Dames als daders

Incest, mishandeling en ander grof vuil

HOEWEL ER DRIFTIG op is gestudeerd, heeft nog niemand een sluitende verklaring van de oorzaken van geweld tegen vrouwen kunnen ontwikkelen. Tegenwoordig wordt algemeen erkend – niet alleen door feministen – dat zulke vormen van geweld een structurele oorzaak hebben, en dat de machtsverschillen tussen mannen en vrouwen daarbij doorslaggevend zijn. Maar wat blijft er van zulke theorieën over als het vrouwen zelf zijn die zulk geweld plegen?

De nekslag voor het lesbisch utopia

SINDS GERUIME TIJD zijn er gevallen van seksueel geweld en mishandeling bekend die op geen enkele wijze met de feministische interpretatie vallen te rijmen, en waar niemand goed raad mee lijkt te weten: (seksueel) geweld binnen lesbische en homoseksuele relaties. Uit de betrekkelijk summiere informatie die nu beschikbaar is, blijkt dat onder dames vooral mishandeling zo vaak voorkomt dat je feitelijk niet meer kunt spreken van een incident. Seksueel geweld gepleegd door lesbische vrouwen – in de vorm van verkrachting, intimidaties en dergelijke – komt, afgaande op het aantal meldingen, aanzienlijk minder voor; of wellicht is dat nog minder bespreekbaar dan mishandeling.

Ook onder homosksuele mannen komt dergelijk a-typisch geweld voor. De stichting Op Je Flikker Gehad?!, een meldpunt voor geweld tegen homoseksuele mannen, meldt in haar jaarverslag van 1984 twee gevallen van mishandeling door de partner en een niet nader gespecificeerd aantal verkrachtingen door homoseksuelen. De stichting spreekt hier van ‘onderling geweld’. Een Amerikaanse enquete uit 1983 onder mensen die beroepshalve met homo’s in contact komen (hulpverleners, advocaten, barkeepers, activisten etc.), leverde een aanmerkelijk hoger cijfer op: 86 procent van de ondervraagden was homo’s tegen gekomen bij wie geweld in de relatie voorkwam. 1

De eerste Nederlandse melding van geweld onder lesbo’s stamt bij mijn weten uit 1984. In dat jaar plaatste het Nijmeegse blad Vrouwentongen twee anonieme interviews met dames die door een vriendin of vrouwelijke kennis tot seksueel verkeer waren gedwongen en werden mishandeld. Sindsdien zijn er, zij het mondjesmaat, meer verhalen losgekomen waarbij lesbo’s als dader van (seksueel) geweld optreden. SEK, het ledenblad van het COC, publiceerde in 1987 een aantal korte interviews waarin daders en slachtoffers van mishandeling aan het woord kwamen; hun ervaringen wisselden van een eenmalige vechtpartij tot een poging tot wurging. Het Engelse vrouwenblad Spare Rib plaatste een ingezonden brief waarin een vrouw verhaalde hoe zij na een bezoek aan een bar een lift kreeg van een vrouw, en door haar aangerand werd. En wie haar oor te luisteren legt of rechtstreeks informeert naar geweld onder dames, krijgt onverwacht veel te horen.

Over de omvang van dit ‘onderlinge geweld’ kan niemand iets met zekerheid zeggen, maar zo af en toe schemert er iets van door. Zo gaven in een onderzoek naar conflicthantering door lesbische vrouwen 7 van de 23 respondenten op dat zij wel eens fysiek geweld hadden gebruikt in hun relatie. 2 Momenteel wordt er een onderzoek uitgevoerd waarbij meer systematisch naar geweld en mishandeling binnen lesbische relaties wordt gezocht. Diana van Oort, die een onderzoek uitvoert naar de omvang van geweld van tegen lesbische en biseksuele vrouwen en meisjes door derden, heeft in haar vragenlijst een onderdeel opgevoerd waarin ze informeert naar ervaringen met ‘onderling’ geweld. Precies vertellen kan ze het nog niet – de eerste ruwe gegevens zijn pas later dit jaar te verwachten – maar het aantal respondenten dat te maken heeft gehad met geweld binnen een lesbische relatie, noemt ze zelf ‘verrassend hoog’. 3

Ook de Schorerstichting in Amsterdam, die zich gespecialiseerd heeft in hulpverlening en relatietherapie voor lesbische vrouwen en homoseksuele mannen, heeft in de laatste jaren met enige regelmaat lesbische paren in therapie gehad bij wie mishandeling de directe of indirecte aanleiding was om aan te kloppen. Een poging van twee jaar geleden om een groep rond dat thema op te zetten, mislukte; er waren te weinig aanmeldingen. De belangstelling voor het onderwerp neemt echter toe. In april 1989 organiseerde het COC een thema-avond waar ruim zestig vrouwen op af kwamen.

In het buitenland wordt al langer over geweld binnen lesbische relaties gesproken. In Berlijn is een paar jaar geleden een workshop belegd over mishandeling door vrouwen, waar zowel daders als slachtoffers aanwezig waren. In de VS probeert een groep van lesbische dames die zelf door hun geliefdes mishandeld zijn al sinds het begin van de jaren tachtig de discussie aan te zwengelen. Hun inspanningen hebben geleid tot het eerste boek dat over mishandeling binnen lesbische relaties is verschenen: Naming the Violence. (Verder af te korten als NtV.)

Uit de genoemde bronnen valt een lijst te destilleren van wat de daders hun geliefdes aandoen. Dat is niet misselijk: opsluiting, wurging, wekelijkse mishandelingen, bedreiging met een pistool, de huisraad van de geliefde in elkaar slaan of haar kat vermoorden, dwingen tot prostitutie, slaan met hoge hakken of kapotte flessen, vergif geven, vingers breken… the whole works. Niets menselijks is ons vreemd.

Het taboe en de blinde vlek

ER IS ONMISKENBAAR sprake van een taboe rond mishandeling in de lesbische beweging. Sommigen zijn bang dat verhalen over mishandeling onder lesbiennes door de buitenwacht als argument tegen homoseksualiteit gebruikt zullen worden. “Ik moet er niet aan denken dit aan mijn familie te vertellen. Al die jaren dat ik geprobeerd heb ze te overtuigen dat mijn manier van leven goed was… En dat is ook precies het probleem voor de hele lesbische gemeenschap. Wie wil nu toegeven dat er iets mis kan zijn met lesbische relaties?” (NtV, pag. 123).

Maar ook intern is er weinig ruimte om mishandeling te bespreken. Het idee dat lesbische relaties minder met machtsspelletjes omkleed en gelijkwaardiger zijn dan heteroseksuele relaties mag dan minder sterk leven dan een aantal jaar geleden, maar bestaat nog wel degelijk. Degene die dat ideaal verder afbreekt door te vertellen wat haar overkomen is, kan in tegenstelling tot een heteroseksuele vrouw die het slachtoffer van een man is geworden, bepaald niet rekenen op een warm onthaal of een schouder om op uit te huilen. De vuile was mag niet buiten gehangen worden, de cohesie van de groep niet aangetast. Een van de Amerikaanse pioniers: “Door deze zaak aan de orde te stellen riskeerden we een splitsing in de lesbische gemeenschap. We liepen gevaar hetzelfde verwijt te krijgen als heteroseksuele vrouwen: je stelt mishandeling aan de orde en vervolgens word je zelf aangevallen omdat je ‘het gezin kapot maakt’. De lesbische beweging is een breekbare familie en voor veel vrouwen essentiëel.” (NtV, pag. 91).

Bij anderen bestaat de angst dat het vertellen over geweld tussen vrouwen onderling als een boemerang werkt in het debat over seksueel geweld. “Heel lang heb ik gedacht dat je over geweld onder vrouwen niets openbaar moest maken, omdat mannen dat tegen je kunnen gebruiken. Terwijl ik de laatste tijd steeds meer verhalen hoor over geweld van vrouwen onderling.” (Vrouwentongen, 1984/4).

De opvattingen over geweld die in lesbische en feministische kringen circuleren, maken het niet makkelijker. Seksueel geweld en mishandeling binnen relaties behoren in de ogen van de meeste vrouwen tot een verschijnsel dat zich beperkt tot de heterowereld; wanneer een vergelijkbaar fenomeen zich in eigen kring voordoet, is er geen referentiekader. Ook niet wanneer het henzelf betreft. Of, zoals een vrouw het kernachtig uitdrukt: “Ik voldeed niet aan mijn beeld van een mishandelde vrouw.” De klassieke voorstelling van mishandeling als een probleem van heteroseksuele vrouwen en veroorzaakt door mannen, zit in de weg en veroorzaakt als het ware een blinde vlek. “Het was zo duidelijk voor ons dat geweld een methode was om heteroseksuele vrouwen te beheersen en domineren. We waren niet in staat om het verband te leggen en geweld in lesbische relaties als zodanig te herkennen.” (NtV, pag. 10).

Erger is dat veel dames bewust hun ogen wensen te sluiten voor wat er in hun directe omgeving omgaat, ook wanneer ze vermoeden of beseffen wat er aan de hand is. Legio zijn de vrouwen die het geweld bagatelliseren, hulp weigeren, de dader verontschuldigen en het slachtoffer de schuld geven. Dat leidt tot het tegen beter weten in volhouden dat het blauwe oog van een kennis komt ‘omdat ze van de trap is gevallen’, en tot vergoeilijkende uitspraken als ‘ze zal haar wel flink getreiterd hebben’. Precies de excuses die altijd naar voren kwamen als het om geweld van mannen tegen hun vrouw of vriendin ging: ze dekken de dader.

De slachtoffers: “Ik heb vaak naar [de dader] toe willen gaan om haar eens te zeggen wat ik ervan vond. Maar ik ben altijd door vrouwen tegengehouden, die zeiden dan: jij hebt toch wel meer verstand, je moet haar niet zo serieus nemen, want het gaat heel slecht met haar. (..) Wat ik heel vervelend vond is dat er zo ontzettend mild geoordeeld werd en mensen het zelfs voor haar opnamen omdat ze een vrouw is. Terwijl ik er ontzettend lang een tik van overgehouden heb.” (Vrouwentongen, 1984/4). “De reactie van de plaatselijke lesbische beweging was onthutsend. Ze waren geschrokken – zelfs boos – dat ik de politie had geroepen. ‘Ik kan me nog voorstellen dat je iemand die je mishandelt bij de politie aangeeft,’ zei een vrouw, ‘maar je vriendin? Dat zegt veel over je vermogen om een intieme relatie te onderhouden.’ Veel vrouwen drongen er op aan dat ik de aanklacht zou laten vallen. Ze zeiden dingen als: ‘Nou zeg, heb jij dan nooit een vriendin geslagen? Zo erg was het nou ook weer niet.'” (NtV, pag. 159). “Toen ik thuis bij het raam stond vloog er een bijl door de ruit, vlak voor mijn voeten. Ik belde een paar van haar/onze vrienden om te vertellen wat ze zojuist gedaan had. Ze zeiden dat ze niet konden helpen.” (NtV, pag. 127).

Schrikbarend is dat zelfs een eenvoudige waarschuwing voor een notoir type er niet vanaf kan. Veel daders blijken een geschiedenis van geweld te hebben, maar zelden ziet iemand er brood in de geliefde in spe daarvan op de hoogte te brengen. “Nadat we uit elkaar waren zeiden een paar vrouwen dat ze me wel hadden kunnen vertellen dat ik het hard te verduren zou krijgen bij haar, maar ze hadden gekozen om ‘er niet bij betrokken te raken’.” (NtV, pag. 149). Dat is een vorm van tolerantie die geen enkele lesbo of feministe zou pikken als het om een man ging. Over een dubbele moraal gesproken.

Verschillen met heteroseksuele vrouwen

DE VERHALEN VAN deze mishandelde dames vertonen een opvallende gelijkenis met die van heteroseksuele vrouwen. In bijna alle gevallen wordt het geweld vooraf gegaan door perioden waarin de aanstaande dader de vrijheid van de geliefde beknot, zich te buiten gaat aan aanvallen van woede of jaloezie, en denigrerende opmerkingen maakt. Forse scheldpartijen lijken een voorbode. De ander past zich aan, probeert haar geliefde te begrijpen en gooit het op stress, een akelig verleden, onzekerheid of angst. Ze verlegt haar grenzen, en probeert de geestelijke pijn van de dader te stelpen met liefde – gewoonlijk vruchteloos. Hoop, verzoening en tederheid wisselen met angst en spanning.

Anders dan bij de meeste heteroseksuele vrouwen geldt economische afhankelijkheid niet als argument om te blijven. Bij veel lesbiennes is daar echter een andere reden voor in de plaats gekomen: de relatie mag niet verbroken worden. Soms omdat ze koste wat koste willen bewijzen dat lesbische relaties geen eendagsvliegen zijn, soms omdat ze zo geïsoleerd leven dat ze met hun geliefde ook al hun opties verliezen.

Ook de aanleidingen komen overeen. Jaloezie en onzekerheid lijken een motief voor de dader, net zoals drankmisbruik en verschillen in sociale positie (geld, klasse, ethnische achtergrond). Het streven naar dominantie vormt in vrijwel alle verhalen de ondertoon.

Een opmerkelijk verschil is dat de slachtoffers wier verhalen gedocumenteerd zijn, meer dan heteroseksuele vrouwen terug vechten. In sommige gevallen zorgt dat voor een escalatie, maar het gebeurt regelmatig dat de dader daardoor – tijdelijk – bij zinnen komt. Maar juist dat terugvechten veroorzaakt een tergend gewetensonderzoek en makkelijke excuses voor de buitenwacht: was dit geen geval van ‘wederzijdse’ mishandeling, zijn beiden niet even schuldig?

Het grootste verschil tussen heteroseksuele en lesbische slachtoffers is echter dat de laatsten op weinig steun kunnen rekenen, praktisch noch emotioneel. Veel vrouwen willen geen hulp zoeken bij de reguliere hulpverlening, uit angst dat hun homoseksualiteit tot het ‘werkelijke’ probleem wordt gebombardeerd. Hoewel de vrouwen die de politie inschakelen doorgaans vertellen goed en zonder flauwigheden over hun seksuele voorkeur geholpen te zijn, is die stap niet voor iedereen haalbaar. Voor vrouwen die hun lesbianisme verborgen hebben gehouden komt dat neer op een verplichte coming out; zij zijn bang als gevolg daarvan hun baan te verliezen.

En waar je naar toe moet, is onduidelijk. De Women’s Shelters of Blijf van mijn Lijf-huizen zijn vaak geen oplossing: in de praktijk blijkt dat lesbische dames daar niet altijd welkom zijn. Bovendien is Blijf voor hen een minder veilige plaats dan voor heteroseksuele vrouwen: de adressen van Blijf zijn onder dames, en dus ook onder daders, niet altijd geheim. Bovendien komt een man Blijf per definitie niet in, maar een andere vrouw wel. Het is meermalen gebeurd dat de dader zich als slachtoffer bij een opvanghuis aanmeldde in een poging haar geliefde te zien te krijgen. 4

Het is dan ook geen wonder dat slachtoffers zoveel belang hechten aan steun van de lesbische beweging. Ze willen dat andere lesbo’s hun ex aanspreken op haar daden, of haar veroordelen. “Na die aanval had ik er behoefte aan dat andere lesbiennes erkenden hoe geterroriseerd ik was en hoe onveilig ik me voelde. Ik wilde dat ze zich realiseerden dat ik het slachtoffer was van een vorm van geweld die bijzonder moeilijk te verwerken is. Ik ben mishandeld door iemand met wie ik liefde en geluk had gedeeld. Ik wilde dat de lesbische gemeenschap erkende dat mijn ex de wet had overtreden.” (NtV, pag. 160).

Maar juist dat blijkt een pijnlijk punt. Immers, in veel gevallen bewegen slachtoffer en dader zich in dezelfde kringen en hebben ze dezelfde vrienden. Er moet dus partij getrokken worden. Wie geloof je, als buitenstaander? En hoe gedraag je je tegenover de dader: moet je die uit de kring stoten, of is het beter begrip te tonen? Het komt veel voor dat degenen die partij kiezen voor de dader de zaak omkeren en de aanval inzetten op het slachtoffer. Zeker als die zich tot ‘de buitenwacht’ heeft gekeerd voor hulp; het wordt in sommige kringen als hoogverraad beschouwd om hetero’s in te schakelen bij problemen tussen lesbo’s.

Wijze lessen

WAT ER AAN Nederlandse literatuur is verschenen, is vooral signalerend van karakter. Alleen Naming the Violence waagt zich op het theoretische vlak, maar juist dat deel van het boek schiet ernstig tekort. Het gebeurt nogal eens dat na een exegese van een paar pagina’s waarin wordt uitgelegd dat geweld een controlemiddel van mannen is om vrouwen eronder te houden, geweld in lesbische relaties simpelweg verklaard wordt onder verwijzing naar ‘het geweld in de maatschappij’. Dat lijkt me een al te makkelijke uitweg, ook voor die mannen. Sommige auteurs zoeken het in ‘geïnternaliseerde homohaat’, een wel erg psychologiserende aanpak.

Een ander heet hangijzer is stomweg vermeden: SM. Uit de inleiding blijkt dat er een hevige ruzie tussen de Lesbian Task Force en de SM-beweging is uitgebroken: maar uitleggen hoe en wat, daar doen ze niet aan. Uit andere bijdragen begrijp ik dat verschillende groepen die zich bezighouden met lesbische mishandeling zich publiekelijk tegen SM door lesbiennes hebben uitgesproken; ook van hen ontbreekt een uitleg. In slechts één alinea worden vragen opgeworpen: “Beschikken we over een concept van een gezonde seksuele relatie, en past SM daarbinnen? Wat betekent toestemming, en wat zijn de grenzen van toestemming in deze cultuur? Kan SM een gezonde, therapeutische manier zijn om met macht om te gaan, of is SM goedgekeurde mishandeling? Lopen SM-stellen een hoger risico om in mishandeling verzeild te raken?” (NtV, pag. 93).

Geen wonder dat de betrekkingen met de SM-beweging bekoeld zijn, met zo’n bevoogdende vraagstelling. Het lijkt duidelijk dat SM als dekmantel misbruikt kan worden, bij voorbeeld door dominantie-issues verkapt als spel uit te vechten, of doordat de dader volhoudt dat de mishandeling een spel en het geweld slechts ‘symbolisch’ is; maar op dezelfde manier kan alcohol misbruikt worden als excuus.

Toch zijn er wijze lessen uit Naming the Violence te trekken. Bij voorbeeld uit het vermogen van de slachtoffers om hun eigen gedrag kritisch tegen het licht te houden. Ze verkennen vrij scherp hun eigen aandeel in het voortduren van de verhouding cq. het geweld. Wat daarbij opvalt is dat veel vrouwen last hadden van een soort positief vooroordeel ten opzichte van hun ex. Juist omdat ze een vrouw was gaven ze haar op voorhand meer ruimte, terwijl ze tegenover een man eerder argwaan zouden hebben gekoesterd.

Op datzelfde vooroordeel betrappen de therapeutes die aan het woord komen zichzelf: “Ik gedroeg me alsof geweld in een lesbische relatie iets anders was dan in een heteroseksuele relatie, alsof lesbische daders minder manipulerend zouden zijn en beter in staat zouden zijn om hun geweld te beheersen dan heteroseksuele mannen, alsof een lesbische dader gerechtvaardigd was in haar ‘eis’ van een lesbische advocaat, en alsof ze samen behandelen niet een weg was waarlangs de dader greep kon houden op haar slachtoffer.” (NtV, pag. 74-75).

Een andere les is dat we ons nodig moeten afvragen hoe het in Nederland staat met de opvang van mishandelde lesbo’s. Als de ervaringen binnen de Amerikaanse feministische- en lesbische beweging ook voor Nederland opgaan, wordt het hoog tijd om Blijf in woord en daad toegankelijk te maken voor lesbiennes. En meer nog: om onder ogen te zien dat er ook onder dames daders rondlopen, en dat het blauwe oog van die kennis niet per definitie onschuldig is.

Tot slot nog een precair punt. Uit verschillende bijdragen doemt het beeld op dat de lesbische beweging makkelijker sympathiseert met de dader dan met het slachtoffer. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de gezonde hekel aan de slachtofferrol die velen hebben opgebouwd. Maar helaas slaat die affiniteit met macht regelmatig om in een afkeer van slachtoffers. Als waar is dat de feministische en lesbische beweging zich identificeert met de macht van daders en neerkijkt op de slachtoffers – die wel zwak geweest moeten zijn om tot slachtoffer gemaakt te kunnen zijn, nietwaar? – dan identificeren we ons met de daders zelf. Dat roept vragen op. Bij voorbeeld waarom we tegen slachtoffers aankijken alsof het toch hun eigen schuld is, zelfs terwijl we zo op de hoogte zijn van de ins en outs van geweld. En als vrouwen met al hun begrip van en hun kennis over geweld al zo neerkijken op slachtoffers van mishandeling, hoe moeten mannen – die hoe dan ook vaker aan de andere kant van de streep staan – dan wel niet tegenover slachtoffers staan?

Meer vuile handen

LESBO’S ALS DADERS van (seksueel) geweld mogen dan niet in de feministische theorie passen, ze zijn niet de enigen. Ook in het geval van heterodames blijkt de praktijk ingewikkelder dan de theorie. Op het gebied van kindermishandeling bijvoorbeeld. Uit de gegevens van het eerste jaarverslag dat het Landelijk Buro Vertrouwensarts inzake Kindermishandeling (LBVK) recentelijk publiceerde, blijkt dat van de ruim 9400 meldingen van kindermishandeling die in 1988 onderzocht zijn, vrouwen in 48 procent van de gevallen – bijna de helft dus – de daders zijn. 5

Ook incest wordt door vrouwen gepleegd: uit verhalen van vrouwen die het slachtoffer zijn geweest van incest bleek al dat moeders, in verschillende gradaties van medeplichtigheid, niet altijd vrijuit gaan. De cijfers van de LBVK geven meer dan een bevestiging van dat beeld. Uit hetzelfde jaarverslag blijkt een verrassend hoog percentage van het seksueel misbruik door vrouwen gepleegd te zijn: 12 procent van de bijna 1900 gemelde gevallen is door vrouwen gepleegd. Omgerekend komt dat neer op circa 230 gevallen van incest gepleegd door vrouwen. 6

Uit andere bronnen blijken lagere cijfers voor incest door vrouwen. Tegen Haar Wil Amsterdam heeft in 1988 bij elkaar 69 telefoontjes gehad van vrouwen die met seksueel geweld door hun moeder, tante of zuster te maken hebben gehad: 2,9 procent van het totaal aantal belsters (Jaarboek 1988, pag. 35). In datzelfde jaarboek staat ook het verslag over 1988 van de Werkgroep tegen seksuele kindermishandeling binnen het gezin; zij melden 9 moeders als dader: 4,8 procent van het totaal aantal meldingen dat ze ontvingen (Jaarboek 1988, pag. 47).

Ook op andere terreinen zijn vrouwenhanden niet brandschoon. De stichting Handen Thuis, het meldpunt voor ongewenste intimiteiten op het werk, heeft in de laatste jaren drie meldingen binnen gekregen van intimiderende vrouwen (die het voorzien hadden op zowel collega’s als ondergeschikten, zowel op dames als op heren) – gelukkig weinig, maar toch. Gericht vragen aan mannen levert al een hoger cijfer op: een onderzoek naar ongewenste intimiteiten onder studenten wees uit dat een kwart van de mannelijke studenten daar wel eens mee te maken heeft gehad. En in een op de vier gevallen was een vrouw de boosdoener. 7

Tot slot noem ik potten- dan wel potenrammen: het is al langer bekend dat groepen jongeren die zich daar aan schuldig maken, soms meiden herbergen. Zo heeft het COC in de afgelopen jaren meermalen meiden in dadergroepen over potenrammerij gehad.

