Wegstrepen

[Column voor het AVRO-programma De Praktijk.]

Tweety’s achterpoten werden steeds strammer. Ik dacht aan reuma. Hij had immers een flink aantal jaren als zwerfkat achter de rug voordat hij besloot bij mij in te trekken, en daar hadden veel koude winters bijgezeten.

Tweety was indertijd argwanend, stoer en vals. Kim, mijn eerste kat, die van jongs af aan bij me woonde, keek-ie aan of ze van Lotje was getikt dat ze bij mij op schoot wou: op een méns liggen, ben je beduveld! De eerste keer dat-ie snorde – een stroef, roestig geluid dat uit een ongeoefende keel kwam – schrok hij zich het lazarus.

Hij wende. Hij ging zelfs van me houden. Wat-ie aanvankelijk doodeng vond, zodat-ie soms hard in mijn arm beet, als verweer, of wellicht omdat oude gewoontes nu eenmaal slecht slijten. Gaandeweg werden we een stel: hij was mijn kat en ik zijn mens. Hij slaapt altijd naast me en we geven elkaar vaak kopjes.

Maar die achterpoten… Hij liep steeds stijver. En ineens zag ik dat-ie niet meer op de stoel naast me sprong, maar zichzelf met zijn voorpoten naar boven werkte. Hij werd stiller, bedeesd bijna, wat raar was voor zo’n stoere ferme kat. Toen-ie me afgelopen dinsdag aankeek en klaaglijk mauwde, maakte ik een afspraak bij de dierenarts.

Dierenartsen werken, meer dan mensenartsen, met wegstrepen heb ik inmiddels geleerd. Eet-ie en voelt zijn buik goed? Streep: er zit geen vreemd voorwerp in zijn maag. Voelen alle botjes recht? Streep, dan is er niks gebroken. Na bloedafname bleek het ook geen nierprobleem: nog een streep. Van pijn worden katten sloom en timide; Tweety kreeg een fikse pijnstiller. Hij knapte niet op. Weer een streep: pijn was het ook al niet.

Nader bloedonderzoek toonde veel te veel witte bloedlichaampjes aan, ruim drie keer zoveel als normaal. Dat wijst op een ontsteking of op kanker. De dierenarts ging doorhalenderwijs de ontsteking te lijf en gaf Tweety een fiks shot van een antibioticum. Ook dat lijkt niet te helpen, we koersen helaas op een nieuwe streep af, zodat er binnenkort een echo staat gepland.

Inmiddels staan overal in huis dozen zodat Tweety trapjes heeft om makkelijker op bed, bank of stoel te klimmen. Niet dat-ie nog veel loopt, trouwens. De afgelopen dagen hebben we voornamelijk samen op bed doorgebracht. Hij duwt zichzelf plat tegen me aan en vindt het prettig als ik een arm om hem heen leg. Soms staat-ie even op, wankel en moeizaam, en gaat dan weer onhandig liggen, ’t is eigenlijk meer een zichzelf laten omvallen. Hij is licht ongedurig. Een enkele keer loopt-ie stram naar de keuken om een slokje te drinken of een hapje te eten. Hij is ongewoon stil en zelfs snorren doet-ie zwakjes. Alleen als Michael, mijn andere kat, ook op bed springt is Tweety eventjes waakzaam als vanouds (ze houden niet van elkaar, mijn ex-zwervers, en daar verandert ziekte kennelijk niks aan).

’s Nachts word ik om de haverklap wakker en kijk ik voorzichtig of Tweety nog ademt. Ik heb al drie dagen hoofdpijn. Aspirientjes helpen niet maar ik slik ze toch, al weet ik drommels goed dat mijn enige medicijn een luidruchtig snorrende Tweety is die zijn hoofd verliefd tegen het mijne wrijft.

Ik ben bang dat ik binnenkort een kat moet wegstrepen.

PS: Vanmiddag maakte de dierenarts röntgenfoto’s. Er zit een fikse vlek in zijn longen. Het zou een ingekapseld abces kunnen zijn, of een oud litteken, maar waarschijnlijk is het kanker. Een radioloog bekijkt de foto’s begin komende week, dan hebben we wellicht meer zekerheid.

