The Tupperware trade in happiness

[Translation kindly provided by Niels Teunis.]

The belief that one can create one’s own happiness, is the great ailment of the last few decennia. An absurd number of people seem to think that life is something that you can mold in every conceivable detail, that you can control everything – or should. Create your own future, be the master of your own destiny, improve your health, coincidence doesn’t exist! These are the empty promises of snake oil salesmen, sect leaders and other imposters; promises of complete power and arrogance that completely ignore the fact that people control the circumstances of their lives only to a small degree. In what part of the world and in what class you are born, your gender and skin color are more reliable indicators of your eventual well-being, health and later societal career than sheer willpower and ambition.

But people like to be deceived. They think that they single-handedly brought about their ample income, rather than take into account that they were born in a well-to-do family, which gave them an advantage others can scarcely make up for. Were they to thank someone, they should thank their parents rather than themselves; or better yet the coincidence that they were born in Amsterdam-South instead of the slums of Delhi. This self-inflating conviction does wonders for you self-esteem, tough And for one’s hubris. Because, before you know it, you look down upon all those who are less healthy, less successful, rich or loved: they have obviously not given their all. Don’t want to improve themselves.

In gay Amsterdam, Landmark is making inroads. Landmark, created by former Scientology member Werner Erhard, focuses entirely on self-improvement. Landmark claims to teach you to ‘communicate better’ and to get the best out of you. Their beautiful promises are of course phrased in the vaguest terms possible. Landmark ‘gives participants the opportunity to achieve extraordinary, even miraculous results, and offers them a useful and practical freedom that will make them more effective and better equipped to plan their lives.’ They ‘offer limitless opportunities for growth and development of individuals, relations, families, communities, companies, institutes and society as a whole.’ They focus on ‘everybody’s capacity to think beyond the thinkable, and to operate effectively in the creation of new possibilities.’ They promise ‘extraordinary communication – powerful listening and dedicated speaking, resulting in self-development and self-satisfaction.’

All for a steep fee, of course. But the importance of that should not be over-estimated. Many companies pay through the nose for quite basic and superficial management courses or ‘seminars.’ Self-deception is a booming business.

But Landmark’s methodology is nasty. It works like this. An acquaintance invites you to their home to attend a discussion evening about Landmark. There you find a group of about ten people, all more or less acquainted. The host praises Landmark, praises the quality of the courses, relates one success story after another (‘after John took so-and-so course, he achieved his much desired promotion/improved his relationship with his loved one/was finally able to grasp the depths of his problems/was cured of asthma’), and, after telling his tale, asks who of those present is interested in an orientation course. There is always someone stupid enough to fall for this. Worse, The host will make sure of that – what he doesn’t tell you is that he gets a commission for every new course he is able to sell.

As soon as someone agrees, the host doubles his efforts. ‘Look, Peter is doing it. Peter senses what is good for him. Peter is ready to invest in himself. Aren’t you? Don’t you think you are worth it to invest your own money in? Don’t you think a few hundred guilders is a small sum for a better future? Darling, you pay more for rent. You’d rather spend money on your house than on yourself?’ And so on, and so forth. I know of a course leader who went so far as to suggest to an unwilling guest looking for excuses (‘I don’t have any money on me right now’) that it was all right, because ‘I don’t mind walking to the bank machine with you.’ On average half of those who are gathered thusly fall for the ruse and sign for a course.

The same group pressure characterizes the course meetings as well. Usually you take a session – an evening, or preferably a weekend – with one to two hundred people. During the session you hardly have time to gather yourself: doing things constantly, listening to speeches, conducting exercises. At the end of the session, every participant is required to take the stage and to publicly relate their ‘profit’: what he learned, conquered, or discovered. It takes a special person, who, after ten stories of jubilation, will tell the others that they thought the whole shebang was nonsense and that they did not get any benefit – and of course, people are inclined to see the worth of something once they have invested their money in it, even against all odds. After all the success stories, they ask, still in the presence of other participants, who wants to continue. ‘Don’t you think you are worth it? The others do!’ That is hard sales tactic.

It’s a glorified Tupperware evening. But I must admit that Landmark is clever for bringing their group pressure methodology into homosexual circles. Gay people tend to be more conscious of the need for mutual social support than the average heterosexual is, and are more inclined to identify as a group, and thus to its pressure. A splendid market to sell happiness and success.

Hats off to you, Landmark.

(Landmark responded to this column, which was published in the August 1999 edition of XL. Their letter and my response to it was published in the October issue of the magazine.)

Hyperlinks, of kutzwagerschap

AFGELOPEN WOENSDAG WERD eindelijk uitspraak gedaan in de bodemprocedure die Scientology tegen mij en pakweg vijftien internet providers heeft aangespannen. Eerder had ik een kort geding over dezelfde kwestie gewonnen. De sekte eiste dat ik een verbod kreeg opgelegd om te citeren uit hun OT-levels, het hogere cursusmateriaal (teksten die leden alleen mogen inzien nadat ze honderdduizenden guldens aan de sekte hebben besteed.)

De rechters vonden dat ik mocht citeren. Sterker, ze vonden dat ik “relatief weinig” aanhaalde uit de originele OT-werken en dat er derhalve geen vuiltje aan de lucht was. Mijn homepage werd opnieuw volstrekt legaal verklaard: http://www.spaink.net/fishman/home.html mag.

Uiteraard was ik die dag uitermate opgelucht – rechtszaken zijn slopende en kostbare dingen, bodemprocedures nemen altijd aanzienlijk meer tijd in beslag dan je zou willen, en denken dat je gelijk hebt is een ding maar winnen een ander – maar de uitspraak had bredere consequenties dan alleen deze ruzie tussen een sekte en een skepticus. De rechters waren immers gedwongen zich uit te laten over het Internet. Het net is relatief nieuw, en brengt derhalve allerlei noviteiten met zich mee.

Voor het eerst zijn plaats van handeling en plaats van uitvoering van elkaar gescheiden; internationale wetten kunnen derhalve met een klik omzeild worden. Wat je hier niet mag zeggen, kun je via een Amerikaanse homepage wel zeggen, en vice versa. Bovendien is wettelijk volstrekt onduidelijk of wat een gebruiker doet onder diens eigen verantwoordelijkheid valt, of de provider – de internet-variant van de PTT, zogezegd – aansprakelijk is. Moet de provider een klager doorverwijzen naar de gebruiker, of is de provider zelf gehouden stappen te nemen wanneer iemand klaagt over een posting of een homepage? Niemand weet dat.

De rechtbank heeft in mijn zaak uitgesproken dat in laatste instantie de providers aansprakelijk zijn, mits zijzelf op de hoogte gesteld zijn van enige auteursrechtinbreuk door een gebruiker en “in redelijkheid” niet kunnen twijfelen aan de claim van de klager. Dat geldt derhalve voor andere claims in dezelfde mate.

Dat klinkt uitermate – erm, redelijk. Het probleem is echter dat dergelijke claims niet makkelijk op hun merites zijn te beoordelen. In het geval van Scientology is nu vastgesteld dat ze aanspraak kunnen maken op het auteursrecht van OT II en OT III; maar eerder claimden zijzelf aanzienlijk meer dan dat, en het was alleen aan de skepsis van de providers te danken – “mogen we daar dan alsjeblieft bewijzen van zien?” — dat die claims niet onmiddellijk ingewilligd werden. Hadden ze dat wel gedaan, dan waren Scientology meer claims toegevallen dan de sekte later bleek te kunnen waarmaken, en was ook mijn pagina van het net gegooid.

Soit. Voor een deel is dit een discussie onder ingewijden, en een kwestie van je rug sterk houden. De providers die geen krimp gaven en Scientology’s claims niet meteen geloofden, werden in deze in het gelijk gesteld. Zo ook ik. Fijn. Hiephoi, enzovoort.

