Rechtstaat

Op verzoek van de gemeente Amsterdam schreef socioloog Herman Vuijsje een lesboek voor multiculturele scholen, bedoeld om de rechtszaak toe te lichten tegen de verdachte van de moord op Theo van Gogh. Het idee om scholieren de beginselen van de grondwet en de rechtstaat bij te brengen, is prachtig. Jammer alleen dat de boekjes uitsluitend bedoeld zijn voor multiculturele scholen. Waarom zou je niet alle leerlingen zo’n aanschouwelijk democratisch lesje geven? Ook onder Nederlanders zijn toch vast voldoende scholieren te vinden die baat hebben bij een spoedcursus grondrechten?

Je vindt zulke hulpbehoevende mensen zelfs onder politici. Voorstellen die onze grondrechten eroderen vliegen je tegenwoordig om de oren, met als voorlopig hoogtepunt de plannen om zonder tussenkomst van de rechter beperkingen op te leggen aan mensen die verdacht worden van terroristische plannen. Donner wil beroeps- en straatverboden en een meldingsplicht bij bestuurlijke maatregel opleggen, zonder toetsing bij de rechtbank. Oftewel: zonder dat bewijs tegen zo iemand hoeft te worden overlegd en zonder dat er een aanklacht tegen hem is ingediend. Dat hoort niet.

Mensen hebben het recht te weten waarvan ze verdacht worden en het recht zich tegen verdenkingen te verweren. Ze hebben recht op een advocaat en recht op een eerlijke rechtsgang. Ook mensen die gruwelijke dingen beramen – een moord of een aanslag – hebben die onvervreemdbare rechten. Dat is precies waar de rechtstaat om draait: dat we mensen een eerlijke rechtsgang garanderen, ook als zijzelf niet eerlijk zijn of niet in die rechtstaat geloven.

Zulke principes zijn niet alleen geboren uit de wens moreel juist te handelen, ze zijn ook bedoeld om de burger te garanderen dat de overheid zonder aanziens des persoons optreedt en zich niet aan willekeur bezondigt. In laatste instantie zijn zulke principes ontworpen om te zorgen dat het handelen van de overheid zelf controleerbaar blijft. Welk onderzoek heeft justitie of een inlichtingendienst precies uitgevoerd, hoe duidelijk en overtuigend zijn hun aanwijzingen, is er gerede twijfel mogelijk aan de ten laste gelegde feiten?

Uiteindelijk hebben alle burgers, hoe netjes en rechtschapen ook, er immers belang bij dat de overheid zuiver procedeert. Een rechtszaak draait niet alleen om de vraag welke bewijzen er zijn voor de verdenkingen die op iemand rusten, maar ook hoe die bewijzen verkregen zijn en hoe solide ze zijn. Ook het gedrag van de overheid is in een strafzaak in het geding.

Je hoort het vaker de laatste jaren: wie een al te gruwelijke misdaad heeft verricht, kan zich niet langer beroepen op de rechten die anderen toekomen. Dat klopt: precies daarom mogen zulke mensen ook van hun vrijheid worden beroofd. Maar de rechtstaat vereist dat we ze pas hun grondrechten mogen ontnemen nadat er voldoende rechtsgeldig bewijs tegen hen is verzameld en nadat is gebleken dat zulk bewijs volgens de regels is verkregen – opdat duidelijk is dat de staat zelf niet heeft gerotzooid om ze in het gevang te krijgen. Dat hechten aan die zuivere rechtsgang, dat bewaken van de rechtstaat, doen we niet alleen voor die verdachten, maar ook voor onszelf. We bewaken de rechtstaat om zelf een zuiver blazoen te houden (opdat we zeker weten dat we iemand niet abusievelijk in het cachot zit), maar ook omdat alleen dat ons de middelen in handen geeft de overheid te blijven controleren.

Maar die les moeten sommige politici nog leren.

Ondeelbaar dood

Het kabinet overwoog toestemming voor orgaandonatie standaard te maken: behalve als iemand bij leven ‘nee’ zegt, zouden diens organen na overlijden mogen worden hergebruikt. Het plan sneuvelde op de tekentafel, zodat we bij het oude systeem blijven: alleen een jawoord telt, en je nabestaanden mogen je instemming opzij schuiven.

Ik kom er niet goed uit. Dat je nabestaanden je mogen overrulen vind ik raar, net zoals ik het ongehoord vind wanneer nabestaanden andere laatste wensen van hun dode niet respecteren: hoe kun je een lief of vriend nu beter eren dan door zijn of haar wensen hoog te houden, ook als die tegen je eigen ideeën ingaan? Wie die regel wil veranderen, heeft mijn zegen.