De inwisselbaarheid van onmisbare ingrediënten

HOE LATEN ALLE min of meer feministische theorieën die in de afgelopen jaren over seksueel geweld en mishandeling geformuleerd zijn, waarin vrouwen alleen maar verschijnen als slachtoffer van geweld, zich rijmen met al die gevallen waarin vrouwen als dader optreden? Als je constateert dat zulk geweld niet alleen door mannen wordt gepleegd, wat blijft er dan over van al die theorieën waarin juist de machtsverschillen tussen de seksen als oorzaak worden gezien?

Ik wil graag herinneren aan de roemruchte paarse nota, waarin de regering seksueel geweld in de volgende context zette: “Gezien de onderlinge overeenkomst van verschillende sexuele geweldsuitingen tegen vrouwen en meisjes, alsmede de samenhang hiervan met de maatschappelijke situatie van vrouwen, kan deze algemene doelstelling (het leveren van een bijdrage aan de uitbanning van seksueel geweld, waaronder hier ook mishandeling wordt verstaan – KS) alleen worden bereikt indien tegelijkertijd een beleid wordt gevoerd dat zich richt op de vermindering van bestaande machtsverschillen tussen vrouwen en mannen. Het verwezenlijken van de aanspraak van vrouwen op betaalde arbeid en op een zelfstandig inkomen zal – tezamen met de realisering van een zelfstandige positie in relaties, in gedrag en in sexualiteit en voortplanting – een van de voorwaarden vormen voor een maatschappij waarin sexueel geweld tegen vrouwen en meisjes zal zijn uitgebannen.” (pag. 13)

Zijn seksueel geweld en mishandeling per definitie aan die machtsverschillen tussen mannen en vrouwen te wijten? Is sekse inderdaad de alles verklarende factor voor seksueel geweld en mishandeling?

Wat Op je flikker gehad?! bij mannen ‘onderling geweld’ heeft genoemd, is onder verwijzing naar ‘de maatschappelijke structuur’ misschien nog te verklaren – bijvoorbeeld door te wijzen op de vermeende neiging van mannen om hun geliefden desnoods letterlijk naar hun hand te zetten, of op hun veronderstelde vertrouwdheid met geweld als middel om hun positie veilig te stellen, of wellicht naar hun door opvoeding agressieve karakterstructuur. Het klinkt alleen niet echt overtuigend. Zeker niet wanneer je bedenkt dat die vermaledijde economische afhankelijkheid, die altijd als een onmisbaar ingrediënt is beschouwd in het ontstaan en voortduren van seksueel geweld 8, bij flikkers gewoonlijk ontbreekt.

Voor het begrijpen van geweld tussen vrouwen onderling helpt een verwijzing naar sociale factoren ons geen steek verder. Er is geen inherente, maatschappelijk ondersteunde ongelijkheid binnen zo’n relatie, noch van een tot agressieve dominantie opgevoede persoonlijkheid. Vrij zijn van elke blaam – wat voor vrouwen in de structuurtheorie per definitie geldt – gaat hier voor minstens een van beide vrouwen niet op. Helemaal nergens kom je met zo’n het-is-de-structuur argument wanneer het heteroseksuele vrouwen betreft die mannen seksueel belagen.

Kennelijk zijn er bij dames-als-daders andere factoren in het geding. Misschien zijn er conflicten die weinig of niets van doen hebben met de privékant van maatschappelijke machtsverhoudingen, en die zo hevig zijn dat ze zelfs tot geweldsgebruik kunnen leiden. Misschien moet je constateren dat er kennelijk mensen zijn die makkelijk naar geweld grijpen om hun zin door te drijven, zonder daar meteen een maatschappelijke verklaring op los te laten. Misschien moet je constateren dat meteen naar maatschappelijke oorzaken zoeken het zicht op de werkelijkheid eerder belemmert dan verheldert. Of mogelijk spelen andere machtsverhoudingen een rol: die tussen generaties – zoals in het geval van incest door vrouwen – of die van klasse of ethnische achtergrond.

Maar blijkens de verzamelde verhalen in Naming the Violence is de dader even zo vaak kleiner dan het slachtoffer, of armer, of zwart, of juist niet aan de drank. In een van de artikelen wordt dat ook met zoveel woorden gezegd: de auteur geeft daarin een ‘daderprofiel’ dat ze meteen ondergraaft. “Er is geen profiel van de lesbische mishandelaar op te stellen – er zijn geen persoonlijke kenmerken of sociale omstandigheden te noemen op basis waarvan je een enigszins betrouwbare voorspelling kunt maken.” (NtV, pag. 182).

De bekende machtsverschillen en aan de theorie ontleende oorzaken lijken er uiteindelijk allemaal niet zoveel toe te doen: het is in al zijn eenvoud en hardheid het botte streven naar dominantie binnen een relatie dat voorop staat. Ik geloof onderhand ook niet meer zo in die litanie van mogelijke maatschappelijke oorzaken. Zulke machtsverschillen lijken op de keper beschouwd eerder een aanleiding dan de oorzaak van het geweld; en aanleidingen zijn altijd wel te vinden, zoals elke mishandelde vrouw weet. Maar één ding staat vast: in ieder geval zijn alle hierboven besproken vormen van geweld en mishandeling juist niet geworteld in sekse-verschillen, terwijl er verdomd veel overeenkomsten zijn met het ‘klassieke’ seksueel geweld.

*

WAT BETEKENT ZO’N constatering nu als je die betrekt bij de discussie over (seksueel) geweld van mannen tegen vrouwen? Nuchter nadenkend, en enigszins ontdaan, ontkom ik niet aan de conclusie dat er ook binnen die klassieke relatie gevallen van zulk geweld moeten voorkomen die uitsluitend een privékarakter hebben, met andere woorden: waar een fikse botsing van karakters of belangen aan de gang is die los staat van maatschappelijke verhoudingen. Waar mensen een ander mens, kind of volwassene, misbruiken en mishandelen – omdat zijzelf problemen hebben of met een rotkarakter behept zijn. En misschien zijn er maatschappelijke verschillen die hun invloed doen gelden. Maar met sekseverhoudingen heeft mishandeling of seksueel geweld kennelijk niet uitsluitend en per definitie van doen. Dat betekent niets meer of minder dan dat we ook het bestaan van seksueel geweld en mishandeling niet langer zomaar, heel onproblematisch, mogen opvatten als een bewijs van de slechtheid van mannen of als een ideologische legitimatie van het feminisme.

Protest tegen – laat ik nu voor de duidelijkheid maar zeggen: klassiek – seksueel geweld is daarmee niet van tafel geveegd, integendeel. Het is nooit gerechtvaardigd om een ander te verkrachten of in elkaar te slaan, of dat nu op basis van sekseverschillen of een andere machtspositie is, of omdat iemand je niet aanstaat. Wat wel onterecht is, is om al het geweld dat binnen de context van een (heteroseksuele of homoseksuele) relatie plaats vindt als vanzelfsprekend aan maatschappelijke oorzaken op te hangen, en te denken dat je daarmee een sluitende verklaring hebt opgesteld. Zo’n betoog heeft weliswaar de bekoring van de eenvoud en lokt vanwege de mogelijkheid van een heldere oplossing (“als we het voortaan nu maar zó regelen, dan…”) maar schept uiteindelijk alleen illusies.

Er bestaat meer dan macht, meer dan structuren alleen – zeker in het geval van relaties. Maar ook als relaties gelijkwaardig zijn en de maatschappij geheel op orde is, is de mogelijkheid van geweld daarmee niet uitgesloten. Wel hebben dames dan eindelijk een goede kans om zich uit de aloude slachtofferrol te worstelen. Een toetssteen voor de stand van zaken tussen de seksen lijkt me dan ook niet dat verkrachting en mishandeling niet meer voorkomen, maar dat vrouwen even vaak daders zijn als mannen, en mannen even vaak slachtoffers; en dat geweld in homoseksuele relaties even veel voorkomt als in heteroseksuele. Misschien moeten we er zelfs op hopen dat de eeuwenoude tegenwerping dat mannen toch ook wel eens door hun vrouwen geslagen worden, op grote schaal bewaarheid zal worden. In dat licht bezien zal de eerste opening van een Blijfhuis voor mannen wellicht beschouwd moeten worden als het naken van de overwinning.

Literatuur:

  • The Advocate, 4 maart 1986.
  • Jaarboek 1988, Stichting Tegen Haar Wil Amsterdam, Amsterdam 1989.
  • Naming the Violence. Speaking out about Lesbian Battering, geredigeerd door Kerry Lobel voor de Lesbian Task Force van de National Coalition Against Domestic Violence (NCADV), The Seal Press, Seattle 1986. Het boek bestaat uit een verzameling verhalen van vrouwen die terugblikken op hun ervaringen met mishandeling binnen een relatie, en een theoretisch deel.
  • SEK nummer 2, 1987; nummer 7, 1989.
  • Voorlopige nota met betrekking tot het beleid ter bestrijding van sexueel geweld tegen vrouwen en meisjes, Ministerie van WVC, Rijswijk 1983.
  • Vrouwentongen, nummer 4 en 5, 1984.

Noten:

Show 8 footnotes

  1. The Advocate, 4 maart 1983.
  2. Dit onderzoek, uitgevoerd door Carolien de Groot en Annelies Plekker, wordt genoemd in Sybilla Claus, ‘Krabben, slaan en schoppen’, SEK nummer 7, jaargang 1989.
  3. Het onderzoek wordt uitgevoerd bij de RijksUniversiteit Utrecht bij de afdeling Homostudies, en wordt gesubsidiëerd door WVC. Volgens de planning wordt het onderzoek eind 1991 afgerond.
  4. Hetzelfde probleem gold voor de genoemde COC-avond. Het was volstrekt onduidelijk of daar behalve slachtoffers ook daders aanwezig waren. Zo’n situatie is niet bepaald bevorderlijk voor een prettig gesprek.
  5. NRC Handelsblad, 14 november 1989. Onder mishandeling verstaat het LBVK zowel lichamelijke mishandeling (36% van de gevallen), verwaarlozing (13%), emotionele mishandeling of verwaarlozing (26%) als seksueel misbruik (20%).
  6. In Opzij van april 1990 gaat José Rijnaarts uitgebreid in op incest gepleegd door vrouwen. Rijnaarts wijst terecht op het feit dat de slachtoffers niet alleen meisjes zijn. Zie daarvoor ook het interview met Woet Gianotten in de Volkskrant, november 1988. Het Jaarboek 1988 van de Stichting Tegen Haar Wil Amsterdam meldt 38 telefoontjes van jongens die seksueel misbruikt zijn (1,6% van het totaal aantal meldingen bij de stichting).
  7. Het onderzoek werd uitgevoerd door de Projectgroep Vrouwenarbeid van de Universiteit van Groningen. Zie de Volkskrant van 26 april 1990 en Vrij Nederland van 28 april 1990. Overigens blijkt – heel opmerkelijk – uit dit onderzoek dat mannen een situatie waarin ze zich belaagd voelen eerder als een poging tot seksuele intimidatie beschrijven dan vrouwen.
  8. Zie voor een uitgebreidere kritiek op de nadruk op economische onafhankelijkheid bij het tegengaan van seksueel geweld mijn artikel Daar sta je dan met je goeie gedrag, opgenomen in de congresbundel Mannen, Geweld, Seksualiteit, Driebergen 1985.

Het totalitaire universum van Louise L. Hay

U VERKOOPT GOED, mevrouw Hay. Uw boek Je kunt je leven helen verscheen in december 1987, en sindsdien zijn er vijftig duizend exemplaren van verkocht. U staat al anderhalf jaar vrijwel ononderbroken in de non-fictie top tien van Vrij Nederland en de Haagse Post. Een hele prestatie.

Toch bent u een slecht stylist: uw boek staat vol met herhalingen, kromme redeneringen en Reader’s Digest-achtige anecdotes. U adstrueert uw stellingen met een enkel voorbeeld, en vat die vervolgens op als bewijs. Helaas heeft u het ook met uw vertalers niet getroffen. Maar uw verkoopcijfers dwingen eerbied af. Te zien aan de fondslijst bent u, met al uw posters, kaarten, bandjes en boeken, in uw eentje in staat uw Nederlandse uitgever te laten draaien.

Uw boek gaat over de eenheid tussen lichaam en geest: de les die we kunnen leren uit de boodschappen die ons lichaam ons geeft, en hoe ons leven te verbeteren. Uw boek vertelt hoe onze ‘verkeerde gedachtenpatronen’ zoals u dat noemt, ons lichaam beïnvloeden. Uw eigen grondgedachte is dat iedereen van tijd tot tijd negatieve gedachten over zichzelf heeft, last heeft van zelfhaat en schuldgevoel, en u stelt dat die gedachten ons leven bepalen. Niet onze instelling, maar onze complete wereld. Die gedachten zijn bijvoorbeeld de oorzaak van ziektes.

U zegt dat wij, dat onze geest, ziektes schept. U zegt: “Ik geloof dat we zelf iedere zogenaamde ‘ziekte’ in ons lichaam kreëeren. Ons lichaam is, net zoals alles in het leven, een reflektie van onze innerlijke gedachten en overtuigingen.” (pag 117) U zegt dat wij honderd procent verantwoordelijk zijn voor al onze ervaringen. U zegt dat negatieve gedachten – wrok, haat, onzekerheid, rancune – ziektes veroorzaken, en dat als we die vermijden, we “in staat zijn om de blokkades op te ruimen die ons weerhouden van een blakende gezondheid” (flaptekst). Door onszelf positieve gedachten in te prenten – ‘affirmaties’, die meerdere keren per dag herhaald dienen te worden – kunnen we genezen; helen noemt u dat. Want, zegt u, voor elke ziekte is een psychologische oorzaak, of in uw woorden: een mentaal equivalent aan te wijzen. Die hangt samen met ons mentale grondpatroon, en “dit is slechts een gedachte en elke gedachte kan veranderd worden. Het loslaten van wrok zal zelfs kanker doen verdwijnen.” (pag. 12)

U heeft een lijst van ziektes opgesteld, mevrouw Hay, met hun waarschijnlijke oorzaken en remedies. Om ons veranderingsproces te bespoedigen. U wordt daar zelfs bescheiden: “Niet ieder mentaal equivalent is 100 procent waar voor iedereen. Wel kunnen we het als uitgangspunt nemen voor onze speurtocht naar de oorzaak van de ziekte. Veel mensen die met alternatieve geneeswijzen werken raadplegen met hun kliënten vaak deze lijst en hebben vastgesteld dat de mentale oorzaken in 90 tot 95 van de 100 gevallen kloppen.” (pag. 117-118) Een greep uit uw lijst, mevrouw Hay: suikerziekte ontspruit uit “verlangen naar wat had kunnen zijn. Een sterk verlangen alles te regelen. Niets heerlijks (zoets) meer.” Een hersenbloeding ontstaat wanneer mensen “liever doodgaan dan veranderen”. Kanker wordt veroorzaakt door “oude rankune. Diep geheim of droefheid dat aan het ik vreet. Haatdragend.”

U ziet veel kwalen en ziektes, waaronder een aantal ernstige, als een zuivere metafoor. U gaat u te buiten aan een letterlijke, fysieke vertaling van een psychologische terminologie. Multiple sclerose – waarbij sprake is van littekenvorming in het zenuwweefsel – ziet u als het gevolg van “geestelijke hardheid, onbuigzaamheid.” Polio of kinderverlamming wordt veroorzaakt door “verlammende jaloezie. Een verlangen iemand tegen te houden.” Ongelukken zijn te wijten aan “verzet tegen autoriteit. Geloof in geweld”, darmproblemen aan “onverteerde ideeën”. Uw remedies: “Ik heb vrede waar ik ben”, “Dit moment is vol vreugde. Ik besluit nu de heerlijkheid van vandaag te ervaren”, “Het leven is verandering en ik pas me makkelijk aan bij het nieuwe.”

U ONTKENT HET lichaam, mevrouw Hay. Met al uw ideeën over de samenhang tussen lichaam en geest is het kennelijk nog nooit bij u opgekomen dat het lichaam een zelfstandige entiteit is: met eigen wetmatigheden, die zich niet zomaar door de geest laten dwingen. De grote paradox in uw denkwijze, mevrouw Hay, is dat u met al uw causaliteiten het lichaam als volstrekt ondergeschikt ziet aan de luimen van een almachtige geest. Het lichaam kent geen eigen kracht of zwaktes. Het lichaam is volgens u niets dan de taal van de geest, en diens arena. U reduceert ziekte en invaliditeit tot beeldspraak en symboliek. U neemt het lichaam niet serieus.

U heeft zelf ooit kanker gehad, mevrouw Hay, en bent daarvan genezen zonder medisch ingrijpen. Oprecht gefeliciteerd, mevrouw Hay, maar is het ooit bij u opgekomen dat die genezing een prestatie van uw lichaam was, en niet van uw al te lucide geest?

Uw opvattingen over aids zijn vreemd, mevrouw Hay. U zegt dat geslachtsziekten voortkomen uit “het gevoel, vaak onderbewust, dat het niet goed is om onszelf seksueel te uiten. (..) Herpes is een ziekte die steeds weer terug komt om ‘ons te straffen’ voor onze overtuiging ‘dat we slecht zijn’. Herpes heeft de neiging om aktief te worden als we emotioneel uit ons evenwicht zijn. Dus dat zegt meteen al een heleboel. Laten we nu dezelfde theorie overbrengen naar homoseksuele kringen, waar ze dezelfde problemen hebben als alle andere mensen plus de maatschappij die ze met de vinger nawijst en ‘slecht!’ roept. Gewoonlijk zeggen hun eigen vader en moeder ook: ‘Je bent slecht.’ Dit is een zware last. Dus kreëerden homoseksuele mannen een ziekte die AIDS wordt genoemd en die veel angstaanjagender is dan herpes.” Dan, na een fragment waarin u stelt dat in homokringen overmatig veel aandacht is voor jong en mooi zijn: “De manier waarop homo’s elkaar behandelen, is voor veel homo’s de reden om oud worden te vrezen. Doodgaan is bijna te preferen boven oud worden. En AIDS is een ziekte die vaak fataal is.” (pag. 126-127) U zegt dat homo’s zelf hebben gekozen voor aids, mevrouw Hay?

U BENT KRAS in de psychologische kwalificaties die u uitdeelt, mevrouw Hay. Op basis van hun lichamelijke gesteldheid velt u oordelen over mensen. De tijden dat zulke theorieën gemeengoed waren in Europa, schrijft men hier op zwarte bladzijden, mevrouw Hay. Hun grondpatroon deugt niet, zegt u. En dat van gezonde mensen wel, omgekeerd geredeneerd? Denkt u, denken uw vijftig duizend lezers, vanwege uw modieus holisme gevrijwaard te zijn van een dergelijk fundamenteel onfatsoen?

U bent solipsist, mevrouw Hay. U zegt dat wat we geloven over onszelf en over de wereld, waar wordt. “De gedachten die we denken en de woorden die we uitspreken kreëeren onze ervaringen (..) Geen mens, geen plaats, geen ding heeft enige macht over ons, want ‘wij’ zijn de enige denkers in onze gedachtenwereld. Wij kreëeren onze ervaringen, onze werkelijkheid en iedereen die erbij hoort.” (pag. 14)

U kunt het toeval niet accepteren, mevrouw Hay. Uw universum hangt van wetmatigheden aan elkaar, en vormt in die zin een gesloten, totalitair systeem. Alles wat ons overkomt heeft een reden, en die reden moeten we ten alle tijde bij onszelf zoeken. Bovendien wilt u dat we onszelf eindeloos observeren en controleren, want elke negatieve gedachte kan funest zijn. Vertelt u niet van de vrouw die na het loslaten van een oude angst plotsklaps weer goed kon zien, en door haar herhaalde gedachte van ongeloof haar zicht weer verloor? Feind hört mit, mevrouw Hay.

U BENT GEVAARLIJK, mevrouw Hay. U praat mensen die te kampen hebben met ellendige ziektes schuld aan: u stelt ze verantwoordelijk voor hun ziekte. En als de werkelijkheid weerbarstiger blijkt dan uw theorie en genezing ook na affirmaties uitblijft, is dat alweer een blijk van hun persoonlijk falen. Dankuwel, mevrouw Hay, maar ik geloof heus dat er gezonder manieren zijn om ziek te wezen.

Moet Joop Wilhelmus schadevergoeding gaan betalen?

“Waar gaat het om? Om het verbieden van bloot? Geenszins. Tegen naaktheid op zich bestaat natuurlijk geen enkel bezwaar. Het is niet eens van doorslaggevend belang dat (..) de modellen meestal naakt of halfnaakt staan afgebeeld. Het belangrijkste zijn de poses, de gezichtsuitdrukking, de hele houding, die te kennen geven: Ik ben een willoos wezen, geschapen om jou terwille te zijn, bereid om alles te doen wat jij van mij verlangt. Op deze manier worden vrouwelijke mensen gedegradeerd tot loopse teven, die jankend de aandacht proberen te trekken van hun baas. Het gaat hier om meer, heel veel meer, dan onze rol als sex object. Het gaat hier om de verspreiding van de ideologie van de vrouwelijke minderwaardigheid. Onderworpen, beschikbaar, dienstbaar. Op bed en op kantoor, op straat en op het witte doek.” Dit schreef Alice Schwarzer in 1978 aan Henri Nanne, de uitgever van Der Stern.

Alice Schwarzer, hoofdredactrice van het Duitse vrouwenblad Emma, had toen samen met negen andere vrouwen een aanklacht in tegen het weekblad Der Stern. De groep stelde dat de omslagen van dat blad die voornamelijk bestonden uit hüpsche mädchen met guitige glimlachjes en ontblote borsten beledigend voor vrouwen waren, en eiste een verbod van dergelijke omslagen op straffe van 50.000 mark boete. De rechter wees de aanklacht af: de groep van tien kon niet namens alle Duitse vrouwen spreken, en kon zich derhalve volgens de wet niet plaatsvervangend beledigd voelen. Van harte ging die uitspraak overigens niet. De rechter koesterde sympathie voor de motieven van de aanklaagsters en zei hen: “Het spijt me dat u niet hebt gewonnen.”

Inmiddels zijn we bijna tien jaar verder, en is Emma met een nieuwe, uitgebreidere campagne gestart onder het motto ‘porNO!’. Het uitgangspunt van de campagne is dat pornografie in de afgelopen jaren niet alleen in hoeveelheid maar ook in hardheid is toegenomen. Alleen al in de BRD bestaan nu 350 pornobioscopen, 1000 seksshops en 5000 pornoclubs. Per maand worden er 500.000 pornofilms verhuurd, waaronder 200.000 gewelddadige. Het aantal verkochte pornovideo’s ligt rond de half miljoen per jaar, met prijzen die variëren van 50 tot 200 mark. De totale jaarlijkse omzet in deze branche ligt naar berekening rond de 1.100 miljoen mark .

Ter illustratie van die banaliteit en hardheid publiceerde Emma aan het begin van haar campagne, in oktober 1987, een aantal interviews met vrouwen die in de porno-industrie werken. De selectie was bepaald niet gemaakt op grond van arbeidsvreugde: dwang, geweld en misbruik voerden de boventoon. Het volgende nummer bevatte een greep uit de beschikbare harde porno, om het publiek duidelijk te maken over wat voor materiaal de discussie nu eigenlijk ging. Prompt werd deze Emma uit de handel genomen, wat de merkwaardige situatie opleverde dat een blad waarin pornografie wordt aangeklaagd niet meer verkocht kon worden, terwijl de schappen van de kiosk rustig mochten doorzakken onder het gewicht van de daar verzamelde blote dames.