*

WAT VERRASSEND WAS in de uitspraak waren de links. Een link is zo’n ding waarop je kunt klikken en dan beland je meteen op de bron ervan: alsof je, in een boek, meteen via de voetnoot de betreffende tekst te zien krijgt waarop de auteur z’n mening baseert. In boeken behelst een voetnoot niet alleen een vindplaats, maar ook een onuitgesproken instructie: “als je dit boek neemt, vind je hier de alinea waarop ik me baseer”. Een link verenigt vindplaats en instructie. Klik en kom daar. Het is een veredelde voetnoot.

De rechtbank besloot in mijn zaak dat links naar inbreukmakend materiaal zelf onwettig zijn. Dat klinkt heel rechtschapen: als een pagina niet mag, is een verwijzing daarnaar – een aanklikbare link die je meteen op de plek des onheils brengt – zelf ook onwettig.

In de praktijk is het strafbaar stellen van een link naar onwettig materiaal aanzienlijk lastiger – en potentieel zelfs fnuikend voor het net. Bovendien: zo’n verbod legt strengere restricties op aan het net dan aan alle ander media. De krant mag schrijven dat dit-en-dat een ingeburgerde manier is om geld wit te wassen: zoiets is een beschrijving van een strafbaar feit, of een halve instructie, maar niet strafbaar. Alleen het daadwerkelijk witwassen van geld is strafbaar: er is een cruciaal verschil tussen daad en woord. In deze uitspraak werd dat verschil van tafel geveegd. Een link bevat zelf geen inbreukmakend materiaal: het vertelt je alleen waar dat te vinden zou kunnen zijn.

Waar het vonnis volledig aan voorbijgaat, is dat Jan en Alleman links heeft naar homepages zonder dat ze überhaupt weten wat daar precies op staat. Ik link naar Marie omdat ik haar ideeën over de scheepvaart interessant vind (zonder te weten dat ze een auteursrechtelijk beschermd artikel van zus-en-zo op haar pagina’s heeft staan). Piet linkt naar mijn homepage omdat hij mijn boeken zo interessant vindt, maar weet niet dat ik ook spul heb waarop Scientology auteursrecht claimt. Moet ik een dwangsom opgelegd krijgen over wat Marie doet, of Piet over mij? Moet iedereen elke dag controleren of de pagina’s waarnaar hij linkt, auteursrechtelijk in orde zijn gebleven?

Dat geldt de vrijwillige links. Er zijn immens veel – belangrijke – pagina’s waar keuze geen rol speelt. Zoekmachines bijvoorbeeld speuren het net af en indexeren alle pagina’s op het net. De zoekmachine verwerkt alles wat ze tegenkomt, zonder onderscheid. Hoe kunnen zij bepalen of een pagina waar ze naar linken (“U zocht: Scientology en geheimen. U vindt: …”) beschermd is? Hoe weet Nedstat – een bedrijf dat mensen gratis van tellers voorziet, en lijsten bijhoudt van haar gebruikers – of een pagina legaal is of niet? Moeten zij nu gaan nagaan welke van deze pagina’s legaal zijn? Massa’s mensen hebben links naar omstreden materiaal, of hebben zelf omstreden spullen op hun homepage: variërend van vermeend auteursrechtelijk beschermd materiaal tot teksten waarover anderen boos worden.

Ze zeggen wel: als je het narekent en de vrienden van je ex telt, en dan hun vrienden of ex’en, ben je in tien stappen de wereld rond en ben je verbonden met iedereen. Dat heet: kutzwagerschap. Op het web ben je in vijf stappen de wereld rond. Moet het web dan maar ophouden, omdat er altijd wel zal klagen en de rest daar stapsgewijs naar de beklaagde pagina linkt?

Spreek of ik schiet

ONDER DE TITEL Amerikaanse ayatollahs schreef ik twee weken geleden over extreem-rechtse christelijke clubs in Amerika. Het land zou in hun ogen weer een godvrezende natie dienen te worden. Ter voorbereiding waren ze alvast begonnen met de oprichting van een schaduwregering, en kon iedereen – nu ja: iedereen… alleen mannen, uiteraard; vrouwen horen zich in zo’n wereld niet te roeren – zich aanmelden voor overheidsposities in deze donkere wereld. Het idee was dat de schaduwregering zich zou gedragen alsof ze echt was; dat wil zeggen, jurisdictie had, maatregelen kon treffen, beleid kon maken en sancties kon opleggen.

Lezing van het pamflet van deze ambitieuze leiders in spe stemt een mens niet vrolijk. Sterker, ik werd er apert misselijk van: hun ideeën waren tot op het bot dictatoriaal. Godlof – nee, niet hun god, ik zeg dat maar bij wijze van verzuchting, en de clubs in kwestie zouden me, als ze aan de macht waren, prompt straffen voor zo’n manier om uiting te geven aan mijn opluchting – godlof is er niet idioot veel animo voor hun westerse variant op Talibaanse praktijken.

Kondigden ze vorig jaar nog met veel bombarie aan dat hun schaduwregering met ingang van 1 januari jongstleden in vol ornaat zou aantreden, nu zeggen ze aanzienlijk terughoudender dat hun schaduwregering deze maand “min of meer operationeel” is geworden. (Maar er valt nog geen enkele genomen maatregel, gedane uitspraak of afgelegde persverklaring op hun homepage te bekennen. De droom der rechtvaardigen houdt ze in slaap, daar in hun schaduw.) Niettemin zoeken ze nog naarstig naar allerlei mensen die overheidsfuncties in hun godsstaat op zich willen nemen. Want het moet heus allemaal nog voor 2000 gebeuren.

Zijn zulke mensen nu onschuldige gekken of griezelige fanaten? Ik neig naar beide. Want hoewel ze fanaat zijn, en doodeng in hun dogmatisme en ijzeren consequentie, zijn ze tegelijkertijd klein en daarmee eerder een rariteit dan een dreiging. Er gaat een zekere schoonheid schuil in de wetenschap dat ze, juist omdat ze te bizar en zo onverbiddelijk zijn, nimmer een grote aanhang aan zich zullen binden. Uit hoofde van hun eigen radicaliteit zijn ze gedoemd klein te blijven.

En hoe gruwelijk de opvattingen die ze er op nahouden ook mogen zijn: ik heb graag dat ze hun informatie vrijelijk kunnen verspreiden. Deels omdat zulks een strijd met open vizier mogelijk maakt. Deels omdat alleen dan de idiotie en de innerlijke tegenstrijdigheden van hun opvattingen aan het licht kunnen treden – als je vindt dat abortus moord is, en moord slecht, hoe kun je dan menen dat mensen die het recht op abortus steunen, vermoord dienen te worden? – en de consequenties van hun opvattingen aan het licht komen. In zekere zin maken ze zichzelf onschadelijk juist omdat ze het recht op vrije meningsuiting hebben en daar gebruik van maken.

En ook al zouden zi­j anderen het recht op weerwoord, discussie en tegenspraak liefst ontzeggen, de kracht van een democratie ligt besloten in het feit dat zij daadwerkelijk mogen zeggen dat ze andere mensen rechteloos willen maken. Ze geven zichzelf en hun dictatoriale inzet bloot, juist doordat ze gebruik kunnen maken van hun democratische rechten. Goedzo. Ze redeneren zichzelf in de val. Ze struikelen, juist door de democratie waartegen ze zich verzetten.

Mag dan alles gezegd worden? Over een aan de schaduwregering gerelateerde homepage – The Nuremberg Files – is in dit verband een rel ontstaan. Op die homepage houdt men openbare lijsten bij van artsen die aan abortusklinieken verbonden zijn en van publieke voorstanders van het recht op abortus. De homepage is een nauw verhulde oproep om deze voorstanders van kant te maken: namen zijn doorgehaald indien iemand verwond is, en grijs als ze vermoord zijn. En elke aanslag op een abortuskliniek wordt er gedocumenteerd, soms zelfs voordat het nieuws over zo’n aanslag publiek gemaakt is. Alles op deze pagina schreeuwt: deze mensen weten er meer van, of staan minstens in rechtstreeks contact met de abjecte schlemielen, de verdwaasde zotten die bommen plaatsen bij abortusklinieken en met scherp schieten op de mensen die er werken.