Orgaandonatie blijf ik lastig vinden. Veel mensen hebben moeite met het idee dat hun lichaam na hun dood wordt versneden, maar daar zit mijn aarzeling ‘m niet in: als iemand er iets wijzer van wordt, mogen mijn dode hersenen best in plakjes worden versneden voor een databank. Tegen bij leven doneren heb ik ook geen enkel bezwaar: geven wat je kunt missen vind ik een buitengewoon goed concept.

Mijn weerstand zit deels in de gedachte dat ik vind dat lichamen geen voorraadkast zijn. Die terughoudendheid is echter niet onverzettelijk: als het leven van een goede vriend met een nier van mij gered zou worden, zou ik die nier bij leven zonder meer afstaan. Denk en hoop ik. Voor goede vrienden rek je je eigen grenzen immers wel vaker een stukje op, sterker: dat is een onderdeel van vriendschap. (Juist daarom heb je als nabestaanden naar mijn mening ook niet het recht iemands instemming met orgaandonatie teniet te doen omdat je daar zelf moeite mee hebt.)

Mijn bezwaar houdt sterk verband met mijn opvatting over de dood. Bij leven zou ik wellicht een nier afstaan, maar na mijn dood heb ik alles van mij toch maar liever dood. De dood is voor mij ondeelbaar, daar zit het ‘m geloof ik in. Plus in mijn weerzin tegen dat voorraadkast-idee, tegen die reparabele en herbruikbare lichamen. In eindeloos klussen aan lichamen heb ik nooit geloofd, ik vind die gedachte ronduit naar;,reden waarom ik me heilig heb voorgenomen bij ongeneeslijke kanker af te zien van behandeling. Ik meen om dezelfde reden op voorhand oprecht dat ikzelf ook geen orgaan van een ander ziu willen hebben: als iets in mijn lichaam het opgeeft, naakt de dood, en dat accepteer ik liever dan eindeloos te laten sleutelen.

Waarna een goede vriendin die hele gedachtengang onderuit haalde: of ze voor zichzelf een transplantatie wilde als de nood aan de man was wist ze niet, maar omwille van haar zoon zou ze het subiet doen. Hij is jong, nog geen twintig, en zijn vader is dood. Voor hem, simpelweg opdat hij dan nog een tijdlang een ouder houdt, zou ze een transplantatie willen (en alle levensrekkende behandelingen in geval van een fatale kanker). En omdat ze weet hoe belangrijk haar eventuele wisselnier voor hem zou zijn, zou ze omgekeerd willen dat andere moeders haar nieren of hart zouden kunnen krijgen. Daarmee rekte ze mijn vriendschapsnotie nogal op: wat ik bij leven voor vrienden zou doen, zou zij na haar dood voor alle moeders doen. Omdat ze zelf moeder is.

Misschien is het tijd voor mij om vriendjes met de hele wereld te worden.

Dan maar de lucht in!

Amerika houdt in Guantánamo Bay al dik drie jaar ettelijke honderden mensen vast zonder enige vorm van proces. Ze worden verdacht van terrorisme. Die verdenking volstaat kennelijk om hen van hun meest elementaire rechten te beroven en rechtstatelijke principes opzij te schuiven. De gevangenen in kwestie weten niet hoe de aanklacht tegen hen luidt, ze hebben geen advocaat, ze zijn van de buitenwereld afgesloten, hun zaak verschijnt – áls-ie al voorkomt – voor een militair tribunaal dat met minder waarborgen omkleed is dan de gewone rechter. De meesten van hen worden al helemaal niet meer verhoord, ze zitten maar gevangen te wezen, zonder veroordeling, zonder rechtsgang. Dat er geregeld rapporten naar buiten komen over hun marteling maakt de Amerikaanse zaak er bepaald niet beter op.

Vorige week bleek dat Amerika niet van plan is deze mensen ooit vrij te laten. Niet dat er alsnog een proces volgt, zonder advocaat en onder militair regime, nee: zonder enige vorm van proces zullen deze mensen de rest van hun leven in een speciaal te bouwen gevangenis moeten slijten. De motivatie? De VS zijn bang dat deze mensen na hun vrijlating een terroristische bedreiging kunnen gaan vormen.

Dat laatste zou je dan nog bijna gaan begrijpen. Als ik ruim drie jaar zonder enig proces en zonder advocaat vast wordt gezet en daar bovenop wordt gemarteld, word ik ook bloedlink en zou ik weinig scrupules hebben jegens de staat die mij dit heeft aangedaan.

Erger is de cirkelredenering: deze mensen zitten vast op verdenking van terroristische acties, na dik drie jaar is er nog steeds geen zaak tegen ze rond en dan wordt als argument tegen hun vrijlating gesteld dat ze mogelijk later een terroristische bedreiging zouden kunnen gaan vormen. Ze waren immers al een terroristische bedreiging meenden de Amerikanen? Dat was toch de argumentatie om ze vast te zetten en hen elk contact met de buitenwereld en met een advocaat te ontzeggen? Nu zelfs na een systematische schending van hun burgerrechten geen bewijs is geleverd dat deze mensen eerder kwaad in de zin hadden, wordt de toekomstige ‘terroristische bedreiging’ van stal gehaald.

