Theorie

‘MANNELIJK IS CONCENTRATIE, aandacht op één punt. In de wetenschap en de kunst komt dat tot uitdrukking, maar ook in de geslachtsdaad. Vrouwelijk is expansie, spreiding, boodschappen doen, kinderen opvoeden, zwanger zijn, allemaal expansie.’ Zou autowassen dan een kwestie van concentratie zijn, en vaatwassen van expansie? Naar de maan reizen concentrerend, en naar de supermarkt eerder expansief? En dan was kinderen trainen natuurlijk expansief gedrag, maar een voetbalelftal op peil houden juist meer concentrerend gedrag! Zo had ik de zaak nog nooit bekeken. Nee maar, deze mevrouw heeft werkelijk een prettig-overzichtelijke kijk op de wereld. Gauw verder lezen.

‘Men kijkt bij mannen meestal naar het concentrerend deel. Mannen gaan naar hun werk en zeggen: ik ben technicus. Maar als je ze goed observeert blijkt dat ze op vergaderingen oeverloos praten, van tuinieren houden en met belangstelling luisteren naar de problemen van anderen. Expansief gedag dus.’ Tsss! Het is me wat – dat mannen, indien men ze aandachtig gade slaat in hun natuurlijke omgeving, en dus niet in kooitjes opgesloten waarbij ze in doolhoven moeten rondrennen om aan stroomstoten te ontkomeen of juist om hun dagelijkse graankorrels te bekomen enzo, ook wel eens geheel vanzelf vrouwendingen gaan doen. Absoluut verbazend: mannen die vrouwendingen doen, ik kan er niet over uit. En wellicht dan misschien mogelijk eventueel ook veevee? Dat vrouwen heus mannendingen…?

Ja warempel. Volgens ingenieur Anna Backerra, die hier aan het woord is (zie haar redevoering in het NRC Handelsblad van 10 november 1992), is elk mens tot verschillende gedragingen in staat. Ze kwam tot deze wonderbaarlijke en wereldschokkende conclusie door zichzelf uitgebreid te observeren en analyseren. Er was namelijk iets met haar, vond ze: ze heeft natuurkunde gestudeerd, maar heeft desalniettemin kinderen gekregen. Dat vond ze toch wel wat vreemd. (Nou en of. Iedereen weet dat baarmoeders vrouwen naar het hoofd stijgen indien zij studeren, dat is alom bekend; en dan nog wel natuurkunde, zo’n heus exact – om niet te zeggen: mannelijk – vak. Dan baar je, indien een beetje vrouw zijnde, natuurlijk hooguit nog cyborgs, of robotten. Wat mij overigens erg handig lijkt, zo’n kant-en-klaar kind, want die hoef je niet zindelijk te maken. Exit potjestraining.)

Bovendien bleek de weledelgeleerde ingenieuze na enige oefening viool te kunnen spelen, en wist voorts nog een roman te schrijven ook. Dat gaf de doorslag. Nu wist ze het zeker. Als zij mannendingen kan én vrouwendingen, kunnen mannen natuurlijk vrouwendingen en mannendingen doen! Het ei van Columbus, net wat U zegt. Luister en huiver: ‘De mens is tot twee karakters in staat: concentratie óf expansie, of: m = e + c. Dat is de Wet van het Dualisme. In mijn model zijn de expanderende en concentrerende karakters losgekoppeld van mannen en vrouwen.’

Vervolgens besloot ze dat het hoog tijd was om de wereld in te lichten over haar opmerkelijke bevindingen. Wie weet zou haar Wet van het Dualisme voor anderen nog heel wat onthullende inzichten opleveren, en hun benevens een mooi streven voor het leven kunnen ingeven. Bijvoorbeeld dat E-mensen hun C zouden kunnen gaan zoeken, en de C-mensen natuurlijk hun E. Want dat kan, zegt ze. Immers, ‘zelf heb ik na een periode van expansie weer teruggegrepen op mijn concentrerende vermogens. De laatste jaren is het mij gelukt beide karakters aan de praat te houden.’ Beide karakters aan de praat houden – de emancipatie per dialogue intérieur. Nee echt, deze vrouw is geniaal. Veel in onszelf praten moeten we, en benevens mét, en dan komt alles binnen de kortste keren goed tussen de dames en de heren, en hun soms wat moeizame collectieve onderlinge verhouding.

En ze heeft nog een handig dingetje ontworpen ook, om ons te helpen bij het gesprek. Een cirkel. De Twin Disc, die wij dienen in te vullen door te bepalen over hoeveel E en C wij thans beschikken. ‘De cirkel staat voor de mens. De ene helft is gevuld met hokjes: concentrerende activiteiten. In de andere helft staan stippen, dat zijn de expanderende activiteiten.’ Opdat wij niet alleen kunnen zien of wijzelve nog enigszins in evenwicht zijn, qua stippen en hokjes, maar ook of degene die we ons hart hebben geschonken, bij ons past. Dan moeten we namelijk beider schijven over elkaar heen leggen, en kijken of het klopt. Qua puntjes en stippen.

Een hart schenken – zou dat nou expansief gedrag zijn of juist concentrerend? Ik heb deze prachtige theorie nog niet helemaal in de vingers, geloof ik.

De komende maanden ga ik hard studeren.

Monsters, maniakken & moeders

HORROR HOORDE NIET. Niettemin trof ik bij mijn regelmatige bezoeken aan horrorfilms in de pauze wel eens een politieke verwant aan, die dan acuut erg ongemakkelijk werd. Meestal gingen ze gauw iets mompelen over toch moeten weten wat de massa boeit en kritisch onderzoeken van de volkssmaak en op de hoogte willen blijven. Zo ontmoette ik in de wandelgangen van de futuristische vechtfilm Total Recall een doorgewinterde PSP’er, hij droeg nog een baard en sandalen, die hevig begon te blozen en mij snel iets te drinken aanbood. Zwijgwijn kreeg ik.

Pas sinds de opkomst van de gelikte horror-thriller à la Silence of the Lambs neemt dat ongemak af; horror wordt zelfs een beetje chic. De hoofdredacteur van De Groene bijvoorbeeld meldt tegenwoordig quasi-nonchalant, in de inmiddels vergeefse hoop daarmee zijn kennissen te shockeren, dat hij al wel acht keer naar Basic Instinct is geweest.

Horror is plotseling modieus. Men schrijft nu ook over horrorfilms. Maar dat horror kennelijk mag, wil niet zeggen dat daar fatsoenlijk of verstandig over geschreven wordt. Neem nu Alien 3, een film waarop ik mij zeer verheugde (hij viel tegen, maar dat terzijde).

De Alien-cyclus, die over de strijd tegen een schier onverslaanbaar parasitair organisme handelt, een zich supersonisch voortplantende draak, heeft intrigerende subplots. Een daarvan behandelt de vraag wat een mens precies tot mens maakt. Is de mens die zich voor het karretje laat spannen van een internationaal concern – dat het organisme wil bemachtigen om zijn positie in de biologische oorlogsvoering veilig te stellen – en die daartoe zijn collega’s bedriegt en bedreigt, nu meer of juist minder menselijk dan de androïde, de menselijk ogende robot die zijn leven in de waagschaal stelt om zijn maten tegen de Alien te beschermen? Zijn misdadigers collectief fout of zit er desondanks wellicht een méns tussen verkrachters, moordenaars en wat dies meer zij? Aan wie heb je meer in geval van nood: aan domme en bureaucratische gevangenisbewakers, of aan loyale criminelen?