Vooralsnog heeft Tweety een depot prednison gehad, daar kun je nog aardig – zij het tijdelijk – van opknappen. Nadat we thuiskwamen heeft-ie voor het eerst wat door het huis en in de tuin gedrenteld. Nu liggen we weer samen op bed.

Mankepoot

[Gesproken column voor De Praktijk, Radio 1 (Avro), elke dag tussen 13:30 en 14:30.]

Ineens had ik een mankepoot in huis. Michael, een van mijn twee katten, kon niet meer op zijn achterpoot staan en hinkelde deerniswekkend op drie voetjes rond. Soms viel-ie zelfs om. Er was geen wond te zien en ik mocht het zere pootje ook gerust aantaken en bevoelen, maar erop staan: nee, dat ging niet.

Nadat ik het twee dagen had aangezien, besloot ik met ’m naar de dierenarts te gaan. Mogelijk had-ie iets gebroken. Prompt liet Michael zich niet meer zien, het overtuigende bewijs dat katten telepathisch zijn. Pas anderhalve dag later dook-ie op, hinkend en wel.

Hij was woedend dat ik ’m in een kooi stopte en ik was al bijna even overstuur. Het lastige is dat je zo’n diertje niet kunt uitleggen dat iets weliswaar naar is, maar heus werkelijk waar voor z’n eigen bestwil. Katten hebben geen besef van het verschil tussen korte termijn en lange termijn, van nu even doorbijten voor een beter later.

De dierenarts inspecteerde Michael en keek wat zorgelijk. ‘Hm, hij heeft een ruisje aan zijn hart, een van zijn hartkleppen functioneert niet goed.’ Visioenen van open-hartoperaties schoten voorbij. Ow, arm katje. Ik dacht aan korte en aan lange termijn en zei ferm: ‘Dat is erg jammer, maar dat laten we maar zo.’

Je leest wel eens over huisdieren die chemotherapie krijgen, of die aan de nierdialyse gaan. Ik vind dat ronduit pervers. Bij mensen rekken we het leven ook, maar die kunnen – hoe moeilijk dat ook is – tenminste hun eigen afweging maken tussen hoop & vrees, tussen leed nu & perspectief voor later: is die zware behandeling ze het waard?

Michael was verder picobello in orde en ook de dierenarts kon niets aan zijn poot zien. We besloten tot een röntgenfoto. ‘Mogelijk heeft-ie een gebroken teentje,’ zei de dierenarts. ‘Wat doe je met gebroken kattenteentjes?’ vroeg ik hem. ‘Gips eromheen?’ ‘Nou,’ zei de dierenarts, ‘meestal kijken we het even aan maar als hij pijn blijft houden, is amputatie de beste oplossing.’

Whoops. Dat was schrikken! Pal daarna realiseerde ik me de logica: peesjes en botjes in kattentenen zijn zo klein, daar is geen opereren aan, en liever een kat met één teen minder dan een kat die mankepotend en met pijn het leven door moet, en die buiten niet meer kan wegkomen voor de buurtkatten.

Ik dacht aan Kim, mijn eerste kat. Die leefde maar door. Haar ogen werden troebel, ze hield zichzelf niet meer schoon, haar achterpoten verloren kracht. Soms zakte ze zomaar in elkaar. Weken, nee maanden, heb ik gedubd. Wanneer moest ik ingrijpen? Hoe kun je inschatten hoeveel pijn een dier heeft? Als ze snorrend op mijn schoot zat, dacht ik: ‘Die kan nog wel even mee’, en: ‘Laat ik mijn gehechtheid aan haar nu niet prevaleren over haar leed?’ En al die tijd wist ik: als ik haar was geweest, had ik het allang genoeg gevonden. Maar zoiets voor een ander besluiten, zelfs al is het een kat, is aanzienlijk zwaarder dan voor jezelf beslissen.