Aan zo’n logica is geen ontkomen. Wie eenmaal als bedreiging is bestempeld wordt via een cirkelredenering tot toekomstig risico gebombardeerd, en dat volstaat kennelijk om de rechtstaat opzij te schuiven.

Nederland waagt zich tot mijn grote verdriet ook aan die Van Speijk-achtige manoeuvre: de rechtstaat opblazen onder het mom haar zodoende te beschermen. De AIVD’er die wordt verdacht van het lekken van gevoelig materiaal aan terroristische cellen mag, zo meldde de krant gisteren, van justitie niet met zijn advocaat spreken. Outman Ben A. kan in zo’n gesprek, zo redeneert justitie, staatsgeheimen schenden en dat moet tegen elke prijs worden voorkomen. Ook als die prijs de rechtstaat is, die immers waarborgt dat elke verdachte recht heeft op bijstand door een advocaat. Outmans advocaat vertelde eerder al dat het dossier waarop het Openbaar Ministerie haar aanklacht tegen Outman baseert, voor haar nutteloos is: een groot deel van de stukken is zwart gemaakt. Ook mag Outmans advocaat niet met andere AIVD’ers spreken, wat nodig is om te bezien of wellicht iemand anders het lek geweest zou kunnen zijn.

Om de het land te beschermen tegen mogelijk gevaarlijke mensen, holt justitie zelf maar alvast de rechtstaat uit. Dan maar de lucht in.

Welkom in de Europese Unie

Alleen al om tactische redenen is de Turkse toetreding tot de Europese Unie wenselijk. Een islamitisch lid helpt om het groeiende wantrouwen tussen Westerse en islamitische landen te slechten – aanzienlijk meer dan een discussie over waarden en normen, het zoveelste boek van Ayaan Hirsi Ali of een interview van Andries Knevel. Binnen de NAVO, waar Turkije overigens al sinds 1952 lid van is, vervult het land vaak diezelfde geografische en politieke brugfunctie, en niemand heeft daar nog spijt van gehad.

Juist wie de groei van moslimfundamentalisme vreest, zou de Turkse toetreding moeten toejuichen: Turkije is bekender met dat gevecht dan elk ander Europees land en spreekt daarover met meer kennis van zaken dan menig ander, mogelijk met uitzondering van Marokko. (Wanneer realiseren Westerse landen zich eindelijk dat moslimfundamentalisme en -terrorisme aanzienlijk meer slachtoffers heeft gemaakt in islamitische landen dan in Amerika, Spanje of Nederland?) Premier Erdogan zit geregeld knel tussen de seculiere en de religieuze stromingen in zijn land, en door zijn inspanningen om het land naar opener en democratischer richting te sturen te ‘belonen’ met een EU-lidmaatschap geven we zijn inzet een steuntje in de rug. Europa toont met een dergelijke acceptatie bovendien dat het Turkije serieus neemt en voor vol aanziet, en dat is een gebaar van onschatbare waarde.

Maar de mensenrechten dan? Die verbeteren er. Juist met het oog op toetreding heeft Turkije haar strafrecht en -praktijk aangepast. Niet dat alles er nu koek en ei is, maar als dat werkelijk het criterium is, zijn er meer landen wier lidmaatschap nodig eens ter discussie moet komen te staan. Over Spanje verschijnen bijvoorbeeld al jarenlang grimmige rapporten van Amnesty International en van de VN-commissie voor mensenrechten waarin onomstotelijk aangetoond wordt dat Spanje geregeld gevangenen martelt, en Europa ligt daar zelden van wakker. Amnesty wees er vorige week nog op dat de Europese Raad en de Europese Commissie zulke rapporten systematisch negeert.

Dat de EU zich plotseling wel zorgen over mensenrechten maakt als het Turkije betreft, acht ik dan ook een gelegenheidsargument, geen principiële kwestie – helaas, want ik had liever dat de EU mensenrechten wel uiterst serieus nam, vooral in eigen huis. We vinden onszelf vaak voorbeeldiger dan bij nadere beschouwing gerechtvaardigd is.

Vers bloed in de EU kan daarnaast helemaal geen kwaad, zoals het optreden van Nederland in de afgelopen maanden bewees. Als EU-voorzitter bruuskeerde Nederland niet alleen het ons eigen parlement in de kwestie rond software-patenten, maar ook – en dat is pijnlijker – het Europese Parlement en diverse lidstaten. Het Europees Parlement had al eerder serieuze kritiek op het voorstel geformuleerd, maar in herziene versies had de Raad hun amendementen grotendeels terzijde geschoven. Tal van landen en instanties uitten ook daarna grote bezwaren maar Nederland wilde het voorstel er per se doordrukken. Amendementen van Luxemburg en Duitsland werden botweg genegeerd: Nederland zette het voorstel als hamerstuk op een vergadering van (nota bene) de Europese Landbouwraad.