Maar moet die pagina dan weg? Hij is gruwelijk, ja vanzelf, maar ook leerzaam. Uiterst leerzaam. Je ontdekt er bijvoorbeeld dat de anti-abortusbeweging zich niet distantieert van moord, dat zelfs rechters die geheel volgens het recht uitspraken deden in abortuskwesties op hun dodenlijst staan; dat mensen verblind kunnen raken, en waartoe dat leidt: moord en doodslag.

De afgelopen week zocht ik de bewuste homepage op en vond hem niet. Dat bleek aan een typefout te liggen, maar drie lange seconden vroeg ik me af: als die pagina van overheidswege is neergehaald, dat wil zeggen: door de Amerikaanse overheid, zou ik dan een kopie ervan hier in Nederland neerzetten? Heb ik liever dat zo’n pagina er wel is dan niet? Of beter gezegd: indien zo’n pagina er eenmaal is, vind ik dan dat een overheid het recht heeft om in te grijpen en zo’n pagina te verwijderen, oftewel te censureren? Nee.

En in die paar seconden besloot ik dat ik een kopie ervan zou neerzetten zodra een Amerikaanse rechter gelast hem daar te verwijderen. Ik wil dat mensen zelf zien hoe eng de anti-abortusbeweging is, en aan een overheid die mensen niet toestaat zulks zelf te beoordelen heeft niemand iets. Zo’n overheid houdt mensen voor goedgelovig, onkritisch en verslijt haar burgers voor meelopers; erger, zo’n overheid maakt haar burgers aldoende dom.

*

IN DUITSLAND MAG JE niet meer zeggen dat de jodenvervolging en de vernietigingskampen tijdens WOII een leugen zijn: dat is verboden. Het is onvergeeflijk dom om zulke uitspraken, hoe racistisch of antisemitisch ze ook zijn, te verbieden: alsof degenen die overtuigd zijn van het tegendeel – er zijn miljoenen joden vermoord tijdens de oorlog – zulke kasplantjes zijn en hun waarheid zo broos is dat die overheidsbescherming behoeft. Alsof er geen instituten zijn die, gedocumenteerd en wel, zulke stupide praatjes kunnen weerleggen. Alsof de overheid haar burgers dient te beschermen tegen kwetsende opvattingen. Alsof pijnlijke opvattingen verdwijnen wanneer degenen die ze koesteren, ze niet langer mogen uitspreken. Alsof debat niet helpt.

Dat is pas eng: geloven dat argumenteren, debatteren en discussiëren nutteloos is, of dat mensen er te dom voor zijn.

*

Naschrift: de Nuremberg Files verdwenen kort hierna van het net. Na lang nadenken besloot ik een mirror ervan te beginnen. Dat leidde tot veel commotie. Uiteindelijk heb ik de mirror weer verwijderd. Het hoe en wat kunt u op de genoemde url lezen.

Amerikaanse ayatollahs

OVER SLECHTS ENKELE DAGEN – op 1 januari 1999 – wordt een nieuwe, officieuze Amerikaanse regering operationeel: de Schaduwregering, georganiseerd en gesteund door een bondgenootschap van rechts-christelijke Amerikaanse facties. Via vlug- en tijdschriften, radio- en tv-programma’s, internetpagina’s en e-mail campagnes zijn een aantal rechts-religieuze voorvechters al maandenlang bezig medestanders voor hun ‘christelijk bewind’ te werven en hun ideeën uiteen te zetten. Hun voornaamste doel is om de huidige goddeloosheid te keren en ‘het rechtssysteem weer rechtvaardig te maken’.

Een nieuwe grondwet en een nieuwe strafwet liggen in grote lijnen al klaar. Ze roepen aanhangers op zich aan te melden voor tal van posities: vooral aan rechters is grote behoefte (er dient in hun optiek immers immens veel onrecht gekeerd te worden), maar ook militaire stafleden, gouverneurs, sheriffs en lokale gezagsdragers zijn van harte welkom.

Met ingang van aanstaande vrijdag zal de Schaduwregering ‘officieel’ reageren op lopende politieke zaken en internationale kwesties; ze zal beslissingen nemen, voorstellen doen, wetten aannemen en perscommuniqués uitgeven. En het belangrijkste: haar rechters zullen recht spreken, verdachten vonnissen en de doodstraf zonder aarzeling daadwerkelijk uitvoeren – ‘tenminste in cyberspace’, schrijven ze, in een kort moment van terughoudendheid.

Wie wil weten wat deze christelijke regering voorstaat, kan een voorproefje krijgen op het net. Mocht zij aan de macht komen, zo stelt de Schaduwregering zich namelijk voor, dan zullen ze in honderd dagen de wereld veranderen en deze terugleiden tot ware godsvrucht en een leven waarin het woord van god tot wet is verheven. Dag Een [archive.org versie] en Dag Twee [inmiddels niet meer op het net te vinden] van hun bewind staan gedetailleerd en meeslepend, in verhaalvorm, beschreven.

De regering – de nacht ervoor aangetreden via een ‘democratische’ coupe d’état, en hoofdzakelijk bestaande uit militairen; priesters en predikers zijn verrassend afwezig – communiceert uitsluitend via edikten met het volk. De pers wordt afgescheept met korte proclamaties waarover geen vragen mogen worden gesteld. De oppositie is afgeschaft, het congres bestaat niet langer.

Op Dag Een verordonneert de regering dat alle ter dood veroordeelden daags erna worden geëxecuteerd: beroep is niet langer mogelijk. Alle abortusklinieken worden nog diezelfde dag gesloten. Wie abortus uitvoert of verdedigt, wordt behandeld als had hij moord gepleegd en krijgt de doodstraf, de volgende dag uit te voeren. Iedereen die morning-after pillen vervaardigt of voorschrijft, wacht eveneens de doodstraf. Iedereen die euthanasie toepast – en de definitie daarvan is ruim genomen: ook het gedogen van of meewerken aan versterving valt eronder – wacht hetzelfde lot. Dit alles onder het motto: ‘stop het vergieten van onschuldig bloed’.

Hoe deze proclamatie in de praktijk uitwerkt, staat in Dag Een beschreven. De liberale politica die zich publiekelijk verontwaardigd betoont over de sluiting van de abortuskliniek in haar district, wordt nog tijdens de uitzending waarin ze haar standpunt toelicht, gearresteerd. De aanklacht? ‘Propageren van abortus’. Een advocaat krijgt ze niet, ze mag zich nauwelijks op haar ‘zaak’ voorbereiden, en de rechter is aanklager en rechter ineen. Ze zal de dag erop de doodstraf krijgen.

Op Dag Twee volgt een nieuwe proclamatie. Het motto: ‘tegen seksuele immoraliteit’. Homoseksualiteit wordt – U raadde het al – verboden en op homoseksuele gedragingen staat – U raadde het al – de doodstraf. Verenigingen, uitgaansgelegenheden, boekhandels etc. van of voor homoseksuelen zijn met ingang van Dag Twee illegaal verklaard. Radio- en tv-stations worden verplicht verslagen van executies rechtstreeks uit te zenden, in de hoop zo de publieke heropvoeding te dienen. En zo voorts, en zo verder, ad nauseam. Hallelujah! Praise the Lord!

Dit ‘christelijke’ bewind is kortom de natte droom van elke televangelist en niets minder dan de Amerikaanse pendant van Iraanse ayatollahs. Het plan zou zonder meer afkomstig kunnen zijn van het Talibaanse Ministerie van Morele Zaken. En uiteraard verkondigen de aanhangers van dit voorstel, zoals fundamentalisten altijd doen, ongeacht welke religie ze aanhangen, een versie van gods woord die hoogst apocrief, om niet te zeggen apocalyptisch is.

