In haar prachtige essaybundel Frictie, die kort voor de zomer verscheen, beschrijft Miriam Rasch onder meer hoe allerlei technologie – van apps tot apparaten – ‘gemak’ beloven, een frictieloos bestaan. Ze nemen taakjes van ons over, bewijzen ons diensten en zorgen voor ons, als een legertje elektronische dienstbodes die altijd voor ons paraat staan.
Het hoogste streven is dat tussen wens en daad amper afstand resteert: nog voor de melk op is, heeft je koelkast al een vers pak voor je besteld. Apps beloven te anticiperen op je behoeften. De slimme thermostaat floept aan zodra hij merkt dat je onderweg naar huis bent; je koffiemachine krijgt een seintje om je eerste bakkie troost te maken, net voordat je slaapapp besluit dat het ideale moment is aangebroken om je wakker te maken.
Die droom is niet zonder gevaren. Zulke apps zitten bomvol surveillancesensors, en ze delen hun over jou vergaarde data zonder je medeweten – laat staan je instemming – met allerlei nieuwsgierige bedrijven. Ze zijn vaak slecht beveiligd, zodat ook ongenode gasten er toegang toe hebben.
Rasch snijdt een ander punt aan, waarover ik niet eerder had nagedacht: een leven zonder frictie is ook een leven zonder moeite, een wereld zonder weerstand; en, zo betoogt ze, uiteindelijk ook een wereld zonder ethiek, zonder reflectie.
Afgelopen week zag ik daar een frappant voorbeeld van. Ik hielp iemand die onderzoek had gedaan naar de digitale beveiliging van Waternet, de dienst die bruggen, gemalen en sluizen bestuurt, de riolering beheert, voor de zuivering en levering van drinkwater zorgt, en het waterpeil in Amsterdam en de wijde omtrek controleert.
Schrik niet, maar de beveiliging van de digitale architectuur van deze vitale dienst bleek een teringzooi te zijn. Uit interne documenten bleek dat je met oude, niet onderhouden mobieltjes kunt inloggen, dat er honderden computers draaien die niet meer kunnen worden onderhouden, en dat je vanaf de interne servers waarmee de water-infrastructuur wordt beheerd, ook gewoon je mail kon ophalen of wat in de krochten van internet kon lummelen, onderwijl troep naar binnen latend. De vaste grap op de afdeling Security van Waternet is nota bene dat iemand met slechte bedoelingen makkelijk de stad onder water kan zetten.
En hoe kwam dat? De maatregelen die de afdeling beveiliging voorstelt, worden steevast overruled door managers die dat allemaal maar ‘gedoe’ vinden. Zij staan op hun ‘gebruiksgemak’.
Verhip, dacht ik na een dag interne documenten lezen. Deze mensen hebben ‘last’ van de beveiliging en wensen koste wat kost frictieloos te werken. Exit beveiliging. Gebruiksgemak boven alles! (Zouden ze hun voordeur met hetzelfde gemak openlaten – je sleutels steeds moeten opdiepen is immers reuze onhandig – als waarmee ze eisen dat waternet de achterdeur wagenwijd openspert?)
Wrijving geeft glans, frictie houdt ons veilig, en zonder weerstand zijn we verloren.
Eind vorige week was het op nog slechts
De gemeente moet hier geld besparen om ’t daar te kunnen uitgeven, en kampend met zowel een coronacrisis als met
Dat de laatste maanden nieuwe dwarsverbanden zijn ontstaan tussen allerlei tegenbewegingen, is eerder geconstateerd. Maar de verse mengelmoes is ronduit fascinerend – knappe jongen of meid die dat kon voorspellen. De mensen die het 5G-netwerk wantrouwen en denken dat ons afweersysteem door ‘5G-straling’ wordt vernacheld, sloten al snel een bondgenootschap met de mensen die meenden dat covid-19 een ‘hype’ en niets dan een ‘griepje’ was.
Wie extra kwetsbaar is, kan beter een stapje terugdoen. Zo geven we jongeren – en de economie – weer de ruimte. Emeritus hoogleraar ethiek Heleen Dupuis legde het in
De langste hittegolf, de heetste dag, de droogste zomer, de grootste afkalving van de ijsbergen, de hevigste stortbuien – het hagelt records, dit jaar, maar geen van allen verdienen ze gejuich.
Afgelopen donderdag hield het kabinet weer een persconferentie over corona, en kondigde aan dat mensen met ingang van deze week voortaan bij horecabezoek hun contactgegevens moeten achterlaten. Dit om te zorgen dat, mocht een bezoeker (of medewerker) later besmet blijken te zijn, andere mensen gewaarschuwd kunnen worden.
Ook mij hangt het de keel uit. Ik wil argeloos de schouder van een collega kunnen beetpakken, iemand vanzelfsprekend omhelzen, hartelijk handen schudden, tegen een vertrouweling aanleunen, een vriend stevig vastpakken. Ik kan gelukkig thuis werken, zonder financiële consequenties, maar ik mis de dagelijkse omgang met collega’s vreselijk. Vooral dat je nu voor zowat alles een formele videomeeting moet beleggen hindert me – alle terloopsheid, alle natuurlijkheid is kwijt.
Haar zinnen maakt ze nog zelden af, en ze praat zacht. Meestal komt er weinig meer dan wat flarden uit haar mond, een gebroken ketting van woorden.
‘We zijn er nu wel klaar mee, met dat virus,’ zei