Totdat het kersverse EU-lid Polen roet in het eten gooide. De Poolse staatssecretaris van informatica reisde halsoverkop naar Brussel af en eiste discussie. Hamerstuk afgevoerd, goddank. En tenminste i­ets van de democratie gered – dankzij de Polen, die immers nog niet helemaal gewend zijn aan het eindeloze masseren en passeren dat wij internationale consultatie noemen.

Je zou meer van dergelijke landen in de EU wensen.

Excuus-Truus en Alibi-Ali

Hirsi Ali – het gaat haar goed, ze is ondanks de bedreigingen aan haar adres onverdroten strijdbaar, liet ze laatst per brief aan het VVD-congres en per interview in NRC Handelsblad weten – werkt momenteel aan Submission 2 en aan een nieuw boek, waarin ze zal aantonen dat de islam vrouwen onderdrukt. Haar afwezigheid uit de kamer, zo liet ze volk en partij tezelfdertijd weten, is ‘uit vrije wil’.

Me dunkt dat die laatste opmerking tegen de klippen op strijdlustig is, uit vrije wil duikt niemand onder. Zeggen dat ze onder haar vrijheidsbeperkingen lijdt beschouwt ze mogelijk als een zwaktebod: ze wenst voor alles te laten zien dat ze ongebroken is. Maar juist met die overdreven stoerheid roept Hirsi Ali nieuwe vragen op. Ze hoort haar werk in de Tweede Kamer te doen, ze hoort niet niet ‘uit vrije wil’ afwezig te zijn en een boek te schrijven. Had ze gezegd dat ze van de nood een deugd maakte, dan was haar schrijverij meer dan te billijken geweest, maar nu is de enige vraag die ik heb of de royalties van dat boek dan aan het parlement zullen toekomen: ze schrijft immers in werktijd.

Dat is echter kibbelarij. Belangrijker is de vraag wie Hirsi Ali met dat boek denkt te helpen. Ze blijft unverfroren volhouden dat haar doel is de moslima’s te bevrijden, maar wie een beetje heeft opgelet – en dat zijn helaas te weinig mensen – moet constateren dat Hirsi Ali, ondanks de massieve publiciteit voor haar ideeën in de afgelopen jaren, nog steeds amper aanhang heeft onder moslima’s. Hoewel Opzij haar juichend inhaalt als de stem van de derde feministische golf, heeft Ali (anders dan voortrekkers van de eerste en de tweede golf zoals Aletta Jacobs en Joke Smit) geen golf onder vrouwen teweeg gebracht, laat staan een van feministische herkenning.

Sterker, Hirsi Ali zoekt helemaal geen aansluiting met vrouwen. Niet met de organisaties die al jarenlang strijden voor een zelfstandige verblijfstitel voor buitenlandse vrouwen (de afhankelijkheid van de verblijfsvergunning van hun man betekent dat zij moeten kiezen tussen mishandeling dan wel uitzetting naar hun land van herkomst). Niet met de islamitische vrouwen die in Blijf-van-mijn-lijfhuizen zitten. (Ik schrok erg toen Hirsi Ali in een tv-gesprek met hen al hun gedegen bezwaren tegen Submission zonder argumentatie terzijde schoof.) Niet met de Marokkaanse vrouwenorganisaties. Niet met Nederlandse feministen. Hirsi Ali zoekt – en vindt – alleen aansluiting bij de VVD (waar ze momenteel vooral fungeert als een dam tegen de wassende overloop naar ‘de groep’ Wilders), bij de Vrienden van Van Gogh, nu niet bepaald mannen die bekend staan om hun warme feministische gevoelens, en bij Cisca Dresselhuys, die hoofddoekjes en integratie al langer tot speerpunt maakt.

Zijn die moslima’s soms te dom – oh, sorry: te ‘achterlijk’ – om Hirsi Ali te kunnen begrijpen en haar te steunen? Of speelt er wellicht iets anders? Bijvoorbeeld dat Hirsi Ali zich inzet voor een strijd die helemaal niet om het feminisme en vrouwenbelangen draait, maar over wij-tegen-zij, het zogenaamde verlichte Westen tegen hullie-van-daar? Een strijd waarbij met de mond beleden feminisme wordt ingezet als neo-kolonistisch argument: dat ‘wij’ die inboorlingen wel eens flink zullen gaan opvoeden, en hen – eindelijk – beschaving zullen bijbrengen?

Ik vrees het laatste. Hirsi Ali is niets dan een excuus-Truus voor de VVD. Het erge is dat haar lawaaierige optreden ons verhindert echt te luisteren naar moslima’s.

Ladies, goodnight!