Ze beweren het ‘echte’ christendom in ere te willen herstellen doch herinterpreteren, selecteren en verzinnen er lustig op los. Ze staan een bijbelopvatting voor waarin wraak en afschrikking alles zijn, mededogen en vergeving niets, en respect geperverteerd is tot volmaakte gehoorzaamheid aan de willekeur van god en autoriteit. Waarin gezag op tirannie is gebaseerd en angst mensen klein houdt. Hallelujah! Fear the Lord!

*

HET RELAAS OVER deze ‘christelijke regering’ is een van de akeligste Kerstsprookjes die ik ooit heb gelezen. Hans Christian Andersen, bijwijlen ook niet mis als religieuze zeloot (wie mooi wil zijn en dansen gaat, verdient geamputeerde voeten), verbleekt erbij tot een flierefluiter. Knap geschreven, dat wel, deze politieke nachtmerrie: deze tak van extreem-rechts heeft aanzienlijk betere copywriters in dienst dan de Nederlandse splinterpartijen.

Door een veelheid aan perspectieven te kiezen – die van een rechter van de Hoge Raad, een paar verslaggevers, de te veroordelen politica en vooral die van heel veel ‘nette’ en ‘oplettende’ burgers die zich zorgen maken over waar het met de wereld naartoe moet, engageren ze de lezer. Alle liberalen en voorvechters van civiele rechten blijken in dit verhaal uiteraard lafbekken, die alleen maar opspeelden zolang ze dachten er aanzien, geld en roem mee te kunnen opstrijken. Tot hun grote schrik blijkt echter, tenminste in dit extreme sprookje, dat het ‘gewone’ volk allang morrelde en thans het nieuwe bewind met grote opluchting verwelkomt. De ‘gemiddelde burger’ is in dit verhaal per definitie behoudzuchtig, angstig en eng-gelovig.

Maar het zal niet voor niets zijn dat zelfs in deze natte droom de rechts-christelijken niet verder komen dan Dag Twee. Abortus, doodstraf, euthanasie en homoseksualiteit zijn de vaste punten waarop ze hun pijlen richten en de schijn van eensgezindheid kunnen ophouden: ‘daar moet maar eens iets aan gedaan worden’. Maar met Dag Een en Twee hebben ze hun kruit vrijwel verschoten. Wat moet hun schaduwregering proclameren op Dag Drie? Dat ze de doodstraf zetten op seks voor het huwelijk? Dat overspel met steniging zal worden bestraft? Dan zullen er meer mensen afhaken dan ze lief is.

Een deel van hun krediet hebben ze al verspeeld, trouwens. De Schaduwregering promoot The Nuremberg Files, een webpagina waarop lijsten zijn aangelegd van iedereen die volgens hen abortus promoot: honderden artsen, kliniekdirecteuren, politici en rechters staan erop, soms met foto, privé- of werkadres. “Ons doel is om iedereen die meewerkt aan de kindermoord-industrie in deze lijst op te nemen,” staat bovenaan de pagina, die versierd is met bloederige plaatjes. Sommige namen op de lijst zijn grijs, of doorgestreept. De bijgevoegde legenda geeft een verklaring: ‘Zwarte letters: werkt nog steeds. Grijs: gewond. Doorgehaald: dood.’

Toen een paar weken geleden een arts die voor een abortuskliniek werkte, thuis voor de ogen van zijn vrouw en kinderen werd doodgeschoten, bleek zijn naam doorgehaald op de webpagina. Binnen een paar minuten na zijn dood, en ver voor het nieuws er ook maar iets over had kunnen melden. De FBI onderzoekt de verbanden. Hallelujah. En een zalig nieuwjaar.

Tribune, augustus 1998

Interview met Tribune (partijblad van de SP), over de orenmaffie en kwakdenkers (New-Agegroepen die geloven dat ziekte wordt veroorzaakt door ‘verkeerd’ denken’ en dat genezing alleen via de geest kan worden bewerkstelligd), over internet, en over de rechtszaken van Scientology.

» Artikel Tribune: ‘De slappe lach krijg je nooit in je eentje’

Xenu, Zenon en Vorlon

AFGELOPEN WEEKEND WERD de verjaardag van L Ron Hubbard gevierd, de oprichter van Scientology. Het was een iets ander feestje dan de meeste sekteleden zich hadden voorgesteld. Via Internet waren overal ter wereld demonstraties georganiseerd: van Melbourne, Vancouver, Toronto, Los Angeles, Atlanta, Boston, London en Puerto Rico tot Amsterdam.

Ze wisten ervan, natuurlijk: Scientology volgt het net. In Los Angeles trachtte Scientology de straat waar hun lokale afdeling zich bevond, af te sluiten voor voetgangers, in de vergeefse hoop zo de demonstranten de weg te belemmeren, wat vanzelf niet lukte. Lezing van de demonstratieverslagen is hilarisch. Overal blijken passanten uiterst geïnteresseerd te zijn in pamfletten zodra de betogers iets roepen met “tegen Scientology!” erin, en gingen verhalen over Xenu grif van de hand.

Voor wie het nog niet weet: Scientology werft leden door mensen binnen te halen met persoonlijkheidstesten, zegt standaard dat de uitslag werkelijk prachtig is maar dat er een of twee punten zijn die nogal uit de toon vallen en dat zij kunnen helpen bij de broodnodige zelfverbetering. Dure cursussen en slechte psychotherapeutische sessies, compleet met semi-leugendetector, zijn het gevolg. Nogal wat mensen verklaren achteraf dat hen duizenden guldens uit de zak zijn geklopt, en zijzelf als oud vuil werden behandeld zodra hun geld op was.

Niet alleen is ‘clear’ worden (het losraken van oude herinneringen en patronen) een kostbare en langdurige geschiedenis, ook hoor je pas daarna dat het eigenlijke werk nog moet beginnen. Want niet alleen je ‘oude’ geschiedenis bezet je, er zijn ook zogeheten body thetans – een soort onzichtbare bacteriën – die je tegenhouden een godje te worden dat naar believen natuurwetten kan beïnvloeden. Die body thetans zijn volgens Scientology het resultaat van iets met een galactische tiran die miljoenen jaren geleden mensen opsloot in vulkanen, en hen vervolgens met kernbommen bestookte.

Of iemand dit onzin vindt of niet, doet niet zo ter zake. We hebben in Nederland prinsessen die seks willen hebben met dolfijnen, raadsleden die graag met een boom mogen converseren, prelaten die menen dat seks buiten het huwelijk zondig is en zwakken van geest die denken dat je water kunt ‘instralen’ om van kanker of aids te genezen, dus een buitenaardse tiran die in mentale bacteriën doet mag rustig een plaatsje hebben in dit bizarre pantheon.

Wat Scientology wel eng maakt is dat de organisatie weigert haar leden te vertellen waarin zij uiteindelijk dienen te geloven, en leden eerst een slordige vierhonderduizend dollar moeten ophoesten vooraleer het verhaal over Xenu op de proppen komt. Xenu is handelsgeheim, meent Scientology, of minstens auteursrechterlijk beschermd. Jarenlang werd iedereen die over Xenu schreef, of die citeerde uit Scientology’s hogere cursusmateriaal, voor de rechter gesleept. De Washington Post werd een paar jaar geleden gedaagd omdat ze – uit een stuk van ruim honderd bladzijden – drieënveertig woorden over Xenu citeerden.