En, zoals vaak in horrorfilms, de centrale vraag is hoe te handelen wanneer het gevaar onafwendbaar is. Er zijn grofweg drie opties. Pruilen of geïntimideerd raken, wat neerkomt op wachten op verlossing; je drukken en afzonderen van je lotgenoten of zelfs hopen het op een akkoordje te gooien met de vijand, oftewel verraad en collaboratie; of proberen te overleven door het gevecht te zoeken, by means fair or foul (wat voor de meeste personages gewoonlijk ook neerkomt op ten onder gaan, maar dan tenminste eervol want strijdend).

Over de slachtoffer-optie kunnen we kort zijn. Die slaagt. Cum laude. Het monster smakt na, en maakt zich op voor de volgende ronde. De eigenbelang-optie loopt geheid spaak, omdat je afzijdig houden niet mogelijk is en de vijand vals en onbetrouwbaar blijkt. Terugvechten, bij voorkeur samen met medestanders is het devies. Pulp ’em or perish.

De charme van de Alien-cyclus is dat het gevecht consequent geleid wordt door een dame. Ze zweept de rest op en voert ze aan alsof Rinus Michels vanaf de kleuterschool haar rolmodel is geweest, en is ingenieus als geen ander. In de rol van sergeant Ripley heeft Sigourney Weaver zich al doende een warme plaats in het hart van menig feministisch getinte kijker verworven. Ze vecht, ze vecht desnoods gemeen, ze houdt de spirit erin, ze scheldt en schreeuwt en doodt en wil per se overleven. Liefst met anderen. Dat monster moet kapot. En ze wint, keer op keer. Voor Ripley geen getrut over hakken en ingescheurde nagels, en of haar haar wel goed zit.

Ripley is een vrouw. Ripley vecht, Ripley overleeft, en Ripley heeft dat uitsluitend aan zichzelf te danken. Ripley is her own man.

Nu is de terugvechtende en deswege overlevende dame in horrorfilms al een jaar of tien in zwang; met name de slasher movies danken hun plot aan een dame die het noodgedwongen opneemt tegen een monster of een maniak, hem uiteindelijk verslaat en het daardoor – gewoonlijk als enige – redt. Die hausse in dameshelden heeft iets te maken met het feminisme, maar evenzeer met het feit dat de ontwikkeling van voorbestemd slachtoffer naar vastberaden overlever zich in de horrorfilm makkelijker op vrouwen laat projecteren.

Filmrecensenten – door de bank genomen niet vreselijk vertrouwd met de ins & outs van horror – snappen die dameshorrorheld niet altijd zo. Vrouwen, en ze krabden zich op het hoofd, daar was iets mee, maar wat ook weer… vals vechten akkoord, maar winnen, in hun up nog wel… nee, dat deden mannen, toch? Iets met Sylvester Stallone enzo?

Die onkunde leidt tot domme vergelijkingen. Ripley wordt allerwege een vrouwelijke Rambo genoemd, wat nonsens is, want Rambo is per definitie een loner en Ripley probeert juist consequent medestanders te vinden. Rambo’s vechten tegen de wereld en Ripleys juist om erin te mogen blijven.

Sommige interpretaties zijn ronduit bizar. In Aliens bindt Ripley de strijd aan met de Alien Queen Bee; een eieren leggend monster dat de oermoeder blijkt te zijn van de exemplaren die Ripley al eerder over de kling heeft gejaagd. Ripley doodt ook dit monster, en weet bovendien een klein meisje uit de klauwen van de Queen Bee te houden. En wat schrijft Joyce Roodnat in haar verwarring in het NRC: ‘…de strijd van Sergeant Ripley tegen het immense, slijmerige wezen is vormgegeven als een wijvengevecht op titanen-niveau, met als inzet een klein meisje waar beiden hun «moederlijke» zinnen op hadden gezet. Alien 3 gaat verder op dat motief. De alien haakt weer naar het moederschap en kiest een onverwachte draagmoeder voor het uitbroeden van de embryo.’ Bas Heijne beschrijft, ook in het NRC, de film in termen van een gevecht tussen de ware moeder en de valse moeder, en draagt als bewijs daarvoor het gegeven aan dat Ripley het monster voor «bitch» uitscheldt.

Wijvengevecht. Bitch! Ach natuurlijk, en men haalde weer opgelucht adem, Ripley vecht uit moederinstinct; eigenlijk, beste kijkertjes, is ze niets dan een leeuwin die haar welp beschermt. Ze is geen heldin, ze is gewoon maar een moeder. En alle moeders vechten solo en gewapend met vlammenwerpers tegen monsters, dat is bekend.

Echte moeders, valse moeders, draagmoeders. Als Ripley nu een meneer was geweest, zou het titanengevecht tussen Ripley en de Alien dan ook in zulke termen beschreven zijn? Bijvoorbeeld als een uit de hand gelopen echtscheiding, waarbij Mama Monster en Papa Held bij gebrek aan een interplanetaire rechtbank een robbertje vechten om de toewijzing van hun kleine lieve dochtertje? Zou Meneer Ripley dan draagvader zijn genoemd? Ik denk haast van niet.

De koffie is klaar

OF HET U is opgevallen weet ik niet, maar er is iets aan de hand met koffie. Of althans met de reclames voor koffie. Het gezin is er namelijk afgeschaft.

Koffie heeft in de reclame altijd de rol vervuld van heilig aureool dat het gezin geurend omsloot: je neemt een pappa, je neemt een mamma, vervolgens komen er kinderen (vanzelf, veronderstel ik), en dan is er koffie… Koffie stond in de reclame strijk en zet voor rust, gezelligheid en saamhorigheid: het gezin om de tafel of met z’n allen op en rond het bankstel geschaard, schemerlampen plus kattengesnor aan en wellicht als bonus opa en oma op bezoek. Het gezin was, zo leerde ons de reclame, pas af en vond haar ultieme bekroning wanneer de drie K’s waren geregeld: kinderen, koffie en koekjes. Mamma’s die danig bij moesten komen van datzelfde gezin konden vervolgens terecht bij Moccona, dat een moment voor jezelf in de aanbieding had.

Die tijden zijn dus voorbij. Terugblikkend geloof ik dat het begonnen is bij Nescafé. Nescafé onttrok zich aan het gezin en lardeerde zijn reclame met heupwiegende dames in dunne fladderjurkjes; vermoedelijk omdat instantkoffie op een andere markt mikte dan het gezin. Echte mamma’s lossen niet op, echte mamma’s filtreren.

Waarom het gezin met bijbehorende koffiemerken in discrediet begon te komen, werd reclamekijkend Nederland in diezelfde periode duidelijk gemaakt: wanneer manlief bijkwam van het installeren van de caravan of het opzetten van de bungalowtent en zijn eega een vers pak koffie aanbrak (het juiste merk is me ontschoten) kwam prompt de rest van de camping op bezoek en eiste ook een kopje koffie. De rest van de camping bestond namelijk uit alleenstaanden, en die konden toen nog geen filterkoffie zetten. Mams goot met de moed der wanhoop verder, maar je zag dat de kringen onder haar ogen zich verdiepten en hoe ze pijnlijk duidelijk hunkerde naar dat moment voor haarzelf. Dat werd scheiden.