En als altijd toonde Alice Schwarzer zich een eersteklas organisator. Want terwijl iedereen zich beijverde om stelling te nemen en andere media behendig op de discussie insprongen, publiceerde Emma de Duitse vertaling van Andrea Dworkins boek Pornography: men possessing women, waarin een vlammende vergelijking tussen jodenhaat en vrouwenhaat de rode draad vormt. Schwarzer had de achillespees beet, en liet niet meer los:

“Als we zeggen dat pornografie de geseksualiseerde, vernederende onderdrukking van vrouwen is, dan begint dat natuurlijk al bij dat keurige, onnozele Playboy konijntje en eindigt dat bij gemartelde vrouwen. Ik ben vanzelfsprekend tegen antisemitisme, en gelukkig leef ik in een land waar jodenhaat niet meer mogelijk is en verboden is. De beelden die ons omringen en die onze verlangens, behoeften en gedragingen vormen, zijn in de laatste 10, 15 jaar op een onbeschrijfelijke manier verruwd en gevoelloos geworden. Er wordt in toenemende mate een beeld van ons getoond, dat ons tot tweederangs burgers degradeert. Waartoe dit leiden kan, daaraan heeft Dworkin, die vrouw en jodin is, ons herinnerd. Voor men zich het recht kan toeëigenen om miljoenen mensen te martelen en te doden, zoals wij Duitsers met de Joden hebben gedaan, moet je ze eerst degraderen tot mensen met wie je zoiets doen kan. Aan de gaskamers van de Nazi’s gingen vanzelfsprekend propaganda oorlogen vooraf, waarin Joden als ondermensen getoond werden. En nu worden wij vrouwen uitgebeeld als ondermensen.”

Alle losgewoelde emoties en debatten werden uiteindelijk naar een concreet doel geleid, dat het hoogtepunt van de campagne is gaan vormen: Emma kwam eind november met een eigen wetsvoorstel rond pornografie. De kern daarvan luidt dat vrouwen, langs civielrechtelijke weg, pornofabrikanten kunnen vervolgen wegens belediging. Gevangenisstraf is daarbij niet aan de orde, dat kan alleen binnen het strafrecht. Wel kan een schadevergoeding geëist worden; daarvoor is gekozen omdat de portemonnee de meest gevoelige plek van de producent is. De rechter kan tevens beslissen dat de steen des aanstoots uit de handel wordt genomen. In het voorstel is de procedure alleen voor vrouwen toegankelijk.

Schwarzer legt uit waarom Emma dit wetsontwerp gemaakt heeft: “Voor ons, voor Emma, is het niet de eerste keer dat we tegen pornografie in het geweer komen. In 1978 hebben we met een vergelijkbare, vrijwel identieke redenering een proefproces tegen Der Stern gevoerd. We kregen indertijd van de rechter te horen: naar mijn mening hebben jullie het morele gelijk aan je kant, maar jullie zijn hier aan het verkeerde adres. Er bestaat geen wet tegen pornografie, jullie moeten je tot de wetgever wenden. En dat doen we nu.”

Opmerkelijk is het grote aantal positieve reacties op het wetsontwerp. De politici die deelnamen aan het forum rond het voorstel, waren ronduit enthousiast. Rita Süssmuth, CDU minister voor gezinszaken, zei letterlijk dat ze het voorstel ‘zeer verwelkomde’. Renate Schmidt (SPD) vond het ontwerp ‘goed en noodzakelijk’, Verena Krieger (Grünen) ‘heel goed’. Süssmuth heeft meegedeeld een hoorzitting over pornografie en over het voorstel te zullen organiseren, de SPD is bezig met een interne discussie. De Grünen werken aan een verbetering van de voorgestelde tekst en willen het voorstel waarschijnlijk in de Bondsraad indienen. Een saillant detail is de bijval van Elfriede Jellinek, een Oostenrijks schrijfster wier boeken nogal eens het predikaat ‘pornografisch’ ten deel is gevallen.

Negatieve reacties zijn er uiteraard ook. De kritiek is in grote lijnen vergelijkbaar met wat indertijd in Nederland te horen viel. Der Spiegel sympathiseert bij monde van haar redacteur Hellmuth Karasek met Emma’s kritiek op pornografie, maar twijfelt sterk aan de gekozen weg. Strafrecht of civielrecht, het blijft de sterke hand van de staat die ingeroepen wordt. Uitgever Rowolt – overigens de vaste uitgever van Schwarzer – vreest voor de vrijheid van meningsuiting en van de pers, en vindt Emma’s argumentatie wat al te gemakzuchtig. De zo snel tot stand gekomen coalitie tussen Emma en de CDU minister wordt verdacht gevonden: moral majorities doemen als angstvisioen op.

De zaak Emma vs. Dr Oetker

Met de discussie over het wetsontwerp is ook de discussie over het al of niet bestaan van een oorzakelijk verband tussen pornografie en geweld tegen vrouwen weer opgelaaid. Schwarzer zelf gaat er van uit dat zo’n verband bestaat: pornografie is in haar ogen een voorbode van gewelddadigheid, en tegelijkertijd een voorbereiding daarop; een soort vingeroefening. Pornografie maakt mensen murw, veroorzaakt blindheid tegenover onrecht en maakt geweldsgebruik makkelijker te aanvaarden. Die opvatting wordt door anderen met kracht bestreden: pornografie voorkomt juist dat mensen mannen naar gewelddadiger middelen grijpen.

Een interessant punt van het wetsvoorstel van Emma is dat het zich heeft losgemaakt van dergelijke, waarschijnlijk onoverbrugbare, verschillen in inzicht. Het voorstel zoekt de grond voor een gang naar de rechter immers niet in de eventuele bedreiging die van pornografie uitgaat, noch in de mogelijkheid dat pornografie geweld zou aanwakkeren. De grond voor een aanklacht is belediging, niets meer en niets minder. Een tweede punt is dat deze procedure per definitie neerkomt op een toetsing achteraf: op voorhand wordt niets verboden, een rechter kan hooguit na publicatie en op grond van een aanklacht beslissen dat het product in kwestie uit de handel wordt genomen. Het meest opmerkelijk aan het wetsvoorstel is dat het aansluit bij een ontwikkeling die al langer in de vrouwenbeweging gaande is: de verschuiving van het strafrecht naar het civielrecht.

In het strafrecht gaat het altijd om een procedure die de staat zelf aanspant, middels haar vertegenwoordiger: de officier van justitie. Het slachtoffer treedt op als getuige, en heeft nauwelijks invloed op de gang van zaken: op welke grond de verdachte gedagvaard wordt, op de straf die geëist wordt. Ook schort het nogal aan de informatie die het slachtoffer krijgt over de voortgang van de procedure, hoewel er sprake is van verbetering. De laatste jaren hebben feministische advocaten er daarom voor gepleit meer gebruik te maken van het civielrecht. Er kan dan bijvoorbeeld schadevergoeding worden geëist in plaats van gevangenisstraf, zaken draaien niet om vage, conservatieve noties als ‘schending van de eerbaarheid’ of ‘aantasting van de zedelijkheid’ maar worden gevoerd op grond van toegebrachte schade of veroorzaakt leed. Ook niet altijd even concrete gronden, dat geef ik onmiddellijk toe, maar grijpbaarder dan de zedeprekerij die de staat nogal eens aanvoert. Een ander voordeel van het civielrecht is dat procedures vaak sneller zijn (bijvoorbeeld via het kort geding, dat gewoonlijk al binnen twee weken afgerond kan worden) en meer mogelijkheden biedt. Het straatverbod, dat een aantal verkrachters is opgelegd, is daar een goed voorbeeld van.

Er zitten echter de nodige haken en ogen aan Emma’s wetsvoorstel. Schwarzer herinnerde aan de overeenkomsten tussen dit voorstel en het proefproces tegen Der Stern. Die zijn inderdaad groot, op een cruciaal punt na. De omslagen van dat blad zullen hoogstwaarschijnlijk niet onder de definitie ‘pornografie’ vallen, en dat is nu juist het gebied waarop het voorstel betrekking heeft. De term pornografie wordt gewoonlijk gereserveerd voor materiaal dat verkocht wordt met het oogmerk lust te wekken, opwinding te veroorzaken; de omslagen van Der Stern worden gemaakt met het doel Der Stern te verkopen. Vrouwen als lokkertjes, smaakmakers in reclame of als smeermiddel bij het opbouwen van een image dienen niet de lust (in welke kromme variant dan ook), maar uitsluitend de verkoop. Seks om de seks valt gewoonlijk onder de noemer pornografie (en dus onder Emma’s voorstel), seks-als-extraatje juist niet. Het gewone, alledaagse vrouwenbloot blijft dus onaantastbaar.

Hoewel dat waarschijnlijk niet Emma’s bedoeling was, heeft de beperking tot ‘pure’ pornografie zo zijn voordelen. Ik moet er niet aan denken dat elke afbeelding van of met bloot voor aanklachten vatbaar zou worden: omdat dan ook voorlichtingsboeken of vormen van erotiek waar Schwarzer wel voor voelt en, naar schatting, een derde van al het bestaande beeldmateriaal onder vuur komt te liggen. Omdat ‘t een schot voor open doel voor elke preutse bevolkingsgroep zou zijn. Omdat sommige van die advertenties gewoon grappig zijn. Maar vooral omdat zo’n brede inzet van het ontwerp zou betekenen dat het probleem bij een enkel plaatje wordt gelegd, alsof dat schuld draagt aan de bizarre positie van dames in de wereld. Het gaat niet om die ene foto, die ene reclame, maar om de massaliteit en de eenzijdigheid ervan. Als vrouwen even frequent in andere situaties zouden worden afgebeeld en mannen even regelmatig als sensueel object werden getoond, was er al een boel gewonnen: het stereotype zou gebroken zijn. Zoiets valt niet bij wet te bereiken, in ieder geval niet met een pornowet.

Een andere manier van kijken evenmin, terwijl een fors deel van het probleem daar ligt. We zijn immers steeds meer gewoon geworden om naar afbeeldingen te kijken alsof de betekenissen die wij, de kijkers, eraan geven, inherent zijn aan die beelden. Alsof een hoge hak ‘uit zichzelf’ opwinding veroorzaakt, alsof een rode mond ‘vanzelf’ geilheid betekent. Welnee – de maker van zo’n beeld heeft bepaalde intenties en middelen om die intenties over te brengen, en met wat mazzel ziet de kijker die meegegeven bedoeling in een oogopslag. Zeker in het geval van stereotypen, vertrouwd als ze zijn door het vele gebruik, is dat niet moeilijk. Maar doorslaggevend is altijd de betekenis die je als kijker zelf geeft; vandaar ook dat eenzelfde pornofoto door de doorsnee feminist en de idem macho zo verschillend geïnterpreteerd kan worden. Bovendien overheerst de neiging om te geloven dat beelden ‘echt’ zijn, iets over de werkelijkheid vertellen – alsof foto’s niet geretoucheerd, modellen niet bijgelapt en uitgelicht, betekenissen niet gecreëerd, situaties niet geënsceneerd zijn. We kijken naar afbeeldingen alsof ze ons kunnen vertellen hoe het ‘echt’ is, hoe het is en hoort.

‘t Mooiste voorbeeld daarvan vind ik de verpakkingen van taartmixen. Prachtige roomkastelen staan daar, en al knoeiend met slagroomspuiten poogt de argeloze koper die droomtaart te evenaren en noemt zijn product een misbaksel als ie niet genoeg lijkt. Wie realiseert zich ooit dat de taart op het pakje van gips is, gemaakt door iemand die daar dagen aan werkt, en dat hij na afloop van de fotosessie wegens oneetbaarheid de vuilnisbak ingaat in plaats van een watertandende mond? Zo kijken we maar al te vaak: zo, als op die foto, hoort het. Ik wil de mannen niet de kost geven die denken: Zo horen vrouwen eruit te zien, zo horen ze zich te gedragen. Beelden maken we tot normen, beelden nemen we als maatstaf voor beoordeling van de werkelijkheid, en dat bestrijd je niet met het recht alleen met een lachbui.

Een ander heikel punt is de term ‘belediging’. Een rekbaar begrip. Het lijkt me niet onmogelijk dat vrouwen die het feminisme een minder warm hart toedragen, op grond van diezelfde wettekst een verhaal waarin een lesbische vrijpartij voorkomt kunnen aanklagen. Een belediging immers, te veronderstellen dat keurige vrouwen zoiets zouden doen! Belediging is ook een zwaktebod, in mijn ogen. De kern van een democratie is dat mensen er heel verschillende opvattingen over goed en kwaad, over recht en onrecht op mogen nahouden. Dat betekent per definitie dat de ene groep opvattingen in ere kan houden, die kwetsend zijn voor de andere, maar wel legitiem. Verstandiger lijkt me om de zaak scherper te stellen en vast te houden aan inmiddels de rechter ook niet vreemde termen als seksisme en discriminatie.

Wie weet waar Joop Wilhelmus woont?

In Nederland overweegt de PvdA om, bij de almaar wachtende anti discriminatiewet, een amendement in te dienen waarin ‘belediging wegens sekse’ strafbaar gesteld wordt. Niet speciaal om porno mee aan te pakken, maar de tekst zou daar wel voor kunnen worden gebruikt. De Emancipatieraad heeft op voorhand gesteld niet voor een dergelijke wijziging te zijn, omdat die ook feministische publicaties zou kunnen treffen. Met enig gepuzzel is ook daar wel weer een mouw aan te passen, maar elegant lijkt die oplossing niet.

Iets verderop, in hetzelfde wetsartikel, wordt gesproken over uitlatingen die aanzetten “tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen vanwege hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht of hun seksuele gerichtheid”, een gevolg van de motie die PvdA lid Kosto indiende bij de behandeling van de pornowet in 1984.

Dat lijkt de tekst die de meeste mogelijkheden biedt om pornografie wettelijk te lijf te gaan. De anti-discriminatiewet komt overigens niet voor 1989 in behandeling, als hij alle strubbelingen al overleeft; bovendien blijft het een kwestie van strafrecht. Heikelien Verrijn Stuart wees er op dat het Nederlands recht nu al voldoende mogelijkheden biedt, variërend van een verbod of inbeslagname tot schadevergoedingen

Maar een punt lijkt iedereen over het hoofd te zien. Mocht iemand een zaak willen beginnen tegen Der Stern of tegen Playboy, dan kan dat, in ieder geval technisch gezien. Wil iemand echter een proces aanspannen tegen een meer obscuur blad als Nymph Lover of Lolita, vaak de vindplaats van tot triestheid stemmende porno, dan duiken onverwachte barrières op: naam en adres onbekend. Heb je ooit geprobeerd Joop Wilhelmus, de uitgever van Chick, te lokaliseren? Ik wel. Nergens in het blad staat een adres, de postbusnummers horen bij BV’s die onderdeel zijn van BV’s die op hetzelfde postbusnummer zitten als … Exit procedure. Het lijkt me niet veel gevraagd van de Nederlandse wetgever om van porno producenten, nu de handel geheel en al gelegaliseerd is, te eisen dat ze openheid verschaffen over hun beheersstructuur en hun financiële reilen & zeilen. Een kwestie van economisch recht en fiscale plicht, dunkt me. Met als neveneffect dat er weer met iets meer feitenkennis over pornografie gesproken kan worden.

Schwarzer zelf is overigens realistisch genoeg om de gevolgen van dit (of enig ander) wetsvoorstel adequaat in te schatten. Ze gelooft niet dat pornografie op deze manier bestreden kan worden, maar hoopt vooral dat het voorstel zelf en eventueel latere rechtszaken reacties los zullen maken. “En dan? Dan wordt er over gediscussieerd. Eindelijk.” Wat dat betreft heeft de rechter wellicht een vooruitziend vonnis geveld: “Mevrouw, het morele gelijk is aan uw kant. En daarbij moet ik het tot mijn spijt laten.”

Lust is bevochten zelfvertrouwen

Begeerte, zin, genot, trek, plezier, welbehagen, hartstocht – het woordenboek noemt het allemaal. En toch bestaat er nauwelijks overeenstemming over wat lust nu eigenlijk is, en liggen de misverstanden voor het oprapen. Bijvoorbeeld deze: lust is erotiek, erotiek is seks, seks is bloot, en bloot is lust. Met liefst veel vrouwen. Ook in de vrouwenbeweging is de misvatting wijdverbreid dat lust hetzelfde zou zijn als seksualiteit, evenals het idee dat lust een gevaarlijk terrein is zodra er mannen bij betrokken zijn. Onder vrouwen mag het, mits met mate en vergezeld van verplichte debatten over onderdrukking versus bevrijding.

Seksualiteit is hooguit een van de vele uitdrukkingsvormen van lust. Zonder Van Dale te controleren – de verhouding tussen autoriteit en lust is immers vaak moeizaam – hou ik het erop dat lust het streven is naar voldoening, een diepe drang naar voldaan zijn over jezelf en je verhouding met de buitenwereld. Innerlijke tevredenheid zou ik bijna zeggen, als dat begrip niet zo’n huiselijke suggestie van met-pantoffels-bij-de-kachel zou oproepen. Lust is datgene wat iemand ondergaat wanneer hij of zij zichzelf waarmaakt. Wanneer je je eigen ideaalbeeld een stapje dichter nadert, ook al is dat eventueel maar voor een ogenblik; en dat benaderen van een ideaal gaat gepaard met het idee dat je iets meer greep op jezelf hebt en daardoor – wie weet – op de wereld om je heen.

Erotiek is de zintuiglijke versie van lust: indrukken – via muziek, geuren, beelden of flitsen daarvan – die als evenzovele ingrediënten worden gebruikt om een eigen fantasie op te bouwen. Erotiek is zelf scheppen. Erotisch materiaal is een bouwpakket waarbij als enige regel geldt: zelf in elkaar zetten. Daarbij is meerzijdigheid een vereiste; alleen dan kun je elementen aantreffen die als bouwstenen voor een eigen fantasie gebruikt kunnen worden. Een objet trouvé waar je iets eigens aan toevoegt, eventueel naar beproefd recept. Het is die eigen inbreng die het verschil tekent tussen erotiek en pornografie: jij, de kijker, bent degene die het erotische aspect erin aanbrengt of herkent; het is geen kant-en-klaar gegeven waarvan op voorhand duidelijk is dat de makers dat, en alleen dat, er doelbewust hebben ingelegd.

Om die reden is erotiek, in tegenstelling tot lust, niet cultuur- en tijdgebonden. Het uitbouwen van en spelen met indrukken, met andere woorden het naar eigen believen afmaken en invullen van een beeld, is van alle tijden. Voor lust geldt dat niet. In elke cultuur (en subcultuur) gelden verschillende waarden en normen omtrent identiteit en sociaal gedrag van mannen en vrouwen. Die ideaalbeelden veranderen, en daarmee ook de waardering van specifieke kwaliteiten of eigenschappen van individuen. Ook de waardering die je zelf toekent: denk maar aan de vrouwen die zich een jaar of tien geleden opgewekt in een tuinbroek hesen en die nu hooggehakt en kortgerokt over straat stappen.

Of ze beter af waren in die tuinbroek? Een onzinnige vraag. Waar het gewijzigde modebeeld in feministische kringen in mijn ogen op duidt, is een verandering in zelfbeeld en zelfwaardering. De tuinbroek zei: het gaat me om wie ik ben en wat ik doe, niet om mijn uiterlijk, en ik wens me niet aan te passen aan andermans normen. De huidige, zakelijker kleding, is niet minder praktisch (al die zakken in een colbertje zijn een uitkomst: verlost van de handtas!), misschien op de schoenen na – hoewel je die als wapen niet moet onderschatten. Een flinke trap op scheen- of kruishoogte… Het pak zegt: ik ben een verstandig mens, wellicht zelfs mooi, maar haal je vooral niets in je hoofd.

Het gaat in beide gevallen om manieren om jezelf waar te maken, en om het genot van het (eventuele) slagen daarin. Dat stapje dichter bij het ideaal kan op veel terreinen gezet worden. Daarom is lust vermoedelijk de beste beschrijving van wat een vrouw ondergaat die na een misschien moeizame studie het diploma van de dagschool voor volwassenen uitgereikt krijgt, of van de computerhobbyist die ‘t ding na veel geploeter zover heeft dat een spelletje vlekkeloos werkt. Van het innerlijke plezier bij het aantrekken van kleren waarvan je weet dat ze je goed staan, en van de heimelijke fierheid -kop in de wind- als je aan de blikken van anderen merkt dat dat inderdaad zo is. Van het genoegen wanneer je de overschrijving van je eerste salaris bij de post vindt: je hebt bewezen dat je iets kunt, waard bent – en niet alleen in eigen ogen. Lust heeft alles te maken met trots: lust is gewonnen, of beter nog: bevochten zelfvertrouwen.

Waar laat een naakte man z’n handen?

Niet alleen de vrouwenbeweging weet niet precies wat ze onder erotiek wil verstaan. De Playgirl-redactie suggereert weliswaar deze wijsheid in pacht te hebben, getuige haar slogan “Mis geen maand uw eigen lijfblad: Playgirl, erotisch magazine voor dames”. Voor dames nog wel… Zo’n aankondiging schept, in combinatie met de glossy uitvoering van het blad, visioenen van een blad van standing dat elke vrouwelijke yup zonder gêne op heur postmoderne salontafel kan laten slingeren. Hoe chic is toch de erotiek!

Maar al op de derde bladzij zitten we midden in de problemen. De redactie moet haar onmacht bekennen en legt de hamvraag ten einde raad aan de lezeressen voor, als gold het een referendum. “In dit eerste nummer van PLAYGIRL staan vele aantrekkelijke mannen, maar … ze werden niet volledig naakt gefotografeerd. Wij, de redactie van PLAYGIRL, willen graag weten of u het daarmee eens bent, of dat u liever volledig naakte heren in uw LIJFBLAD ziet staan. Laat het ons weten! Stuur een briefje of kaartje aan…”. Hoe democratisch: wat erotiek is, wordt uitgemaakt door de stem van de meerderheid.

Het Opzijpubliek is overigens, heel attent, niet vergeten. Indachtig de uitgesproken voorkeur van de gemiddelde Opzijlezeres voor katten zijn daar maar liefst drie items rond gekozen. Niet alleen een fotoserie rond een speler uit de musical Cats die zich schminkt, maar bovenal, oh wonder, een uitgeklede kat. Een naakt, haarloos en vooral exclusief dier waar liefhebbers duizenden gulden voor neertellen. Een beetje een zielig beest, met al die huidplooitjes en dat verschrompelde koppie. En – vanwege die onbeantwoorde hamvraag? – is zelfs deze kat zo kuis gefotografeerd dat niet te ontdekken valt of het een mannetje of een vrouwtje is.

De modereportages ontbreken niet, evenmin als Linda van Dijck, Jeroen Krabbé en Huub Stapel. Ook bevat het blad een minikwisje, en een rubriek waarin de laatste snufjes en mooie onnutte kado’s worden aangeprezen. Playgirl onderscheidt zich al met al weinig van andere moderne vrouwenbladen; het verschil zit ’em vooral in de nadruk op probleemrubrieken, recepten en patronen (Viva), werk en carrière maar toch vrouwelijk blijven (Cosmopolitan), respectievelijk de halfblote meneren.

Wat opvalt aan het blad – ik zeg het met spijt – is het gebrek aan erotiek. De Playgirlheren blikken enigszins ongemakkelijk de camera in, doen iets ingewikkelds met een handdoek omdat de redactie een slecht marktonderzoek heeft laten uitvoeren, of kijken quasi nonchalant de rook van hun sigaret na met het bovenste knoopje van hun broek open. Een geile blik? Wellustig hun handen over hun lichaam strelen? Een zweem van overgave? De dames die het blad in handen hebben flirtend of uitdagend aankijken? Welnee, ze wekken eerder de indruk dat ze niet weten waar ze hun handen moeten laten nu ze hun broek of jasje niet aan hebben.

