Beroep Scientology (RTC, CST en New Era)
tegen de uitspraak van 12 maart 1996


Heden, de vijfentwintigste maart negentienhonderdzesennegentig, ten verzoeke van

  1. het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap naar buitenlands recht CHURCH OF SPIRITUAL TECHNOLOGY, gevestigd te Los Angeles, Verenigde Staten van Amerika,
  2. het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap naar buitenlands recht RELIGIOUS TECHNOLOGY CENTER, gevestigd te Los Angeles, Verenigde Staten van Amerika, en
  3. de rechtspersoon naar buitenlands recht NEW ERA PUBLICATIONS INTERNATIONAL ApS, gevestigd te Kopenhagen, Denemarken,
heb ik [deurwaarder]

  1. DATAWEB B.V., 's-Gravenhage;
  2. STICHTING XS4ALL, Amsterdam;
  3. STICHTING DE DIGITALE STAD, Amsterdam;
  4. CISTRON INTERNET SERVICES B.V., Alphen aan de Rijn;
  5. INTERNET ACCESS EINDHOVEN B.V., Eindhoven;
  6. EURONET INTERNET INC., Amsterdam;
  7. PLANET INTERNET B,V., Amsterdam;
  8. B-ART NOORD NEDERLAND B.V., Groningen;
  9. WIREHUB! INTERNET B.V., Rotterdam;
  10. STICHTING INTERNET ACCESS, Slochteren;
  11. STICHTING TELEBYTE, Nijmegen;
  12. Ronald Walter VERGEER, voor B-ART MIDDEN NEDERLAND B.V. I.O.;
  13. LUNATECH RESEARCH, Rotterdam;
  14. Michael David PENTOWSKI, vennoot van gerequireerde sub 13;
  15. Peter Firth MUNRO, vennoot van gerequireerde sub 13;
  16. Stefan Mark ARENTZ, vennoot van gerequireerde sub 13;
  17. Peter Alexander KAAS, vennoot van gerequireerde sub 13;
  18. SPIRIT INTERACTIEVE DIENSTEN B.V. I.O., gevestigd te Rotterdam;
  19. N.V. ENECO, vennoot van gerequireerde sub 18;
  20. ROTTERDAMS DAGBLAD B.V., vennoot van gerequireerde sub 18;
  21. GEMEENTE ROTTERDAM (ONTWIKKELINGSBEDRIJF ROTTERDAM), vennoot van gerequireerde sub 18;
  22. METROPOLIS INTERNET B.V., Dordrecht;
  23. Karin SPAINK, Amsterdam

I. AANGEZEGD:

a. dat mijn requiranten in hoger beroep komen van het vonnis, op 12 maart 1996 onder rolnummer 96/160 gewezen door de President van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage in de tussen mijn requiranten als eisers en de qerequireerden als gedaagden gevoerde procedure in kort geding;

b. dat indien zich iemand voor (een der) geïntimeerde(n) stelt, op het moment dat namens appellanten is gediend van memorie van grieven en derhalve namens geïntimeerde(n) moet worden gediend van memorie van antwoord, appellanten gezien de spoedeisendheid van de zaak het Gerechtshof zullen vragen aan de gestelde procureur(s) slechts een allerlaatst (peremptoir) uitstel van vier weken voor memorie van antwoord te verlenen, waarbij vervolgens (indien nog nodig) akte van niet-dienen zal worden gevraagd.

en heb ik, deurwaarder, de gerequireerden 1 tot en met 23 voornoemd


II. IN SPOEDAPPEL GEDAGVAARD:

OM:

op donderdag de vierde april negentienhonderdzesennegentig des voormiddags te 10.00 uur bij procureur te verschijnen, ter terechtzitting van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Vijfde Enkelvoudige Kamer, alsdan aldaar gehouden wordende in het Paleis van Justitie aan de Juliana van Stolberglaan 2;


TENEINDE:

alsdan namens mijn requiranten als appellanten te horen eis doen en concluderen als volgt:

  1. Appellanten kunnen zich niet verenigen met het vonnis, door de President van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage d.d. 12 maart 1996 onder rolnummer 96/160 gewezen tussen appellanten als eisers en geïntimeerden als gedaagden en evenmin met de gronden waarop dit vonnis berust en komen hierbij tijdig van dit vonnis in hoger beroep;