Vervolgens deed Kanis & Gunnik een poging de alleenstaande-vrouwenmarkt te veroveren door zich aan te bevelen als koffie voor mensen die weten wat ze willen: werken en liefhebben en koffie, maar geen gezin en vooral geen om koffie bedelend bezoek; dat bleek niet alleen een zaak van bewuste of moderne keuzes maar ook veel goedkoper als je een dame was, geen gezin hebben. Kanis & Gunnik, goede koffie voor een goede prijs.

Daarna kregen we Rosta, een koffiesoort die gezien het model dat in de bijbehorende reclame figureerde – halfgeschoren kaak, doordringende blik, openstaand overhemd – erg mannelijk was en waarvan de merknaam dan ook met een raspende Zware Van Nelle-stem uitgesproken diende te worden. Rosta koffie, pi­ttige koffie. Voor mannen die niet aan gezinnen doen.

Het was pas goed raak toen koffie gecombineerd werd met koffielikeur. Hooggehakte schoenen die uitgeschopt werden, ijl damesgezang op de achtergrond, een slank been dat zich languissant onder een soepelvallende jurk op de sofa vouwde, een glimp van een heer in een maatcostuum, een luxe-merk hoogpolige kat die mauwde en dan, tijdens de vlammende blikken die tussen haar en hem overschoten, koffie met Bailey’s. Romig klokte de likeur in de fonkelend geslepen glazen. Hier werd een chique affaire bedreven of een yuppenbestaan gevierd. Koffie zonder kinderen. Maar met likeur. En dus passie.

Sindsdien valt er geen kind meer te bekennen in de koffiereclames, en drinkt men koffie om het vrijgezellenleven luister bij te zetten of als teken dat het diploma Erotiek Voor Gevorderden met vlag en wimpel verkregen is. Het wemelt van de reclames voor cappuccino uit eenpersoonszakjes, alleen heet water dient men zelf mede te brengen, die gedronken wordt op hotelkamers voorzien van veranda’s die uitkijken op zonovergoten Italiaanse stadjes. Van jongemannen die hun naar een gezin hongerende hospita afschepen met beleefd doch gereserveerd aangereikte kopjes suiker en vervolgens zelf lekker eenpersoonsporties koffie met mokkasmaak gaan drinken. En van verliefde stelletjes. Cafuego: speel eens met vuur, en zinderende jongens en meisjes. Carte Noir: koffie vol verlangen, omlijst met reikende handen en zwoele gezichten.

Jammer dat nergens een glimp van damesdrift of herenhartstocht ontwaard kan worden, maar de belangrijkste emancipatoire stap is onmiskenbaar gezet. Men verlangt, men verlangt zelfs vurig, en zeker niet naar kinderen of huiskamergeluk. Het gezin is opgeheven, qua koffie.

De koffie is bijna klaar. Nu de rest nog.

De wolf is de mens een wolf

DE DIERENBEWEGING BOEKT vooruitgang. De bio-industrie is helaas nog niet afgeschaft maar wordt gaandeweg aan banden gelegd; de scharrelkip mag zich in een groeiende populariteit wentelen; er zijn internationaal effectieve lobbies tegen het testen van cosmetica op dieren. En sinds 1 oktober kent Nederland het Veterinair Tuchtrecht: dierenartsen kunnen door gedupeerde dierenbezitters voor het Veterinair Tuchtcollege worden gesleept in geval van nalatigheid of wangedrag.

Maar er valt nog veel te doen. Peter Singer, de grondlegger van de dierethiek: “De dierenbeweging is nog jong, maar telt toch duizenden mensen over de hele wereld. Alle beetjes helpen. Toch, als je kijkt naar de beweging tegen racisme die zoveel ouder is, besef je wat een lange weg we nog te gaan hebben. De strijd voor dierenbelangen reikt verder en haalt nog meer overhoop in termen van economische belangen.” Wie zijn wij, zo luidt Singers redenering, om de belangen van dieren te veronachtzamen? Ook dieren kunnen lijden en hebben gevoelens; we dienen derhalve onze morele oogkleppen af te zetten en mogen niet zomaar met hun leven sollen omdat ze tot een ander species behoren dan homo sapiens.

Loffelijk. Persoonlijk zou ik graag een standbeeld opgericht zien voor de kwallen die er eind mei in slaagden de kerncentrale in Borssele stil te leggen. Ze slaagden waar mensen faalden, eenvoudig door met hun allen het koelwatersysteem van de centrale binnen te zwemmen. Een fantastische actie, helaas met kamikaze-trekjes. Maar er zijn grenzen aan dierethiek. Ik had bijvoorbeeld liever dat de dierenbeweging bij haar acties elementair fatsoen, ook jegens mensen, in acht zou nemen. “Stop dierproeven tegen AIDS” plakte de Bond Autonomen Tegen Dierproeven overal in Amsterdam ten tijde van het aidscongres. Spaar de dieren, laat aids floreren.

In de hoop dat U het mij niet euvel duidt: ik zou wenend maar zonder pardon een dierentuin vol jonge katjes opofferen, desnoods eigenhandig, in ruil voor een remedie tegen aids. Natuurlijk kunnen dierproeven beperkt worden; nieuwe onderzoeksmethoden raken in zwang, waardoor gecompliceerde operaties tegenwoordig op beeldschermen kunnen worden geoefend of voorbereid. Dergelijke virtuele operaties zouden wellicht ook het obligate opensnijden van kikvorsen en weeshondjes tijdens de anatomische lessen kunnen vervangen. Maar ook bij zulke innovaties blijft het onvermijdelijk dat medicijnen moeten worden getest op levende wezens. En ik heb toch werkelijk liever dat de effecten en bijwerkingen van pillen en poeders op poedeltjes worden uitgeprobeerd dan op mensen, zelfs al zijn die mensen ongeneeslijk ziek.

Te vaak deugt er iets niet in de manier waarop diervriendelijke mensen hun overtuiging naar buiten brengen. Zo heb je van die fijne bumperstickers waarmee autobestuurders hun medeweggebruikers waarschuwen dat die zich wat hen betreft total-loss mogen rijden tegen diezelfde autobumper: “Pas op. Ik rem voor dieren.” Iemand die het leven van een duif prefereert boven dat van een mens vertrouw ik niet helemaal. En al jaren erger ik me aan de zeehondenaffiches van Greenpeace waarop een jong met van die teddyberenogen ons smekend aankijkt of we hem asjeblieft willen sparen. Niet omdat het onnodig of wreed is hem te doden, maar zuiver en alleen omdat hij zo lief is. De sentimenten die dat affiche oproept wijken niet af van die waarop Pater Koopmans wilde inspelen: een jammerend jong wezen dat met huilogen roept dat het vermoord gaat worden tenzij wij ingrijpen. Van de anti-abortuslobby vinden we zulk sentiment verdacht. Van Greenpeace opeens niet.

