Iemand kaal scheren is een politieke daad. Wie kaalgeschoren wordt, wordt met die handeling onderworpen en ontdaan van individualiteit, de kaalheid geldt als bewijs geminacht te worden. De Joden werden in de concentratiekampen kaalgeknipt, en na de Tweede Wereldoorlog vrouwen die met de bezetter hadden geheuld. Wie in militaire dienst gaat krijgt in de meeste landen een verplichte crew cut, en zowat het eerste dat de Amerikanen deden met de mensen die ze gevangen hebben gezet in Guantánamo Bay is ze kaalscheren.
Alleen mannen scheren zichzelf kaal. Een enkele keer als vrijwillig statement om hun uitgesproken rechtse affiniteit zichtbaar te maken, maar meestal is het een uit nood geboren handeling, voortgekomen uit de begrijpelijke wens om oprukkende kaalheid en zielige sliertjes om te zetten in een wat kraniger uiterlijk. En heel vreemd kijken we daar niet van op, want mannen worden uit zichzelf geregeld kaal, ook als ze de natuur op hun beloop laten, dus is het beeld niet raar of onwennig.
Vrouwen met kale hoofden zie je daarentegen zelden. Wij zijn eenhoorns.
Aan een pruik begin ik niet, had ik me al voor de aanvang van de chemo voorgenomen, in de zomer is dat veel te warm. Zolang het nog fris was liep ik buitenshuis met mutsjes, sjaals en hoeden (nooit geweten hoe koud een kaal hoofd is), en binnenshuis – bij mijn klanten, bij een presentatie, bij een receptie – steevast blootshoofds: kaal. Alleen als ik een jurk aantrek hou ik een sjaaltje om: kaal met spijkerbroek en t-shirt is goed te doen maar kaal in een jurk is een vlag onder een modderschuit. En het valt me alleszins mee hoe het eruit ziet, dat kale hoofd. Bovendien scheelt het veel gesjor en onzeker getast (zit alles nog wel recht?) maar het is wennen, zowel voor mij als voor anderen. Kaalheid is immers het Kaïnsteken, het signaal dat je moordenaar in je huist.
Er zijn weinig mensen die rechtstreeks kijken, er is sprake van lichte gêne. Maar als ik die vorsende blik wel zie, raak ikzelf vaker dan ik wil gegeneerd: als ze maar niet denken dat ik dit non-kapsel uit vrije wil heb. Gelukkig zie je aan mijn kleding wel dat ik geen skinhead ben, stel ik mezelf dan gerust. (Stiekem hoop ik meteen daarna dat ze het dapper vinden dat ik de ruzie met mijn lichaam niet verbloem.) Of ik zit ergens met Moz, die zichzelf al jaren kaal scheert, en vraag ik me plotseling af of anderen nu denken dat wij zo’n symbiotisch stel zijn dat in alles hetzelfde wil zijn. Soms zie ik geschrokken blikken: oh god die heeft kanker. Tot mijn verbazing zie ik soms ook boze blikken, meestal van oudere vrouwen; ik denk uit woede omdat ik de sociale codes verbreek.
Maar dat wil ik juist. Ik wil de effecten van kanker niet verhullen. Elke maand krijgen duizend vrouwen de diagnose borstkanker, het is de meest voorkomende kankersoort in heel Nederland, en je ziet ons zelden terug, we zijn in het maatschappelijke beeld goeddeels afwezig. Dat maakt het voor iedereen die de diagnose net krijgt of nog middenin de behandeling zit – zoals ik – nog moeilijker dan het al is: er is een sociale lacune, een gat gevuld met pruiken en protheses en doen of er niets aan de hand is.
Maar het wringt en schuurt, zo’n logo. Niet alleen omdat diezelfde fabrikanten van twee walletjes eten: ze blijven even zo vrolijk troep produceren die zonder dat kersverse, o zo verantwoorde logo door het leven gaat en omringen hun andere voedingsmiddelen met valse gezondheidsclaims. Het wringt vooral omdat zo’n logo gezondheid valselijk voorstelt als het eenzijdige resultaat van iemands hoogstpersoonlijke selectie in de supermarkt: ‘ik kies bewust’.
De grijze haren gaan er kennelijk het eerst aan, want dinsdagmiddag was mijn kapsel weliswaar ingestort – mijn kruin schemerde er al flink door – maar ineens was ik een stuk donkerder. Mijn hoofdhuid was geïrriteerd en jeukerig. Ik ben rampen en akeligheden gewoonlijk liefst voor, dan heb ik tenminste het gevoel dat ik ze nog enigszins in de hand heb; zo ook nu. Dinsdagavond besloot ik dat het genoeg was. Als ik opschoot kon ik kaal met Moz naar de sneak, en konden we daar als onze schedels vergelijken en de broer-en-zus act perfectioneren (Moz is mijn geadopteerde broertje en scheert zijn hoofd al jarenlang).
Na een uur ploeteren had ik nog niet de helft klaar, en echt glad kreeg ik het ook niet. Zelf doen is leuk maar dan moet je wel weten hoe. Moz gebeld: ‘Yikes. Het lukt me niet. Vind je het erg om in plaats van te sneaken mij te komen helpen? Kijken we daarna naar The L-Word, om het goed te maken.’ Moz vond het goed. Tegen de tijd dat-ie kwam had ik een deel van de achterkant gedaan maar achter mijn oren lukte het met geen mogelijkheid. Het zag er niet uit, ik geloof dat Moz zijn best moest doen om niet te gaan schateren :)
Daags daarna gingen Menso en ik naar Brussel en Antwerpen voor een radio-interview en een presentatie van ons gamingboekje. Tas pakken, mutssja op, sjaal eromheen, broodjes kopen, trein in. Ik hield het ding angstvallig op. Toen we na het interview in Antwerpen waren en het festivalgebouw betraden, dacht ik: ‘nu of nooit’ en trok het ding van mijn hoofd. In het diepe. Daar. Kijk, ik ben kaal. Er liepen ook een paar mannen rond met een kaalgeschoren schedel maar da’s toch net iets anders. Twee uur later deden we onze presentatie, ik met bloot hoofd, en hoewel dat raar voelde vond ik het niet echt erg. Maar ik eindigde wel met een opmerking over chemo, om een beetje uit te leggen waarom ik geen haar had.