Michael ging onder het röntgenapparaat. De dierenarts en een assistente hielden hem met z’n tweeën in bedwang en in positie. Het zag er vreselijk zielig uit. De foto’s waren goed, geen breuk te bekennen. Afwachten dus maar.

Inmiddels loopt-ie stukken beter. En ik, ik pieker nog steeds over de vraag wanneer een medische ingreep verstandig is, en wanneer je iets maar gewoon op zijn beloop moet laten. Bij mens of kat.

Drie in een

Gisteren heb ik een MacMini gekocht die als server gaat dienen. Een plaats ervoor vinden kostte wat gedoe, vooral omdat er veel logistiek aan te pas kwam: het snoertje voor de monitor paste niet op mijn oude VGA en het was al na zessen toen ik dat ontdekte (gelukkig was de Apple winkel in de Bijenkorf nog open), en op mijn bureau moest er van alles verhuisd worden, temeer daar ik ook een nieuwe externe disk had gekocht.

De installatie ging in een vloek en een zucht, of beter: in een glimlach en een glans. Hopla, klaar. Daarna even finetunen en toen was-ie zoals ik ‘m wilde hebben. Binnen de kortste keren kon ik een Matruschka doen: vanaf de MacMini ging ik via shared screen naar de MacBook Pro, en van daaraf deed ik een shared screen naar de oude PowerBook. Zodat ik vanaf één beeldscherm ineens drie computers kon besturen: kringetje rond, monitororgie!

Daarna heb ik met een hubje al mijn externe schijven fijn hoog in het netwerk gehangen, zodat ik vanaf elke computer overal bij kan. Nerdplezier, tot midden in de nacht.

Tweety is ook al blij. Het bureau is leger, dat biedt hem weer meer plaats om naast me gaan liggen. (Het liefst ligt-ie zo ongeveer op de muismat.) Maar aan mijn nieuwe toetsenbord – zo’n mooi plat zilverkleurig ding – moeten we alledrie wat wennen. Ik, omdat de absolute afstand tussen de toetsen wat kleiner is en ik nogal ‘s de verkeerde toets kies, de twee katten omdat ze door het geringe hoogteverschil tussen toetsenbord en tafel denken dat het een krant is ofzo, of in elk geval iets waar je gerust op kunt staan of liggen. Eerder heb ik ze met veel moeite geleerd mijn toetsenbord te ontzien, dat moet nu van voor af aan. In de tussentijd heb ik aan een kant iets hoogs eronder gechoven zodat het toetsenbord nu schuin ligt – dat helpt alweer wat.

Jottum. Wat is nerden toch leuk.

Licht & lucht

Gisteravond stapte ik na ‘t werk om half zes in mijn autootje om naar huis te rijden. Voor het eerst in maanden hoefde ik de koplampen nog niet aan te doen. De zon ging goudverdronken onder, de lucht zat vol klodders koper en brons, strepen van honing en caramel, oranje en roze vlekken. Toen ik thuiskwam hoorde ik de eenden kwaken in het grachtje voor mijn huis. Warempel! De winter wijkt – het wordt godlof weer lente.

Michael, een van mijn twee zwerfkatten, was sneller van begrip. Die had ‘t de avond daarvoor al in de gaten. Hij was die hele nacht de hort op en kwam pas na een dag thuis. Hij had fijn de wijven achterna gezeten. Michael en ik worden altijd erg vrolijk van de lente.

For the LULz

Internet excelleert in grillige ideeën die zich rap voortplanten. Sommige, zoals LOLcats, blijven lang hangen: een website waar mensen foto’s van katten met bijschriften plaatsen. Het klinkt flauw – en dat is het meestal ook – maar doordat de gebruikers zich een krom kats taaltje hebben aangemeten en veel computergrappen maken, is de site goed voor een miljoen bezoekers per maand en minstens één grijns of giechel per dag. Op de foto: een kat die zich uit alle macht verzet wanneer iemand hem in bad wil stoppen, zijn voorpoten rond de doucheslang geklauwd, die uitroept: No! U go chek! Manual sez ‘self-kleening’ Bijschrift bij een nest van negen Siamese katjes: U left copier running. Kat languit slapend over een toetsenbord: Crashed. Press ctrl-alt-del to restart yr kitteh.