En over welke dieren heeft de dierenbeweging het eigenlijk? Alleen over aaibare beesten met heuse ogen die vochtig kunnen kijken, of vallen kakkerlakken, huismijten, bladluizen en micro-organismen ook onder hun welwillendheid? Zijn ze voorstander van het beschermen van bacteriën en geldt het doden van virussen mogelijk als een verwerpelijke vorm van discriminatie naar soort? Zou Peter Singer zich tegen vaccinatie verzetten op grond van de gedachte dat ook micro-organismen recht van leven hebben? En wat te doen met dieren die andere dieren onheus bejegenen? Dat de ene diersoort de andere doodt ziet de dierenbeweging door de vingers, met een beroep op de wayward ways of nature. Met exact hetzelfde argument kun je verdedigen dat mensen dieren doden, dunkt me. Of vallen mensen voor de dierenbeweging niet onder de natuur?

We hebben eerder een periode gekend waarin dieren voor vol werden aangezien. Niet dat men ze ervan betichtte er een bewustzijn op na te houden, maar dat geloofde men van mensen toen al evenmin. Elk handelend wezen – dier of mens – werd simpelweg verantwoordelijk gesteld voor de gevolgen van zijn of haar daden en kon daarop worden aangesproken. Julian Barnes heeft een vermakelijk hoofdstuk geschreven over een rechtszaak uit 1520 tegen de termieten die de troon waarop een bisschop zijn heilig zitvlak wilde laten neerdalen, hadden ondermijnd. De termieten werden aansprakelijk gesteld voor het daaropvolgende bisschoppelijk hoofdletsel. Misschien moet de eerstvolgende pitbull die een kleuter doodbijt maar voor de rechter worden gesleept. Met Singer als advocaat.

Tekens

OP DE FEMINISTISCHE Boekenbeurs was nog een akelige rel. Iets met radicalesbo’s die begonnen te schelden op heterodames in het algemeen en mannen van beiderlei kunne in het bijzonder, en dat hetero enigszins vies was en lesbo witter waste en het programma van de beurs te bont was. U kent ze wel, dat soort discussies, vrees ik.

Er werd gescholden; er werd geschreeuwd. Er werd uiteindelijk zelfs gepord, getrokken en geduwd. Een vriendin van mij, Z, die die dag medeverantwoordelijk was voor het reilen en zeilen des beurs en die nogal bedreven was in het omgaan met hinderlijke types, liet zich niet intimideren en greep in. Waarop een van de radicalezzies begon te krijsen dat zij zich er al helemaal buiten diende te houden aangezien ze overduidelijk deel uitmaakte van het vijandelijk kamp: ze was hartstikke hetero, dat zag je zo, met die laknagels van d’r, en Z had derhalve sowieso geen recht van spreken. Bek houden, oprotten, weg met hetero, dat was het devies. Z, ook niet op haar mond gevallen, liep dreigend op de schreeuwlelijk af en voegde haar toe: ‘Wacht maar, straks pak ik je.’ De radicalesbo verbleekte en bond in.

MEVROUW W, DIE ALOM bekend stond als lesbisch, was iets erg moois aan het beleven met mevrouw X, een dame die voor heteroseksueel versleten werd. Je hoefde ze maar samen te zien om te weten wat er gaande was: ze waren vreselijk verliefd, het spatte hun ogen uit.

‘Hoe zit dat nu toch, met jou en X,’ vroeg een door de wol geverfde exclusieflesbo aan mevrouw W. ‘Is ze nu wel echt zo?’ Mevrouw W dacht aan haar mevrouw X; een lach van minnen en houden van en vertederd en verliefd zijn krulde zich om haar lippen. Ze zei niets; ze smolt alleen maar. ‘Ja maar hoe zi­t dat nu?’ drong de vragenstelster aan. ‘Ze is toch niet lesbisch?’ Mevrouw W dacht aan hun kozen en kussen en aan haar in de war geslapen bed en zei niets. Haar glimlach verdiepte zich nog. ‘Maar haar nagels dan?’ hield de vragenstelster aan.

NAGELS. DAAR IS IETS mee – het is de laatste grens die ingezet wordt om he van ho te kunnen onderscheiden, qua dames. Lippenstift mag weer, korte rokken en lingerie zien wij alom en zelfs hakken zijn tegenwoordig toegestaan, maar lange nagels en dan ook nog gelakt – nee, daar haakt men af. Dat kan niet. Dan is men Niet Echt Lesbisch.

Daartoe geprest wil iemand nog wel eens een poging doen de lange nagel ideologisch te kloven. Dan volgt er een uitleg in het genre dat zulke nagels pijn kunnen doen en tot verwondingen kunnen leiden wanneer men elkaar vasthoudt en kust en koost. Dat lange nagels gevaarlijk zijn, krassen achterlaten en naar aanvoelen.

Nog daargelaten dat eelt en ruwe nagelriemen volgens mij veel erger zijn, en esthetisch minder aangenaam: men overdrijft. Men overdrijft schromelijk. Dat het in werkelijkheid niet om de lengte der nagels gaat en deszelfder kleur, maar dat wij feitelijk spreken over de korte nagel als teken, als middel ter herkenning van De Damessectie Van De Familie, begon mij te dagen toen ik eens een vriendin had die per definitie kloeg over de lengte van de mijne. Hoe kort ik ze ook knipte, het was nooit kort genoeg. Zelfs wanneer ik mij in het vlees knipte en vijlde kloeg zij mij dat mijn nagels te lang waren en haar leed berokkenden. Ik vijlde en knipte; zij kloeg. Het ging ook helemaal niet om mijn nagels. Het ging eigenlijk over mijn lippenstift en mijn kleren en mijn lange haren, met krullen bovendien. Het ging erover dat ik te damesachtig was, niet zo genoeg.

Nu ben ik inderdaad niet zo genoeg, en meneren daar kan ik vreselijk veel en ook innig oprecht van houden, maar dat doet er even niet toe. Het ging erom dat alle onwennigheid over kleding en haar en lippenstift werd uitgevochten op de vierkante millimeters van mijn nagels. Kleren en haar en lippenstift zijn tegenwoordig namelijk politiek oké, ze mogen weer, of liever gezegd: ze moeten weer mogen. En de dames die daar nog over dubben grijpen de nagels aan als laatste verdedigingslinie. Opdat Men elkaar Onderling dan namelijk toch nog érgens aan kan herkennen. Dat er een teken dient te zijn dat he van ho scheidt, en twijfelgevallen en overgangszônes markeert.

Z DEUGT. OF Z lange of korte nagels heeft is haar zaak en desnoods die van haar geliefde, maar zegt absoluut niets over haar betrouwbaarheid in politieke discussies.

W en X zijn razend verliefd en vreselijk aan elkaar gewaagd. Of X pas bekeerd is indien zij haar nagels trimt en in de aceton doopt, betwijfel ik. Of X überhaupt bekeerd en tot Officieel Lid der Familie bestempeld moet worden, betwijfel ik al evenzeer. Belangrijker is dat W en X razend verliefd zijn en vreselijk aan elkaar gewaagd; met etiketten en Familie heeft dat niet veel uit te staan.

Ik wil niemand ooit meer iets horen zeggen over nagels. Nog één woord en ik sla ze uit.