Inmiddels is dat verhaal echter ruimschoots bekend. Het belandde ooit op het net, en Scientology heeft jarenlang gepoogd iedereen die het stuk in kwestie op z’n homepage had regelrecht een faillissement in te procederen en viel huizen binnen om computers van waar af het verhaal op het net gepost was, in beslag te nemen. Citeren mag echter altijd, ook op het net, en zodoende staat Xenu’s verhaal nu met toestemming van de rechter op het net: http://www.spaink.net/fishman/ot3.html. Afgelopen zaterdag werd een versie ervan uitgedeeld in talloze steden, en ik was daar erg tevreden over: want de homepage waarlangs het verhaal over Xenu legaal de wereld in kwam, is de mijne.

In Amsterdam demonstreerden twee andere notoire critici van Scientology: de Zweed Zenon Panoussis en de Nederlander Johan Wevers. Gedrieën komen wij voor op alle vijandenlijsten die Scientology internationaal bijhoudt. Bij elke zaak die de sekte tegen iemand aanspant, vallen onze namen opnieuw: via de rechter wil Scientology dan weten of anderen met ons hebben gebeld, gemaild of anderszins contact hebben gehad; met bijgevoegd de eis of derden alle kopieën van e-mail uitgewisseld met ons maar even willen overhandigen.

Zenon werd door Scientology gedaagd omdat hij hoger cursusmateriaal, de zogeheten NOTs, op het net zette. Hij leverde in het kader van zijn eigen rechtszaak diezelfde stukken in bij het Zweedse parlement en het gerechtshof; en aangezien Zweden grote waarde hecht aan openbaarheid, werden de NOTs daarmee definitief publiek toegankelijk. Iedereen – Zweed of niet – kan sindsdien de NOTs inzien of tegen kopieerkosten een exemplaar opvragen. Een en ander leidde onder meer tot diefstal van de originelen, vermoedelijk door sekteleden, en tot diplomatieke rellen (omdat Amerikaanse congresleden zich voor Scientology’s kar lieten spannen en eiste dat het Zweedse parlement haar eigen, nationaal verankerde, Offentlighets-princip zou opgeven).

Johan Wevers tenslotte is degene die, onder de schuilnaam ‘Vorlon’, diezelfde NOTs als eerste op het net postte. Scientology heeft in Nederland een halfhartige poging gedaan Wevers te dagen, maar tot een zaak kwam het nooit. Deels omdat de sekte, wijzer geworden door de zaak Xenu en de zaak Zenon, bang waren ook van de NOTs legale versies te creëren. Maar ondertussen blijkt dat ze een ander, vileiner motief hebben.

Jarenlang hebben vermeende geheimen van Scientology hun weg naar het net gevonden. Een deel daarvan werd gepost door iemand, of door een groep mensen, die zich ‘Scamizat’ noemde: een samentrekking van ‘Samizdat’, de naam voor geschriften die in de oude Sovjet-Unie onder critici verspreid werden, en ‘scam’, oftewel ‘leugen & bedrog’.

Scamizdat ageerde tegen de flessentrekkerij die onder Scientology plaatsvond, en koos de openbaarheid als wapen. Wie Scamizdat was, wist niemand: ook andere critici niet. Totdat Scientology besloot een voorbeeld te stellen en de zoveelste criticus aansprak. Ene Grady Ward – een netgebruiker die van niets wist – werd in de VS door de sekte aangeklaagd en werd ervan beschuldigd zowel Scamizdat als Vorlon te zijn. Ward ontkende. Het hielp niet. Zijn zaak sleept al bijna twee jaar en hij is ondertussen failliet.

Johan Wevers heeft inmiddels publiekelijk meegedeeld Vorlon te zijn geweest, en de Amerikaan Ray Randolph heeft meegedeeld een deel van de Scamizdat-postings voor zijn rekening te hebben genomen. Grady is derhalve oprecht onschuldig. Wevers wil nu naar de Verenigde Staten om ter ontlasting van Grady Ward te getuigen. Scientology tracht dat momenteel te verhinderen, en dient daartoe zelfs moties in bij de rechter die de Scamizdat-zaak beheert.

Scientology wil namelijk eindelijk een schuldige hebben, dat moest Grady dan maar zijn, en kan geen getuige à décharge gebruiken. Ze willen niet opnieuw afgaan voor de rechter, niet opnieuw moeten hoeven toegeven dat hun claims van auteursrechtschending en hun persoonlijke beschuldigingen fout waren. Dan liever iemand willens en wetens vals beschuldigen.

Emotionele wonden

HET MELDPUNT DISCRIMINATIE maakte zich een paar weken geleden boos op mij; het meldde per ingezonden artikel in deze krant dat ik moslims kwetste, benevens me onheus had uitgelaten over Mohammed Rabbae. Buiten het feit dat ik het buitengewoon oneens was met hun reactie, verbaasde hun formulering me danig. Wat is dat toch met dat ‘kwetsen’, en vanwaar de populariteit van die term juist in verband met discussies over migranten, religie en de multiculturele samenleving?

In een debat over inkomenspolitiek zul je een vakbondskaderlid of werkloze nooit horen zeggen dat hij of zij zich ‘gekwetst’ voelt door een voorstel tot verlaging van het minimumloon; en patiëntenorganisaties zullen nimmer beweren dat zij zich ‘gekwetst’ voelen door een verandering in de WAO. Die spreken over rechten, over belangen, over nut, effectiviteit en zin. Zodra het over culturele zaken gaat, is de term ineens niet van de lucht, vermoedelijk bij ontstentenis aan een ook voor anderen navolgbare redenering. Maar bezeerde emoties zijn uiteraard geen grond voor een discussie. Wie gekwetst is in zijn gevoelens en deswege in onmacht vervalt, dient zich te vervoegen bij vrienden, of voor mijn part bij een psycholoog, voor een emotionele pleister.

Aanzienlijk beter echter is het om je te verweren: zet een debat op, bestrijd een verhaal dat je onwelgevallig is met argumenten en een tegenverhaal. Zeggen dat je bezeerd bent is flauwekul: dat is alsof je een debat tracht te winnen door van de tegenstander te zeggen dat die niet aardig tegen je doet, en dat zulks gemeen is. Bovendien is het een akelig generiek verwijt: iedereen kan zich te allen tijde gekwetst voelen door willekeurig welke uitspraak, maar dat wil nog niet zeggen dat dat gevoelen ook terecht is, of dat een ander daarmee het recht ontvalt de gewraakte woorden nog langer in de mond te nemen.

Laten wij het daarom vooral bij feiten en verifieerbare zaken houden in plaats van over vage gevoelens te spreken. Rabbae dus. Ik viel een paar columns geleden in een korte alinea tegen hem uit. Graag neem ik de wollige handschoen van het Meldpunt op en zal ik uitgebreider beargumenteren waarom ik, waar het religieuze en multiculturele zaken betreft, geen bijster hoge pet op heb van Rabbae’s opstelling. Dat laat overigens onverlet dat hij moed heeft betoond in zijn verzet tegen de Marokkaanse overheid.

Toen de commotie over Rushdie ontstond, de Iraanse ayatollah de fatwa over de schrijver afkondigde en er in Engeland publieke verbrandingen van De duivelsverzen werden geënsceneerd, vond Rabbae, toen directeur van het Nederlands Centrum Buitenlanders, dat Nederlandse moslims naar de rechter moesten om een verbod op De duivelsverzen af te dwingen. Dat was bepaald geen kalmerende uitspraak; eerder een raillerende. “Al was ik de laatste moslim in Nederland, dan nog zou ik mijn best doen het boek te laten verbieden,” zei Rabbae.