  2. Appellanten brengen het procesdossier in eerste instantie in het geding en verzoeken al hetgeen door hen in die instantie is gesteld als hier herhaald en ingelast te beschouwen. Het procesdossier in eerste instantie bevat:
    • dagvaardingen d.d. 1 februari 1996;
    • pleitnotities en produkties Mrs R. Hermans en R. Laret namens appellanten;
    • pleitnotities en produkties Mr P.H. Bakker Schut namens geïntimeerden 1 tot en met 6, 9 en 12 tot en met 23;
    • pleitnotities en produkties Mrs W.E. Pors en J.C.H. van Manen namens geïntimeerde sub 7;
    • vonnis President Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage d.d. 12 maart 1996;

  3. Alvorens hun grieven tegen genoemd vonnis te formuleren geven appellanten hieronder nog een samenvatting van de feiten.


    De feiten

  4. Deze procedure handelt over het door geïntimeerden zonder toestemming van appellanten openbaarmaken en verveelvoudigen van werken waarvan appellanten het auteursrecht, althans exclusieve licentierechten, bezitten via het Internet en wel - met name - via een systeem genaamd World Wide Web.

  5. In zijn verklaring legt de heer Roorda van TNO uit hoe een en ander functioneert (productie 16 in eerste instantie).

  6. Het Internet is een wereldwijd netwerk van computernetwerken. Het kenmerk van een computernetwerk is dat er tussen de daarop aangesloten computers bestanden kunnen worden uitgewisseld. Dat kunnen zijn teksten, computerprogramma's, videobeelden en elektronische berichten. Een en ander wordt mogelijk gemaakt doordat de eigenaren van de op het netwerk aangesloten computers voor de diverse vormen van bestandsoverdracht noodzakelijke programmatuur op hun computers hebben geïnstalleerd en hebben zorggedragen voor de noodzakelijke telefoonverbindingen met één of meerdere andere computers op het netwerk.

  7. Een van de vormen van bestandsoverdracht wordt ook wel het "World Wide Web" genoemd. Dat is een systeem gebaseerd op een computertaal die hypertext heet. In een document in hypertext formaat kunnen commando's worden opgenomen die bij activering bewerkstelligen dat een bestand wordt gecopieërd van de computer waarop dat bestand zich bevindt naar de computer van de gebruiker die het commando activeert. Het gecopieërde document kan op zich weer een hypertext document zijn, maar ook iedere andere vorm van digitale informatie, zoals bijvoorbeeld een videofilm. Die documenten, die van verschillende personen afkomstig kunnen zijn vormen dan ook -doordat ze onderling naar elkaar verwijzen- tezamen een groot spinneweb.

  8. Tegenwoordig kan een ieder die dat wil toegang krijgen tot het Internet. Zo ook particulieren, bijvoorbeeld via een personal computer en een modem. Veelal wordt gebruik gemaakt van een systeem waarbij de programmatuur noodzakelijk voor het bekijken van de via het Internet opgevraagde bestanden zich op de personal computer bevindt. In het geval van het World Wide Web systeem gebeurt dat met een computerprogramma genaamd World Wide Web-browser. Het daarmee opgevraagde bestand kan op het scherm van de personal computer worden bekeken, doch er kan ook een afdruk van worden gemaakt of het kan worden opgeslagen op de harde schijf van de personal computer.

  9. Particulieren verkrijgen over het algemeen toegang tot het Internet door een abonnement te nemen bij een zogenaamde "internet access provider". De Internet access provider is iemand die de beschikking heeft over een computer die deel uitmaakt van het Internet en waarop voor de diverse communicatiemogelijkheden van het Internet noodzakelijk programmatuur is geïnstalleerd. De Stichting XS4ALL en alle andere geïntimeerden in deze procedure behalve mevrouw Spaink zijn dergelijke Internet access providers.