Dieper en dieper

OVERAL IN DE STAD hingen affiches met daarop een meneer in een glimpak met ouderwetse punten aan z’n kraag, met zoveel open knoopjes aan z’n overhemd dat het gemiddelde damesdecolletée daarbij in het niet zonk, en een nepgouden kettinkje om z’n hals. Nu zie je dergelijke types wel vaker, maar deze had een schedel in zijn handen en een ster in zijn voorhoofd, wat hem alweer een stuk ongewoner maakte. Rasti Rostelli, met magie en telepathie en de fascinatie van het ontastbare, zo prees het affiche aan.

Bij Cannon lagen vrijkaarten. Ik grabbelde er twee van de toonbank en reserveerde. De vrijkaart beloofde nogal wat. Telepathie, telekinese, esoterische krachten, spontaan brekende glazen (als ik mijn banden maar heel hou, dacht ik nog), iedereen van het roken en het nagelbijten af en zeven kilo vermageren in veertien dagen. Met recht een wonder, die Rasti Rostelli.

Wij werden eerst vergast op een wervelende show van Erik’s & André’s International Magic, twee heren die illusoire grappen uithaalden op een slanke blondine met een Jordaankapsel en een Albert-Cuyppakje. En daar – tromgeroffel, boem paukeslag, en ook nog rookwolken toe – daar kwam Rasti Rostelli himself. Live leek hij Prince op leeftijd. Mijn BodyGuard en ik knepen elkaar, van spanning en eng en zou hij nu heus? Dat wij straks spontaan vlam zouden vatten, of mijn banden gingen knallen wegens esoterische krachten? O jee o nee? We staken snel nog een sigaret op, het kon onze laatste zijn. Dun waren we al.

De show opende met afgeraffelde verhaaltjes in krom Nederlands. «Hoe vaak gebeurt het dat je aan een persoon denkt en plotseling gaat de telefoon en deze zelfde persoon belt je op? Voorgevoelens die je hebt gebeuren plotseling, een droom die je hebt gehad wordt werkelijkheid… In iedereen sluimert esoterische krachten», orakelde Rasti, en lardeerde dat met overbekende trucjes.

Pas na een uur ging hij serieus aan het werk. Iedereen die wilde ophouden met nagelbijten, roken, snoepen, drinken of andere verderfelijke gewoonten werd gesommeerd zich op het podium te melden. BodyGuard en ik bleven stoer zitten. Maar ons voorgevoel gebeurde niettemin, het werd zelfs overtroffen: bijna de helft van de zaal bestormde het podium. De kandidaten werden in slagorde neergezet en Rasti begon ze collectief te hypnotiseren. «Je valt dieper en dieper in slaap, en dieper en dieper onder hypnosis. Je hoort alleen nog mijn stem. Mijn verlangens zijn jouw verlangens. Je hoort alleen nog mijn stem… Als ik in je ogen blaas word je wakker, als ik klip en klak met mijn vingers val je dieper en dieper in slaap en dieper en dieper onder hypnosis.»

Na een kwartier – BodyGuard en ik begonnen juist aan onze vijfde Mars Icecream Bar en onze tiende sigaret – testte Rostelli voorzichtig zijn kandidaten en stuurde iedereen die niet voldoende onder zijn invloed bleek van het podium af. Na nog een kwartier had hij negen slachtoffers over, mensen die in opperste voldoening een citroen hadden gegeten in de volle overtuiging met een zoete sappige perzik van doen te hebben. Wie zuur keek mocht niet meer meedoen.

Hypnose werkt. Het was bijzonder een juffrouw tot tien te horen tellen nadat Rostelli haar bezworen dat het getal zeven niet meer bestond. «1, 2, 3, 4, 5, 6…» hier aarzelde ze, ergens klopte iets niet… wat kwam nu ook weer na zes? Ze fronste haar brauwen. «6… 8, 9 10!» voltooide ze triomfantelijk. Rostelli vroeg haar haar vingers te tellen. Elf, meldde ze na inspectie, en fronste wederom haar brauwen. Ergens klopte iets niet. Een andere juffrouw kreeg elke keer de kriebels als ze haar naam moest uitspreken. Twee andere mensen («Als ik in je ogen blaas word je wakker en doe je je mond sperwijd open») poogden met open mond een conversatie te plegen, en moesten vooral lachen om elkaar. Dat ze zelf ook wat moeilijk spraken viel hen niet op.

BodyGuard en ik raakten zowaar opgetogen. Zou je mensen zo ook de liefde voor het betere boek kunnen bijbrengen, of henzelf de kriebels laten krijgen van stopwoordjes en modieuze uitdrukkingen? Zodat wij niet meer de enigen waren die daar zo allergisch voor waren, en iedereen permanent ons gevoel voor goede smaak bruskeerde? Of laten ophouden met vieze pattatten eten in openbare ruimtes of knisperen met popcornzakjes in de bioscoop?

Rostelli dacht daar heel anders over. Hoezo literair, hoezo beschaving, hoezo elementair fatsoen? Het publiek diende geamuseerd, en hoe amuseert men het volk? Met brood neemt niemand tegenwoordig meer genoegen, spelen accoord, maar dan met seks erbij. De volgende die wakker werd kreeg de influistering dat de hele zaal naakt was. De mevrouw in kwestie deed haar ogen open nadat Rostelli wat had geblazen, en deed ze vervolgens sperwijd open. Rostelli gebaarde een meneer uit de zaal om op te staan. «Wat vind je van deze?» Ze bloosde. De zaal lag plat. De volgende hypnosant die gewekt werd was een jongeman met heavy-metal krullen. «Tjézus!» zei hij bij het aanschouwen van het publiek. «Ben je hier alleen gekomen?» vroeg Rostelli vals. «Ik ben hier met mijn vriendin,» antwoorde de jongeman trouwhartig. Rostelli gebaarde al naar de zaal en de vriendin stond gezagsgetrouw op. «Ja Jézus, meid trek wat aan! Ben je gek geworden?» viel de gehypnotiseerde jongen uit. De zaal lag plat.

De volgende truc. «Als ik in je ogen blaas, is de zaal weer aangekleed. Nu ben jij naakt», commandeerde Rostelli. En koos als eerste slachtoffer een dikkige jongen, leuk, di­k, altijd goed voor cynisch gelach. Rostelli blies, de jongen opende zijn ogen en verbleekte, de zaal deed cat-calls, de jongen probeerde zich met een rooie kop achter Rostelli te verschuilen; Rostelli ontweek hem behendig. De jongen op het podium stierf duizend doden, de zaal bleef erin. Geen vreselijker leed dan leedvermaak. Haha, kijk toch eens, die jongen schaamt zich!!! Wat stom!!!

Als slotstuk liet Rostelli een assistente met een pop opdraven en vertelde zijn hypnosantjes dat ze alles zouden voelen wat de pop onderging. Slachtoffer één was een meisje, die door Rostelli bij verstek in haar billen werd geknepen en dieper en dieper werd gekust. Daarna werd de heavy-metal kandidaat wakker geblazen, en de assistente gaf de pop een innige zoen en kriebelde de pop omstandig in zijn kruis. Een diepere en diepere blos verspreidde zich over het gezicht van de jongen. Hij wist zich geen raad met deze opwinding ten overstaan van een joelend publiek.