Playgirl is de kneuterigheid ten top. Niet alleen doordat meer dan de helft van het blad volstaat met ongevaarlijke, in elk blad gangbare artikelen, of vanwege de al te platte en clichématige opvatting van erotiek, maar vooral omdat elke durf ontbreekt. Tekenend is een kort verhaal van Bea Oving: ze ontmoet tijdens een bezoek met haar enigszins saaie minnaar Wilco aan een nachtclub, een mannelijke stripper met wie ze een hijgerige dans op het podium uitvoert. Neemt ze vervolgens de benen om de nacht door te brengen met haar ‘koffiekleurige stuk’, de ‘chocoladekleurige spetter die haar bloed doet tintelen in haar onderbuik’? Welnee. Dat zou Wilco maar kwetsen. Als een braaf meisje gaat ze met haar saaie Wilco mee. Zuchtend.

In de tijgersluiphouding op het biljart

Het grote misverstand rond erotiek -iets wat de redactie van Playgirl vermoedelijk nimmer zal doorgronden- is dat erotiek iets met naaktheid te maken zouden hebben. Er zijn honderden, zo niet duizenden, situaties en foto’s denkbaar waarin volledig ingepakte dames en heren dingen doen die uitermate inspirerende gedachten bij de toeschouwer oproepen; en de ontelbare foto’s van naakte mannen en vrouwen die inmiddels geproduceerd zijn, bewijzen dat de hoeveelheid kleding beslist niet omgekeerd evenredig is aan het lustopwekkend potentieel.

Naaktfoto’s van het type Playboy & -girl werken als een soort stenografie: de open mond duidt op gewilligheid, het achterovergebogen hoofd op overgave. De entourage (kleding, decor) verwijst naar glamour en rijkdom, de luxe van een leven gewijd aan seks zonder hinderlijke alledaagse beslommeringen De pornografie bestaat bij gratie van seksuele clichés. Die voorspelbaarheid is zowel haar kracht als haar zwakte: alles is zo overduidelijk, zo expliciet, dat de kijker alle betekenissen in één oogopslag ontsluiert. Of zoals Rudi Kousbroek het ooit formuleerde: “…als een stekker en een stopcontact. Je weet ogenblikkelijk waar het een en waar het ander toe dient.”

Juist die rechtstreeksheid maakt pornografie zo saai. De fantasie is verstrikt en gevangen geraakt in clichés, in stopwoorden. Voorwaarde voor een erotische foto of tekst is in mijn ogen dat je erin kunt dwalen, speurend naar een detail, verrast en geïntrigeerd kunt raken door een tegenstrijdigheid of oneffenheid. Erotiek koop je niet als hapklare brok bij de AKO om de hoek, maar maak je zelf. Want wat is erotiek anders dan de zinnelijke versie van lust, van zelf een zinnelijke beleving scheppen die aan jouw fantasie tegemoet komt

De erotiek ligt op straat

Met een doe-het-zelf-blik op de wereld valt er veel erotisch genoegen te beleven. Ook aan heren. Jan Mulder wees er in een van zijn columns in de Volkskrant bijvoorbeeld al op dat sport in toenemende mate een bron van sensueel plezier aan het worden is. “…verlokkende beelden van over elkaar heen rollende handballers tijdens de training (..) Alle Verenigde Staten hangen aan de buis en schijnen zich te verlekkeren aan de strakke pantalons, die de spierbundels van de footballers in bedwang houden (..) De snookerspelers liggen vaak languit op het laken en de smokingbroek gaat hierbij schitterend spannen om de flanken van de cracks. Snooker prikkelt de zinnen. Close up: zeven rode ballen liggen stil in het licht van de kristallen luchters te glimmen en je weet dat een prachtige snookerspeler net buiten het beeld in de tijgersluiphouding op het biljart ligt (..) De toekomst van de sport is aan de erotiek.

Opmerkelijk is trouwens het optreden van de heren musici in videoclips. Zijn mannen in het dagelijks leven vaak wars van enigszins opvallend lichamelijk vertoon – op het nadrukkelijk tonen van spierbundels na, misschien – de videoclip lijkt een soort vrijplaats te zijn. Make-up, buitenissige kleding, uitdaging, openlijk geflirt, sensuele bewegingen – niets uit het erotisch arsenaal van vrouwen lijkt buiten hun bereik. De clip van Prince & Co bij het nummer Kiss verdient wat mij betreft om die reden een ereplaats: een mysterieuze dame gehuld in sluier, Prince zelf die opmerkelijk genoeg ook van zijn eigen lichaam geniet en een vorm van aanstekelijk narcisme tentoonstelt, een pas de deux die onbeslist eindigt, plus een ironisch geamuseerde Wendy die de wedstrijd gadeslaat en ons eraan herinnert dat ook wij slechts toeschouwers zijn. Sport en clips: misschien een tip voor de redactie van Playgirl?

Een tikje wilder, amiga…

Terug naar de lust. Een belangrijke, terugkerende vraag is hoe vrouwen tegenover lust staan. Kunnen vrouwen van harte genieten? Er zijn gegronde redenen om somber gestemd te raken. Vrouwen twijfelen – door de buitenwacht daarbij regelmatig een handje geholpen – vaak aan hun eigen kunnen; dat schept nu niet bepaald een degelijke basis voor een lustvol bestaan.

En veel vrouwen kampen met zaken die genot ondermijnen. Hun financiële positie bijvoorbeeld: bestaat er lust onder de armoedegrens? Of de dubbele belasting: is er tussen huishouden, kinderen en baan nog wel tijd om onbekommerd en zorgeloos te genieten? Vrouwen bezoeken twee keer zovaak als mannen hun huisarts, één op de elf vrouwen gebruikt dagelijks tranquilizers en ruim vijftien duizend vrouwen zijn aan alcohol verslaafd. Ze zijn geven makkelijker geld uit voor man en kinderen dan om zichzelf te verwennen. Dat zijn stuk voor stuk verschijnselen die eerder verwijzen naar een tekort aan zelfvertrouwen dan naar het bevechten daarvan.

Ook hun fantasieën zijn zelden groots en meeslepend. De inzendingen onder het motto “Sla munt uit uw lust” kenmerken zich door ingetogenheid. De grootste uitspatting lijkt te bestaan uit in je eentje een mokkataart opeten of zeven boeken tegelijk kopen. Niemand rept van een woeste nacht in het allerduurste hotel, van een superchique cruise door de Caïriben, van banken beroven en het geld verbrassen in Las Vegas, van een komeetachtige carrière of van een reis om de wereld op een vlot. Willen vrouwen zich onverdroten in de lust storten, dan is bescheidenheid taboe en eigengereidheid plus een flinke dosis gezond egoïsme een eerste vereiste.

Niet bij dweilen alleen

Waarom zou lust voor vrouwen een bijzonder onderwerp moeten zijn? Seksueel geweld, ongewenste intimiteiten, mannelijke definities van seks, heterovooroordelen… de riedel is waar maar bekend. Er zijn echter twee minder geaccepteerde, maar misschien belangrijker argumenten voor dames om zich in theorie en praktijk bezig te houden met lust & erotiek.

Namelijk, dat lust maar al te vaak als last wordt beschreven, als iets dat vrouwen niet (meer) aan zou gaan tenzij onderling maar dan wel in stilte, en: als een onderwerp dat tot verhitte koppen en onwrikbare fronten leidt. De patstelling en de akelige afwezigheid van elk verfrissend idee op het lustfront waar de vrouwenbeweging momenteel mee tobt, zijn een rechtstreeks gevolg van wat inmiddels het debat tussen puriteinen en perversen is gaan heten. Aan de ene kant vrouwen die zich met hart en ziel inzetten tegen seksueel geweld in al zijn vormen en die soms in fatalisme vervallen over de toekomst van de lust omdat ze te vaak met de gevaarlijke kanten zijn geconfronteerd. En aan de andere kant de vrouwen die niets te dol was en die, zoals Katijf het ooit kernachtig uitdrukte, de seksuele revolutie nog eens over wilden doen maar nu voor vrouwen – zonder de inmiddels ontdekte nadelen van diezelfde revolutie in ogenschouw te willen nemen.

Niet meer nadenken over erotiek, lust en wat dies meer zij is in mijn ogen funest. Voor individuele vrouwen, die regelmatig te kennen geven niet tevreden te zijn over hun seks- en lustleven en ‘iets anders’ willen maar niet goed weten wat. Zo’n debat kan mogelijk alternatieven, een andere kijk of houding helpen ontwikkelen.

En zeker voor de vrouwenbeweging zelf lijkt een hernieuwde discussie van belang. De activiteiten op het seks- en lustfront lijken zich momenteel vooral te concentreren op de misstanden: het in kaart brengen van de ellende. Een fixatie daarop kan het slachtoffergevoel dat bij veel vrouwen bestaat alleen maar versterken. En geen enkele beweging kan bestaan bij het inventariseren van de rampspoed alleen. Het is pure noodzaak om te dweilen en die kraan dicht zien te krijgen, maar tegelijkertijd is het essentieel om te laten zien dat er meer is dan verkrachting, mishandeling en incest.

Alleen al voor het bewaren van een gezond evenwicht is aandacht voor lust belangrijk, en bovendien kunnen plezier en genot tegenwicht bieden aan de begrijpelijke neiging om alleen nog maar machtsmisbruik, geweld en gevoelloosheid te kunnen zien. Juist voor vrouwen die heel beschadigende ervaringen hebben ondergaan, kan het essentieel zijn om lust en erotiek te verkennen. Want stel dat je incestslachtoffer bent en uiteindelijk besluit aan de bel te trekken: de hele hulpverlening stort zich op je en alles en iedereen bevestigt hoe verschrikkelijk zielig en erg het allemaal is. Je wordt gereduceerd tot die incest – die bepaalt je wereld. Zou het na verloop van tijd niet prettig zijn om positieve, plezierige, zelfs spannende alternatieven aangereikt te krijgen? Als overlevingsstrategie, om te ondervinden dat lust niet alleen last hoeft te zijn?

Bovenal: lust is plezierig, en noodzakelijk. Geen verlangens voelen, geen wensen meer koesteren – dat is de doodsteek voor een beweging, voor een individu. Want wat is erotiek, wat is lust anders dan zelf scheppen en daarmee ook een beetje jezelf scheppen? De kortste omschrijving van erotiek die ik ken is levenslust: je het leven toeëigenen. En daar is het tenslotte allemaal om begonnen.

Kan mijn kat ongelijk hebben?

ALS OPZIJLEZERES HEEFT u vast een kat. Hoe behandelt u die? Veel aaien, kroelen, af en toe een spelletje met een touwtje of een namaakmuis, en ‘s avonds tweestemmig snorrend in bed? Als oprecht kattenliefhebber zal het volgende u dan tegen de borst stuiten, maar verschillende katten in mijn omgeving blijken te floreren bij een straffer aanpak: gooi- en smijtwerk, een flink pak slaag, en liefdevol jennen. De mijne is sinds kort verslingerd aan meppen. Liefst met de vlakke hand in een stevig ritme op haar achterwerk, net iets boven haar staart. Ze mauwt klagelijk bij elke onderbreking: of je zo vriendelijk wilt zijn om door te gaan. Sindsdien mep ik er regelmatig lustig op los. De kat geniet. Ook van aaien, trouwens.

De schok die in de vrouwenbeweging ontstond toen een aantal dames zich bekend maakte als feministische SM-ers was wellicht groter, maar van dezelfde orde. Feminisme en sadomasochisme leken even onverenigbaar als katten en slaan – dat deed je niet.

Dracula versus de buren

VEEL VERWARRING ONTSTAAT doordat onduidelijk is wat SM inhoudt; associaties met mishandeling of nazistische taferelen zijn snel gelegd, maar niet terecht. SM is niets meer, niets minder dan het plagen, tarten, beknotten en soms bezeren van een partner met diens uitdrukkelijke toestemming, met de bedoeling dat beiden daar opgewonden van worden. Daar is geen folterkamer of krakend militair schoeisel voor nodig. Dergelijke misvattingen zijn alleen de wereld uit te helpen door te benadrukken dat bij SM vrijwilligheid een voorwaarde is. De druk of dwang die erbij te pas kan komen, is relatief: als een SM-er ‘nee’ zegt, is het nee.

Dat maakt de vraag naar een morele uitspraak over SM dan ook lichtelijk belachelijk. Niemand heeft het recht om te oordelen over wat twee mensen binnenskamers in vrijwilligheid doen, of dat nu klaverjassen of elkaar vastbinden is. Als buitenstaander kun je alleen zeggen of het jou wat lijkt of niet. Van die twee mensen heb je af te blijven, net zoals het onbehoorlijk is om een willekeurige huisvrouw aan te vallen op haar manier van leven. Een diskussie erover voer je in mijn ogen over het verschijnsel, over de manier waarop een en ander voorgesteld wordt, niet om moreel te oordelen over mensen.

Klimaatsverbetering, zorgen dat de wenkbrauwen zich niet langer zorgelijk of afkeurend fronsen: oftewel de emancipatie van SM van gewantrouwde perversiteit tot geaccepteerde seksuele variant. Die taak stelt de SM-beweging zich, en niet voor niets. De doorsnee-reactie op SM is van dien aard dat mensen zich wel tien keer bedenken voor ze anderen laten weten SM te beoefenen. Er bestaat bovendien onder SM-ers een duidelijke behoefte aan een plek waar ze vrijelijk kunnen spreken en contacten kunnen leggen, zonder zich zorgen te hoeven maken over eventuele consequenties. Voor sadomasochisten heeft de VSSM, de Vereniging Studiegroep Sadomasochisme, een vergelijkbare betekenis als het COC vroeger voor homoseksuelen: een baken in een onverschillige, soms zelfs vijandige buitenwereld. De VSSM organiseert ontmoetingsdagen, geeft een blad uit (Kerfstok), houdt voorlichtingsbijeenkomsten en poogt de beeldvorming rond SM bij te schaven.

De SM-beweging benadrukt dat het absoluut niet ongewoon is dat enige mate van dwang of van pijn als opwindend wordt ervaren, en dat zoiets mensen niet tot abnormaal bestempelt. Sadomasochisme is eerder iets dat ook je buren doen dan Frankensteins favoriete tijdverdrijf.

Vreemd genoeg treedt er op dat punt een merkwaardige paradox aan het licht. Een belangrijk element van SM – de reden ook dat mensen nieuwsgierig op bijeenkomsten over SM afkomen of zich giechelig afvragen hoe het zou zijn om hét te doen – is dat het als anders ervaren wordt. Juist daardoor prikkelt het de fantasie gigantisch. Het is de vraag of SM, ondanks de inspanningen van onder andere de VSSM, ooit echt ingeburgerd zal raken en als volstrekt ‘normaal’ zal worden ervaren. Meer nog is het de vraag of SM-ers zelf uiteindelijk dat aura van geheimenis en spanning wel willen opheffen. Het normaliseren van SM betekent dat die intrigerende kern vervalt; en ook al wil je dan niet voor Frankenstein aangezien worden, Dracula is en blijft een stuk prikkelender dan de buren.

Coupe Royale

DE VERKLARING DIE de VSSM geeft voor het intrigerende karakter van SM, steunt vooral op de entourage die erbij te pas komt. De zweepjes, de kettingen, de kledij en de enscenering zijn cruciaal. De definitie van SM wordt op die manier sterk afhankelijk van het gebruik van attributen. Regelmatig bekruipt me overigens het gevoel dat niet alleen de SM-beweging maar ook haar opposanten in dezelfde valkuil vallen: een overmatige aandacht voor de gebruikte attributen. Zo valt regelmatig het verwijt te horen dat SM-ers, juist vanwege hun uitdossing, associaties met nazistische terreur en martelpraktijken zouden oproepen. Precies datzelfde verwijt kan echter gericht worden aan delen van de kraakbeweging of van de homobeweging, of aan motorfanaten en legerofficieren. Opmerkelijk toch, dat alleen de SM-praktisanten om die reden aan de schandpaal worden genageld. Misschien omdat zij als groep minder geaccepteerd zijn?

Het is de vraag of het terecht is om de definitie van SM zo te laten bepalen door de gebruikte attributen. Ik denk dat de grens aanmerkelijk vager is. Een voorbeeld: als je partner ervan geniet om overgeleverd te zijn, kun je dat ‘afdwingen’ door hem of haar aan het bed te binden met touwen of een riem. Maar eenzelfde effect van machteloosheid kun je teweegbrengen door met enige kracht een knie op een opengedraaide dij te zetten – geen ontkomen aan. In het eerste geval zal het SM genoemd worden, in het tweede niet; puur vanwege het ontbreken van uiterlijk vertoon. Ook machtsspelletjes kun je uitstekend af zonder leren pakken of verpleegstersuniform; met woorden en lichaamstaal kom je heel ver.

Natuurlijk zijn er genoeg situaties waarbij attributen niet zomaar weggelaten kunnen worden; je moet verdomd lange haren hebben om daarmee een tik met een zweep te kunnen imiteren. Maar wat ik duidelijk wil maken is dat de sterke nadruk die de Vereniging legt op de entourage van SM een vertekening oplevert. Het zijn niet de attributen de ‘speciale’ spanning van SM oproepen; dat is meer een kwestie van vormgeving. Het gaat bij SM in essentie om de wetenschap over en weer dat je elkaar uitdaagt en opwindt tot het uiterste, en dat lekker vindt. Is dat besef er niet, dan helpt een zweep ook niet. Die veroorzaakt dan maar lachbuien of verschrikte gezichten.

De terminologie die in de SM-beweging in zwang is geraakt, is niet bepaald geschikt om dat laatste, vrij essentiële punt te verduidelijken. Integendeel. De vrouwen die zich met SM – soms ook harde of stevige seks genoemd – bezighielden, zochten een omschrijving voor alles wat niet SM was en plakten daar uiteindelijk, enigszins denigrerend, het etiket ‘vanilleseks’ op. Vanille, het woord zegt het al: lief, zoet en plakkerig. Bah. En daardoor leek het in één klap alsof spanning en sensatie aan seks met zweepjes was voorbehouden, en de rest als achtergebleven gebied moest worden beschouwd; hopeloos ouderwets in vergelijking met zoiets intrigerends als SM. Die schijnbare tegenstelling is inmiddels gemeengoed geworden in de SM-beweging. En daarmee bereikt ze precies datgene wat de SM-beweging niet (en misschien eigenlijk ook weer wel) wil: een strakke scheiding tussen SM en de rest.

Hokjesgewijs

ZO LAVEERT DE SM-beweging tussen ‘eigenlijk heel gewoon’ en ‘toch wel heel bijzonder’. Dat dilemma, SM als normaal geaccepteerd willen zien zonder tegelijkertijd de exclusiviteit ervan te hoeven prijsgeven, is op dit moment niet op te lossen. Dat hangt samen met de manier waarop de Vereniging SM ziet: als een afgeronde, complete seksuele identiteit. Je doet niet aan SM, nee, je bent SM-er. Dat is het verschil tussen zeggen dat je een stuk schrijft of zeggen dat je schrijver bent; het verschil tussen ‘dat is me mislukt’ en ‘ik ben mislukt’. Je benoemt niet je handelingen, maar jezelf.

Vreemd is dat niet; het is eerder gewoonte dan uitzondering dat mensen hun seksuele gewoontes als kenmerkend onderdeel zien van hun ik, en zichzelf en anderen definiëren aan de hand van de vraag met wie of hoe ze het doen. Dat heeft nogal wat consequenties. Het suggereert dat je daarmee een uitputtende beschrijving van iemands (seksuele) karakter geeft, alles wat erin zit hebt opgesomd. Dat maakt ook dat het jezelf toemeten van zo’n etiket de betekenis van een bekentenis heeft gekregen: je openbaart daarmee je diepste ik, je geeft je kern bloot, hebt alles gezegd wat er te zeggen valt over dat onderwerp. Zulke identiteiten sluiten elkaar bovendien uit – je bent óf heteroseksueel óf homoseksueel, alletwee kan niet, en voor noodgevallen hebben we een speciaal hokje ingeruimd dat biseksualiteit heet. Het lijkt warempel wel alsof je in het stemhokje staat: kies, kies! klinkt het, en in drie partijen tegelijk wel iets zien is verboden op straffe van het ongeldig verklaren van je stem.

Nu geloof ik absoluut niet dat mensen zo in elkaar zitten; ik hang wat ik gemakshalve de cocktailtheorie noem aan, en ben er van overtuigd dat mensen alles wat er aan seksuele mogelijkheden te bedenken valt, in huis hebben. De mix kan van persoon tot persoon verschillen, en welk ingrediënt de overhand heeft staat nooit definitief vast. Seksualiteit is in mijn ogen geen afgerond en vaststaand iets dat al dan niet geheel tot ontplooiïng wordt gebracht, en van opgelopen deuken of vals bewustzijn moet worden ontdaan. Eerder is het een complex van gevoelens, ideeën en mogelijkheden die letterlijk al doende (en lerende) ontstaan, en die eindeloos veranderd en verder ontwikkeld kunnen worden, en gedeeltelijk afhankelijk zijn van de sociale omgeving waarin mensen leven.

Het COC – om het even bij het vorige voorbeeld te houden – komt steeds meer tot een vergelijkbare conclusie. Die moest bijvoorbeeld constateren dat van haar oude doelstelling, de integratie van homoseksualiteit, niet veel terecht komt. Wat wel lukt, zij het mondjesmaat, is de integratie van homoseksuelen – wat heel iets anders is. Integratie van homoseksualiteit zou immers betekenen dat homoseksuele handelingen als normaal onderdeel van ieders seksueel gedrag wordt opgevat, en daar is absoluut geen sprake van. Homoseksualiteit is weggeduwd in een hokje, veilig ondergebracht bij ‘de anderen’, en de grens tussen wij en zij is steviger dan ooit.

De VSSM loopt, als ze niet goed op haar tellen past, het risico in dezelfde valkuil te belanden. Ze spreekt over ‘sadomasochisten’, alsof dat een aparte categorie mensen is, en neemt daarmee al te makkelijk de etiketten over die de buitenwereld hen opplakt. De buitenwereld ziet het hokje als eng, de VSSM als anders – maar het is en blijft een hokje. Werkelijke seksuele vrijheid betekent in mijn ogen niet dat mensen vrij kunnen kiezen voor een seksuele identiteit; hokjesgewijze emancipatie houdt de noodzaak van een exclusieve, andere mogelijkheden uitsluitende keus immers in stand. Echte vrijheid op seksueel vlak ontstaat pas als er geen sprake van of / of meer is en elke cocktail mogelijk is. De ene keer doe je het met een meneer, de andere keer met een mevrouw; soms rechttoe rechtaan, soms met fantasierijke en uitgebreide ensceneringen. Maar asjeblieft geen etiketten, geen hokjes. Neem nou mijn kat: die vindt alles lekker, en het zal haar worst wezen of het mannen- of vrouwenhanden zijn, zachte of stevige liefkozingen. Als ze maar geniet.

Spruitjes en vanille

TERUG NAAR SM en feminisme. De opstelling van de groep vrouwen die de diskussie over feminisme en SM opende, was opmerkelijk; ze vroegen – terecht – niet met neergeslagen ogen om ook een plekje onder de feministische zon, maar kondigden aan dat ze er waren. De reacties waren ronduit opzienbarend: verhitte koppen alom, boze stukken in een aantal vrouwenbladen, een vechtpartij op een festival over vrouwen en seksualiteit, de vrouwenagenda weigerde bijdragen over SM. Het is tekenend dat dit het eerste artikel over SM in Opzij is. De ruzie concentreerde zich op twee vragen: is SM onderdrukkend of juist bevrijdend, en: is SM feministisch?

Waarom SM feministisch zou zijn, is nooit echt duidelijk geworden. Aanvankelijk was de redenering simpel: wij zijn feministen; wij zijn SM-sters; SM is dus feministisch. Op dezelfde manier valt natuurlijk te bewijzen dat spruitjes eten feministisch is, of, om het dichter bij huis te houden, dat gezien het lezerspubliek van Opzij, katten vrouwvriendelijker huisdieren zijn dan honden.

