringer in de tuin: een zo op het oog vrij jonge, flink gespierde koekat. (Een koekat is een witte kat met zwarte vlekken.) De indringer is een brutaaltje. Waar andere katten zich zelden verder wagen dan de richel, springt deze koekat geregeld naar beneden, onze tuin in, waar-ie zich dan onder een heester verschuilt. Daar gaat hij dan heel hard tegen mij zitten blazen.

Hij laat zich niet makkelijk wegjagen. Als ik heel hard ‘Shoe! Shoe!’ roep en wild naar hem gebaar, loopt-ie kalmpjes naar de andere kant van de tuin om daar af te wachten of er verder nog iets van belang gebeurt. Als ik water over hem heen probeerde te kieperen – je moet het domein van je eigen kat per slot van rekening helpen verdedigen – liep-ie een paar meter naar achteren en ging me dan fronsend zitten aanstaren.

Da’s allemaal nog tot daar aan toe, maar hij doet lelijk tegen Max: dat is erger. Hij wacht haar op en zodra hij de kans krijgt, zit hij haar achterna. Hij is al een paar keer in een wilde achtervolging de keuken in gerend.

Max is gewoonlijk nogal een stoere en niet voor een kleintje vervaard. Als kitten sprong ze met veel animo bovenop Michael. Die was aanzienlijk sterker en meer ervaren, maar zij was sneller en wendbaarder, zodat het geen uitgemaakte zaak was wie er zou winnen. Die twee hebben heel wat geknokt voordat ze eindelijk leerden elkaar te tolereren. De vlokken vlogen soms in het rond.

Met de koekat ligt dat anders: tegen hem durft ze niet goed. Max werd de afgelopen weken enigszins schuw: ze keek eerst argwanend om zich heen voordat ze de tuin in stapte. Zat dat kreng wellicht ergens op haar te wachten?

Afgelopen woensdag zat de koekat haar opnieuw achterna, ik moest hem verdorie de keuken uit jagen. Een uur of wat later kwam Max blazend en grauwend binnen. Ze keek paniekerig en hield haar ene voorpootje raar omhoog. Geen sprake van dat ik het pootje kon inspecteren: haar rug mocht ik kalmerend aaien, maar zodra ik aanstalten maakte om dat pootje aan te raken, begon Max benauwd te grommen.

Ze wilde naar de woonkamer lopen, dat lukte niet goed. Elke poging om op dat pootje staan, ging gepaard met gekerm. Op drie poten hinkend zocht ze een veilige plek, van waaraf ze goed zicht had op de keukendeur, en likte hevig aan haar pootje. Aanraken mocht ik het nog steeds niet.

Ik had geen idee wat er was gebeurd: ik zag geen bloed. Was ze gebeten, was ze – toen ze, vermoedelijk in vliegende vaart, van de richel af de tuin in was gesprongen – lelijk terecht gekomen en had ze nu iets gebroken?

Tijd voor de dierenarts. Gelukkig kon ik daar anderhalf uur later al terecht. Ik deed de keukendeur en het kattenluikje dicht, en pakte de kattenkooi.

Max liet zich vrij gewillig in de kooi stoppen. Ze protesteerde hevig toen ik haar naar buiten nam, en in de Canta werd ze steeds banger – geen wonder ook: zit je ineens opgesloten, met een boel vreemd lawaai om je heen.

In de wachtkamer werd Max steeds banger. Ze ademde snel, bekje open, tong eruit. Ik stak mijn vingers door de tralies en probeerde haar wat te aaien, Max stak haar gezonde pootje door de tralies en legde dat op mijn hand. Onder haar kopje zag ik ineens wat bloed.

Even later stonden we in de behandelkamer. Max trilde van ellende. De dierenarts complimenteerde haar uiterlijk – ‘Een prachtige tekening, en wat een mooie grote oren!’ – terwijl ik Max met veel geaai probeerde gerust te stellen.

Terwijl ik haar vasthield, voelde de dierenarts voorzichtig overal aan haar lijfje. Hij vond twee plekken. Ze had een bijtwond aan haar keel, een keurig gaatje als van een enkeltandige vampier, net naast haar strottenhoofd, plus een flinke bijtwond in haar voorpoot: een jaap van twee centimeter lang en een halve centimeter diep. ‘De hoektand van die kat moet zijn blijven haken toen ze haar poot terugtrok,’ legde de dierenarts uit.

Haar pelsje werd geschoren rondom beide beten, haar wonden werden schoongespoeld, Max kreeg een pijnstiller, wondzalf en antibiotica. ‘Kattenbeten zijn smerig,’ zei de dierenarts, ‘ze moet een kuurtje van een week.’

Samen stopten we Max daarna weer in de kattenkooi en ik kreeg een rekening van bijna honderd euro.

Thuis kreeg Max ter troost een plakje rosbief, en daarna verstopte ze zich onder het bed. Soms ging ik – je bent immers kattenmoeder of niet – eventjes naast haar liggen; nou nee, niet óók onder het bed, maar net ernaast, zodat ik haar voorzichtig kon aanhalen. En uit solidariteit ging ik op bed liggen met de computer, zodat ze niet alleen hoefde te zijn.