Slash-B – een obscuur platform met veel foute humor – is de bakermat van veel dergelijke internet memes. Ooit werd vanuit Slash-B een inval georganiseerd in het online kinderspel Habbo Hotel. De Slash-B’ers kozen daarbij massaal het karakter dat niemand wilde, een zwart popje, zodat Habbo ineens wemelde van de kroeskapsels en een ware melting pot werd.

Uit diezelfde gelederen komen overigens ook serieuzer acties voort: Slash-B is de bakermat van de maandelijkse demonstraties tegen Scientology die Anonymous sinds begin dit jaar organiseert. Reden waarom veel demonstraten een goedkope afropruik dragen. Anderen die anoniem willen blijven, dragen het masker uit de film V for Vengeance, waarmee ze twee vliegen in één klap slaan: ze zijn anoniem, wat het Scientology lastig maakt ze te traceren, en ze geven aan wat ze willen: rechtvaardige genoegdoening. (Waarna je dat masker ineens op andere rare plaatsen zag opduiken, en feestwinkels overal ter wereld verbaasd op hun hoofd krabden: waarom wou iedereen ineens dat V for Vengeance masker hebben?)

Ook Tom Cruise nadoen was een tijdje populair: allerlei mensen maakten varianten op het filmpje waarin Cruise de loftrompet over de sekte steekt. Sommigen waren angstig goed.

Rickrolling is een andere internetgekte. Je ziet beschrijving van een interessant filmpje op een pagina staan, klikt het aan, en ineens word je ontvoerd naar een video waarin Rick Roll zijn hit Never gonna give you up uit 1987 zingt. Ook serieuzere media raakten in de greep van het virus: Johnny Carson kondigde in juni 2007 een item over Paris Hilton aan, maar het bleek een rickroll. Ook de politieke talkshow The Daily Show werd gerickrolled: een item over Irakese kernwapens bleek ietsjes anders uit te pakken dan verwacht. Anonymous doet geregeld live rickrolls: tijdens hun speeches heffen ze ineens het hitje aan. Rick Roll zelf vindt het fenomeen overigens buitengewoon geestig.

Bij de LULz die nu opgang maakt – ‘lulz’ is de Slash-B verbastering van LOL, de internetafkorting van lauging out loud – moest ik even slikken. Je neemt het fragment uit Der Untergang waarin Hitler zich realiseert dat hij de oorlog heeft verloren en zijn manschappen de huid vol scheld, en zet daar een alternatieve vertaling onder. Zo zien we Hitler woedend worden omdat Windows Vista weer niet wil starten, Hitler die boos wordt omdat-ie uit World of Warcraft is gezet, en – uiteraard – Hitler die gerickrolled wordt. Sommige varianten hebben al bijna een miljoen kijkers op YouTube getrokken.

De draak steken met Hitler is wellicht niet erg netjes. Maar zelf kon ik na drie filmpjes mijn lachen niet meer houden, en spot is altijd een goed wapen geweest. Zonder LULz geen leven.

Correcties en aanvullingen:

  • Kennelijk werd ik mentaal gerickrolled toen ik dit stukje schreef: de zanger van Never gonna give you up heet natuurlijk Rick Astley, niet Rick Roll;
  • V for Vengeance heet uiteraard V for Vendetta;
  • Vriendin T. stuurde me een link naar een Hitlerparodie van Nederlandse bodem. Op afstand de beste van allemaal: Hitler wil bowlen en heeft een Brabants accent.
  • De Thanksgiving Parade in New York werd vandaag live gerickrolled – door niemand minder dan Rick Astley himself.

Kim

Vandaag is het precies twee jaar geleden dat KimMijnkat stierf, twee jaar geleden dat ik haar liet doodmaken, twee jaar gelden dat ik haar samen met andere Karin begroef, twee jaar geleden dat Joke me ontredderd aantrof. Vorig jaar ging haar sterfdag wat aan me voorbij, ik zat toen zwaar onder de chemo, maar ditmaal weet ik het allemaal weer precies en mis ik haar. Ter ere van Kim een reprise van een oude column uit Het Parool van 26 juli 2005.