  10. De Internet access provider maakt het voor de gebruiker ook mogelijk gebruik te maken van het World Wide Web. Deze kan met zijn World Wide Web-browser, World Wide Web-documenten opvragen. Echter dat niet alleen. De Internet access provider stelt de gebruiker ook in de gelegenheid zelf World Wide Web documenten op het Internet aan andere Internet gebruikers ter beschikking te stellen. Een door een gebruiker op die manier aan een andere Internet gebruiker ter beschikking gestelde verzameling van documenten wordt vaak een "Web site" genoemd en de diverse documenten "homepages".

  11. Strikt feitelijk komt het erop neer, dat de gebruiker de documenten ("homepages") en overige bestanden die hij aan andere gebruikers ter beschikking wil stellen copieert naar het computersysteem van zijn Internet access provider, waarna deze de documenten en andere bestanden aan andere gebruikers aanbiedt, door daarvoor reclame te maken, en er voor zorg draagt dat deze op zijn systeem opgeslagen documenten en bestanden door andere Internet gebruikers via het World Wide Web systeem kunnen worden opgevraagd.

  12. Mevrouw Spaink houdt een dergelijke Web site in stand op de computers van geïntimeerde sub 2, Stichting XS4ALL. Daar vinden we niet alleen de vruchten van haar eigen pen, doch ook de verveelvoudiging van gedeeltes van de werken waarop appellanten in deze procedure het auteursrecht bezitten.

  13. Het gaat om verveelvoudiging en openbaarmaking van gedeeltes van de volgende werken op het Internet:
    • de werken bekend onder de namen Operating Thetan I tot en met Operating Thetan VII, hierna te noemen "de OT-werken", welke bestaan uit series zelfstandige werken;
    • een werk bekend ander de naam "The Scientologist (Ability Major I)" hierna te noemen "Ability".

  14. De OT-werken zijn werken, die ingevolge de leer van de Church of Scientology ("Church"), uitsluitend toegankelijk zijn voor geselecteerde leden van de church, die een bepaald niveau van spiritualiteit hebben bereikt en door de church worden uitgenodigd deel te nemen aan religieuze bijeenkomsten waarbij beperkt gebruik wordt gemaakt van deze OT-werken. Voornoemde leden zijn aan strikte geheimhouding gebonden, op grond van door hen te ondertekenen geheimhoudingsverklaringen. Leer noch praktijk van de Church staan toegang van anderen dan de hiervoor genoemde geselecteerde leden tot de OT-werken toe. De werken zijn nooit met toestemming - direct of indirect - van de auteursrechthebbende toegankelijk gemaakt voor het algemene publiek. Het betreft hier derhalve ongepubliceerde, niet openbaar gemaakte werken.

  15. Het werk Ability wordt momenteel door appellante sub 2. gepubliceerd als onderdeel van de zogenaamde "Technical Bulletins" (volume 3).

  16. Hoewel - zoals gezegd - ter zake van de OT-werken de grootst mogelijke zorgvuldigheid wordt betracht het vertrouwelijke karakter daarvan te bewaren zijn een aantal jaren geleden personen erin geslaagd een exemplaar daarvan te ontvreemden. Een copie, althans een bewerking van een copie, is in handen gekomen van een gedaagde in een gerechtelijke procedure aangespannen in de Verenigde Staten. Deze gedaagde heeft in 1993 in die procedure, als productie, een schriftelijke partijverklaring ingediend, het zogenaamde "Fishman Affidavit". Bijlage F bij deze verklaring bevat een verveelvoudiging van een aanzienlijk deel van het gepubliceerde, niet vertrouwelijke werk Ability. Bijlage G bij deze verklaring bevat een verveelvoudiging van een aanzienlijk deel van de ongepubliceerde vertrouwelijke OT-werken. Deze procedure heeft overigens nimmer tot een rechterlijke uitspraak geleid.

  17. Nu is er klaarblijkelijk een regel van Amerikaans procesrecht, die met zich meebrengt, dat een ieder bij de griffie van de Amerikaanse rechtbank een copie kan verkrijgen van alle in een procedure overgelegde stukken. Partijen bij de procedure kunnen de rechter vragen het dossier te sluiten, indien zij bezwaar hebben tegen het verstrekken van copieën. Een dergelijk verzoek werd door eiseres in voornoemde procedure onmiddellijk ingediend, doch het heeft enige tijd geduurd voordat op het verzoek in positieve zin werd beslist. In de tussentijd heeft in ieder geval één persoon een copie van het Fishman Affidavit met bijlagen opgevraagd en verkregen.