Na twee uur kwam ze voorzichtig tevoorschijn en nestelde zich op mijn schoot. Ze likte haar poot veel, en probeerde ook haar keel te likken maar kon daar – ondanks haar lange tong – niet goed bij.

Ze sprong een paar keer van het bed af om een hapje te eten of iets te drinken. Lopen ging inmiddels al weer een stuk beter. Maar naar buiten gaan? Ho maar.

Pas om een uur of een ’s nachts, na weer een hapje en een slokje, hoorde ik haar door het kattenluikje naar buiten gaan. ‘Niet meteen gaan kijken,’ hield ik mezelf streng voor, ‘niet al te bezorgd doen – dat slaat op haar over. Geef haar de ruimte, en tijd!’

Toen ik na tien minuten ging kijken, zat Max verstijfd op de tuinstoel. Ze durfde zich niet te bewegen. Op de richel zat de koekat haar met blikkerende ogen aan te staren. Zo rustig mogelijk deed ik drie stappen achterwaarts, pakte het glas water dat op het aanrecht klaar stond, liep de tuin weer in en keilde het glas over de koekat leeg. Hij sprong twee meter naar achteren en hernam daar positie. Ik vulde het glas en gooide opnieuw, maar het kreng was nu buiten mijn bereik.

Max was tijdens dit gedruis snel naar binnen geglipt en had zich opnieuw onder het bed verstopt.

Inmiddels zijn we tweeëneenhalve dag verder. Max is nog steeds ernstig van slag. Inmiddels durft ze buiten op de tuinstoel te liggen, maar daar is alles mee gezegd.

Voordat ze een poot buiten zet, verkent ze eerst uitgebreid het terrein. Lang gluren vanaf de keukenmat. Dan waagt ze zich voorzichtig op de tegels. Ze springt vervolgens op de tuinstoel en gaat daar liggen – maar wel zo dat ze de richel goed in de gaten kan houden.

In de tuin zelf waagt ze zich amper: ze blijft liefst op het betegelde gedeelte, dat is momenteel overzichtelijker. Wanneer ik ook buiten ben, durft ze meer: dan struint ze tussen planten en heesters. Maar vanmiddag sprong ze in mijn bijzijn als vanouds op de maagdenpalm die vanaf de tuin de tegels probeert te overwoekeren (een van haar favoriete ligplekken, je kunt daar zo heerlijk een nestje in trappen en het is er altijd lekker koel), dook toen plots ineen, grauwde, gromde, draaide zich om en rende haastig het huis in.

Op de daktuin durft ze al helemaal niet. Ze is sinds woensdag nog niet verder gekomen dan de richel. Ze was – heel slim – eerst in onze tuin in een boom geklommen, had vanuit de hoogte het terrein overzien, en had toen kennelijk besloten dat het nú wel effies kon, op de richel zitten.

En Max houdt zo ontzettend van buiten zijn… Een paar weken geleden, toen het dagen achtereen bloedheet was, heb ik tot diep in de nacht in de tuin zitten lezen. Max vond het enorm tof dat ik nou ook ’s tot fijn laat buiten was, en ik kreeg voor het eerst een idee wat haar tot in de late uren bezig houdt. Ze heeft het buitengewoon druk: van links naar rechts door het struweel rennen, ergens rustig zitten en dan álles ruiken, overal haar oren voor spitsen; tien keer in een kwartier heerlijk worden afgeleid door een dingetje hier of een dingetje daar; op motten, muggen en vliegen jagen. Ze heeft haar handen vol aan buiten zijn: het is haar paradijs.

En nu durft ze dat allemaal niet meer. Ze zit op de tuinstoel de boel in de gaten te houden, en rent om de haverklap angstig naar binnen, de staart tussen de poten.

Het erge is: omdat ze nu bang is voor de koekat, zal ze voortaan elk gevecht met hem op voorhand verliezen.

Vanmiddag liep ik de tuin in – Max zat veilig binnen – en zag tot mijn ontsteltenis dat de koekat in onze tuin zat. Ik gooide het klaarstaande glas water al schreeuwend over hem leeg. Hij trok zich strategisch terug; ik vulde het glas opnieuw, en leegde het ten tweede male. Hij liep kalmpjes weg en ging net buiten mijn bereik zitten.

Toen dacht ik: ‘En nú is het godverdomme oorlog. Dit is ónze tuin!’

Zodoende heb ik vanmiddag bij de speelgoedwinkel een dubbelloops super soaker gekocht. Het ligt, geladen met een halve liter water, klaar op de tuintafel.

Vanaf nu zijn we bewapend, Max en ik!

 

Update 1, 19 augustus 2013:
De koekat blijkt een poes van ongeveer anderhalf jaar oud te zijn. Bella is hier kortgeleden komen wonen en heeft ook met andere buurkatten inmiddels fikse ruzies gehad. Bella is kortom haar domein aan het bepalen en snapt nog niet dat andere katten óók rechten hebben.

Update 2, 22 augustus 2013:
Barbara Jansma postte op Facebook deze geweldige tekening waarop ik – met Max aan mijn zijde – gestrekt in een hinderlaag lig, supersoaker in de aanslag, in de hoop de koekat vol in het vuige gezicht te treffen. Barbara was zo aardig om de tekening per post aan Max op te sturen!