Schrikkelkatje

Gelukkig wilde de dierenarts hier komen. In haar laatste uur wilde ik niet met haar slepen, en als je dan toch dood moet, dan liever thuis. Kim was op: haar achterpoten weigerden steeds vaker dienst, ze was half blind en doof en werd steeds angstiger. Ze was geboren op schrikkeldag in 1984, zij en ik hadden langer bij elkaar gewoond dan mijn ouders en ik. Ze heeft al mijn liefdes overleefd en is ouder dan mijn ms.

… me ernstig afvragen of haar door laten leven voor haar is of voor mezelf. Als ik het nu doe, is dat dan om mezelf de last te besparen van een klagende, zielige kat die soms een uur kan zitten mauwen om ik weet niet wat want alles wat ze zou kunnen willen heb ik gegeven of gedaan? Als ik het uitstel, ontken ik dan dat ze al eigenlijk helemaal op is, omdat ik haar nog niet wil missen? Beter naar haar kijken. Elke dag opnieuw snel, doch goed beslissen. Wijs wezen.

Hoe beslis je in godesnaam voor een ander, ook al is die ander je huisdier? Ze was mijn grens al lang gepasseerd, maar dat was mijn grens. Hoe kom je erachter waar een ander zelf de grens legt? Hoe scheid ik daarbij mijn belangen van de hare? Ik legde mijn dilemma aan de dierenarts voor die haar onderzocht. ‘Liever een week te vroeg dan een paar dagen te laat,’ zei hij, ‘je wilt ze de pijn besparen.’

Raar dat we die regel bij dieren zo makkelijk accepteren. Bij dieren mogen we onze grens opleggen, bij mensen vinden we het normaal hun grens te passeren door die eindeloos te evalueren, uit het oogpunt van onze zorgvuldigheid. De paradoxale overeenkomst is dat in beide gevallen anderen beslissen wanneer je mag gaan, tenzij je zieke lichaam hen te snel af is. In de dood ben je afhankelijker van anderen dan ooit. Katjes kunnen bovendien geen zelfmoord plegen als ze het niet met jouw grens eens zijn.

De dierenarts is het met me eens: Kim is op. Hij legt me precies uit wat hij gaat doen. Ik houd haar in mijn armen als hij haar verdooft en ik probeer rust uit te stralen zodat ze niet bang wordt. Zo lief en gewoon mogelijk doen, voor haar. ‘Moordenaar,’ scheld ik mezelf intussen uit, ‘moordenaar! Kim, ik heb opdracht gegeven je dood te maken,’ en ik voel me schuldig, tegelijkertijd wetend dat als dierenartsen zulke dingen niet mochten doen, ik over een week eigenhandig haar nekje had gebroken omdat ik haar inderdaad de pijn en paniek van een steeds verder opkruipende verlamming wil besparen.

… mensen en katten zijn twee totaal verschillende soorten die over en weer elkaars gezelschap zoeken, zonder horigheid of materieel gewin. Honden laten zich onze wet voorschrijven, kanariepietjes en hamsters zijn afhankelijk en gevangen, maar katten komen uit vrije wil naar ons toe en velen geen dwang. We geven ze voedsel, warmte en veiligheid, we krijgen een warme schoot, kopjes en soms een haal – maar geen van beide partijen is de ander de baas. De twee wilde zwervers die bij me zijn ingetrokken bewijzen het, ze komen en gaan naar het ze belieft, maar steeds vaker zijn ze hier, uit vrije wil. De verhouding tussen mensen en katten geeft me altijd hoop.

Nu ze dood is, lijkt ze nog kleiner dan eerst. Die hele middag aai ik mijn platte, dode katje.