Het tweede argument was dat ze, juist door aan SM te doen, veel feministischer werden. SM leert je immers omgaan met macht, en juist vrouwen hebben moeite om met machtsverhoudingen overweg te kunnen. Vooral voor vrouwen is SM, met z’n nagebootste machtsrelaties in een relatief veilige omgeving, een uitstekende leerschool. Dat lijkt een legitimering achteraf. Als het je om een beter begrip van macht is te doen, kun je waarschijnlijk beter een kursus volgen bij de Stichting Burgerschapskunde; dat is wat eenvoudiger, dunkt me. Het is goed mogelijk dat je via SM iets wijzer wordt over macht; maar dat is dan niets meer dan een prettig nevenverschijnsel. Daar doe je het niet voor. SM doe je omdat je het lekker vind, omdat je erdoor geboeid bent, en niet uit sociologische liefhebberij.

Maar de vraag waarom SM feministisch zou moeten zijn werd eigenlijk nooit gesteld, door beide partijen niet. En als puntje bij paaltje komt is het natuurlijk een vreemde redenering dat alles wat een feministe doet ook feministisch zou moeten zijn – veel bezigheden lenen zich sowieso niet voor zo’n soort vraag. Katten aaien is katten aaien; chocola eten of douchen is niet seksistischer dan taart eten of een bad nemen. Simpelweg omdat SM met seks te maken heeft, een onderwerp dat de vrouwenbeweging van oudsher veel belang inboezemde, stortte alles wat zich feminist noemde zich er bovenop, of bewaarde een ijselijk zwijgen in de trant van: Mams wil het níet horen, hou daar ogenblikkelijk mee op.

Wat zonde was. Is. Want hoewel SM en feminisme inhoudelijk geen klap met elkaar te maken hebben, kan de vrouwenbeweging wel iets leren van de SM-beweging. Want ook al zet ik kanttekeningen bij de strategie van de VSSM, inhoudelijk zijn ze op minstens één punt een stuk verder dan de vrouwenbeweging: plezier. Want met alle energie die de vrouwenbeweging steekt in het inventariseren van de ellende, wil nog wel eens vergeten worden dat seks meer is dan onderdrukking alleen. Veel meer. En het is ontegenzeggelijk waar dat de vrouwenbeweging op seksueel vlak veel te braaf, misschien zelfs wel angstig is geworden. Lust, geilheid, en opwinding zijn termen die je in de vrouwenbeweging haast niet meer tegenkomt. Het besef dat seks spannend en overrompelend kan zijn, lijkt – in ieder geval in de theorie – compleet verloren te zijn. Wat dat betreft is het optreden van de SM-dames heel verfrissend. En zeg nou zelf: kan mijn kat ongelijk hebben?

De Venus van Milo in de betonmolen

De Venus van Milo in de betonmolen geeft de lezer zowel een ervaring als een analyse van erotiek. Het beoogt bouwstenen aan te reiken, voedsel voor eigen fantasieën te leveren. Het is een boekje om in te dwalen, een boekje om te proeven. De tekst en de afbeeldingen, de aanwijzingen voor muziek in de kantlijn, ze zijn allemaal bedoeld als suggesties waarmee de lezer een rijkdom aan indrukken kan opdoen. Ingrediënten die zij op zich in kunnen laten werken en zich toe kunnen eigenen.

Omslag Venus in de betonmolenDetails:

Uitgeverij SUA – Amsterdam 1986 – ISBN 90-6222-137-8 – 47 pagina’s – plm f 15 – rijk geïllustreerd

Bestellen:

Misschien nog tweedehands

Flaptekst:

De Venus van Milo in de betonmolen geeft de lezer zowel een ervaring als een analyse van erotiek. Het beoogt bouwstenen aan te reiken, voedsel voor eigen fantasieën te leveren. Het is een boekje om in te dwalen, een boekje om te proeven. De tekst en de afbeeldingen, de aanwijzingen voor muziek in de kantlijn, ze zijn allemaal bedoeld als suggesties waarmee de lezer een rijkdom aan indrukken kan opdoen. Ingrediënten die zij op zich in kunnen laten werken en zich toe kunnen eigenen.

Daar sta je dan met je goeie gedrag

[Bijdrage aan de congresbundel “Mannen, geweld, seksualiteit”, congres Driebergen, georganiseerd door o.a. de Vereniging voor Seksuologie en de Interfacultaire Werkgroep Homostudies.]

MET HET ZWEET in mijn handen zit ik achter de tekstverwerker. Er waren plannen genoeg om een stuk te schrijven over preventie en bestrijding van seksueel geweld. Een kleine inventaris van voorgestelde maatregelen moest daarin (zelfverdediging in de gymnastiekles in plaats van oefeningen op de evenwichtsbalk, een andere opzet voor ruimtelijke ordening zodat Hoog Catharijnes en Bijlmermetro’s tot het verleden kunnen gaan behoren); voorts een kritische noot over de tendens het strafrecht als bestrijdingsinstrument te gaan zien, want hoewel het eisen van straf vanzelfsprekend gerechtvaardigd is, mogen we niet verwachten dat daar enige preventieve werking van uitgaat. Plus een beschrijving van mogelijke tegenstellingen tussen de eisen van vrouwen- en flikkerbeweging op dit gebied (want waar de dames om betere parkverlichting en een ‘opener’ straatbeeld vragen, hopen flikkers in het schemerdonker juist aan hun trekken te komen), en de ingewikkelde vraag of “preventie” (het bestrijden van het voorkomen) eigenlijk wel te realiseren is. En dan, als toetje, nog een poging twee cruciale vragen aan te snijden: hoe kunnen we voorkomen dat mannen seksueel geweld plegen, met andere woorden, hoe we aan werkelijke preventie kunnen doen, en: hoe kunnen vrouwen (he en ho) en flikkers beter toegerust worden zich tegen seksueel geweld te verweren, oftewel hoe bestrijd je seksueel geweld. Maar niets van dat al. Een pijnlijke ervaring die ik in december had maakt het me onmogelijk nu zoiets te schrijven.

Theorieën op hun kop gezet, mijn ideeën door de war gehaald. Ik zal het u uitleggen.

Al jarenlang houd ik me bezig met seksueel geweld. Lees er veel over, schrijf stukken, hou lezingen, bedenk plannen. Ik ben op dat gebied zoals dat heet “zeer bewust”, en heb me inmiddels – met iets meer moeite – ook in mijn gedrag daarop ingesteld. Opmerkingen op straat kap ik af, handtastelijke heren kunnen op een mep rekenen, de hijger die me na maandenlange telefoontjes eens op kwam zoeken heb ik schreeuwend op straat nagezeten en ik heb braaf aangifte gedaan. Ook in de niet-zo-anonieme sfeer neemt mijn resoluutheid toe; als ik zin heb in iemand of juist niet zeg ik dat, en met vrijen doe ik wat ik lekker vind. Prachtig toch?

Nee dus. In december kwam een man met wie ik in een bestuur zit op bezoek om iets op te halen en “even wat bij te praten”. Een bekende dus, een PSP’er met wie ik redelijk op kon schieten en kortom iemand waarvoor ik niet op mijn hoede was (zoals in anoniemere contacten wel het geval is). En wat gebeurt er? U raad het al, de vent wordt opdringerig, verklaart zijn liefde, weigert mijn “nee” te horen en dringt aan, zinspeelt op verkrachting en neemt voorlopig alvast bezit van mijn huiskamer – hij installeert zich met een air van “mij krijg je niet meer weg”. 0p dat moment ging ik over op de automatische piloot en heb ik vijf uur lang niets anders gedaan dan vriendelijk blijven en proberen hem rustig te houden, wist hem toen eindelijk de deur uit te werken en stelde me al die tijd min of meer instinctief op bij het dichtstbijzijnde object dat ik als wapen zou kunnen gebruiken wanneer hij niet van zins bleek weg te gaan.

Pas toen hij weg was realiseerde ik me ten volle dat ik godbetere bang was geweest – een besef dat al die tijd nauwelijks tot me door had kunnen dringen, zo druk had ik het met vriendelijk blijven en geen “aanstoot” geven. Ook na afloop gedroeg ik me volmaakt klassiek: mijn eerste reactie was dat ik hem nooit meer wilde zien, de tweede dat ik “dus” uit dat bestuur wilde. Pas na een indringend gesprek met nuchterder dames drong tot me door dat dat wel erg makkelijk voor hem was en besloot ik de bal terug te kaatsen: hij d’ruit, of ik d’ruit; met als gevolg boze brieven over en weer, de installatie van een vertrouwenscommissie en veel commotie in de hogere regionen van de PSP.

De eerste weken bleef de vraag me maar achtervolgen of het wel eerlijk was tegenover hem om hem uit het bestuur te willen zetten, en of ik de zaak niet opblies. Het waren toch alleen maar gebaren, zinspelingen, opmerkingen? Nu, twee maanden later, zijn er – mede door de ingewikkelde afhandeling van de zaak, die nog altijd voortduurt en telkens weer herinneringen ophaalt – nog steeds periodes dat het gebeurde me eindeloos door het hoofd maalt en heb ik nachtmerries waarin de partijraad (waar het aftreden besproken zal moeten worden) me letterlijk dwingt me met hem te verzoenen middels een lange kus. En kon ik dus mijn oorspronkelijk geplande stuk niet uit de vingers krijgen.

*

OM DAN OVER te stappen van mijn persoonlijke sores naar de vraag wat het belang is van dit alles voor de gewaardeerde lezer/es: het heeft, zoals eerder vermeld, ook theoretisch nogal wat ondersteboven gehaald. Het maakte me bijvoorbeeld duidelijker dan welk betoog ooit had kunnen doen, dat maatregelen in de openbare sfeer wellicht eerder resultaat boeken dan wat voor remedies in de privésfeer dan ook. Een belangrijk verschil is immers dat intimidaties en bedreigingen in de openbare sfeer uitgaan van relatief onbekenden, van anonimiteit; dat maakt het stukken makkelijker om je, eenmaal – voor zover mogelijk – voorbereid op het onverwachte, teweer te stellen. Structurele maatregelen op het gebied van ruimtelijke ordening, arbeidsrecht, wetgeving en justitiële begeleiding maken het voorts eenvoudiger seksueel geweld te voorkomen cq. af te straffen, en helpen een communis opinio tot stand te brengen dat seksueel geweld “not done” is.

Wat aan voorstellen gelanceerd is om seksueel geweld in de privésfeer te bestrijden, is aanmerkelijk magerder. Ook daar worden hulpverlening en strafrecht ingezet. Beiden kunnen echter niet onder “preventie” worden geschaard, hooguit onder “afwikkeling”. Wat wel als middel ter bestrijding van seksueel geweld in de privésfeer wordt gezien, is economische zelfstandigheid (zie daarvoor o.a. de inleidingen op de overheidsconferentie over seksueel geweld van juli 1982).

Hoewel ik zeker geloof dat economische zelfstandigheid ook wat dit betreft belangrijk is, heb ik me altijd afgevraagd of daar niet te veel heil van verwacht wordt. Immers, het zou kunnen zorgen dat mannen met iets minder minachting naar vrouwen kijken (maar ten aanzien van al die economisch onafhankelijke flikkers valt daar niet veel van te merken), en het zou kunnen betekenen dat de dames zelf wat steviger in de schoenen staan en in ieder geval niet om financiële redenen in een schier onleefbare situatie hoeven te blijven hangen. Een financiële correctie op de ongelijkheid kan de machtsposities wellicht iets meer in evenwicht brengen; maar ik heb altijd getwijfeld of je via de weg van het geld iets aan de psychologie van de dames en heren kunt doen, mannen respect bij kunt brengen en vrouwen weerbaarheid.

En kijk mij nou: economisch zeer zelfstandig, en ook verder voldoende zelfrespect voor het dagelijks gebruik, kortom, een redelijk stevige dame – en zodra het ernst wordt vergeet ik alles en ga ik over op een pacificatie-strategie, je vijand te vriend proberen te houden. Waarom is mijn automatische piloot er een van vriendelijk blijven in plaats van bars roepen dat-ie op dient te rotten, waarom reageer ik tegen beter weten in ook later zo verdomd traditioneel, terwijl ik op straat iemand vol overgave de huid volscheld als de nood aan de vrouw is? Hoe moet dat dan met vrouwen die minder vaste grond onder de voeten hebben, minder weten over seksueel geweld, financieel en/of emotioneel afhankelijker zijn van hun aanvaller?

En de meest ingewikkelde vraag van al: hoe maak ik die vent, die nog altijd volhoudt dat hij “gewoon” op bezoek kwam en dat het “heel gezellig was” in godsnaam duidelijk waarom hij bedreigend was en waarom dat niet acceptabel is? Want al het praten en denken over seksueel geweld bevat telkens weer diezelfde blinde vlek: er wordt geredeneerd over wat ertegen te doen is, bedacht wat er niet klopt aan de huidige gang van zaken in de behandeling van seksueel geweld, gezocht waarom vrouwen reageren zoals ze reageren en er wordt slechts bij uitzondering gespeculeerd over de motieven van mannen om zich te gedragen zoals ze zich gedragen. Doorgaans komen op die laatste vraag vage abstracte antwoorden in de trant van “macht”, en lijkt de enige oplossing om mannen in dit opzicht te veranderen, te liggen in “het wijzigen van de machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen, hetero’s en homo’s”. Daarmee wordt het doel van de strijd tegen seksueel geweld dermate omvattend dat je op voorhand al moedeloos wordt.

De gerichtheid op vrouwen en flikkers en het trachten te verbeteren van hun situatie als strategie tegen seksueel geweld is niet zo vreemd. Het gaat om duidelijk herkenbare groepen. Ieder van hen kan slachtoffer worden; hun positie moet dan ook als geheel worden verbeterd om te voorkomen dat dat ook in werkelijkheid gebeurt. Bij beschermingsmaatregelen speelt een zekere logica mee dat het nooit kwaad kan om alle individuele leden van een groep waarin slachtoffers kunnen vallen, pogen te betrekken.

Maar kun je dat ook aan de daderkant doen? Kun je mannen als groep als daders aanmerken omdat een deel van hen zich schandelijk misdraagt? Mij lijkt niet. 0f zijn mannen als groep potentiële daders (en dus eigenlijk bijna even gevaarlijk als bewezen daders)? Al evenmin. 0f moet je, bij een bestrijdingsbeleid, binnen de groep mannen subgroepen aanwijzen waarop je je concentreert? Ik betwijfel sterk of dat kan. Is voorlichting over seksueel geweld (hoe vernederend het is om in elkaar geramd dan wel verkracht te worden) een methode, of zou dat het plegen van seksueel geweld voor sommigen juist aantrekkelijker maken? Ik sluit dat niet uit. Is het effectiever wanneer heteroseksuele mannen elkaar aanspreken op andermans gedrag en opvattingen dan wanneer flikkers en vrouwen pogen hen tot de orde te roepen, omdat in dat laatste geval de vermaning van een – in hun ogen – “mindere” komt? Helpt het om plegers van seksueel geweld maatschappelijk uit te stoten (door middel van een veroordeling, door ontslag, door het tijdelijk verbod hun functie uit te oefenen, door sociale isolatie etc.). of worden ze daar alleen maar rancuneuzer van?

Weten we eigenlijk wel genoeg over daders en hun achtergronden om werkelijk iets aan preventie te kunnen doen? Ik vraag me dat ernstig af.

Rode rozen met veel doornen

Romantiek en geweld in de Boeketreeks

Uit: Pornografie: bekijk ’t maar, Van Gennep, Amsterdam 1982

IN DISCUSSIES OVER PORNOGRAFIE komt af en toe de vraag op of vrouwen ook pornografie lezen. Voor een enkele gebelgde man is die vraag dan prompt aanleiding om kwaad uit te roepen: ‘Ze lezen verdomme de Boeketreeks! Waarom willen jullie die valse romantiek niet verbieden? Dat is net zo goed soft porno!’

Inderdaad biedt de Boeketreeks vrouwen een droom van gelukzaligheid (‘Boeketreeks – ‘t Geluk zit in een klein boekje’) waarvan in het dagelijks leven bitter weinig overblijft. De kern van ieder deeltje in de reeks wordt gevormd door het aloude adagium dat de liefde alles overwint en elke storm trotseert; de lezeressen krijgen de boodschap te verwerken dat, wanneer ze volharden in hun liefde, ook zij uiteindelijk zullen zegevieren, én dat in die liefde hun complete levensvervulling ligt. Maar is een boek met een dergelijke inhoud pornografisch te noemen?

Die vraag bleef in m’n achterhoofd hangen, en voegde zich daar bij een opmerking die ik ooit in een themanummer van Opzij had aangetroffen. Daarin werd gesteld dat de damesroman aan het veranderen was: de verhalen waren iets minder traditioneel dan een aantal jaren geleden. De Boeketreeks had daarin het voortouw genomen en was met name op het gebied van seksualiteit zeer expliciet geworden. Waar vroeger kuise puntjes stonden, of de allereerste zoen van het jonge paar abrupt werd afgebroken door het woordje ‘einde’, schroomden de uitgevers nu niet langer om de lezeressen op een flinke dosis seks te trakteren.

Welk beeld de Boeketreeks van seksualiteit gaf werd in het artikeltje niet beschreven, en ik had me afgevraagd of de normen die gehanteerd werden ook minder traditioneel waren geworden. Wellicht waren die inderdaad als pornografisch te bestempelen. De beste methode om een antwoord te vinden op deze vraag was natuurlijk om iets uit de Boeketreeks te lezen. Dat heb ik gedaan: ik heb tien deeltjes doorgenomen [1]Gekocht: – nr. 468: Een dwingend verlangen, door Anne Hampson; – nr. 470: Het geluk keert weer, door Lilian Peake; – deel 2 uit een nieuwe serie van Boeket, Boekets Beste: Een … Continue reading, op basis waarvan ik een redelijk betrouwbaar beeld van de totale reeks die inmiddels ongeveer 500 deeltjes omvat kan geven.

De deeltjes volgen allemaal een soortgelijk patroon; onderling leggen ze uiteraard verschillende accenten, maar ieder boekje bevat een aantal vaste componenten die tesamen het standaard-Boeketverhaal vormen. In een uitgebreide beschrijving daarvan zal ik vooral de elementen die betrekking hebben op seksualiteit eruit lichten en in zes paragrafen uitwerken. Op twee problemen, de verhouding lichaam-geest en de vermenging van geweld en seksualiteit, kom ik apart terug. Aan de hand daarvan wil ik tenslotte de vraag beantwoorden of de Boeketreeks een vorm van pornografie genoemd kan worden.

1. De hoofdrolspelers en hun verhouding

De verhalen spelen zich doorgaans weinig dichtbij huis af: slechts drie hebben Londen als omgeving, en de rest heeft een exotische setting; om onduidelijke redenen is Griekenland bij veel schrijfsters favoriet. De Boeketvrouwen zijn onveranderlijk jong, met een gemiddelde leeftijd van eenentwintig; de meesten van hen werken en hebben een ‘typisch vrouwelijk’ beroep: stewardess, verkoopster, typiste of model. Slechts drie vrouwen wijken daarvan af. Sara (309) en Sophie (439) hebben geen baan, en Kit (397) beheert een ranch. Kit is tevens de enige die niet in een beschermd milieu is opgegroeid: ze woont als wees bij haar grootvader en heeft van jongsafaan haar eigen boontjes moeten doppen. De aanstaande geliefden zijn allemaal acht a negentien jaar ouder, rijker en mannen van de wereld die precies weten wat ze willen van het leven. Dat is al aan hun uiterlijk af te lezen:

 

Het was een knap, gebronsd gezicht, zijn ogen stonden hard en zelfverzekerd. Hij was iets langer dan één meter tachtig, had brede schouders en smalle heupen. Zijn houding was arrogant en… ze zocht tevergeefs naar een passende omschrijving! Het kwam haar voor dat hij een gevaarlijke, meedogenloze minnaar moest zijn en ze schrok van haar eigen gedachten. Hij deed haar denken aan een volbloed paard; van een goed ras, maar vurig, ongetemd! Hij naderde haar met tartende mannelijke gratie, zijn parelgrijze Stetson hoed uitdagend schuin over zijn ogen. (31, p.9)

Die zelfbewustheid ontbreekt de vrouwen: hooguit weten ze dat ze mooi zijn, maar van hun sensuele uitstraling hebben zijzelf geen besef:

 

De hoge jukbeenderen en de smalle kin gaven haar onbewust een zekere charme en de iets wippende neus zorgde voor een pikant accent. Het figuur onder de jurk had zijn definitieve proporties gevonden en was tegelijkertijd vol beloften en verleidelijk. (373, p. 12-13)

En:

 

Haar jurk kleefde aan haar lichaam, de aandacht vestigend op haar slanke figuur alsof het doorzichtig was, maar ze was zich niet bewust van zichzelf. (451, p.50)

Waar in de vroegere damesroman het contact tussen de twee hoofdpersonen langzaam tot stand kwam, en de man in kwestie door de trouw, het geduld en de lieftalligheid van de heldin uiteindelijk tot inkeer kwam en ternauwernood aan de klauwen van de berekenende femme fatale gered kon worden, biedt de Boeketreeks een radicaal ander toneel. In alle gevallen bestaat er een bijzonder vijandige sfeer tussen beiden, die gecreëerd wordt door een conflict of misverstand dat reeds in de eerste pagina’s ontstaan is. De kern van dat conflict is dat de een van de ander denkt dat die een onverbeterlijke flirt is. Zowel de mannen als de vrouwen beschuldigen elkaar ervan dat ze alleen maar op seksuele bevrediging uit zijn.

De grond van deze beschuldigingen is echter seksegebonden. Van hem is bekend dat hij veel vriendinnen heeft, en op basis daarvan concludeert de heldin dat zijn eventuele interesse voor haar ook oppervlakkig van aard moet zijn. Hij gaat daarentegen af op een algemeen vooroordeel dat hij koestert ten aanzien van alle vrouwen: die zijn slecht, niet te vertrouwen, willen mannen domineren etc. En als alle vrouwen zo zijn, redeneert hij consequent, is ook haar aandacht voor hem dus niet oprecht.

Bovendien is aan haar te zien dat ze seks lekker vindt: de hartstocht smeult in haar ogen (iets waarvan ze zichzelf overigens niet bewust is, zoals eerder gesteld). Wanneer haar het verwijt treft dat ze alleen maar op een pleziertje uit is, [2]Dergelijke beschuldigingen aan het adres van de vrouwen komt verhoudingsgewijs veel minder voor dan andersom, namelijk alleen in de deeltjes 2, 373 en 470. trekt de vrouw zich in een beledigd stilzwijgen terug zonder zich te verdedigen tegen deze aantijging. Daaruit leidt hij vervolgens af dat hij inderdaad gelijk heeft. Als de vrouw omgekeerd denkt dat hij alleen maar een avontuurtje najaagt, minacht ze hem daarom en ze steekt dat niet onder stoelen of banken. Die aanval pareert hij dan weer door haar te vragen hoe ze het in haar hoofd haalt dat ze hem iets te bieden zou hebben.

In beide gevallen vormt dit misverstand een bron van onverkwikkelijke discussies en ingewikkelde complicaties. Zij wil zo iemand niet, of, als ze reeds verliefd is, wil ze hem niet op die manier.