TV-kijken werd weer leuk toen ik een groter toestel kreeg. Eerder had ik door mijn slechte ogen – blinde vlekken vanwege de ms – vaak moeite te zien wat ik zag. Prompt raakte ik verslingerd aan Sex & the City. Dat was rijkelijk laat, de serie begon net aan zijn vijfde seizoen, en heel toepasselijk: ik had net besloten dat mijn vriendje zijn zesde seizoen niet mocht afmaken.

Wat een geweldige serie. Heel verfrissend ook om een ander Amerika te zien dan dat van de natie die in de war raakte toen Janet Jackson per ongeluk een blote borst toonde: in Sex & the City zag je de hoofdrolspelers zonder omhaal vrijen. (Het enige wat ik nooit heb begrepen is waarom ze in bed altijd hun beha aanhielden. Een tegemoetkoming aan Amerikaanse preutsheid kon dat niet zijn, want verder zagen we zowat alles. Uiteindelijk hield ik het er maar op dat het een kwestie van product placement van sjieke lingeriemerken moest wezen.) Lavend aan de serie was dat die vier dames werkelijk alle lastige zaken van het moderne leven bespraken, van werk en vriendschap tot liefde en seks, en daarbij niet alleen hun vriendjes fileerden maar ook elkaars gedrag en motieven onderhanden namen.

Natuurlijk waren de hoofdrolspeelsters licht overtrokken: Samantha leek werkelijk aan niets dan seks te denken (maar wist ondertussen een goedlopend PR-bedrijf op de been te houden), Carrie vond ik te meisjesachtig met teveel poppenkleertjes, Charlotte was al te romantisch en snobistisch. In Miranda kon ik me nog het meest vinden, minus kind dan: licht cynisch, adrem en professioneel. Met die vier karakters kon je elke situatie vanuit verschillende standpunten bekijken.

Maar dan nog kun je een flauwe serie maken. De kracht van Sex & the City was juist dat ze alle heimelijkheden op tafel legden, niet alleen seksuele kwesties. Zoals Miranda die zich wekenlang te buiten ging aan taart eten toen ze zich rot voelde, de zoetigheid uiteindelijk wanhopig maar manmoedig in de vuilnisbak flikkerde en toen zo laag zakte dat ze uit de vuilnisbak vrat. (Bevrijdende lach aan mijn kant: oh god ja been there done that, ineens slaat oude gêne over in zelfleedvermaak, wat veel gezonder is.) Charlottes gedoe met een echtgenoot die impotent blijkt, en haar aanvankelijke pogingen de schone schijn van een gelukkig huwelijk op te houden. Samantha die zich soms afvraagt hoe dat nu moet met haar versierdrift als ze oud wordt (want oudere mannen zijn aanzienlijk meer in tel dan oudere vrouwen).

En tussendoor steeds weer die belangrijke vragen, die nooit sluitend beantwoord kunnen worden en zich telkens opnieuw aandienen: wat wil ik in een verhouding, tot waar ga ik om iemand te houden, waar slaat liefde om in gewenning en kun je daartegen, wat geef je op als je iemand de bons geeft, kun je liefde en vrijheid combineren? Het prettige was dat al die vragen gesteld werden tegen de achtergrond van een volkomen vanzelfsprekendheid van werken en blijven werken (dat ze allemaal zulke riante inkomens hadden was minder realistisch, maar in de context vergeeflijk) en in het besef dat vriendschap de enige constante is in een wereld waar liefdes komen en gaan. In die zin was Sex & the City een glamourversie van het feminisme: wees financieel onafhankelijk, slik niet alles, zorg voor jezelf, neem je eigen motieven onder de loep en blijf slim.

Dames, ik zal jullie missen.

Gedraag je, allemaal!

Te zien hoe Van Gogh nu op een voetstuk wordt geheven verrast me. De man was in zijn stukjes een rasprovocateur. Er zit veel onwaarachtigs in alle eerbetoon die hem de afgelopen twee weken ten deel is gevallen: alsof de moord op hem zijn schotschriftjes in kwaliteit deden stijgen.

En al die mensen in een moeite door maar vragen of de moslimgemeenschap zich alsjeblieft wilde distantiëren van die moord. Ik vond dat een ronduit onbeschoft verzoek: elke fatsoenlijke burger verwerpt moord immers, zodat de grondslag van het verzoek niets anders was dan een verkapte motie van wantrouwen aan het adres van alle moslims. Die vraag om afstand te nemen van de moord op Van Gogh zei eigenlijk: ‘diep in ons hart geloven wij dat jullie die gruweldaad steunden. Spreek ons tegen.’ (Werd de Dierenbescherming of Milieudefensie gevraagd om afstand te nemen van de moord op Fortuijn toen bleek dat die was gepleegd door een dierenactivist?) Het dringende verzoek om afstand te nemen van de moord op Van Gogh was een vanuit de onderbuik naar boven kruipen van een raar wij-zij denken, waarbij ‘wij’ aan ‘hen’ een uitermate gebrekkig beschavingsniveau toekenden. Dat is ronduit vals. En uit tactisch oogpunt buitengewoon dom.