Voodoo-seks onder hypnosis. Dieper en dieper. Rasti Rostell. Lager en lager. De zaal. Platter en platter.

Beursberichten

DE NAAM BELOOFDE niet veel goeds, vonden we: Ero 92, de vakbeurs voor erotiek. Kon het platter? Een beetje meer fantasie had de dames en heren organisatoren bepaald niet misstaan. En dat iedereen die een informatiekraampje wilde neerzetten dat gratis mocht doen, suggereerde bepaald dat ze zaten te springen om inhoudelijke bijdragen. Maar aangezien we met een bizar en ongewoon boek over seks aan de slag zijn besloten mijn uitgeefster en ik dat wij maar naar Den Haag moesten afreizen, ter lering en vermaak.

Bij de ingang ging het al fout. Twee mannen, gehuld in wat mijn uitgeefster netvliesverblindende pakken noemde, verlieten het beursgebouw in gezelschap van een te blonde juffrouw in een te strak pakje die bovendien te veel giechelde. Binnen was het tragisch stil. Het aantal kraampjes in de Houtrusthallen overtrof het aantal bezoekers op waarlijk dramatische wijze.

We liepen de kraampjes langs, koutten wat met twee vriendelijke dames van de NVSH die ons enthousiast condooms overhandigden, keken naar wat zondagsschilderijtjes («erotische kunst van gerenommeerde artiesten»), wierpen een blik op drie azalea’s, een conifeer, een nepvijver en twee versies van De Venus van Milo («de erotische beeldentuin») en storten ons toen maar op de pakjes en behaatjes. Teveel kant, teveel bloemetjes, meer het genre van Tante Truus die haar vent van achter de voetbalbuis probeert weg te lokken.

Christine Le Duc bleek van de weeromstuit onze favoriete stand. Ik snuffelde wat tussen de speeltjes, Carly dook beroepshalve de bladenrekken in. Op kosten van de uitgeverij mocht ik mij iets aangenaams aanschaffen om mijn derde druk te vieren. Ik aarzelde bij een voorbinddildo – alleen al het idee om bij voorkomende gelegenheden achteloos te kunnen zeggen: «Ach ja, die heb ik nog van mijn uitgever gekregen», trok me mateloos aan – maar het kreng was zoals gewoonlijk weer te hard en riep eerder associaties op met een stormram dan met plezierig geplaag en gewroet. Iets van leer, misschien?

Carly hielp uitzoeken. We vonden een prachtig corseletje met jarretels en een brede riem annex jarretel, alletwee met eindeloos lange veters die vastgeregen dienden te worden. Bij dat soort kleding zouden ze eigenlijk een geliefde moeten meeleveren besloten we, wegens het aantrekgemak. We pasten beide kledingstukken. Gaandeweg deze operatie verzamelden zich meer heren om ons heen.

Wij blikten noch bloosden en regen vlijtig voort. «Doet U dat vaker?» vroeg een meneer belangstellend aan Carly, «houdt U daarvan?» Carly wierp hem een netvliesverblindende glimlach toe. Hij verslikte zich, en wende om zijn ogen te sparen zijn blik op mij. «Ken ik U niet ergens van? U komt me zo bekend voor.» Opeens wist hij het. Die meid van de orenmaffia…? Ik bekende. «Ik was nog erg tegen U», stribbelde hij halfhartig tegen, maar smolt zijns ondanks wegens al dat leer waarin ik inmiddels gehuld ging. Je zag hem denken: zo streng, de zweep had ze over de orenmaffia gehaald, en nu dat leer… In zijn gedachten werd ik acuut omgevormd tot droommeesteres, vrees ik.

Na deze geslaagde aankopen trokken we naar het terrasje tegenover de beeldentuin. Plots zag ik aan de overkant een bekend logo. Ja verdomd, de Academie voor Body en Soul, ik struikel toch werkelijk overal over mafiosi. De meneer achter het kraampje herkende mij ook en zond acuut slechte vibraties uit, wat niet hielp. Carly en ik bekeken belangstellend de stand. Veel boeken over Tantra-seks, waarbij de kunst is uren te vrijen zonder klaar te komen. Sadomasochisme op meditatief niveau, zal ik maar zeggen. En natuurkleien dildo’s. Ach ja…

Wij kochten een ero-cocktail (grapefruit-, mango-, sinaasappel- en nog veel meer sap, flink opgeklopt, net als de beurs) bij een vriendelijke meneer. Op tafel lag een folder die we belangstellend doornamen. «De nieuwe sensatie: handleiding onthoeker», schreeuwde het ons tegemoet rond een afbeelding van een onmogelijk ogende vibrator. Onthoeker? Carly en ik, toch van veel markten thuis, keken elkaar niet-begrijpend aan. Een onthoeker – dat klonk alsof de loodgieter er aan te pas moest komen.

Het bleek een vibrator met een bocht erin, bedoeld ter meerdere eer en glorie van de G-plek, u weet wel, die verstandsknobbel vlak na de ingang. Dames, riep de folder, hiermee kan een orgasme worden bereikt dat zijn weerga niet kent! En vanaf vandaag hoort ook ú tot de mensen die deze kans niet voorbij laten gaan… Voor slechts F34,50! Dit orgasme voelt warmer, tintelt door tot in de buik, is veel heviger en meerdere malen achter elkaar te bereiken, ook de folder wist van geen ophouden en stapelde superlatief op superlatief.

Wij duwden ons rietje uit de ero-cocktail in een bocht en zogen onze bekers leeg. Uit mijn ooghoek zag ik de meneer van de Academie voor Body & Soul naar zijn overburen, de SM-club Doma, slenteren. Daar draaiden non-stop video’s. Maar dat was interessant… De Body & Soul-meneer duwde zijn handen diep in zijn broekzakken en bleef minstens een kwartier staan kijken.

Het leven is soms leuker dan de leer.

Koopjesjacht

DE NIEUWE NAAM voor het COC-blad mag dan onbegrijpelijk lijken, hij brengt een mens desalniettemin op vreemde doch intrigerende gedachten. Zie ik een auto passeren die de lettercombinatie XL op het nummerbord heeft, dan moet ik tegenwoordig stilletjes lachen. Grijpt een dame bij de supermarkt bij mij om de hoek in een bak goedkope t-shirts, op zoek naar een nog grotere maat, dan bekijk ik haar soms met hernieuwde belangstelling, ook al hul ik me zelf gewoonlijk in bescheidener afmetingen. De familie lijkt met een klap fors uitgebreid.

Er is een eerder moment geweest dat een koppeling tussen kledingmaat en gelijkgeslachtelijke hints me opgevallen is. U moet weten, ik kom met enige regelmaat in een groot warenhuis om daar de lingerie-afdeling af te schuimen. Een mens moet wat, en als je dan toch wat moet kun je beter zorgen dat er enige variatie in zit, qua ondergoed. Tot mijn grote vreugde was in die periode dieprood opeens erg in zwang, een kleur waar ik al lang naar op zoek was doch die helaas zelfs rond de Kerstdagen niet verkrijgbaar bleek. Schreeuwerig neonachtig rood was al wat men kon bieden, en daar paste ik voor; er zijn tenslotte grenzen. Bovendien snap ik niet hoe iemand ooit op het dwaze idee heeft kunnen komen lingerie de kleur van een stoplicht te geven – een contradictio in terminis.