 

Alsof hij haar gedachten raadde zei hij: ‘Ik ga vandaag en vanavond niet meer weg.’ Misschien drukte hij zich niet goed uit of klonk zijn stem nogal minzaam, maar zijn woorden brachten een flits van trots in Sara’s ogen en haar kin ging arrogant omhoog.
‘Dat klinkt als een concessie. Wat word ik verondersteld te doen? Mijn nederige dank te uiten voor de eer van je gezelschap, dat je mij zo neerbuigend aanbiedt?’
Zijn ogen vernauwden zich dreigend, maar zijn stem was zacht en kalm. ‘Ik bied je mijn gezelschap niet aan. Ik zou niets saaiers kunnen bedenken dan een avond alleen met jou door te brengen.’
‘Waarom wijk je dan af van je gewoonte? Waarom ga je niet naar die – die…?’
‘Ja, Sara?’ vroeg hij dreigend. Ze zweeg en hij ging verder: ‘Wees voorzichtig met wat je zegt over Adèle. Ik ben heel erg op haar gesteld.’
‘Waarom ga je dan niet naar haar toe?’ snauwde ze. ‘Je zou bij haar een gezelliger avond hebben dan hier thuis met mij.’
‘Ongetwijfeld,’ gaf hij toe. ‘Maar ik heb zin om vanavond thuis te blijven.’
‘De hemel zij dank is het huis groot genoeg om jouw gezelschap te ontlopen. Ik ga wel in een andere kamer zitten!’
‘Dat komt mij uitstekend uit,’ antwoordde hij vriendelijk. (309, p.58-59)

2. Dwang en verzet

Dat ze ondanks die wederzijdse vijandigheid het contact niet verbreken is slechts te wijten aan de situatie waarin ze zich bevinden: ze kunnen elkaar niet ontlopen. De redenen zijn verschillend: in één geval omdat ze stiefbroer en -zus zijn, in één geval omdat ze voor hem moet poseren, in vier gevallen omdat hij haar werkgever is. Deze lastige situatie is echter niet toevallig tot stand gekomen, maar doelbewust door de mannen gecreëerd; zo kiest Luke er doelbewust voor om juist Sophie te schilderen, en twee van de vier werkgevers hebben het bedrijf waar onze heldin werkt opgekocht om haar.

De ingrepen van de Boeketmannen gaan verder dan dat. Drie van hen ontvoeren de dame van hun keuze, na een paar vluchtige ontmoetingen waarbij ze haar ondanks haar verzet wisten te zoenen, en vier dwingen haar met hem te trouwen. In totaal legt in acht van de tien deeltjes de man haar zijn aanwezigheid dwingend op en kan ze hem niet meer ontkomen.’ [3]Deze twee uitzonderingen zijn nr. 397, waarin Reese verdwijnt en Kit tenslotte met rust laat als blijkt dat ze hem niet meer wil zien, en nr. 31 waarin Johanna zelf een initiatief neemt waardoor ze … Continue reading De twee meest exorbitante voorbeelden van dwang zijn te vinden in nr. 451, waarin Ben Clea vijf dagen gevangen houdt in zijn flat en keer op keer dreigt haar te verkrachten, en nr. 373 waarin Slade de schulden en het bedrijf van Patrick overneemt op voorwaarde dat hij diens zus Rosa kan trouwen.

 

Maar,’ haar ogen schoten vol tranen, ‘zie je dan niet in dat je mij als een – soort offerdier gebruikt om jouw bedrijf te redden! Hoe zelfzuchtig is dat!’.
Patrick wendde zijn blik af naar de tuin. Ze draaide zich om naar Slade. ‘Dat idee komt van jou hè!’ zei ze heftig. ‘Dat is natuurlijk jouw achterbakse manier om mij het feit betaald te zetten dat ik ooit je mannelijke trots gekwetst heb.’
Slade antwoordde niet. Patrick bleef bij het raam staan.
‘Dus jullie hebben de koppen even bij elkaar gestoken,’ zei Rosa beschuldigend. ‘Een koehandeltje opgezet: als ik dit inbreng, moet jij dat geven. En dat, dat was ik!’
‘Zo was het niet,’ zei haar broer langzaam. ‘Ik heb niet uitsluitend aan mezelf gedacht. Er is ook nog vijftig man personeel, waarvan een aantal getrouwd met kinderen.’
Dat was zo waar dat Rosa daar niets op kon terug zeggen.
‘En als ik weiger?’ vroeg ze Slade.
Hij bleef haar onverstoorbaar aankijken, de handen in zijn zakken. ‘Dan raakt je broer zijn financier kwijt.’
‘En dan ga ik failliet,’ voegde Patrick er aan toe.
‘Dus dan weet je hoe de zaak ervoor staat,’ zei Slade. ‘Wil je nog bedenktijd?’
‘Hoe lang heb ik?’ vroeg ze cynisch.’ De rest van mijn leven zou het beste uitkomen.’
‘Tien minuten.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Na nu.’ (373, p.20-21)

Boeketvrouwen zouden geen Boeketvrouwen zijn als ze zich zonder tegenstribbelen bij deze situatie zouden neerleggen. Ze protesteren, razen, tieren en vechten voor hun vrijheid, en aarzelen niet om te proberen op hun beurt de heren onderuit te halen. Ze zijn bepaald geen passieve slachtoffers. Tijdens ruzies kunnen ze zich doorgaans uitstekend verweren; ze zijn niet op hun mond gevallen en lijken in hun scherpte in niets op de zachtaardige wezentjes die vroeger de driestuiverromannetjes bevolkten. Ze bekritiseren de eigengereidheid en arrogantie van de mannen, en worden boos als naar hun mening niet gevraagd wordt.

Opvallend daarbij is dat de schrijfsters hun heldinnen met enige regelmaat feministische uitspraken laten doen. Kit bijvoorbeeld merkt dat de mannen op de ranch het soms maar moeilijk kunnen accepteren dat ze onder haar moeten werken, en ze beseft drommels goed wat de reden daarvan is: ‘Kit wist wel waarom. Hoe verdiend het standje ook was, hij kon niet verkroppen dat hij het van een vrouw moest krijgen, vooral een die nauwelijks ouder was dan hij.’ (31, p. 22). Johanna constateert iets dergelijks: ‘Vrouwen met durf en initiatief kun je niet uitstaan, hè Bannon? Je hebt ze liever met een fluwelen tong en kalmerend. Maar je kunt van mij niet beweren dat ik minder intelligent zou zijn dan welke man dan ook, die je kent!’ (31, p. 64). Maar vooral de manier waarop de mannen hen benaderen, als bezit en als seksueel object, moet het ontgelden en is het doelwit van hun woede. Zij staan erop hun eigen wil te hebben, en als het aan hen ligt zal geen man ze dat beletten.

 

Ben had haar als een object behandeld. Hij spotte met Kerasteri’s [haar stiefvader] kijk op vrouwen, maar zijn begeerte was voor haar als vrouw net zo beledigend als Kerasteri’s wens haar uit te huwelijken aan iemand van wie ze niet hield. Beiden probeerden haar te dwingen zich te gedragen zoals zij wilden dat ze zich gedroeg, naar het beeld dat zij zelf hadden van een vrouw. Alsof zij geen enkele waarde van zichzelf had. (451, p. 63)

En:

 

‘Doe dit niet weer, afspraakjes maken met andere mannen. Dat accepteer ik niet. Je bent van mij.’
Het klonk irriterend arrogant en Sophie kwam ertegen in opstand. ‘Ik ben van niemand,’ zei ze boos… Hij scheen haar als zijn persoonlijk eigendom te beschouwen, zoals je een poes of een hond kunt hebben, en daar bedankte ze voor. Ze probeerde zich van zijn harde hand te bevrijden. ‘Laat me los, Luke. Je doet me pijn.’
‘Interesseert me niet. Eerst wil ik antwoord op mijn vraag. Ben jij met een van die vriendjes van je naar bed geweest?’
‘Wat gaat jou dat aan!’
‘Ik heb het recht dat te weten.’
Sophie lachte kortaf. ‘O ja, natuurlijk, jij mag alles en ik niets. Jij mag de ene vriendin na de andere hebben en vertel me alsjeblieft niet, dat het bij handjes vasthouden en een enkel onschuldig kusje bleef – maar ik moet zedig thuis zitten en wachten op De Man.’
‘Zo bedoelde ik het niet.’
‘Hoe dan wel? Dat jouw ervaring nodig was? Dat je de minnaar van al die vrouwen móest zijn?’ (439, p. 74-75)

Wat dergelijke discussies betreft heeft de Boeketreeks een maatschappelijke ontwikkeling geïntegreerd, het onafhankelijker worden van vrouwen, wat een deel van het succes van de serie kan verklaren. Het beeld van vrouwen dat eruit spreekt is zelfbewuster dan dat van de geduldig afwachtende typetjes van vroeger. Deze vrouwen hebben een eigen wil en een eigen mening, en laten niet makkelijk met zich sollen. Deze rebellie oefende tijdens het lezen op mij een onverwachte fascinatie voor de boekjes uit, en ik kan me goed voorstellen dat voor vrouwen die de Boeketreeks voor hun ontspanning lezen, deze weerbarstigheid een groot deel van de charme van de reeks vormt. Daar staan we dan niet alleen in: ook de Boeketmannen trekt het aan.

3. ‘Je daagt me uit!’

De tegenstand van de vrouwen is voor de mannen geen reden om hun avances stop te zetten; ze worden er wel boos over, en gaan dan vaak over tot meer of minder verhulde dreigementen. ‘Ik zou je even makkelijk kunnen breken als de steel van een bloem’ (31, p. 152) waarschuwen ze, of ‘Ik heb je gewaarschuwd niet meer zo’n toon tegen me aan te slaan. En ik heb je gezegd dat het je zou berouwen. Dat je nu mijn vrouw bent geeft je helemaal geen garantie voor je veiligheid. Juist het tegendeel, in feite.’ (309, p. 80).

Het verzet geeft zelfs een extra stimulans en vormt aanleiding om krachtiger middelen aan te wenden. ‘Natuurlijk beschouwt een echte man zo’n weigering als een uitdaging,’ want ‘als je boos bent, ben je ontzettend lief. Ik wou dat je nog wat langer boos bleef, maar toch wil ik je, vreemd genoeg, onderwerpen. Je bent opwindend,’ om later te kunnen verzuchten: ‘Eindelijk passief. Wat heb je veel kracht, kindje, maar dat maakt de overwinning des te bevredigender.’ (468, p. 45-46).

Om deze overwinning, het seksueel bezitten van de Boeketvrouwen, te bereiken zijn, zoals eerder gesteld, middelen als ontvoeringen en gedwongen huwelijken gelegitimeerd. Maar daarmee hebben de mannen zich slechts de aanwezigheid van de vrouwen veroverd, en nog niet de zo begeerde vrijpartij. Gevangen als ze zijn hebben de vrouwen nauwelijks mogelijkheden om aan de hartstocht der heren te ontkomen, ook al houden ze vol er niet van gediend te zijn. Ze willen immers om zichzelf en niet om hun lichaam bemind worden.

Hun verbale verweer is echter machteloos tegenover de fysieke kracht van de mannen: ontelbaar zijn de scènes waarin de vrouwen tegen hun wil in de armen van de mannen gerukt worden en worden gezoend. De momenten die zich bij uitstek lenen voor zo’n onderneming zijn die waarbij ze eerst ruzie maakten: de felle woordenwisseling wordt afgebroken doordat hij haar boos naar zich toetrekt, haar wild kust en haar tegenstand breekt. Een en ander gaat gepaard met allerlei dreigementen:

 

Tara lachte spottend. ‘Als dat je beste kant is, dan hoop ik de andere nooit te zien!’
Hij liep naar haar toe en zij deed een stap achteruit tot haar kuiten het bed raakten.
‘Je vraagt erom, meisje! Moet ik je pijn doen of je op een heel andere manier gehoorzaamheid bijbrengen?’ Zonder haar tijd te geven te antwoorden, trok hij haar met een ruk naar zich toe en drukte zijn lippen op de hare. Ze verzette zich, al wist ze dat het geen zin had. Zijn handen streelden haar, maar deze keer niet zacht en teder. Tara vocht lichamelijk en mentaal, maar moest het opgeven. Hij was haar volledig de baas in al zijn arrogantie en vastbeslotenheid; hij zou haar tot overgave dwingen, fluisterde hij, terwijl zijn lippen haar oor liefkoosden. Ze probeerde hem weg te duwen, maar haar handen zaten gevangen achter haar rug, tot Leon haar beval ze om zijn hals te slaan. Tara gehoorzaamde en toen hij haar zei hem te kussen, gehoorzaamde zij opnieuw. Hij lachte en ze haatte zijn lach. Hij hield haar van zich af en ze verfoeide zijn blik van triomf, vermengd met humor.
Tara werd ineens driftig en zonder aan de gevolgen te denken, beet zij in de vinger die haar mond streelde. Hij kromp ineen van pijn. Ze zag zijn ongelovige blik en probeerde weg te komen. Maar het was al te laat en zij had het gevoel dat de hel in hem was losgebroken toen hij een handvol haren greep en haar hoofd achterover trok met een wrede ruk die haar een kreet van pijn ontlokte.
‘Klein kreng! Ik zou je met gelijke munt terug moeten betalen!’ In plaats daarvan raakten zijn handen haar hals en omvingen die met steeds toenemende druk. Haar ogen werden groot van angst en dit scheen hem voldoende te zijn. De handen gingen weg van haar hals.
‘Een kleine waarschuwing,’ zei hij zacht. (468, p. 31-32)

Of:

 

‘En jou haat ik ook!’ Haar ogen brandden, niet eens een traan van woede glinsterde er meer in. ‘Jij bent geen haar beter! Ik haat je!’ Met ongekende kracht slingerde ze de vaas naar zijn hoofd, maar Reese bukte net op tijd, zodat de vaas tegen de muur aan stukken sloeg. Met een ruk draaide Kit zich om. Als in een droom greep ze de pook, maar vóór ze er iets mee kon uitrichten, werd haar pols gegrepen door een ijzeren hand en moest ze loslaten. Blindelings begon ze met beide vuisten op Reese in te slaan, zich er niet van bewust [4]De suggestie dat vrouwen hun fysieke verzet niet menen, is hier sterk. Termen als ‘blindelings’, ‘als in een droom’ etc. bagatelliseren hun woede.dat ze eruitzag als een bang kind dat haar woede op wie of wat dan ook trachtte te koelen.
‘Zo is ‘t wel genoeg. Kit. Kom, houd op!’ Een paar harde handen schudden haar stevig door elkaar. Het sorteerde geen enkel effect. Een hand greep haar bij de haren en trok haar hoofd achterover, waarna zijn mond meedogenloos op de hare terechtkwam. Ze sputterde boze woorden en verzette zich wild, maar het haalde niets uit. Reese scheen zich vast te hebben voorgenomen alle opstandigheid uit haar weg te kussen. (397, p. 102-103)

4. Seksuele lichaamstaal

Het feit dat de vrouwen zich verzetten en overduidelijk te kennen geven dat ze niet gezoend willen worden is voor de mannen van generlei waarde. Hun persoonlijke legitimatie om de weigering van de vrouwen niet te accepteren is hun ongeloof ten aanzien van de oprechtheid van deze weigering: het traditionele idee dat als een vrouw nee zegt, ze diep in haar hart wél wil maar dat uit valse schaamte of schroom niet durft te bekennen, leeft sterk bij de Boeketmannen.

Binnen de kaders van de Boeketdeeltjes hebben ze nog gelijk ook; de uitstraling van de vrouwen, waarvan zijzelf zich onbewust zijn maar die voor het oog van de kenner maar al te zichtbaar is, weerspreekt de weigering van de vrouwen. In de ogen van de mannen geven de Boeketvrouwen een dubbele, tegenstrijdige boodschap door: ik wil niet, zegt hun stem, terwijl hun lichaam spreekt van verlokking en hartstocht. Luke de schilder:

 

‘Je lijkt me een interessant studie-object. Een uiterlijke koelheid die in strijd is met een smeulende innerlijke hartstocht… Ik vind het bepaald een uitdaging om te proberen dat ongrijpbare in je karakter vast te leggen.’
Sophie kreeg een kleur tot in haar hals. ‘Ik ben bang dat u iets in me ziet, wat er helemaal niet is.’
‘Daar denk ik anders over.’
Ze gaf het echter niet op en zei uit de hoogte: ‘Wat u smeulende hartstocht noemt, is in werkelijkheid smeulende woede.’
‘We merken nog wel wie gelijk heeft,’ antwoordde hij onverschillig. (439, p. 37)

Nogmaals: de dames weten van niets, realiseren zich niet dat ze de mannen ‘uitdagen’. Ze kennen de taal van hun eigen lichaam niet en zijn sowieso onbekend met de geneugten van seksualiteit. Verder dan een kinderlijke zoen op iemands wang zijn ze nog niet gekomen; ze weten niet dat ze naar seks verlangen,[5]Hun eerste kennismaking met seksualiteit, in de vorm van een afgedwongen zoen, is dan ook een hemel-en-aarde schokkende belevenis:   Hij had zich vlug hersteld van die kus en had alle sporen … Continue reading laat staan dat ze te kennen zouden kunnen geven dat ze willen vrijen.

De mannen, ervaren minnaars als ze zijn, kennen de hartstocht echter wél en ‘doorzien’ derhalve de lichaamstaal van de vrouwen. Ze hoeven zich dus niet druk te maken om een weigering, omdat ze uit ervaring weten dat die formeel is en niet gehandhaafd blijft. De mannen weten met andere woorden beter dan de Boeketvrouwen zelf wat de dames willen:

 

‘Je weet heel goed dat je wel wilt blijven, Clea,’ fluisterde hij. ‘Je wilt ook wat ik wil, maar je wilt het niet erkennen, ook niet tegen jezelf.’ Hij raakte haar wang aan, zijn vingers gleden strelend naar haar hals, een vurig spoor op haar koude huid achterlatend. ‘Ik moet je dwingen toe te geven wat je echt voelt,’ ging hij zacht verder.
‘Je bent laf, Clea. Je bent bang je eigen gevoelens te onderkennen. Vroeg of laat zal het tot je doordringen dat je evenveel naar mij verlangt als ik naar jou. Ik denk zelfs dat je het nu al weet. Dat maakt je zo kwaad.‘ (451, p. 92/94)

Zo zweept de weigering en de kwaadheid van de vrouwen de begeerte van de mannen alleen maar hoger op: ze zien het als een impliciete instemming. De angst van de vrouwen betreft immers slechts hun vrees voor hun eigen seksualiteit, en wordt niet ingegeven door de dreiging dat de mannen hen zullen overweldigen. Hun woede bewijst dat, interpreteren de heren verder. Om die angst te boven te komen en het verborgen verlangen de vrije teugel te geven, moeten de dames dus een handje geholpen worden en is dwang of geweld gelegitimeerd.

 

‘Wat is er gebeurd,’ vraagt Reese symbolisch aan Kit, ‘om je zo van je eigen seksualiteit te doen walgen? Om je alle emoties hermetisch te doen sluiten en de sleutel weg te gooien, zodat de man die langskomt het slot moet openbreken?’ (397, p. 81-82)

De tien boekjes bevatten dan ook vier expliciete en ettelijke verhulde verkrachtingen. [6]De vier verkrachtingen zijn te vinden in de volgende boekjes: nr. 2 (p.90-91), nr. 451 (p. 118-120), nr. 468 (p. 58 en p. 119) en nr. 470 (p. 112-113). Op mysterieuze wijze worden uitbarstingen van woede, angst en geweld omgezet in een vrijpartij. Cruciaal daarbij is dat hun lichaam de vrouwen ook ten opzichte van zichzelf verraadt: nadat de mannen hun wil doorgezet hebben en ze dwingen tot omhelzingen of gemeenschap, vindt er bij hen een omslag plaats en moeten ze, zij het met tegenzin, zichzelf confuus toegeven dat ze zonder dat te willen opgewonden zijn geraakt. Of zoals Clea het uitdrukt: ze breekt in tweeën, haar geest blijft weigeren en verzet zich, maar haar lichaam gehoorzaamt haar niet langer.

Hun boosheid ten aanzien van de mannen verandert door dat verraad van karakter en richt zich tegen zichzelf. Ze schamen zich en voelen zich schuldig. De transformatie van hun emoties – van woede en haat, via verwarring, opwinding en hartstocht naar schuld – vindt in een dramatisch tempo plaats:

 

Zij werd weer tegen zijn harde lichaam aangetrokken en ziedde van boosheid toen haar kin werd opgeheven zodat ze gedwongen werd hem aan te kijken. Zijn lippen kwamen omlaag – langzaam, alsof hij genoot van de walging op haar gezicht. Zijn woorden bewezen dat ze dit goed gezien had. ‘Misschien kijk je nu alsof je me haat, maar over een paar tellen zul je genieten van mijn kus-‘
‘Genieten!’ Zij spuwde de woorden bijna uit met een woedende blik. ‘Je hebt wel een hoge dunk van jezelf!’
‘Wat ik van jou heb meegemaakt,’ merkte hij lachend op, ‘was meer dan voldoende om te weten dat je in bed uitstekend zult meewerken.’
‘Houd je mond!’ Weer vergat ze haar voornemen waardig te blijven uit woede dat ze moest toegeven inderdaad te hebben genoten van zijn hartstochtelijke vrijage. ‘Laat me los! Ik zal nooit met je trouwen!’
‘Dan zal ik je tot mijn bedvriendin maken,’ was zijn rustig antwoord. ‘Ik ben vast van plan je tot de mijne te maken, Tara, dus het zou plezieriger zijn als je je schikt in het onvermijdelijke.’ En bij deze woorden omsloten zijn armen de hare tot ze haar mond opende. Even weerstond ze zijn vurige passie, maar het werd haar te veel – het sensuele gevoel van zijn lenige lichaam tegen het hare, de stevige aandrang van zijn lippen… Hij streelde haar borst en zij drukte zich tegen hem aan. Toen hij haar uiteindelijk losliet, stond ze bevend voor hem; schreiend, verward en verloren, niet in staat helder te denken of iets te zeggen. (468, p.26-27)

En:

 

‘Ik speel geen spelletjes,’ ontkende Clea ferm, bang voor de dreiging in zijn ogen, maar vastbesloten om zich niet te laten intimideren. ‘Ik weiger met je naar bed te gaan en ik weet dat je me niet zult dwingen, Ben.’
‘Wees daar maar niet zo zeker van!’ riep hij uit. Een donkerrode kleur verspreidde zich over zijn gezicht en zijn lippen vormden een dunne witte streep. ‘Ik geef je nog een kans om deze belachelijke, zogenaamde tegenzin van je op te geven. Daarna zal ik doen waartoe je me dwingt, namelijk je gewoon te nemen.’
‘Als je dat doet, zal ik je haten!’ Clea liep achteruit totdat ze tegen de muur stond.
‘Er bestaat maar één woord voor vrouwen zoals jij,’ siste hij tussen zijn tanden door. ‘Vanaf het moment dat we elkaar leerden kennen, heb je me gekweld, me tot waanzin gedreven, zonder van plan te zijn me te geven wat je ogen me beloofden, iedere keer als ik je kuste. Als je me echt niet wilde, had je me dat allang duidelijk gemaakt. Je protesteert wel en duwt me steeds weg, maar je zorgt er wel voor dat ik achter je aan blijf lopen, nietwaar? Telkens wanneer ik je aanraak, verraadt je lichaam je!’ [7]Ben stelt de zaken voor alsof zij hem verleidt in plaats van dat hij haar verkracht. Zijn beschuldiging dat Clea hem aan het lijntje houdt, mist iedere grond: hij heeft haar eerst twee maal tegen … Continue reading [..]
Haar lichaam sidderde toen hij met zijn lippen over haar borsten streek en ze had de grootste moeite om te voorkomen dat Ben haar dijen uit elkaar drukte. Hij werd kwaad en gebruikte brute kracht, maar ze zette zich schrap en kromp ineen onder hem; het schuiven van zijn lichaam zond rillingen over haar rug. ‘Nee!’ kreunde ze, maar Bens mond stopte het hese protest. Een warme vloed van tranen glipte van onder haar gesloten wimpers. Ben voelde ze tegen zijn wang en met een onderdrukte vloek hief hij zijn hoofd op. ‘Verdorie, schei uit!’ riep hij woest. [..]
Ook Clea werd nu door haar eigen hartstocht meegesleurd. Ze sloeg haar armen om zijn hals, haar lichaam trillend onder het zijne. Met gesloten ogen passeerde ze hinderpaal na hinderpaal van genot in die wervelende stoom van hartstocht… Toen haar hartstocht wegebde, kwam er een gevoel van melancholie over haar. Ze had zichzelf verraden door aan Ben toe te geven. Ze sloeg haar arm over haar ogen en voelde de tranen van onder haar oogleden te voorschijn komen. Ik wilde dat ik dood was, dacht ze. (451, p. 119-121)

De integriteit van de vrouwen wordt zo systematisch teniet gedaan. Eerst wordt hun (bewegings)vrijheid ze ontnomen, dan wordt hun mening en wil ontkend of belachelijk gemaakt, en tot slot laat hun eigen lichaam ze in de steek. Er blijft weinig over.