Wie ook maar iets heeft gelezen over onderzoeken naar de aantrekkingskracht van politiek extremisme, naar sektarisch gedrag en naar radikalisering weet dat hameren op een wij-zij gevoel daarin cruciaal is, of het nu over de Rote Brigades, Scientology, Al Qai’da of Janmaat gaat. Wat helpt om sektarisme tegen te gaan is mensen te blijven aanspreken als burgers: ze voor vol aan te zien, ze te respecteren, hun rechten te verdedigen. Mensen raar aankijken zuiver omdat ze moslim zijn, bevordert sektarisme en radikalisme. Aan beide kanten van de vermeende scheidslijn.

Toch is dat precies wat we de afgelopen twee weken volop hebben gedaan. Zelfs mensen die ik waardeer – in casu John Jansen van Galen en Joost Zwagerman – schreven tot mijn schrik dat ze plotseling onrustig raakten als ze iemand zagen die islamitisch oogde. Als je zoiets ondervindt, heb je jezelf als redelijk denkend mens tot de orde te roepen door erover na te denken, in plaats van het plompverloren als ‘zinnige observatie’ in de krant te schrijven. Je maakt immers een onbehoorlijke manoeuvre door een keurige groep de wandaad van een verdwaasde aan te rekenen.

Als je al overgaat tot groepsdenken, dan graag consistent: gelijke monniken, gelijke hoofddoekjes. Maar ik heb de mensen die publiekelijk eisten dat moslims afstand namen van de gruwelijke moord op Van Gogh de dagen daarna niet horen roepen dat Nederlanders als groep publiekelijk afstand moeten nemen van de talloze aanslagen op moskeeën en islamitische scholen. Die aanslagen worden gepleegd door gekken, denken ‘wij’, weldenkende Nederlanders. Maar Mohammed B. was in die zin ook een gek en de angst die moslims de afgelopen weken hebben opgelopen door de daden van ‘gekke’ Nederlanders, daartoe aangezet door stupide wij-zij gevoelens, worden gebagatelliseerd.

Vijf weken voor de moord op Van Gogh feliciteerde minister Zalm, toen plaatsvervanger van premier Balkenende, de Pakistaanse president Musharraf publiekelijk wegens zijn liquidatie van Hussain Farooqi. Musharraf had Farooqi – verdacht van terrorisme – niet voor de rechter gesleept maar hem laten ‘elimineren’. Zalm, plaatsvervangend optredend als Nederlands minister-president, feliciteert Musharraf daarmee in plaats van hem een veeg uit de pan te geven. Zo bezien was Mohammed B. simpelweg te goed geïntegreerd.

Wie stemt voor Diebold?

Bij de aanstaande Amerikaanse verkiezingen telt elke stem. Maar niet iedereen mag stemmen: je moet je eerst registeren, en in sommige staten wordt iedereen die ooit in de gevangenis heeft gezeten, uitgesloten van stemming. Die uitsluiting gebeurt niet altijd secuur: in Florida werd de vorige keer ten onrechte een groep van 22.000 mensen uitgesloten.

Worden de uitgebrachtestemmen wel goed en eerlijk geteld? In veel staten worden tegenwoordig stemmachines gebruikt, en met een bepaald type daarvan is nogal wat loos. Deze zogeheten Dieboldmachines worden in 37 staten gebruikt en gaan gebukt onder technische mankementen en slechte specificaties.

Het allergrootste probleem met de Dieboldmachines is dat ze geen ‘paper trail’ nalaten. Je kunt zodoende niet hertellen, oftewel de resultaten die de machine heeft geproduceerd indien nodig handmatig controleren op accuratesse. Wie met Diebold stemt, legt zijn lot verplicht volledig in handen van de techniek.

Los van de vraag hoe verstandig een dergelijke overgave is – er moest immers flink herteld worden bij de vorige presidentsverkiezingen – zijn er gegronde redenen om juist die Dieboldmachines niet blind te vertrouwen. Er is al veel te veel gedonder om geweest. Bij interne testen kreeg Gore op zeker moment zelfs enige duizenden negatieve stemmen, wat godsonmogelijk zou moeten zijn; bij voorverkiezingen in Californië in april van dit jaar bleken de machines niet goed te werken en moesten duizenden stemmers worden weggestuurd; om de kaart te vervalsen die nodig is om in het systeem van het ding te komen, is niets dan een lege smartcard nodig; bij testen door onafhankelijke derden bleek het doodeenvoudig te zijn om stemmen zonder enig spoor te laten verdwijnen, en er kunnen, ook al ontraceerbaar, valse stemmen aan de machines worden toegevoegd.