Sick, in a sweet way

Zes uur. Katten eten gegeven en gauw even kijken naar Judging Amy. Mentale aantekening maken om de quote van Dorothy Parker die in het programma voorbijkwam – ‘Writing is the art of applying the ass to the seat’ – in mijn signature file op te nemen. Afgeleid worden door peristaltische geluiden uit de keuken. Michael schrokt tegenwoordig zijn eten op en gaat als zijn eigen bakje half leeg is kijken of er bij Tweety nog iets valt te halen, met als effect dat Tweety ook gaat schrokken. want Michael eet simpelweg sneller en op is op. (Duh. Er staan áltijd brokjes.)

Ik heb mijn katten altijd laten merken dat overgeven niet erg is. Kim keek me aanvankelijk aan of ik ‘r zou slaan als ze kotste, dus ik ging dan haar uitgebreid aaien. je voelt je al rot genoeg als je maaginhoud terugkomt, waarom zou iemand dan ook nog boos op je willen zijn? Sindsdien streel ik mijn katten als ze kotsen. en ruim ik de troep naderhand op zonder een spier te vertrekken. Maar nu lag ik even tv te kijken en Tweety weet inmiddels gerust dat ik zulke dingen niet erg vind.

Kom ik even later in de keuken, blijkt-ie netjes in zijn bakje te hebben gekotst. Sweet, in a sick way.

In het hol van de leeuw

Met andere Karin zat ik vanavond aan tafel te praten. Koffie met paaseitjes. In de gang hoorde ik Tweety – de stoere grote zwarte – met iets spelen.

Het geluid ging lang genoeg door om mijn aandacht te trekken. Tweety speelt immers zelden, daar is-ie te statig voor; als-ie zich eens per maand verwaardigt met z’n poot ratsrats tegen iets te meppen is het al veel.

Hoewel: hij deed het ooit eerder toen diezelfde Karin hier was. We lagen op bed een dvd te kijken, andere Karin had haar werkschoenen naast het bed gezet en Tweety raakte ineens geïntrigeerd door de veters. Karin bewoog of lachte en Tweety schrok en rende meteen weg.

Of tenminste: dat was het plan, maar zijn nagel zat nog in een veter en toen holderdebolderde die werkschoen achter hem aan zodat Tweety nog harder schrok waardoor de schoen nog harder achter hem aan bonkte. Dat moet een traumatische avond voor hem zijn geweest. (Ik hoop van harte dat-ie ons niet heeft horen schateren. Dat zou immers nog traumatischer zijn geweest.)

Toen ik ging kijken bleek Tweety onder Kees te zitten hengelen. Kees is de robotstofzuiger die standplaats heeft in de hal. Ik tilde Kees op om het propje te bevrijden dat onder hem moest liggen en zag een grijze tampon liggen. Grijze draad aan een grijze langwerpige cylinder.

Plots schoot de tampon weg en drukte zich plat tegen een plint. Verhip, een muisje – binnengekomen door de tuindeur die vandaag open stond. Heeft zo’n diertje geen neus? Ruikt die sufferd niet dat hier katten wonen? Ik durfde hem niet goed met mijn handen op te pakken, voor je het weet druk je zo’n beestje fijn, en het plan was juist om hem van de ondergang te redden, niet om die te bespoedigen.

Tegen de tijd dat ik een theedoek had gevonden was Meneer Tampon al onder de deur van de berging weggekropen. Met andere Karin heb ik de halve berging leeggehaald, maar Meneer Tampon liet zich niet meer zien. Die had zich vast onzichtbaar weggedrukt achter de kast.

Dus nu heb ik een schoteltje met kattebrokjes en een stukje appel op een schaaltje in de berging staan. Tweety loopt steeds weer naar Kees om met zijn poot onder diens buik te hengelen. Zojuist bedacht ik dat Meneer Tampon ook vocht nodig heeft dus nu staat er ook een schoteltje water voor hem in de berging. En dinsdag-woensdag-donderdag de tuindeur maar weer open, weer of geen weer.