5. ‘Ik hield al die tijd van je, maar…’

Aan de laatste strohalm die de Boeketvrouw heeft, houdt ze zich krampachtig vast. Ze weet dat ze van hem moet houden – anders zou ze toch niet opgewonden hebben kunnen raken? – en zolang ze die zekerheid heeft, lijkt de situatie iets minder erg en kan ze blijven hopen dat hij wellicht ook om haar geeft. Zijn uitbarstingen en onvermogen om zichzelf te beheersen in haar aanwezigheid is immers tevens op te vatten als een compliment voor haar uiterlijk: blijkbaar is ze onweerstaanbaar voor hem. En wie weet is het meer dan alleen seksuele aantrekkingskracht… Een stille hoop die ze nooit totaal opgeeft. Voor de vrouw die een huwelijk heeft moeten sluiten maakt het feit dat hij, hoewel hij slechts seksueel geïnteresseerd lijkt, haar toch getrouwd heeft terwijl hij talloos veel vriendinnetjes gehad moet hebben, dat ze zichzelf desondanks uitverkoren kan weten.

Gaandeweg geven de vrouwen op deze manier ook hun geestelijke weerstand op; de korte ogenblikken van seksueel samenzijn geven haar rust, wakkeren haar hoop aan en bieden haar een glimpje van hoe het had kunnen zijn. Maar toch blijft de onvrede bestaan: hij gedraagt zich onverminderd bot op een paar zeldzame momenten van vredelievendheid na, en ze heeft er niet zélf voor kunnen kiezen om aan zijn zijde te leven.

Hij houdt niet echt van haar, realiseert ze zich steeds scherper. Een gesprek dat ze toevallig hoort, waaruit ze opmaakt dat hij van een ander houdt, is vaak de druppel die de emmer doet overlopen. Dan valt het besluit dat ze op deze manier niet verder wil leven. Als ze zich aan hem moet geven, wil ze dat ook helemaal; en hij wil wel haar lichaam, maar haar liefde laat hem koud. Ze neemt zich voor weg te lopen.

De vrouwen die niet aan hun beminde zijn gebonden door middel van een huwelijk, nemen een soortgelijk besluit zonder zoveel omhaal en overwegingen vooraf. Bij hen telt vooral dat ze, iedere keer wanneer hij ze benadert met zo’n seksuele blik en ze verder met minachting behandelt, telkens weer doormidden gekliefd worden als de zeemeermin uit het sprookje: ze zijn wel bij hun prins, maar het leven op het droge doet ze teveel pijn. Liever dan steeds opnieuw die tweestrijd in zichzelf te moeten ervaren, wil ze hem maar nooit meer zien en helemaal uit haar hart proberen te verwijderen.

De dames poetsen derhalve de plaat. [8]Uitzonderingen zijn nr. 397, waarin Reese weggaat en later onverhoeds terugkomt, en nr. 373, waarin Slade weg wil en door Rosa wordt tegengehouden. Althans, ze doen een poging daartoe. Hun minnaars ontdekken de vluchtpoging op het nippertje, of weten ze na vruchteloos zoeken eindelijk weer te vinden. Geschrokken, verbleekt (en als het zoeken lang duurde, onvermijdelijk sterk vermagerd) vragen ze haar waarom ze weg wil (of is gegaan). Snikkend bekent ze hem haar liefde (wat ze eigenlijk helemaal niet van plan was, maar ze is ook zó geschrokken van zijn plotselinge verschijning), of fier vertelt ze hem dat ze hem vrij laat en dat hij maar naar die andere dame toe moet gaan.

Dan vindt opeens de omslag bij hém plaats: dat gesprek ging over haar, hij had al die tijd alleen van haar gehouden maar had dat niet willen bekennen. De redenen die hij voor zijn zwijgen opgeeft, zijn interessant. Voor ik de gelieven in elkaars armen laat zakken en ik vooral haar veel sterkte toewens, wil ik eerst nog even zijn motieven onder de loep nemen.

6. Zijn motieven

In de helft van de gevallen (de nrs. 2, 373, 439, 468 en 470) vertelt hij haar in de Finale scène dat hij dacht dat ze niet van hém hield; zijn aanvankelijke motief was inderdaad begeerte geweest, maar gaandeweg was hij van haar gaan houden. De hatelijkheden die hij gedurende het hele boek gedebiteerd heeft, legt hij nu uit als een uiting van een onhandige vorm van zelfbescherming; slechts één van hen, Randall (470), bekent expliciet dat hij een wraakmotief had. Voor de overigen geldt Lukes verklaring:

 

‘Het was waarschijnlijk een soort terugslaan, omdat je zo duidelijk liet merken dat je een hekel aan me had en je met je terughoudendheid al mijn goedbedoelde toenaderingspogingen in de kiem smoorde.’ (439, p. 151).

Zó beschouwd wordt zijn agressie, wanneer beiden daarop terugblikken, bijna vertederend, ontwapenend. Hij bedoelde het zo goed, maar zij had hem diep gekwetst door de schijn te wekken dat ze niet van hem hield; wat kon hij anders, kwetsbaar als hij was geworden door zijn onbeantwoorde liefde voor haar, dan zichzelf daartegen te beschermen? Hij móest haar dus wel op een afstand houden, en zichzelf een pantser van ondoordringbaarheid aanmeten. [9]Het wordt bijna haar schuld dat hij zich onuitstaanbaar en gewelddadig heeft gedragen. Als ze nu maar meteen had toegegeven dat ze van hem hield, was dat immers allemaal niet nodig geweest. Zijn geweld wordt zodoende voorgesteld als een vorm van zelfverdediging: hij was bang voor z’n eigen gevoelens, bang voor alles wat ze bij hem opriep.

Hij dacht dus al die tijd dat hun relatie uitsluitend een seksuele was, en alleen was gericht op begeerte. Nadat ze elkaar wederzijds van hun liefde hebben getuigd, realiseert hij zich opeens hoe fout die gedachtengang is geweest: ‘Ik had moeten weten dat de liefde ook bij jou begon op te bloeien, want je bent er het meisje niet naar om jezelf zuiver uit begeerte aan een man te geven.’ (468, p. 151).

De geliefde wordt zo op de laatste pagina’s alsnog ontdaan van het imago van slet, dat hij haar voorheen consequent heeft voorgehouden: een echte vrouw (en natuurlijk is ze dat) vrijt alleen maar uit liefde. Een uitspraak die volstrekt in tegenstelling is met zijn eerdere interpretatie van haar lichaamstaal: toen beweerde hij dat een echte vrouw een puur lichamelijk verlangen kent, dat hij kon zien dat zijn toenaderingen haar opwonden, ook al mocht ze hem niet.

De scheiding tussen haar geest en haar lichaam die hij eerder aanbracht – en die hij noodzakelijkerwijs had moeten aanbrengen om zijn gebruik van geweld en dwang bij het vrijen voor zichzelf te legitimeren – repareert hij nu met een groots gebaar. Nu ze zich volledig aan hem heeft gegeven, is de geliefde weer één, ondeelbaar: de volmaakte vrouw.

De vijf overige mannen geven een andere verklaring. Ze waren al vanaf het eerste moment dat ze haar zagen verliefd, en wisten meteen dat zij de vrouw van hun leven was. Althans: kon zijn. Er waren een paar obstakels die eerst uit de weg geruimd dienden te worden, en pas als dat geregeld was kon hij zijn liefde ruim baan geven; tot dat moment aangebroken zou zijn, moest hij zich inhouden, hoeveel moeite hem dat ook kostte. Het struikelblok was dat ze er wel uitzag als een echte vrouw, als de vrouw die hij hebben wilde, maar zich nog niet zo gedroeg.

Ook deze mannen brachten zodoende een scheiding aan tussen lichaam en geest: uiterlijk was de dame in kwestie al perfect, maar haar opvattingen en gedrag behoefden nog enige verandering. Ze moesten zich gaan leren gedragen als een echte vrouw; hun beloning is zijn liefde, hun straf was zijn haat, of zijn geweld. [10]De voorbeelden van het straf/beloning-systeem zijn legio:   ‘Ik ben tot de ontdekking gekomen,’ vervolgde hij meedogenloos, ‘dat ik meer van vrouwen houd die af en toe een jurk … Continue reading

Johanna (31) leek Bannon te verwend en te ijdel; ze moest hem bewijzen dat ze een en ander kon doorstaan, alvorens ze zijn leven met hem zou mogen delen. Simoni (264) treft een ander lot: Kent was er stellig van overtuigd dat alle vrouwen niemendalletjes waren, onbetrouwbaar en oppervlakkige wezentjes. Ze moest beproefd worden, en door haar moed en uithoudingsvermogen tonen dat ze een uitzondering op de regel was. Sara (309) was te onafhankelijk en te fier; Ralph wilde haar eerst ‘temmen’, zoals hij dat noemt; hij wilde ‘een vrouw die spint’ en geen tijger die te trots was om te huilen. Kit (397) die op de ranch rondliep in mannenkleren en links en rechts bevelen uitdeelde, was in de ogen van Reese te mannelijk. Hij oordeelde dat ze een pantser om zich heen gebouwd had uit angst om vrouw te zijn, en vertederde dan ook op slag toen ze bij hun weerzien loshangende haren bleek te dragen en weifelend in plaats van resoluut was geworden. Clea tenslotte (451) hing teveel aan haar stiefvader en was te bang voor haar eigen seksualiteit; ze moest leren alleen van hem te houden en haar verlangens te onderkennen.

Door gebruik te maken van de liefde die de vrouwen hen toedroegen, konden de mannen de vrouwen leren zelf de afstand tussen lichaam en geest te overbruggen, door ook qua gedrag de vrouw te worden die hij hebben wilde. Zo kon hij ze maken tot wie ze (in zijn ogen) écht waren.

 

‘Ik geloof dat je – dat je willens en wetens geprobeerd hebt mijn karakter te veranderen!’
‘Je karakter te veranderen?’ vroeg hij onschuldig. ‘Waar heb je het over?’
‘Je hebt het steeds weer gedaan – o, ik haat je!’
‘Mijn lieve Sara, alsjeblieft niet weer zo’n driftbui. Juist nu ik vind dat er zo’n duidelijke verbetering bij je is te constateren…’
‘Verbetering! – ja, dat is precies wat ik bedoel. Je hebt me expres willen verbeteren, zoals jij het noemt! Het is me nu volkomen duidelijk. Van meet af aan heb je je erop geconcentreerd mij te vernederen. Het was zorgvuldig voorbereid om mij te – mij te temmen – Dat is toch de term die je zo graag gebruikt, nietwaar?’ (309, p. 138-139)

Hooghartig ontkent Ralph (‘ik begin nooit aan een onmogelijke taak’), maar in de slotscène vertelt hij haar alsnog dat ze gelijk had. En in plaats van boos te worden, is Sara nu ontroerd:

 

‘Je bent mooi, Sara. Zo mooi dat ik je, vanaf het eerste moment dat ik je zag, wilde hebben. Maar ik wilde iets veel kostbaarders hebben dan oppervlakkige schoonheid. En dat had je in je, dat wist ik. Ik moest het er alleen maar uithalen. Wil je het me vergeven, schat?’
‘Er valt niets te vergeven,’ fluisterde ze, zich tegen hem aanvleiend, ‘zolang ik maar de vrouw ben, van wie je houdt.’ (309, p. 152)

Of nog kernachtiger, door Tara verwoord wanneer ze spreken over Leons dwangmethoden:

 

‘Je zei dat het voor mijn bestwil was, en dat was zo.’ (468, p.149)

Beide soorten verklaringen hebben, naast de terugkerende lichaam-geest problematiek, een ander gemeenschappelijk kenmerk. Met hun gedrag, waarin agressie een verhuld teken van liefde is en waarin geweld aangewend wordt om liefde te verbergen of juist af te dwingen, creëren de mannen een verwevenheid van liefde en macht die voor de vrouwen – die hun motieven immers niet kenden – tot een onontwarbare knoop werd. Een enkele keer klinkt dat besef door.

 

Terwijl Dane’s lippen haar langzaam en hartstochtelijk kusten, gaf ze zich met heel haar hart en ziel aan hem over. Dit was de macht die hij over haar had, want ondanks alles wat er gebeurd was, was ze bereid om op haar knieën naar hem toe te kruipen voor een vriendelijk woord. Dat was tevens de reden waarom ze van hem was weggevlucht. Ze wist immers dat hij haar in zijn macht had en dat ze ondanks zijn brute gedrag altijd naar hem zou blijven verlangen. (2, p. 138)

Laat de gelieven nu maar in elkaars armen zinken. Eindelijk. En sterkte, meid.

Van wie is mijn lichaam?

Over het thema lichaam-geest valt meer te zeggen. Lichamelijkheid, in de zin van seksualiteit, speelt een belangrijke rol in de Boeketreeks; ook in de damesroman weerspiegelt zich zo de tegenwoordige nadruk op seksualiteit in relaties. Voor een goed contact tussen man en vrouw zijn deugden als geduld, moederlijkheid en eenvoud van vrouwen niet meer voldoende om een man te boeien: ook seksueel moet ze hem iets te bieden hebben.

Een besef van hun eigen seksuele aantrekkingskracht is voor de Boeketvrouwen echter taboe: dat zou immers impliceren dat ze al enige ervaring op dat gebied hebben opgedaan, en zou ze in de ogen van hun aanstaande echtgenoot tot allemans-vriendinnetjes maken. En met sletten trouw je niet. De Boeketvrouwen staan derhalve voor een schier onoplosbaar probleem. Ze moeten seksueel begerenswaardig zijn en bevrediging kunnen geven, maar ze mogen zich niet bewust zijn van hun capaciteiten in die richting. Kennis daarvan hebben zou schuld bekennen wezen.

Daarom is haar bewustzijn onschuldig: haar geest weet van niets, kent haar eigen uitstraling niet en raakt in verwarring wanneer ze fysiek op zijn omhelzingen reageert. Uitsluitend zó kan ze het dilemma oplossen. Hij is telkens weer degene die haar lichaam seksualiteit geeft: door op een bepaalde manier naar haar te kijken, door haar gedrag op een specifieke wijze te interpreteren, door haar te initiëren in het vrijen.

Eigen verlangens kent de Boeketvrouw niet, ze ontstaan uitsluitend in reactie op zijn aanraking. Dan ontwaakt haar lichaam, als was ze Doornroosje die met een zoen uit haar honderdjarige slaap wordt gewekt. Ik heb al eerder beschreven dat voor hem alleen haar seksuele lichaamstaal geldt; aan verbaal verweer of fysiek verzet stoort hij zich niet. Dat alleen haar seksuele lichaam telt, en dat haar lichaam alleen voor hem telt wordt in de reeks ook op een andere manier uitgedrukt.

Aanrakingen van andere mannen – vroegere vriendjes, semi-concurrenten van de geliefde en verloofden die de Boeketvrouw in een aantal gevallen heeft op het momet dat ze hém tegenkomen – doen haar niets, brengen niet zulke verwarrende gevoelens in haar teweeg. Hij is de enige die haar lichaam kan veranderen van kinderlijk of meisjesachtig naar seksueel en vrouwelijk. In de Boeketreeks is hij tevens de eerste en enige aan wie ze zich geeft: hij ontvangt haar maagdelijkheid als kostbaar cadeau of rooft die als grootste schat. [11]In ruil krijgt ze van hem een even zeldzaam geschenk: hij geeft haar als eerste en enige zijn huwelijksring. Met die roof vernietigt hij tegelijkertijd haar geestelijke integriteit, door haar wil en haar liefde te negeren; hij kan zich daar echter niet bijzonder druk over maken, want de vraag of zij haar lichaam wellicht eerder aan een ander heeft gegeven, [12]Bijzonder cynisch zijn Danes opmerkingen naar aanleiding van zijn verkrachting van Lisa:   ‘Die nacht heeft me de rest van mijn leven achtervolgd, want ik besefte na die nacht dat je nog … Continue reading baart hem meer zorgen.

Niet zij, maar hij beheert haar seksuele lichaam. Hij ontvreemdt haar lichaam door het zichzelf toe te eigenen en seksueel te maken; zij raakt vervreemd van haar lichaam, het reageert niet meer zoals ze wil. Die vervreemding ten aanzien van haar eigen lijf wordt consequent voortgezet in de vrijscènes. Ook daar waar ze zich uiteindelijk vol overgave – dat wil zeggen zonder geestelijk verzet – laat beminnen, is haar lichaam er voornamelijk voor hem. Ze is passief en handelt niet zelf: hij streelt, hij kust, hij raakt aan, hij neukt, hij vrijt; zij laat slechts haar handen over zijn borst of schouders dwalen.

Wanneer ze actief zou zijn – haar lichaam actief zou gebruiken om genot te krijgen of te geven – zou ze daarmee weliswaar haar lichaam heroveren en zich dat weer eigen maken, maar ze zou hem verliezen; het zou al te veel kennis omtrent seksualiteit impliceren, haar lichaam zou zich dan ten aanzien van hém verraden. Derhalve blijft ze passief en gebruikt alleen hij haar lichaam.

Voor beiden is haar lichaam dus object: voor hem datgene wat hij bemint en bezit (en waarlangs hij haar geest breekt), voor haar is het een doorgeefluik voor hun beider emoties bij gebrek aan geestelijk contact en iets waarover ze iedere zeggenschap heeft verloren.

Ook al geeft ze haar geestelijke weerstand op, de splitsing tussen geest en lichaam blijft bestaan. Haar bewustzijn is niet bij de vrijpartij betrokken, ze is onthecht van zichzelf. Dat wordt in de boekjes op twee manieren uitgedrukt. [13]Ik betwijfel of de schrijfsters deze technieken willens en wetens hebben toegepast. Aan het effect doet dat echter niet veel af. En als ze inderdaad automatisch zijn overgegaan op een dergelijke … Continue reading In het ene geval ontstijgt ze als het ware aan haar lichaam – van verrukking, uiteraard – en haar bewustzijn verdwijnt in het niets, het verraderlijke lichaam in zijn armen achterlatend. Dat wordt uitgedrukt middels een veelvuldig gebruik van termen als ‘ze vergat zichzelf’, ‘ze gleed in nevelige diepten weg’, ‘ze werd meegesleept in een wervelende storm van genot’ of in ‘de draaikolk van zijn hartstocht’.

De andere weg waarlangs haar bewustzijn verdwijnt is gecompliceerder en vindt plaats via een wisseling van het perspectief van het verhaal. De hele Boeketreeks is geschreven in de derde persoon en beschrijft vanuit haar gezichtspunt haar emoties, haar gedachten, haar activiteiten, de mensen om haar heen etc. Er zijn echter in bijna ieder deeltje scènes aan te wijzen waarin dat perspectief plotseling verandert: hij neemt haar plaats in en doet waarnemingen die zij nooit had kunnen maken, vanuit een seksuele blik die de hare niet is. Zijn blik keurt haar lichaam seksueel en geeft het een kwaliteit die ze zelf niet kent, en maakt haar tot object van de handeling in plaats van het subject dat ze was.

 

Hij keek naar haar gezicht. Haar ogen openden zich langzaam, alsof ze bijna in slaap was gevallen, de irissen wijd open. Haar gezicht had een subtiele verandering ondergaan. De golf van emoties leek elk afzonderlijk deeltje van haar lichaam te hebben beïnvloed en ook haar vrouwelijkheid te hebben geaccentueerd. Haar ogen schitterden abnormaal groot, haar lippen waren gedeeltelijk geopend, vol en donkerrood. Hij werd zich bewust van haar schoonheid. (31, p. 61)

En:

 

Ervaren handen knoopten haar bloes los en begonnen haar borsten te strelen, die opzwollen als rijpe vruchten, gereed om geplukt te worden. (397, p. 105)

Deze ingreep wordt ook buiten de vrijscènes toegepast, en vindt vooral plaats als haar lichaam beschreven wordt:

 

Zijn blik gleed langs het goedgevormde figuurtje (373, p. 15)

Of:

 

Haar jurk kleefde aan haar lichaam, de aandacht vestigend op haar slanke figuur alsof het doorzichtig was, maar ze was zich niet bewust van zichzelf (309, p. 50)

En:

 

Het maanlicht viel over haar naakte lichaam en gaf het de koele schoonheid van een wit marmeren beeld (309, p. 48)

Deze dubbele blik – de zijne die in de hare besloten ligt – is voor vrouwen uiteraard geen ongewoon verschijnsel. Vrouwen zijn gewend bekeken te worden en bezien zichzelf doorgaans ook met de kritische blik van de toeschouwer. Ze observeren zichzelf en worden object. Hun geestesoog neemt hun lichaam waar en kijkt met mannelijke ogen. In de Boeketreeks hebben de mannen zich dat geestesoog van de vrouwen toegeëigend; haar lichaam hadden ze al genomen. Er blijft de Boeketvrouwen niet veel anders over dan het bewustzijn te verliezen, zichzelf aan hem te verliezen. Pas als zijn liefde en zijn blik haar gemaakt hebben tot wie ze moet zijn, kan ze weer een eenheid zijn. In zijn armen.

Ik zie ik zie wat jij niet ziet

Het tweede motief waarop ik terug wil komen is dat van de frequente koppeling van geweld aan liefde. Hoe het mogelijk is dat de heldin na zijn brute optreden toch een siddering van geluk door haar lijf voelt trekken is in het voorafgaande al enigszins toegelicht. Een volledig begrip van de vraag hoe zoveel geweld acceptabel kan zijn, is denk ik alleen mogelijk wanneer we het geweld weer in de context van het lezen plaatsen, en zo de positie van de lezeres bij de analyse betrekken.

De Boeketdeeltjes worden verkocht als romantische liefdesverhalen. De lezeres leest de boekjes met de verwachting dat de gelieven elkaar, liefst na enige verwikkelingen en een paar wanhopige momenten, uiteindelijk liefdevol in de armen zullen sluiten. Als het een gladgesmeerde en probleemloze relatie zou zijn, zou het boekje voor haar een groot deel van zijn waarde verliezen: alleen maar lezen dat ze elkaar zien, verliefd worden en met elkaar trouwen is niet spannend en bovendien niet voldoende om honderdzestig pagina’s mee te vullen. Je wéét dat ze elkaar zullen krijgen, maar de boeiende vraag is natuurlijk hóe; en naarmate de afstand tussen de gelieven groter lijkt, [14]De ervaring – ook de mijne, hoewel ik afstandelijk, want zo analytisch mogelijk las – leert dat de boekjes dan ook in één ruk worden uitgelezen. Je stopt niet halverwege, je wilt weten … Continue reading wekt de oplossing meer interesse en wordt die ontroerender. Dat de problemen onoverkomelijk lijken is dus in het belang van de lezeres. [15]Maar waarom liggen die problemen grotendeels op het vlak van seksualiteit? In vroegere series waren de opgestapelde moeilijkheden van een ander karakter: daar moest de heldin de held weten te winnen … Continue reading Het lijden van de heldin verhoogt haar leesplezier.

Een tweede gevolg van het gegeven dat de lezeres de Boeketdeeltjes leest als liefdesverhalen, is dat ze door deze romantische context ook alle gebeurtenissen als zodanig zal interpreteren. Haar wetenschap dat de twee hoofdpersonen waarschijnlijk van begin af aan verliefd op elkaar zijn en uiteindelijk wederzijds hun liefde zullen verklaren, kleurt haar lezing van de gebeurtenissen. Haar blik geeft de scènes hun definitieve betekenis: een romantische.