Dat seizoen echter dacht ik in de prijzen te vallen. Helaas: mijn maat bleek uitverkocht. Een prachtige jongedame met lange haren en nog veel langere benen dook uitermate bereidwilig voor mij in tal van voorraadkasten en verborgen magazijnen, maar kwam met lege handen terug. Dat deed aan haar schoonheid overigens geen centimeter af. Ze bleef vreselijk mooi, extra large zal ik maar zeggen. Ik zou nog wel eens terugkomen, zei ik; de volgende zending komt over een week of twee, bood ze aan.

Toen ik na drie weken een tweede poging deed, herkende ze me subiet en wist zelfs mijn maat nog. Ik bloosde. Het setje was niet gearriveerd. Ik reed met een betrapt gevoel en lood in mijn banden weg en had pas na vier weken weer voldoende moed verzameld. Bovendien had ik me bij die gelegenheid voor alle zekerheid gewapend met een vriendin. Ze was er niet. Het setje, ondertussen al lang niet meer zo belangrijk, evenmin. Ik troostte mezelf met een uitverkoopje.

Een paar weken later verzamelde ik ten tweede male al mijn moed. Ik reed wat rond op de lingerie-afdeling, paste quasi-achteloos een paar niemendalletjes, reed wat rond en zag haar toen andere klanten helpen. Zodra ze alleen was reed ik naar haar toe. Ze meldde het ooit zo vurig begeerde kledingstuk opnieuw absent, en ik zei dat dat me niets meer kon bommen, desnoods deed ik het de rest van mijn leven zonder, maar dat ik haar zo mooi vond.

Tot mijn stomme verbazing greep ze mijn hand vast en zei dat zij nu juist hetzelfde van mij had gedacht. «Nou, dan moeten we maar eens wat drinken», zei ik, me opeens een paar matern groter voelend, extra large zal ik maar zeggen, «of een dansje plegen. Dans je wel eens?» «Kun jij dat dan, met die stoel?» vroeg ze. «Ja… doe ik wel vaker», deed ik nonchalant, absoluut niet in voor een begrijpend gesprek over de ins en outs van rolstoelen en dergelijke. «Zal ik je een keer ophalen uit je werk?» «Dat is goed», zei ze, en moest naar een klant.

Geheel verwilderd reed ik naar mijn vriendin, die in de naburige homoboekhandel werkt. Cruisen in de Bijenkorf, had ze dat ooit meegemaakt? Elke vrouw is te verleiden, zegt deze hartsvriendin altijd, dus die keek nergens van op, maar ze moest wel erg lachen.

De weken daarop had ik het razend druk en kwam er niets van ophalen of drinken, laat staan van dansen. Toen ik een paar weken later weer acte de présence op de lingerie-afdeling gaf, was ze er niet. Nu werd ik koppig, het was erop of eronder: zodra ik mijn zinnen echt ergens op zette, gaf de Bijenkorf plotseling niet thuis. Ja, uitverkoopjes zat, maar extra large, ho maar. Stipt een week later was ik er weer. Zij niet.

Met een rood hoofd schoot ik een collega van haar aan, of zij soms wist wanneer die jonge vrouw, die donkere met die lange haren, hier werkte? De collega wist niet wie ik bedoelde. Ze verwees me naar een andere collega. Oh die? Ja dat was een vreemd geval… Ze was opeens niet meer komen opdagen, zomaar, zonder opgaaf van reden, niet eens ziekgemeld ofzo, ze hadden haar inmiddels maar uit het rooster geschreven. Nee, haar naam wist ze niet precies, die was te onnederlands om te kunnen onthouden, en een adres had ze ook niet. Terwijl ik me verbaasde over de vreemde arbeidsverhoudingen in dit bedrijf trok ik me krijsend de haren uit het hoofd.

Laatst hoorde ik via via dat ze weer aan het werk was. Binnenkort ga ik maar weer eens ondergoed kopen. Extra large.

Complot

AANGEZIEN DAMESDAMES OP de buis geheel ontbreken en Medisch Centrum West nog iets goed heeft te maken (ontnam zij het tv kijkend volk recentelijk niet Guus, die bekeerd raakte?) werd het tijd voor een actiegroep: Maak Reini Lesbisch. Reini tobt al maanden in de serie, met de drank, met haar leeftijd, en vooral met haar vent. Het actiecomité: »Wat Reini nodig heeft, is een vrouw. Een leeftijdgenote waar ze op kan bouwen, die haar verzorgt als ze moe maar tevreden thuiskomt, die haar bijstaat in de problemen met Lucie, die haar teder en onstuimig omhelst, geestig is, relativeert en minstens maatje 42 draagt.»

Nu wil het geval dat ik juist een paar weken voor de oproep van het actiecomité publiekelijk gesolliciteerd had naar een gastrol in datzelfde MCW. Niet om Reini, maar om dokter Victor Brouwer, die door zijn Liza tegenstribbelend ingelijfd dreigde te worden bij de orenmaffia en die behalve aan een ernstige vorm van kanker ook aan een hoogst progressieve vorm van kwakdenken leek te lijden. Hij geloofde kanker te kunnen bestrijden door tekeningetjes te maken en zei dat elke vorm van medisch handelen waar de patiënt niet in gelooft, om die reden niet zal werken – en devalueerde daarmee de complete geneeskunde tot één groot placebo-effect. Ik wou wel in de serie om Victor uit de klauwen der orenmaffia te redden en hem te leren hoe je gezonder ziek kunt zijn. Maar ik mocht niet van Hans Galesloot, die in De Telegraaf ook nog erg boos op mij werd.

U zult wel begrijpen dat toen het actiecomité en ik elkaar laatst troffen, we fluks bilateraal overleg hebben gepleegd. Konden we niet twee vliegen in één klap slaan? Maar natuurlijk konden wij dat. Wij waren voor geen kleintje vervaard. In no time bouwden we mijn sollicitatie om in een duobaan voor Irene Meyer en mij. Irene zag bij nader inzien persoonlijk af van Reini en ik verdrink in maat 42, en dus verviel het plan Reini. Tessa, op wie wij het vervolgens voorzien hadden, is inmiddels een droeve dood gestorven. Onversaagd hebben wij de volgende scenario’s gewrocht:

1. Reini neemt een andere baan. Een nieuwe hoofdverpleegster dient zich aan: zuster Irene Meyer. Astrid Meeuwis, collega van Victor Brouwer en te lang vrijgezel, voelt zich vreemd smelten bij hun gezamenlijke patiëntenbesprekingen. Wanneer Astrid haar verwarde gevoelens met Guus bespreekt, begint haar iets te dagen. Ze trekt de stoute schoenen aan en nodigt Irene uit voor een werkbespreking bij haar thuis. De dames besluiten ter plekke dat het werk minder belangrijk is dan zijzelve en geven zich over aan aards plezier.

Ondertussen is maatschappelijk werkster Nel met zwangerschapsverlof gegaan en val ik voor haar in. Victor Brouwer raakt geroerd door mijn nuchtere doch diep-menselijke benadering van de patiënten, en samen onderwerpen wij de psychologische rimram die chronische ziektes omgeeft aan een kritische beschouwing. Victor geneest van het kwakdenken en probeert van zijn leven te maken wat er van te maken valt.