Als duo-lijsttrekker van GroenLinks herhaalde hij dat standpunt vijf jaar later, in januari 1994, tegenover het NRC en stelde hij dat ‘zijn ‘beleving als moslim’ boven de opvattingen ging die GroenLinks in haar verkiezingsprogramma heeft vastgelegd. Bovendien leek een gang naar de rechter hem ‘de demokratische weg’ bij uitstek. Vier dagen later, nadat het partijbureau van GroenLinks werd bedolven onder telefoontjes en opzeggingen, draaide Rabbae om als een blad aan de boom en vertelde hij dat hij inmiddels had geleerd “dat verbieden van een boek geen zin heeft. Bovendien is het aandringen op een verbod strijdig met de uitgangspunten van GroenLinks, dat streeft naar maximale vrijheid van meningsuiting.” Nu is dat een loffelijk standpunt, maar het klonk meer als angst voor stemmenverlies. Bovendien had hij zich een en ander eerder kunnen realiseren, bijvoorbeeld toen hij zich kandideerde voor het lijsttrekkerschap.

Onderwijl bleek dat Rabbae De duivelsverzen helemaal niet had gelezen. Op grond waarvan wist hij dan al die parmantige meningen over het boek te formuleren, en zijn goegemeente te vertellen dat Rushdie “op denigrerende wijze over het privéleven, over de vrouwen, van de profeet [heeft] geschreven” en dat “zo’n verhaal vernederend voor moslims” is? Op grond van roddel en achterklap, en de opstokerijen van fundamentalisten.

Het Meldpunt meent dat het flauw van mij is Rabbae kwalijk te nemen dat hij voor een verbod op De duivelsverzen pleitte; dat deden veel islamitische organisaties immers ook, stellen ze. Dat kan best wezen, maar ten eerste waren die geen lijsttrekker van GroenLinks (wat toch een andere invalshoek jegens zaken als vrijheid van meningsuiting en persvrijheid veronderstelt) en ten tweede waren er evenzovele moslims en -organisaties die ni­et voor een verbod pleitten: die De duivelsverzen met genoegen lazen, Rushdie steunden, en in z’n boek behalve een mooi verhaal ook een zinnige bijdrage aan het debat over de plaats en de betekenis van de Islam zagen. En tenslotte: als ik me boos maak over strenge christenen die The Last Temptation of Christ wilden verbieden, zou het een rare figuur zijn als ik Rabbaes pleidooi voor een verbod wel accepteerde – om niet te zeggen uiterst hypocriet.

Rabbae heeft meer vreemde tournures gemaakt. Pleitte hij eerst voor het tegengaan van discriminatie van homoseksuelen, in de laatstleden verkiezingscampagne beweerde hij plotseling dat ‘jullie’, in casu de Nederlandse homoseksuelen, er maar aan moesten wennen dat ‘wij’, in casu de Islamieten, daar heel anders over denken. Dat homoseksualiteit bij een deel van zijn geloofsgenoten niet prettig ligt, is bekend en lastig zat; maar in tegenstelling tot wat Rabbae suggereert met een dergelijke uitspraak, hebben lang niet alle islamieten er moeite mee.

Het monolitische ‘wij’ was dan ook uiterst misplaatst en fungeerde hoofdzakelijk als versterking van de aversie van homoseksualiteit die her en der (en niet alleen bij islamieten) leeft. Bovendien geeft het voor een vertegenwoordiger van GroenLinks geen pas zoiets te zeggen: die dient juist de progressieve opvattingen onder moslims te versterken, in plaats van ze te ontkennen. Van een katholiek die voor GroenLinks in de Kamer zit, verwacht ik immers ook dat hij of zij eerder het standpunt van de 6 Mei-beweging vertolkt dan dat van een gereformeerd groepje uit een achterafdorp.

En dan dat gedoe met internaten: toen het CDA in november 1996 voorstelde om speciale internaten in te stellen voor allochtone criminelen, alwaar ze behalve te arbeiden ook verplicht inburgeringscursussen zouden moeten volgen, was Rabbae mordicus tegen. Hij zag er een stigmatisering in van allochtonen in – en terecht. Waarom zou je criminele allochtonen anders willen behandelen dan criminele autochtonen; rehabilitatie- en inburgeringsprogramma’s zijn immers niet alleen voor allochtonen van belang. Er zijn zat Nederlanders die een lesje in fatsoen behoeven, benevens wegwijs gemaakt dienen te worden in een tamelijk complexe en stroperige samenleving.

Maar als Rabbae zo tegen was, waarom stelde hij dan in hemelsnaam een paar maanden eerder zelf voor om internaten te openen voor allochtone jongeren die dreigen te ontsporen? Let wel: niet voor jongeren die veroordeeld waren, maar voor hen die dreigen te ontsporen. Wie met open ogen rond kijkt, ziet dat juist voornoemde stigmatisering maakt dat allochtone jongeren een groot risico lopen op grond van vrijwel niets naar een internaat gezonden te worden. Zou dat dan zo’n verworvenheid zijn?

Ik weet het niet met Rabbae. Ik heb voornamelijk de indruk dat hij een draaikont is; en in religieuze aangelegenheden hoor ik Oussama Cherribi, kamerlid voor de VVD, duizendmaal liever dan hem. Bovendien vindt Cherribi niet snel dat hij gekwetst is. Die roept gewoon terug als hij het ergens niet mee eens is; die rept niet van emotionele wonden en psychische pleisters, maar argumenteert.

Karin Spaink kwetst moslims

Ingezonden artikel

BIJ HET MELDPUNT Discriminatie zijn meerdere klachten binnengekomen over het stuk Gratis ammunitie van Karin Spaink in Het Parool van 27 januari. Zij schreef dit stuk naar aanleiding van de uitspraken van minister Borst over het afbreken van een zwangerschap wegens het geslacht van de foetus. De klagers zijn van mening dat dit stuk kwetsend is voor moslims en vooroordelen bevestigt.

Het Meldpunt Discriminatie is een door de gemeente Amsterdam gesubsidieerde instelling met als doel het in de openbaarheid brengen en melden van discriminatie op grond van afkomst, religie en huidskleur in de ruimste zin des woords.

Wij zijn het met de klagers eens. Minister Borst heeft op l7 januari in het Veronica-tv-programma Het Laatste Woord gezegd: “Ik kan mij voorstellen dat een vrouw uit een buitenlandse cultuur in een noodsituatie terechtkomt, wanneer zij voor de derde of vierde keer een meisje krijgt en dat haar huwelijk, zelfs haar leven op het spel staat.” Deze uitspraak is ook letterlijk geciteerd in Het Parool die dag.

Naar aanleiding van deze uitspraken is een publiek debat ontstaan over dit onderwerp. Tot onze verbazing, maar ook grote ergernis, meenden de deelnemers aan deze discussie dat de ‘buitenlandse vrouwen’ over wie de minister sprak, islamitische vrouwen waren. Zo ook Spaink: “De minister (..) vindt dat islamitische vrouwen die in de problemen komen wanneer hun vent geen dochter wil, het recht moeten hebben de vrucht te laten aborteren.”

Daarmee slaat zij de plank helemaal mis. De minister heeft dat immers helemaal niet gezegd en ook in latere toelichtingen geen enkele verwijzing naar islamitische vrouwen gedaan.

Spaink verwijt de minister dat die ‘een vals beeld schildert van de islam, daarmee domme Nederlanders een argument in handen gevend voor hun haat voor buitenlanders’. Naar haar mening speelt Borst ‘er juist islamitisch-fundamentalistische stromingen mee in de kaart’.

Vervolgens maakt Spaink een onderscheid tussen ‘zeer liberale islamieten’ en ‘fundamentalisten’. Zij veronderstelt dat die ‘zeer liberale islamieten’ tegen het afbreken van zwangerschappen zijn vanwege het geslacht van de foetus, en de ‘fundamentalisten’ daarvóór zijn. Op grond waarvan meent Spaink dit te mogen concluderen? Het getuigt van weinig kennis van de islam.

Als men een willekeurige belijdende moslim vraagt of abortus is toegestaan, dan zal hierop een ontkennend antwoord volgen en zeker op de vraag of men vanwege het geslacht een zwangerschap mag afbreken. Daarin zal geen verschil zijn tussen ‘liberale islamieten’ en ‘fundamentalisten’. Wat Spaink de minister verwijt – een vals beeld schilderen van de islam – doet zij dus zelf.