Update 1:

Eén uur ‘s nachts. Zojuist kwam Tweety verdacht bewegend de slaapkamer in na wat gestommel. Jawel zag ik: Tampon in zijn bek. Ik durfde Tweety niet in zijn nek te grijpen uit zorg dat-ie van schrik zou doorbijten. Op de een of andere manier liet-ie Tampon los en na wat schermutselingen wist ik die – zo zacht mogelijk – in mijn hand te vatten.

Tampon, in doodsnood immers, wurmde zich meteen tussen mijn vingers door en klom op mijn mouw omhoog, sprong toen op de vloer en dook onder het bed – alwaaronder veel troep en alwaarnaast twee kastjes met ruimte tussen kast en muur dus vinden ho maar. Wel trof ik in de hal en bij de slaapkamerdeur twee druppels bloed. Als dat maar goed afloopt.

Ik denk dat dit een onrustige nacht gaat worden. Inmiddels heb ik een breed glas naast me staan. Als ik Tweety zometeen weer met Tampon zie sjouwen en Tampon los komt, kan ik dat glas over hem heen zetten en er een blaadje onderschuiven, dan hoef ik tenminste niet te knijpen om Tampon te vangen. (Hopen dat-ie dan geen hartverlamming krijgt van schik, het dier zal toch al peentjes zweten.) Hoe leg je zo’n beestje uit dat je het beste met hem voor hebt?

Update 2:

Om drie uur – ik lig te slapen – word ik wakker van Tweety die bij de verwarming zit te hannesen. Ik kijk en zie verder niks. Tweety gaat bij het nachtkastje zitten en tuurt omhoog, loopt terug naar het gordijn en springt via de verwarming weer op de vensterbank. Ik draai me om en probeer verder te slapen. Dat lukt uiteraard niet. Ik ben blij dat die vergadering morgenvroeg niet doorgaat want erg helder ga ik niet wezen, straks. Na twintig minuten knip ik het licht weer aan. Dan maar een boek.

Tweety zit achter het gordijn op de vensterbank en staart geconcentreerd omhoog. Ik kijk ook ‘s goed en zie helemaal boven, tegen het plafond, iets duns en donkers. Dat zou toch geen staart…? Ik open het gordijn een stukje en zie aan de andere kant van het gordijn een snuitje verschijnen. Tampon! Kind, kom in mijn armen!

Ik pak een krukje en de glazen vaas die ik inmiddels heb klaarstaan en probeer, onder grote belangstelling van Tweety, Tampon in de vaas te manoeuvreren. No way. Als ik die staart nou te pakken kon krijgen…. die knijp je immers niet zo snel fijn.

Tampon kruipt tussen de plooien door en verschijnt tien centimeter verderop weer. Ik hannes met vaas en evenwicht. Tampon klautert naar beneden, even hoop ik dat-ie zo de vaas in rent maar nee. Tweety springt, ik flikker bijna om, en we vangen alletwee bot.

Tampon in de gordijnen

Inmiddels heeft Tampon zich weer verstopt en Tweety blijft scharrelen tussen alle schoenen die voor het gordijn staan of zit supergeconcentreerd te staren. Daar heeft-ie Tampon voor het laatst gezien dus daar moet-ie ook weer vandaan komen, denkt Tweety. Voor het eerst twijfel ik aan Tweety’s slimheid maar ‘t komt nu wel goed uit.

Ik ga maar een boek lezen.

Update 3:

Bijna vier uur. Ik hoor iets bewegen en volg Tweety’s blik: Tampon doet een poging langs de zijkant van de gordijnen naar beneden te klimmen. Ik sta klaar met de vaas, hou die onder Tampon en geef ‘m met mijn andere hand een duwtje. Fuck. Tampon flikkert naast de vaas en op de grond. Nergens meer te zien. Auw, dat was een fikse val, dik anderhalve meter. Sorry Tampon.

Vijf minuten later duikt Tweety ergens bovenop, ik stuif weer uit bed en zie Tweety in de hoek naast het gordijn zoeken en Tampon een meter verderop tussen de schoenen lopen.