2. Een getergd aanhanger van de orenmaffia, wiens ingezonden brieven door de redactie van de Volkskrant werden geweigerd, steekt mij schuimbekkend een dolk in de rug (een gastrol van Hans Galesloot). Ik word gevonden door Irene Meyer, die mij allerijl te MCW aflevert. Dokter Victor Brouwer schrikt van de agressie van de orenmaffia en raakt daardoor gelukkig vatbaar voor tegenargumenten.

Irene, die mij een paar keer komt opzoeken, wordt geraakt door de tedere toewijding waarmee Reini’s dochter Lucy, die inmiddels weer in MCW werkt, mij verpleegt. Lucy, opstandig als altijd, trekt zich van het leeftijdsverschil niets aan en trekt Irene op zekere dag de gehandicapten-wc in, alwaar menige zoen gewisseld wordt. De dames beginnen een wervelende relatie.

3. Irene Meyer loopt een hernia op door een wild rolstoeldansje met mij en moet een ligkuur van zes weken doen in MCW. In het aanpalende bed ligt Vroni, Reini’s zus (een rol van Cox Habbema). Vroni raakt geheel in de ban van Irene’s charmes, en al gauw verzoeken beide dames het verpleegkundig team om een tweepersoons ledikant.

Ik ga schuldbewust doch trouw wekelijks bij Irene op bezoek, ontmoet aan haar bed Victor Brouwer en praat hem de orenmaffia uit het hoofd. Hij geneest door chemotherapie. Victor Brouwer en ik nemen samen dansles en worden de Nederlandse kampioenen rolstoeldansen. We treden op in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Vroni en Irene zitten innig verstrengeld in de ereloge.

MCW, here we come!!!

In de herkansing

WAT HEBBEN WE er naar uitgekeken – al wekenlang zoemde het, en vol verwachting klopte ons hart. Wat zouden we aandoen, en zou je er ook echt kunnen zwemmen? Waar lieten we dan onze bril, sigaretten en portemonnee, en was dat nou eigenlijk niet koud, zo alleen maar in badpak? O hemel, maar dan moesten we ons daar wel kunnen omkleden – zou je zien dat dan net alle badhokjes bezet waren. Moest er een handdoek mee, of mochten we hopen dat er badjuffrouwen waren die ons warm zouden wrijven? De kaartjes waren binnen de kortste keren uitverkocht, en ik heb dames met de vuist op tafel zien slaan en onwelvoegelijke taal horen gebruiken toen de festivalkassa die boodschap luidkeels onder de aandacht van de wachtenden bracht.

In de dagen voorafgaand aan het moment suprème steeg de spanning zienderogen. De PTT heeft vermoedelijk goud geld verdiend aan telefoontjes waarin vriendinnen hun wederzijdse outfit eens flink doornamen, trachtten in te schatten wat er verwacht mocht worden, probeerden te bedenken of ze nu vooral wilden kijken of hoofdzakelijk wilden doen, of elkaar vroegen of zij misschien wist of die ene, jeweetwel, misschien ook zou komen en te bespreken of dit nu niet een uitgelezen moment was om haar, nou ja, he, je snapt toch… Om nog maar niet te spreken van al die dames zónder die al die andere dames mét belden om kaartjes los te bedelen.

De Wet Party dus.

Het was een prachtig feest, en als het een gewoon feest was geweest had niemand kritiek kunnen hebben. Want voor een gewoon feest was dit toch een buitengewoon mooie entourage met veel extra’s. Het zwembad was op zich natuurlijk al een bijzondere locatie, en kreeg benevens kleur doordat er ouderwetse go-go danseressen waren ingehuurd en er bootjes, opblaaspoppen en strandballen op het water dreven. Wat het oog echter bovenal streelde waren wijzelf. Nog nooit heb ik zoveel dames in lesbieus verband bijeen zo divers uitgedost gezien: er waren mariniertjes met naakte benen en bevallige kragen, dames in teddy en andere lingerie-achtige blotigheden, korte rokken en dito hesjes of shirtjes, veel summiere badpakken, een paar glittergewaden, en veel anderszins openvallende of doorkijkbare feestverpakkingen. Als kleding opgevat wordt als statement, kun je rustig zeggen dat de meeste bezoeksters slechts gehuld gingen in een samenvatting.

Maar of behalve het water ook wijzelf nu zo verschrikkelijk wet waren… Zoals één van de organisatrices het plat doch toepasselijk uitdrukte: er is meer gepikt dan geneukt.

Er gingen een paar dingen fout. Zo bleken de pornofilms, die bedoeld waren als visuele vibrator, erg aan doeltreffendheid in te boeten nu ze zonder bijbehorend geluid werden vertoond. Het gehijg der dames werkt kennelijk als onmisbaar glijmiddel bij porno. En de muziek was bepaald fout. Die wilde maar niet op gang komen, en het publiek bijgevolg ook minder: dansen is immers altijd een prima manier om het lijf los te krijgen en de eerste contacten te leggen. Ik wil er een lief ding onder verwedden dat wanneer de dansvloer voller was geweest, de badhokjes het zwaarder te verduren zouden hebben gekregen.

Verder was het vooral een kwestie van toch even moeten wennen, geloof ik. Het leek of al die opgezweepte verwachtingen zich ter plekke tegen ons keerden: o jee, nu moesten we ook. De mogelijke oplettende blikken van anderen wogen opeens wel erg zwaar, en dat met dat schelle licht en al die fotografen… Koudwatervrees zal ik maar zeggen. Bovendien wreekte zich die avond het ontbreken van een traditie in publiekelijk losbandig gedrag. Zo snapten veel dames – waaronder ikzelf, moet ik eerlijk opbiechten – pas in de late uurtjes dat dat zwarte landbouwplastic achterin niet bedoeld was om een podium of geluidsapparatuur mee te verhullen, maar seksuele uitspattingen.

We zijn simpelweg nog niet echt ingesteld op de aanwezigheid van een dark room. Verder heeft een aantal van ons proefondervindelijk moeten ontdekken dat je, wanneer je de geboden gelegenheid ten volle wilt benutten, zo’n feest beter niet paarsgewijs kunt bezoeken. En tenslotte wilde ik graag onder Uw aandacht brengen dat we heus moeten leren meer te rouleren (zo had ik zelf bij voorbeeld een paar dames op het oog, waarvan er twee permanent bezet bleken. Door steeds dezelfde!).

Maar hoe dan ook: iedereen had de beste bedoelingen. Er werd beduidend meer gezoend dan op doordeweekse feesten, en de kleding was een forse vooruitgang vergeleken met de gemiddelde COC-dansavond. En het was leuk.

Dit vertoon van wat hoe dan ook een grotere vrijmoedigheid was, verdient aanmoediging en beloning. Van hogerhand is daarom besloten dat wij allen in de herhaling mogen: Velvet, de distributeur van de op de Wet Party vertoonde damesporno, zal zichzelf begin volgend jaar lanceren met een vergelijkbaar feest. Op het droge, weliswaar: de gedachten gaan vooralsnog uit naar Paradiso. Maar ik hoorde al spreken van anderen die zwembadfeesten wilden gaan organiseren. Maak uw borst maar alvast nat…