Uitermate denigrerend spreekt Spaink over Mohamed Rabbae, die zij verwijt ‘fundamentalistische taal’ uit te slaan omdat hij zich óók gekwetst voelde door De duivelsverzen van Salman Rushdie. Als moslim hoeft men geen ‘fundamentalist’ te zijn om zich gekwetst te voelen door dat boek. Dit moge toch duidelijk zijn gebleken toen een groot aantal moslim-organisaties, verenigd in het Islamitisch Landelijk Comité, via juridische weg een verbod op het boek wilde vragen. Het voert toch te ver al deze organisaties als ‘fundamentalistisch’ te bestempelen.

Tot slot verklaart Spaink zich tegenstander van cultuurrelativisme, daarmee suggererend dat het afbreken van een zwangerschap wegens het geslacht behoort tot de cultuur van moslims. Een dergelijke suggestie getuigt van onkunde van en vooroordelen ten opzichte van moslims en de islam.

Met haar stuk kwetst ze zeer vele moslims en bevestigt zij de bestaande vooroordelen ten opzichte van islam en moslims. Dat kan nooit de bedoeling zijn van Het Parool. Wij vinden het dan ook jammer dat de krant dit stuk in deze vorm heeft gepubliceerd.

Amsterdam, A. MASSELMAN
medewerker Meldpunt Discriminatie

Naschrift Spaink:

Het Meldpunt en haar klagers zijn slechte lezers. In mijn gewraakte column meld ik dat abortus van aanstaande meisjes onder islamieten zelden voorkomt (in China en India komt meisjesmoord helaas aanzienlijk vaker voor). Nergens relateer ik de verschillen tussen progressieve en orthodoxe islamieten aan opinies over abortus; wel aan opinies over emancipatie en vrouwenrechten, wat me een meer dan gerechtvaardigd verband lijkt.

Dat ik denigrerend spreek over Mohammed Rabbbae, klopt overigens wel. En ik doe dat met recht. De man meldde dat hij zich ‘gekwetst’ voelt door Rushdies Duivelsverzen, maar bleek het boek bij navraag niet gelezen te hebben. Voorts heb ik geen hoge pet op van iemand die, zoals Rabbae een paar jaar geleden deed, meldt dat “de homoseksuelen in Nederland er maar aan moeten wennen dat wij [=de islamieten] anders denken over homoseksualiteit”. Zo’n man propageert een stupide interpretatie van de islam.

Karin Spaink

Een uitgebreider commentaar op deze kwestie schreef ik later in Emotionele wonden, Het Parool, 24 februari 1997. Een eerdere, ook niet bijster positieve column die ik over Rabbae en De Duivelsverzen schreef, was Kwetskans, Het Parool, 7 februari 1994.

Literaire les

HET COC NIJMEGEN hield in november vorig jaar een druk bezocht congres over homoseksualiteit en onderwijs. In de jaren tachtig werd er op scholen en op lerarenopleidingen redelijk veel aandacht besteed aan homoseksualiteit: er werden cursussen opgezet, lesmateriaal werd doorgelicht, vakbonden maakten zich druk om docenten die wegens hun seksuele voorkeur problemen op school ondervonden, decanen en mentoren werden erop geattendeerd dat problemen rond hun coming-out de prestaties van leerlingen nadelig kon beïnvloeden, en dergelijke. Kortom, het leek erop dat er een prettig soort gevoeligheid voor zulke kwesties ontstond.

Maar dat blijkt danig te zijn veranderd. Het hoger beroepsonderwijs is drastisch gereorganiseerd: allerlei opleidingen zijn bijeen geveegd vanwege de schaalvergroting die het ministerie afdwong, en op de daaruit resulterende onderwijs-conglomeraten is nauwelijks nog aandacht voor homoseksualiteit en pedagogiek. Tot mijn verbazing hoorde ik dat de lerarenopleidingen – waar ik zelf heb gestudeerd, en waar in mijn tijd (oma vertelt) cursussen roldoorbrekend onderwijs werden opgezet en interessant lesmateriaal werd vergaard – tegenwoordig niets meer aan zulke onderwerpen doen en dat alle kennis erover is weggesmolten.

Het wrange is dat homoseksualiteit tegelijkertijd een steeds prangender probleem wordt op scholen. Docenten die jarenlang geen doekjes wonden om hun seksuele voorkeur, en die niet de indruk hadden dat zulks hun functioneren belemmerde, merken nu ineens dat ze alsnog last krijgen: er zijn regelmatig leerlingen die het op ze voorzien hebben, die ze pesten, die agressief worden of in de klas luidkeels de meest vuige opmerkingen maken. En dat fenomeen heeft te maken met etnische achtergrond: het zijn vaak Turkse en Marokkaanse jongeren – of preciezer: jongens – die zich aan dergelijk gedrag te buiten gaan. O zo pijnlijk om te zeggen, juist omdat je zelf niet wilt discrimineren en geen voedsel wilt geven aan racisme in welke vorm ook.

De verhouding tussen Islam en homoseksualiteit is een gecompliceerde. Het helpt dan niet altijd om je te realiseren dat zulks evenzeer geldt voor de verhouding tussen het Christendom en homosualiteit: wanneer je in Nederland bent opgegroeid, heb je – bijna uit de aard der zaak – de beschikking over een heel arsenaal aan tegenargumenten. Wie van jongsafaan ondergedompeld is geweest in een christelijke cultuur, weet waar de barsten zitten; en het wordt dan ineens heel makkelijk om mensen die zich op grond van religieuze argumenten tegen homoseksualiteit verzetten, op hun nummer te zetten.

Door te zeggen dat de zwarte-kousen variant van het Christendom niet de enige is, bijvoorbeeld; of door er andere, meer liberale bijbelteksten tegenover te zetten en te wijzen op het bestaan van religieuze homo-organisaties, homosuele priesters en in de kerk ingezegende homohuwelijken. En de Paus, ach, daar lachen de meesten om in Nederland. Maar als Mohammed Rabbae, indertijd duo-lijsttrekker van GroenLinks, tijdens de verkiezingscampagne botweg roept dat “jullie” er maar aan moeten wennen dat “wij islamieten” homoseksualiteit nu eenmaal niet accepteren, zwijgt iedereen gegeneerd.

Wanneer het om de Islam en de Koran gaat, weten geboren & getogen Nederlanders zich immers doorgaans geen raad. Het zou vreselijk helpen indien autochtonen zich realiseren dat de Islam, evenmin als het Christendom, een monoliet is, en dat er minstens evenveel interpretaties over de Koran de ronde doen als over de bijbel. Je verdiepen in de cultuur is het beste wat je kunt doen, dunkt me; dan krijg je vanzelf oog voor de barsten daarin, en op grond daarvan argumenten voor een discussie. Of een weerwoord.

Verhalen en boeken lezen is daartoe een uitstekend middel, en nog plezant bovendien. Ik heb Hafid Bouazza’s bundel De voeten van Abdullah (Arena, 1996) derhalve om diverse redenen met genoegen gelezen. Prachtige verhalen, mooi geschreven, en het barst er van de homosuele handelingen. Niet dat de mannen in kwestie zich ooit als homoseksueel zouden definiëren – ze kijken wel uit – maar zowat alle jongens die in de bundel voorkomen, maken kennis met de zinnelijke liefde via hun contacten met volwassen mannen. Of soms met een schaap, dat kan ook.