Zo weet de lezeres bijvoorbeeld eerder dan de Boeketvrouw zelf dat die verliefd is op de held. Terwijl de heldin zich nog verbijsterd afvraagt wat er met haar aan de hand is en hoe het toch komt dat ze aangetrokken wordt tot de held, weet de lezeres allang dat ze verliefd is. Al vanaf de eerste ontmoeting: in de openingsscène wordt dikwijls beschreven hoe de heldin als ‘gehypnotiseerd’ of ‘als in een droom’ naar de held kijkt. Liefde op het eerste gezicht, concludeert de lezeres. Als de handelingen van de man, die haar zoent en met haar vrijt zonder verder een emotioneel of intellectueel contact te leggen, de Boeketvrouw doen besluiten dat haar gevoelens eveneens uitsluitend seksueel moeten zijn, doorziet de lezeres haar ‘ware’ gevoelens.

Domoor, denkt ze geamuseerd wanneer de heldin weer eens uitroept dat ze die man haat. Evenzo weet ze dat de heldin opgewonden is geraakt omdat ze van hem houdt. Bovendien is de lezeres vanuit haar positie van meerwetendheid in staat om, beter dan de Boeketvrouw, het gedrag van de held te doorzien. Al diens handelingen komen voor de lezeres in het teken van zijn liefde voor de heldin te staan, terwijl de heldin zelf zich nog in opperste verwarring (of woede) afvraagt waarom hij zich zo gedraagt. Daarmee schaart de lezeres zich aan de zijde van de held: ze kan zich verkneukelen over het protest en het verweer van de heldin (‘meid, doe niet zo suf en geef nu maar toe, jullie zijn alletwee verliefd’) en kan zich er tegelijkertijd op verheugen dat de held zich niet laat afschrikken door het protest maar juist doorzet. Ze hoopt dat hij zal winnen.

Bovendien kan ze vanuit haar superieure kennis het gedrag van de held vergoelijken ze weet immers dat hij overloopt van liefde voor de heldin en excuseert daarom zijn geweldsmisbruik. Hij kan zich gewoon niet langer inhouden, heel vergeeflijk. Als hij uitroept ‘ik kan me niet langer beheersen, ik moet je hebben!’ (een veelvuldig voorkomende uitspraak) weet de lezeres dat de held al die tijd in stilte moet hebben geleden [16]Wellicht is zijn vermoedelijke lijden tevens een bron van heimelijk genoegen voor de lezeres. Ze weet dat de held, ook al doet-ie zich flink en stoer voor, zichzelf innerlijk verbijten moet. Prettig … Continue reading onder de afstandelijkheid van de heldin. Ze heeft medelijden met hem en begrijpt hem volkomen. De blik van de lezeres verandert zo een scène, die los van deze romantische context gelezen als een verkrachting gezien zou worden, in een liefdesscène.

De overige verklaringen die de lezeres mogelijk aanvoert ter verontschuldiging van het gedrag van de man, behalve die van de tomeloze en niet meer te beheersen liefde, worden op diverse plaatsen in de deeltjes ondersteund. Het zijn de gangbare, niet-feministische verklaringen voor seksueel geweld: hij kan zijn emoties niet tonen uit angst of onvermogen, en zijn geweldsmisbruik kan worden opgevat als een teken van interesse of jaloezie. Hij slaat haar uit liefde.

 

Sara’s woede [nadat Ralph haar bij een feestje heeft weggesleept, KS] bedaarde toen een ongelooflijke gedachte bij haar opkwam. Was het mogelijk dat Ralph niet gehandeld had uit bazigheid? Goed beschouwd zou zoiets ook niet bij zijn karakter passen. Hij zou nooit de moeite hebben genomen – als hij volkomen onverschillig tegenover haar handelingen stond. Betekende dat dan, dat hij niet helemaal onverschillig tegenover haar stond? Dat het hem wel degelijk kon schelen wat ze deed? (309, p. 133)

Of:

 

Ze zweeg en hoewel ze nog nooit zo iets moeilijks gedaan had, vroeg zij nederig vergiffenis (voor haar beschuldiging dat hij allerlei vriendinnetjes heeft). De tranen bleven vloeien van angst. Langzaam liep ze naar hem toe, in doodsangst, want hij zag eruit alsof hij haar wilde vermoorden.
En ineens drong het tot haar door dat zijn woede buiten alle proporties was voor hetgeen zij gezegd had. Hij had toch toegegeven vriendinnen te hebben, dus waarom zou hij zo reageren? Ze staarde in zijn ogen toen ze hem genaderd was. Hij had gezegd dat hij haar meer respecteerde dan enige andere vrouw – dus kon het ook zijn dat hij die anderen wilde vergeten? Verstomd door deze gedachte bleef Tara hem aanstaren en vergat ze dat ze elk moment een pak slaag kon verwachten. Als hij die anderen wilde vergeten, dan zou dat betekenen… (468, p. 88)

De traditionele uitleg van seksueel geweld en minachtend gedrag wordt telkens in aanzet gekoppeld aan een feministische analyse. De heldin roept dat hij haar alleen maar gebruikt, dat hij zijn zin doordrijft; de lezeres leest dat en weet dat de heldin oppervlakkig gezien gelijk heeft maar dat ze in laatste instantie de plank misslaat.

Conclusies

Om dan nu eindelijk terug te komen op de vragen die ik mijzelf (en u, lieve lezeressen en lezers) aan het begin van dit stuk stelde: zijn de normen met betrekking tot seksualiteit in de Boeketreeks minder traditioneel geworden dan die in de vroegere damesroman, en is de Boeketreeks een vorm van pornografie? Nee, en nogmaals nee.

Hoewel er openlijker wordt geschreven over seksualiteit zijn de opvattingen over seksualiteit niet wezenlijk veranderd. Er wordt weliswaar meer nadruk gelegd op het belang van goede seksuele contacten tussen de partners, maar verder barst het van de traditionele opvattingen. Seks vindt plaats op zijn initiatief en binnen het huwelijk (of vooruitlopend daarop), een vrouw hoort een, onervaren maagd te wezen en zich alleen aan die éne te geven, en ook al zegt een vrouw nee toch wil ze wel – een kwestie van even doorzetten, heren. Traditioneel ook in die zin dat seksueel geweld als volstrekt normaal wordt voorgesteld en eerder als een uiting van liefde dan van macht wordt beschreven.

Allerlei opvattingen omtrent seksualiteit die ook in de pornografie worden aangetroffen – en met name de vermenging van seks en geweld – komen in de Boeketreeks terug, maar waar pornografie mannen leert dat het toepassen van dergelijke normen aanvaardbaar is, leert de Boeketreeks vrouwen ten eerste dat ze dergelijk gedrag maar beter kunnen accepteren, op straffe van een aframmeling of het verliezen van zijn liefde, en ten tweede dat agressief gedrag een verborgen romantische betekenis bezit.

In die zin kun je stellen dat de Boeketreeks de andere kant van de medaille is: pornografie beschrijft de traditionele mannelijke ervaring van seksualiteit en seksueel geweld, de Boeketreeks geeft weer hoe vrouwen daarop (horen te) reageren en biedt een voor hen positieve lezing daarvan. Op die manier wordt de lezeres een interpretatie geboden voor gebeurtenissen die ook zijzelf in het dagelijks leven tegenkomt en die problematisch voor haar kunnen zijn. De analyse die in de Boeketreeks wordt geboden, kan haar helpen die gebeurtenissen – het als seksueel lichaam, als object behandeld worden – te verwerken zonder dat ze in conflict hoeft te komen met haar omgeving. Ze wordt er nadrukkelijk op gewezen dat een en ander als een vorm van liefde en aandacht opgevat dient te worden. De ideologische verwarring die in de maatschappij bestaat omtrent seksualiteit en seksueel geweld wordt zo in de Boeketreeks consequent volgehouden en in een bepaald daglicht gesteld: beide zijn een uiting van liefde.

De Boeketreeks zelf is naar mijn mening niet pornografisch te noemen; zoals elders betoogd is vooral de intentie waarmee een blad of boek gekocht wordt en de blik van de lezer/es bepalend. De lezeres koopt de Boeketdeeltjes niet om op klaar te komen, noch gebruikt ze mannen als object. Eerder leert de reeks haar dat vrouwen, zijzelf inclusief, object voor mannen zijn. De Boeketreeks houdt haar voor dat ze de heersende ideologie, waarin vrouwen als ondergeschikt aan mannen worden gezien, heeft te aanvaarden en houdt haar een positief beeld van de slachtofferrol voor. Haar perspectief is dat ze, als ze haar weerstand tegen zijn dominante gedrag opgeeft en besluit zich naar hem te voegen, als beloning daarvoor zijn liefde zal ontvangen.

Er is ook een hoopgevend aspect aan de Boeketreeks te ontdekken. (Ik wil u niet met alleen droefenis opzadelen; nog een opbeurend woord. Wanhoop niet, dames.) De uitgangspositie van de Boeket-vrouw, de eerste beelden van haar, zijn uitermate krachtig en sterk in vergelijking met de poppetjes uit de dokters- of kasteelroman. Zó krachtig, dat ze ten val moet worden gebracht voor de held (van) haar wil houden. Er wordt inderdaad aanpassing gepredikt, maar blijkbaar zijn vrouwen zo onafhankelijk geworden dat ze nog moeten leren dat ze volgzaam moeten zijn. En vroeger waren ze dat al bij voorbaat.

Noten:

Noten:
1 Gekocht:
– nr. 468: Een dwingend verlangen, door Anne Hampson;
– nr. 470: Het geluk keert weer, door Lilian Peake;
– deel 2 uit een nieuwe serie van Boeket, Boekets Beste: Een dageraad vol belofte, door Sara Craven.
Besteld:
– nr. 309: Het verzet gebroken, door Anne Hampson;
– nr. 373: Ketens van haat, door Lilian Peake;
– nr. 451: Verzet je niet langer door Charlotte Lamb.
Gekregen:
– nr. 31: Expeditie naar het hart, door Margaret Way;
– nr. 264: Onder een vallende ster, door (alweer) Anne Hampson;
– nr. 397: Door afkomst gescheiden, door Janet Daily;
– nr. 439: Aarzel niet langer, door Carole Mortimer.
Ter controle heb ik twee deeltjes van de Story-reeks gelezen:
– nr. 75: Een winterdroom, door Brenda Trent, en
– nr. 78: Hart in onderpand, door Janet Daily.
De Story-reeks heeft globaal dezelfde kenmerken als de Boeketreeks, maar bevat – voor zover ik kan overzien – minder gewelddadige seksuele scènes. Citaten uit de deeltjes worden in het vervolg aangegeven met het serienummer. Eventuele cursiveringen zijn van mij.
2 Dergelijke beschuldigingen aan het adres van de vrouwen komt verhoudingsgewijs veel minder voor dan andersom, namelijk alleen in de deeltjes 2, 373 en 470.
3 Deze twee uitzonderingen zijn nr. 397, waarin Reese verdwijnt en Kit tenslotte met rust laat als blijkt dat ze hem niet meer wil zien, en nr. 31 waarin Johanna zelf een initiatief neemt waardoor ze in zijn nabijheid blijft. Ze wil met een expeditie mee en gaat als verstekelinge mee aan boord nadat de gids – haar geliefde in spe – weigert haar mee te nemen.
4 De suggestie dat vrouwen hun fysieke verzet niet menen, is hier sterk. Termen als ‘blindelings’, ‘als in een droom’ etc. bagatelliseren hun woede.
5 Hun eerste kennismaking met seksualiteit, in de vorm van een afgedwongen zoen, is dan ook een hemel-en-aarde schokkende belevenis:

 

Hij had zich vlug hersteld van die kus en had alle sporen verborgen, maar Clea wist dat het lang zou duren, voordat zij eroverheen was. Het was alsof een aardbeving het vorige landschap had weggevaagd en een afschrikwekkende nieuwe horizon had opgetrokken. Haar benen trilden, haar huid voelde koud en strak aan. Een shock, dacht ze, ik heb een shock. Haar tanden schenen te klapperen.
Ze probeerde haar gezichtsspieren te ontspannen, die gespannenheid van zich af te zetten, maar de lava van die ogenblikken in Bens armen stroomde nog in haar en stuurde hete golven door haar aderen. (451, p.44).

6 De vier verkrachtingen zijn te vinden in de volgende boekjes: nr. 2 (p.90-91), nr. 451 (p. 118-120), nr. 468 (p. 58 en p. 119) en nr. 470 (p. 112-113).
7 Ben stelt de zaken voor alsof zij hem verleidt in plaats van dat hij haar verkracht. Zijn beschuldiging dat Clea hem aan het lijntje houdt, mist iedere grond: hij heeft haar eerst twee maal tegen haar wil gezoend, één keer in de auto gesleurd en meegenomen, en nu zit ze in zijn flat gevangen waar ze is beland nadat een vriendin van Ben haar daar naartoe heeft gelokt; ze heeft zojuist een mislukte vluchtpoging achter de rug.
8 Uitzonderingen zijn nr. 397, waarin Reese weggaat en later onverhoeds terugkomt, en nr. 373, waarin Slade weg wil en door Rosa wordt tegengehouden.
9 Het wordt bijna haar schuld dat hij zich onuitstaanbaar en gewelddadig heeft gedragen. Als ze nu maar meteen had toegegeven dat ze van hem hield, was dat immers allemaal niet nodig geweest.
10 De voorbeelden van het straf/beloning-systeem zijn legio:

 

‘Ik ben tot de ontdekking gekomen,’ vervolgde hij meedogenloos, ‘dat ik meer van vrouwen houd die af en toe een jurk aan willen trekken en wier huid ook eens naar parfum ruikt in plaats van naar zweet en mest. Een vrouw die eens naar de kapper gaat en niet altijd en eeuwig met een cowboyhoed op loopt, of vloekt als een ketter.’
Ieder woord dat hij sprak, sneed als een mes door haar heen, maar Reese was nog niet met haar klaar en bracht haar de doodsteek toe toen hij eindigde met de woorden: ‘Ik wil een vrouw die niet bang is om vrouw te zijn.’ (397, p.130).’

En:

 

‘Eindelijk geef je dus toe dat je een vrouw bent, dat je tot het zwakke geslacht behoort? Je geeft toe dat je gedwongen werd mijn eisen in te willigen?’ Tot haar grote verbazing leunde hij voorover en legde zijn hand nogal teder op de hare. \Daarvoor verdien je een beloning. We sluiten een wapenstilstand.’ (309, p. 104).

11 In ruil krijgt ze van hem een even zeldzaam geschenk: hij geeft haar als eerste en enige zijn huwelijksring.
12 Bijzonder cynisch zijn Danes opmerkingen naar aanleiding van zijn verkrachting van Lisa:

 

‘Die nacht heeft me de rest van mijn leven achtervolgd, want ik besefte na die nacht dat je nog maagd moet zijn geweest. Ik moet de waarheid weten, Lisa. Is het waar? Was ik de eerste?
Ze sloot haar ogen. ‘Ja,’ fluisterde ze.
‘Oh nee!’ fluisterde hij. Daarna viel er een lange stilte.
‘Je was nog maagd,’ zei hij schor. ‘Ik had het kunnen weten, maar ik was te kwaad om erover na te denken. En ik was te jaloers. Ik had al zo lang naar je verlangd en de gedachte dat Laurie Hammond (je gehad had)…’ (62, p.182)

Hij geeft aan dat zijn motief haar te verkrachten zijn boosheid was bij de gedachte dat Lisa met een ander had gevreeën. Dat ze tóch maagd was vindt hij belangrijker dan het feit dat ze überhaupt niet wilde; daarvoor verontschuldigt hij zich niet.

13 Ik betwijfel of de schrijfsters deze technieken willens en wetens hebben toegepast. Aan het effect doet dat echter niet veel af. En als ze inderdaad automatisch zijn overgegaan op een dergelijke schrijfwijze, geeft dat aan hoe ingeburgerd ook bij hen het vooropstellen van het mannelijk bewustzijn ten koste van dat van vrouwen is.
14 De ervaring – ook de mijne, hoewel ik afstandelijk, want zo analytisch mogelijk las – leert dat de boekjes dan ook in één ruk worden uitgelezen. Je stopt niet halverwege, je wilt weten hoe al die ellende in hemelsnaam nog kan worden veranderd in een happy end.
15 Maar waarom liggen die problemen grotendeels op het vlak van seksualiteit? In vroegere series waren de opgestapelde moeilijkheden van een ander karakter: daar moest de heldin de held weten te winnen en hem uit de armen van een andere (slechte) vrouw losweken. Dat deed ze door traditionele vrouwelijke deugden te betrachten. Ze was volgzaam, zedig, zacht van aard, hield zichzelf op de achtergrond en kende slechts één wens: volledig de zijne te worden. Een beeld dat nu minder appelleert en niet in overeenstemming is met de grotere onafhankelijkheid van vrouwen.
De Boeketvrouw doet meer recht aan moderne opvattingen: ze is redelijk zelfstandig, heeft een baantje, komt voor haar mening uit en ziet een man niet vooral als toekomstige vader van haar kinderen, maar (nadat ze door hem is ingewijd) ook als seksuele partner. De problemen waarmee de Boeketvrouw worstelt – wil hij me nu om de seks of omdat hij van me houdt, mag ik genieten van seks en mag seks zonder liefde? – sluiten veel meer aan bij hedendaagse, redelijk geëmancipeerde vrouwen.
16 Wellicht is zijn vermoedelijke lijden tevens een bron van heimelijk genoegen voor de lezeres. Ze weet dat de held, ook al doet-ie zich flink en stoer voor, zichzelf innerlijk verbijten moet. Prettig om te weten dat de liefde voor een vrouw een man uiteindelijk op de knieën kan krijgen.

Pornografie: bekijk ’t maar

Toen pornografie in de jaren zestig uit de illegale sfeer kwam, werd dat algemeen als emancipatie gezien. Maar de vrouwenbeweging die zich sindsdien ontwikkelde, herkende de discriminatie en onderdrukking die pornografie inhoudt. Acties tegen seksshops bijvoorbeeld maakten dit voor het publiek duidelijk. Intussen wordt de discussie over pornogarfie in brede kring gevoerd.
In deze bundel analyseren Karin Spaink, Beverley Brown, Rosalind Coward, Gerard van oord en Andrea Dworkin vanuit verschillende invalshoeken het karakter van diverse vormen van pornografie. Ook komen randgebieden als modefotografie, reclame en film aan bod. Een interessante ‘toegift’ wordt gevormd door een analyse van de Bouquetreeks, waarin vrouwelijke lezers een natuurlijk verband tussen seks en geweld wordt voorgespiegeld. Tot slot bespreekt Heleen Buijs de mogelijkheden en onmogelijkheden van de wetgeving en discussiëren vijf vrouwen uit de beweging over de strategieën in de strijd tegen pornografie.

Omslag PornografieDetails:

Uitgeverij Van Gennep – Amsterdam 1982 – ISBN 90-6012-547-9 – 231 pagina’s

Bestellen:

Probeer het tweedehands

Flaptekst:

Toen pornografie in de jaren zestig uit de illegale sfeer kwam, werd dat algemeen als emancipatie gezien. Maar de vrouwenbeweging die zich sindsdien ontwikkelde, herkende de discriminatie en onderdrukking die pornografie inhoudt. Acties tegen seksshops bijvoorbeeld maakten dit voor het publiek duidelijk. Intussen wordt de discussie over pornogarfie in brede kring gevoerd.

In deze bundel analyseren Karin Spaink, Beverley Brown, Rosalind Coward, Gerard van Oord en Andrea Dworkin vanuit verschillende invalshoeken het karakter van diverse vormen van pornografie. Ook komen randgebieden als modefotografie, reclame en film aan bod. Een interessante ‘toegift’ wordt gevormd door een analyse van de Boeketreeks, waarin vrouwelijke lezers een natuurlijk verband tussen seks en geweld wordt voorgespiegeld. Tot slot bespreekt Heleen Buijs de mogelijkheden en onmogelijkheden van de wetgeving en discussiëren vijf vrouwen uit de beweging over de strategieën in de strijd tegen pornografie.

Commentaar:

De oplage is sedert lang uitverkocht en eerlijk gezegd vind ik dat geen ramp. Iets met jeugdige overmoed (ik was 24 toen ik het boek samenstelde), veel marxisme en boosheid die zich al te exclusief op porno toespitste. Wat ik wél aardig aan de bundel vind, is dat er pogingen in werden ondernomen om na te gaan in hoeverre allerlei bezwaren die feministen indertijd tegen pornografie uitten, ook opgingen voor andere soorten beelden en teksten. En dat verhaal over de Boeketreeks is nog steeds erg leuk om te lezen. Kopiën ervan hebben jarenlang in readers van allerlei letterenstudies gezeten. Ter ere daarvan heb ik het artikel gescand en hier online gezet.

Hier lezen:

Nieuwe verhalen

Zelden in de geschiedenis van de tv werd er zo reikhalzend uitgekeken naar het slot van een serie als afgelopen weekend. Na vijf jaar zou Breaking Bad tot een einde komen. Al maandenlang hadden wij fans daarover collectief de kriebels.

We wilden eigenlijk niet dat de serie zou stoppen. Al wie Breaking Bad had gevolgd, was immers totaal verslingerd geraakt. Maar we wisten ook dat het verhaal tegen de keer in oprekken erger zou zijn. Andere recente series die geniaal waren begonnen, hadden zichzelf intussen allang de vernieling ingedraaid, zuiver omdat ze geen punt achter hun eigen verhaal durfden te zetten. Denk maar aan Dexter, of aan Mad Men.

Dat Breaking Bad moest ophouden, accepteerden we daarom. Wij fans waren zelfs openlijk trots dat de makers van deze serie het wél aandurfden om er een wrange streep onder te zetten, in plaats van hun succes eindeloos uit te melken.
Maar dan toch: hoe zou de serie aflopen? Werd er alsnog een zoet einde aan gebreid, of ging de destructie – die al in de eerste aflevering was ingezet – als vanouds genadeloos en onbeheersbaar door?

Wees gerust. Breaking Bad eindigde snoeihard en onverzoenlijk, en slaagde er tegelijkertijd in om alle losse eindjes prachtig aan elkaar te knopen. Op IMDB kan de slotaflevering van de serie momenteel bogen op een ongehoord hoge score: gemiddeld 9,9. Hoger kun je haast niet komen.

Maar Breaking Bad staat niet op zichzelf.

Er is iets aan het veranderen. Voorheen was de film het geprivilegieerde medium. De bioscoop was bij uitstek de plek waar experimenten werden uitgevoerd en waar het ‘betere’ verhaal centraal stond. De tv hadden we allang afgeschreven. TV stond symbool voor kort en oppervlakkig vermaak.

Inmiddels lijken de rollen finaal te zijn omgekeerd. In een film heb je anderhalf, hooguit twee uur tijd om een verhaal te vertellen. In een goede serie heb je daarvoor echter minstens tien uur tot je beschikking– en met wat mazzel, bovendien meerdere seizoenen. Film wordt zodoende steeds meer het medium voor een kort verhaal, terwijl tv-series tegenwoordig een heuse – en complexe – roman mogen neerzetten.

Ook in gesprekken klinkt die verandering door. In mijn kennissenkring worden aanbevelingen voor films nog steeds hartelijk uitgewisseld. Maar de vraag ‘Welke tv-series volg jij momenteel nou? Heb je misschien nog een goede tip voor me?’ hoor ik tegenwoordig eigenlijk veel aker.

Vijf jaar geleden vroeg niemand je zoiets. TV-series bevonden zich onder de radar, ze waren hooguit een heimelijk genoegen. Maar tegenwoordig zijn tv-series hot: er is ineens een overvloed aan goed gemaakte, complexe en doordachte verhalen. Betere dan wat de cinema kan bieden.

(Mijn tips? House of Cards, Orange is the New Black, en vooral: Orphan Black.)

Kijk tv. Geef lange verhalen de ruimte, want dat kan nu weer.