Wat het vertrouwen in de machines bepaald niet deed toenemen, is dat fabrikant Diebold Bush openlijk, ook financieel, steunt. Diebold reageerde daarnaast buitengewoon bot op de bewezen fouten en tekortkomingen van hun apparatuur: de kritiek bagatelliseren of ontkennen, rechtszaken tegen critici aanspannen, en liegen. Toppunt van cynisme was een uitspraak van de makers van de machine, gevonden in door critici opgedoken en gepubliceerde interne memo’s: ‘Als stemmen werkelijk iets zou uitmaken, was het allang bij wet verboden.’ Ik geloof niet dat ik het lot ener natie in handen van mensen wil leggen die een dergelijke houding tentoonspreiden, en al helemaal niet het lot van de Verenigde Staten.

Inmiddels heeft de OVSE, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, besloten om waarnemers naar de Amerikaanse verkiezingen te sturen, een lot dat alleen landen beschoren is waar de eerlijkheid van verkiezingen bewijsbaar dubieus is. Voorts heeft de kiesraad in Californië geadviseerd die machines niet te gebruiken, en heeft een hof in Atlanta verordonneerd dat er in Florida – waar vier jaar terug een hertelling moest plaatsvinden – geen Dieboldmachines gebruikt mogen worden omdat ze dat broodnodige papieren spoor niet nalaten. Maar vijfendertig andere staten gebruiken die krengen over twee weken wel.

Als Kerry wint, wint-ie tegen de keer zou je haast gaan denken. Als Bush over twee weken wint, denk ik vermoedelijk: ‘Diebold, Diebold, Diebold.’ Mogelijk is dat ongerechtvaardigd wantrouwen mijnerzijds. Maar verkiezingen moeten transparant zijn, controleerbaar en verifieerbaar, en deze stemmachines maken juist dat onmogelijk. Alleen al om democratische redenen zou je nooit een Dieboldmachine tot de stemming mogen toelaten.

Links:

Multatuli de mond gesnoerd

Hoeveel is er nodig om een tekst van internet te laten verdwijnen? De wet stelt dat als providers in kennis worden gesteld van een onmiskenbare auteursrechtschending die via hun systemen plaatsvindt, ze zijn gehouden om in te grijpen (lees: die tekst te verwijderen). Hoe zorgvuldig springen providers met die plicht om?

De digitale burgerrechtenorganisatie Bits Of Freedom zocht dat afgelopen maand uit. Bij tien providers werd een lang fragment uit Multatuli’s Duizend en enige hoofdstukken over specialiteiten neergezet. De tekst, die handelt over het feilen van de democratie, behoort sinds 1957 tot het publieke domein: het auteursrecht verloopt 70 jaar na de dood van de maker, en Multatuli overleed in 1887. Bits Of Freedom koos voor haar test drie gratis providers (Freeler, Tiscali en Wanadoo), drie betaalde providers (Demon, Planet en XS4all), drie zakelijke providers (iFast, LaDot en YourHosting) plus een kabelaar (UPC) en opende daar websites met Multatuli’s hartekreet. De auteur, het jaar van eerste publicatie én het feit dat de tekst tot het publieke domein behoorden, werden duidelijk aangegeven.

Vervolgens verzon Bits Of Freedom een niet-bestaand genootschap en een dito advocaat, die ze van een hotmail-adres voorzagen: de heer Droogleever van het Eduard Douwes Dekker Genootschap. Droogleever stuurde klachten over auteursrechtinbreuk naar de tien providers en eiste dat ze de gewraakte tekst spoorslags zou verwijderen.

‘Daar trappen ze nooit in,’ dacht ik nog. Een advocaat die zich bedient van een hotmail-adres? Een tekst van Multatuli? Iedereen weet toch dat die tekst oud is en dat het auteursrecht erop is verlopen? Dat feit staat ten overvloede op die websites vermeld. Elke provider die de gewraakte website bezoekt, ziet toch wat er aan de hand is en wijst de klacht af?

Maar nee. Eén provider verwijderde de website binnen drie uur. Anderen deden er iets langer over, maar binnen de kortste keren verwijderden zeven van de tien providers de tekst, zonder dat ‘advocaat Droogleever’ enig bewijs voor zijn claim had geleverd en zelfs zonder de klant – de eigenaar van de website – gelegenheid was gegeven zich tegen de claim van auteursrechtinbreuk te verweren en zijn website te verdedigen.

Slechts drie providers lieten de tekst staan: Chello/UPC, Freeler en XS4all. Bij Freeler kennelijk uit complete laksheid: ze reageerden namelijk überhaupt niet op e-mail van de nepadvocaat. UPC uitte als enige zijn verbazing dat een advocaat via Hotmail en niet vanaf een formeel adres met juridische claims kwam aanzetten en liet de klacht daarna links liggen. XS4all keek als enige naar de gewraakte website en antwoordde de klager dat de tekst kennelijk tot het publieke domein behoorde, zodat zijn klacht ongegrond was.