Het boek is een schitterend wapen in discussies met mensen die de Islam voorstellen als homofoob. Wat te denken van passages als: “Het klimaat in Marokko doet een jongens snel oud worden. We hadden die zachtheid verloren, die zo geliefd was bij de imam van de moskeeschool en de jongemannen van het dorp die de huwbare leeftijd hadden bereikt. De schoot van de imam, die ons het Arabisch alfabet en enige verzen uit de Koran moest bijbrengen, waren wij al ontgroeid en op de schoot van zijn niet al te smetteloze djelleba, die ooit onze billen had gedragen, zaten nu andere knapen…”

In Het Parool vertelde ooit een docent hoe succesvol een dergelijke strategie was. Het hoofd van de school en zijn collega’s drongen er bij hem op aan z’n homosualiteit voortaan maar liever te verbergen: z’n allochtone leerlingen ‘zouden daar nog niet aan toe zijn’. En inderdaad, zodra ze doorkregen hoe de vork in de steel zat begonnen ze “hibne” tegen hem te sissen, het Turkse woord voor ‘flikker’. De man besloot er in de klas een discussie aan te besteden. In die les beweerden de Turkse jongens dat homoseksualiteit vies was, want “homo’s gaan door het raam in plaats van door de deur naar binnen”. De man, niet op z’n achterhoofd gevallen, wierp tegen dat Turkse mannen dat voor het huwelijk ook vaak doen bij hun Turkse verloofdes, om hun maagdelijkheid te sparen. Waarna de jongens in hun hemd stonden en het gesis verleden tijd was.

Gratis ammunitie

TOEN DE MEDIA de eerste verhalen plaatsten over lesbische vrouwen die kinderen wilden krijgen, bleek al heel vlot wat de standaardvraag was die iedereen – artsen, journalisten, kennissen, familie en vrienden – deze vrouwen zou stellen: “Wat doen jullie als het een jongetje wordt?” Met als subtekst: jullie willen vast geen jongetje, want jullie zijn lesbisch. Zou zo’n stel het in hun hoofd hebben gehaald om opgeruimd te antwoorden “Och, als blijkt dat het een jongetje gaat worden, dan laten we de vrucht toch gewoon aborteren?”, dan was de hel losgebarsten. Zie je wel, die lesbo’s, niet te vertrouwen, die willen alle mannen afmaken, zou men in koor geroepen hebben.

Maar ze zeiden zulke dingen niet, de lesbo’s die zo graag mamma wilden worden en een kind om op te voeden en te verzorgen. Ze wilden namelijk heel overtuigd en heel doodsimpel een kind, niet per se een van een bepaald merk, en het kostte al zoveel moeite om artsen te vinden die bereid waren mee te werken aan kunstmatige inseminatie voor lesbiennes dat een discussie over het gewenste geslacht uitsluitend op een andere planeet gevoerd had kunnen worden.

En nu zegt een minister zoiets. Uit zichzelf. Ze vindt dat islamitische vrouwen die in de problemen komen wanneer hun vent geen dochter wil, het recht moeten hebben de vrucht te laten aborteren. Ik had eerlijk gezegd niet de indruk dat organisaties van islamitische vrouwen en masse hadden betoogd dat zij deze wens koesterden of absoluut en zeer dringend behoefte hadden aan deze mogelijkheid, noch dat het probleem levensgroot onder hun geloofsgenoten heerste en dat tal van instanties dagelijks platgebeld werden door islamitische vrouwen die huilend vertelden dat hun man ze het huis uit wilde flikkeren als ze zich niet per ommegaande lieten aborteren, nu het kind geen jongetje zou worden, later, als het geboren was.

Mij lijkt dat een minister, zeker een van Volksgezondheid, mocht het probleem bestaan, daar voorts een andere oplossing voor aan te bieden heeft. Deze vrouwen er op wijzen dat hun man dat niet zomaar voor hen mag bepalen, bijvoorbeeld, en Blijf van mijn Lijf-huizen flink subsidiëren. Die mannen bijscholen in mensenrechten, in casu die van vrouwen (en ze tevens vals uitleggen dat het hun zaad is waardoor het een meisje werd, en dat mevrouw hun echtgenote daar niet veel aan kon doen). Foldertjes in wachtruimtes bij huisartsen neerleggen. Voorlichting geven via Postbus 51. En vooral ook: de aanbevelingen uitvoeren van de zoveelste Wereldconferentie voor Vrouwen, waar, toen die een paar jaar geleden in Beijing werd gehouden, de Nederlandse delegatie zich sterk heeft gemaakt voor het stoppen van aborteren van aanstaande meisjes – wat juist in China veel schijnt te gebeuren, aanzienlijk vaker dan in islamitische landen.

Bovendien zou de minister er goed aan doen zich te realiseren dat ze een vals beeld schildert van de islam, daarmee domme Nederlanders een argument in handen gevend voor hun buitenlandershaat. En heel ondoordacht speelt minister Borst er juist islamitisch-fundamentalistische stromingen mee in de kaart. Want er is niet zoiets als ‘de’ islam – evenmin als er sprake is van ‘de’ Katholieke Kerk. Er worden richtingenstrijden gestreden, er zijn zeer liberale islamieten die zich doodschamen voor de orthodoxe stromingen en daar zware, lastige debatten mee voeren. Er zijn landen waar oorlogen worden gevoerd rondom zulke richtingenstrijden. Er zijn – ook in Nederland, getuige onder meer imam Van Bommel – islamieten die zich uitsloven hun geloofsgenoten bij te spijkeren waar het vrouwenrechten betreft en die het daarom soms hard te verduren hebben.

En wat doet Borst? Zulke liberale opvattingen binnen de Islam steunen en propageren? Welnee: ze geeft de fundamentalisten gratis ammunitie en vrij baan. Zegt de orthodoxe zeikerd tegen zijn vrouw: ‘Heus, het heeft nog in de krant gestaan: de minister vindt ook dat jij een abortus mag wanneer ik er moeite mee heb dat we een meisje krijgen.’ Gevloerd door deze ministeriële goedkeuring legde de echtgenote zich vervolgens als een lam bij de feiten van haar man neer. En die man maar fijn zijn reine geweten oppoetsen. Borst, wapenen moet je zulke vrouwen! Ze sterken en bemoedigen, niet hun verzet ondergraven! Zeggen dat ze gelijk hebben niet alles te accepteren, in plaats van manlief te steunen in zijn ouderwetsigheid.

Misschien moet Borst eens een gesprekje over de diversiteit in de islam en de nadelen van cultuurrelativisme aanknopen met VVD Tweede Kamerlid Oussama Cherribi. Die is bovendien in religieuze zaken opvallend progressiever dan zijn GroenLinkse geloofs- en Kamergenoot Mohammed Rabbae, die pretendeert links te wezen maar die het in de aanloop voor de vorige verkiezingen presteerde om met een uitgestreken smoel te zeggen dat ‘zij, de homoseksuelen in Nederland’ er maar aan moesten wennen dat ‘wij, de islamieten in Nederland’ heel anders denken over zulke zaken, en die de bezwaren tegen Salman Rushdies boek De Duivelsverzen van harte ondersteunde aangezien hij zich ook ‘gekwetst’ voelde door Rushdies boek.

Minister Borst moet boos worden op Rabbae, en op ieder ander die fundamentalistische taal uitslaat. Of ze nu islamiet zijn, Artikel 31’ers of prevelende prelaten. Borst zou zich ernstig moeten afvragen wat ze ervan zou vinden als – pakweg – de Nederlandse boeren ineens zouden roepen dat hun echtgenotes voortaan ook maar hun aanstaande meisjesbabies moeten mogen aborteren, omdat immers alleen jongens de zaak kunnen overnemen, later als ze groot zijn; of wanneer de Nederlandse adel ineens en masse zou besluiten alle vrouwelijke foetussen voortaan te aborteren, aangezien de adellijke titel niet in de vrouwelijke lijn overerfbaar is. Ik wil wedden dat Borst dan tegen was, en dat ze cultuurrelativisme dan barbaars zou vinden. En dan had ze volstrekt gelijk.

[Naar aanleiding van deze column kwamen er klachten over mij binnen bij het Meldpunt Discriminatie.]