Ik doe weer een vruchteloze poging hem te vangen en heb dan de eerste slimme ingeving van de nacht: die kat de slaapkamer uit. Tweety laat zich met moeite wegwerken en hengelt daarna tien minuten met zijn poot onder de slaapkamerdeur door, ondertussen klaaglijk mauwend. Ik haal alle schoenen weg maar zie geen Tampon.

Het is nu kwart over vier. Zei ik al dat het een lange nacht ging worden?

Update 4:

We got him! Nu ja, ik dan, wat gezien de situatie ook verreweg de beste oplossing was. Ik had nog maar net bedacht dat ik de muis maar Daniël moest noemen om zijn overleving in de leeuwenkuil te bevorderen, of ik hoorde gekrabbel op de gordijnen. Daniël Tampon was weer op weg naar beneden. Toen ik gewapend met vaas naderde verdween-ie in de plooien, nergens meer te zien, ook niet nadat ik de plooien stuk voor stuk voorzichtig opende.

Sigaret. Roken. Kijken naar het gordijn. Denken dat ik nu wel erg op Tweety lijk met dat wachten op een muis en dat geconcentreerde staren van me.

Tien minuten later hoor ik weer gekrabbel. Ik kijk achter het gordijn en jawel, bij het plafond zie ik een staartje. Kruk, vaas, klim omhoog, pak staart. Er zit meer kracht in zo’n diertje dan ik dacht en hij klauwt zich omhoog, ik hou zijn staart stevig vast maar durf niet te hard te trekken, het diertje is al zo gepijnigd vanavond. Hij zit nu helemaal bovenin en wringt zich in een bocht, ik slaag erin de vaas om hem heen te zetten en laat zijn staart los. Plop. Daniël Tampon belandt op de bodem.

Tampon in de gordijnen

Hij moet nog een paar seconden wachten op de vrijheid. Ik durf zijn verwondingen niet te inspecteren maar Daniël oogt – zeker gezien de omstandigheden – buitengewoon levendig. Die haalt het! Gauw een boek op de vaas, voor je het weet springt-ie eruit, en nog even een foto anders gelooft niemand me.

Ik doe de slaapkamerdeur open, Tweety stormt naar binnen, ik schuif onschuldig fluitend langs hem heen en doe de keukendeur open. Een paar meter verderop schud ik de vaas leeg. Mission accomplished. Muis gered.

Tweety zit nu naast het gordijn en drentelt soms wat tussen de schoenen. Hij is een stuk kalmer nu, minder gespitst, zou-d-ie ruiken dat Daniël Tampon gevlogen is? Nog een kop thee en dan ga ik proberen een paar uurtjes te slapen. Het is twintig over vijf.

Schone slapers

Dinsdagavond mijn moeder van de trein opgehaald, die komt deze keer weer voor me zorgen. We praten tot diep in de nacht en drinken met z’n tweeën bijna een hele fles Grand Marnier leeg. Moz komt ons nog even opzoeken als ik lig te tanken en we besluiten die avond te gaan eten in café Elf, waar je het mooiste uitzicht van de hele stad hebt.

We eten vroeg in de hoop de chemosmaak voor te zin; dat lukt net, hoewel mijn tweede glas wijn al wee smaakt. Mijn smaak gaat deze ronde godlof niet zo erg kapot als de vorige keer, maar niets is lekker.

Het wordt een rustige chemo. We halen wat films bij de dvd-verhuurder, mijn moeder knipt kaarten en doet puzzels, er komt wat bezoek – Felipe is alweer vergeten dat ik tegenwoordig kaal ben – en ik slaap.

Ik slaap als nooit te voren. Het begint vrijdagochtend en gaat maar door: als ik lees val ik in slaap, als ik op de bank hang val ik in slaap, als ik wakker ben geeuw ik volcontinue en springen de tranen me in de ogen van de slaap. Het is nu dinsdagmiddag en als ik sinds vrijdagochtend tien uur wakker ben geweest, is het een boel.

Tweety, de stoere, vindt het geweldig. Hij ligt aan mijn voeten of streelt met zijn hoofd langs het mijne en strekt zich nog eens uit. Héérlijk, Spaink is aan de chemo. En we draaiden ons alletwee nog eens om.