Om een website te verwijderen, constateert Bits Of Freedom geschrokken, heb je slechts wat duur klinkende woorden en een gratis hotmail-adres nodig. Klacht indienen en hopla, weg website! Daarmee schenden de bewuste providers niet alleen de rechten van hun gebruikers, keurig betalende abonnees die niets verkeerd hadden gedaan, maar breken ze al doende ook een groter goed af: het recht op vrije meningsuiting.

Providers zouden een expertisebureau moeten opzetten, waar ze klachten aan kunnen delegeren en zinnig advies over het auteursrecht bij kunnen inwinnen. Tevens zouden ze voortaan overzichten moeten maken van ontvangen klachten en hun reactie daarop, zodat daarop enige publieke controle kan plaatsvinden. Doen ze dat niet, dan verdwijnen het publieke domein en onze vrijheid van meningsuiting de bittenbak in.

[De beschrijving van het vollledige onderzoek van Bits of Freedom staat op www.bof.nl/takedown/.]

De peetvader van het internet

Internet bestond nog niet echt. Er was één netwerk dat zowel militaire als wetenschappelijke computers in de Verenigde Staten met elkaar verbond. Mail en nieuws ophalen ging langzaam: data kwam met 120 tekens per seconde binnen. De ruggengraat van het netwerk had een maximale snelheid van 56 Kb. Die snelheid haal je tegenwoordig wanneer je inbelt naar je provider; toen was dat de capaciteit van het hele netwerk. We schrijven 1981.

In 1982 sloot Nederland zich aan. Het Mathematisch Centrum in Amsterdam plaatste de eerste buitenlandse computer in het netwerk, en moest meteen een contract ondertekenen dat ze nooit mail en nieuws zouden leveren aan Oostbloklanden. Het was nog koude oorlog.

De bewuste machine, mcvax, haalde eens per week mail en nieuws uit Amerika op (vaker was te duur) en deed dat met 30 tekens per seconde, ongeveer 0,2% van de snelheid die een standaard modem tegenwoordig haalt. Pas een jaar later ontstond het echte internet: het bestaande netwerk werd in 1983 gesplitst in twee onderling verbonden netwerken, .mil voor de militairen en .arpa voor de wetenschappers. Langzamerhand ontstonden er meer diensten voor dat internet: behalve nieuws en mail kon je ook bestanden ophalen en bekijken. De snelheid van de verbinding steeg elk jaar – een beetje. In 1985 wisselde mcvax dagelijks ongeveer 1 megabyte aan gegevens per dag uit (1 miljoen tekens), met een gemiddelde snelheid van 100 tekens per seconde. Pas in 1986 kwam een vaste verbinding tussen mcvax en de Amerikanen tot stand.

Na 1990 ging het hard. Het web werd uitgevonden, eerst alleen in tekstvorm, maar al snel bedacht iemand dat je zulke pagina’s ook grafisch zou kunnen weergeven. De eerste browsers ontstonden in 1993. Vanaf 1990 mochten ook commerciële partijen deelnemen aan het internet.

Nederland werd, dankzij die vroege entree, in de tweede helft van de jaren tachtig het Europese knooppunt voor het transatlantisch internetverkeer. Nog steeds staat een van de grootste knooppunten waar internet providers internationaal hun verkeer uitwisselen, in Amsterdam (de AMS-IX). De snelheid waarmee providers via AMS-IX hun gegevens uitwisselen, wordt tegenwoordig in mega- en gigabytes per seconde gemeten, niet langer in bits.

De man die Nederland aan dat vroege, rudimentaire internet heeft gehangen en die de eerste jaren zorg heeft gedragen voor dat Nederlandse knooppunt, is Piet Beertema. Hij zette voorts een Europees netwerk op (EUnet) en ontwikkelde een systeem voor het beheer en de uitgave van de de Nederlandse domeinnamen: hij heeft hoogstpersoonlijk tienduizenden .nl domeinnamen ingevoerd. Beertema is daarmee een van de peetvaders van het internet.

Zodat we deze maand allemaal een beetje wees werden. Piet Beertema ging namelijk vorige week met pensioen: hij ging eindelijk ‘zijn vrije tijd upgraden’, zoals zijn collega’s plaagden. Een mooi congres viel hem ten deel, waar de geschiedenis en de toekomst van het internet werden opgedist. Eregast was Beertema’s Amerikaanse pendant, Rick Adams, met wie Beertema die transatlantische connectie opzette en beheerde. De mannen hadden elkaar, zoals rechtgeaarde internetters betaamt, nooit eerder in levende lijve gezien: ze regelden altijd zowat alles per mail.

In 1982 kon Piet niet overzien wat die koppeling van mcvax aan dat Amerikaanse netwerk teweeg zou brengen, net zoals wij geen enkel idee hebben of, en zo ja hoe, dat internet zich verder ontwikkelt. Maar dat Beertema een groot stempel op ons dagelijks leven heeft gezet, is een feit.