  18. Het Fishman Affidavit is door iemand overgezet in een voor computers leesbare vorm en in eerste instantie verspreid via een nieuwsgroep op het Internet. Een nieuwsgroep is een soort openbare electronische postbus, waaraan men via het Internet elektronische berichten kan verzenden, die daarna door alle gebruikers van het Internet kunnen worden gelezen en/of gecopieerd en/of doorgezonden. De aldus naar de nieuwsgroep verzonden voor iedereen leesbare berichten worden daarbij opgeslagen op van het Internet deel uitmakende computers.

  19. Verzending van de berichten bevattende het Fishman Affidavit naar de diverse nieuwsgroepen geschiedde via zogenaamde "anonymous remailers". Dit zijn computerprogramma's die ervoor zorgdragen, dat een elektronisch bericht pas wordt doorgezonden, nadat de afzender ervan is verwijderd. De ontvanger kan dan niet meer achterhalen wie de verzender is geweest van het bericht. Het was dan ook onmogelijk erachter te komen wie de berichten naar de diverse nieuwsgroepen had verstuurd. Wel was bekend, dat een van de zgn. "anonymous remailers" eigendom was van één van geïntimeerden in deze procedure, namelijk de Stichting XS4ALL. Appellanten hebben toen bij brief van 12 juni 1995 XS4ALL verzocht maatregelen te nemen om te voorkomen dat de van het Fishman Affidavit onderdeel uitmakende door het auteursrecht van appellanten beschermde werken via hun "anonymous remailer" werden doorgezonden naar de nieuwsgroepen.

  20. Begin september 1995 bleek, dat de Stichting XS4ALL niet bereid was vrijwillig aan de eisen van appellanten te voldoen en tevens dat een verveelvoudiging van de litigieuze werken zich nog steeds op de computers van de Stichting XS4ALL bevond. Appellanten hebben daarop verlof gevraagd en verkregen (auteursrechtelijk) beslag te leggen op de computers van de Stichting XS4ALL.

  21. Ten tijde van de beslaglegging bleek, dat een van de bij de stichting XS4ALL aangesloten gebruikers het Fishman Affidavit via het Internet aan andere gebruikers van het Internet aanbood door middel van zijn zogenaamde "homepage". Nadat deze gebruiker door de stichting XS4ALL van de bezwaren daartegen van appellanten op de hoogte was gesteld heeft deze de werken van zijn homepage verwijderd en werd het beslag door appellanten onmiddellijk vrijwillig opgeheven.

  22. Sindsdien is door diverse andere gebruikers van het Internet het Fishman Affidavit op hun homepage geplaatst, onder meer op de computers van geïntimeerden sub 1 tot en met 22. Een van deze gebruikers was geïntimeerde sub 23, mevrouw Spaink. Een en ander mondde uit in een soort van, mede door mevrouw Spaink en een directeur van de stichting XS4ALL, de heer F. Rodriquez, gestimuleerde, actie zoveel mogelijk exemplaren van het Fishman Affidavit op homepages op het Internet te plaatsen. Hun directe betrokkenheid blijkt duidelijk uit de in eerste instantie overgelegde stukken.

  23. Door het plaatsen van het Fishman Affidavit, met inbegrip van het daarvan deel uitmakende gedeelte van Ability en de OT werken maken de gebruikers die het aangaat, waaronder geïntimeerde sub 23, mevrouw Spaink, inbreuk op de auteursrechten van appellante sub 1, aangezien zij daarmee genoemde werken openbaar maken en verveelvoudigen. Er wordt immers door hen een (elektronische/digitale) copie/verveelvoudiging van het Fishman Affidavit geplaatst op (gecopieërd naar) de computer van hun access provider, waarna zij - en dat is ook de bedoeling - het Fishman Affidavit via deze weg ter beschikking stellen aan alle andere gebruikers van het Internet.

  24. Indien en voorzover gebruikers op genoemde wijze inbreuk maken op de auteursrechten van appellant sub 1, maken ook betreffende access providers via wier systemen het Fishman Affidavit wordt verveelvoudigd en openbaar gemaakt zich schuldig aan auteursrechtinbreuk, althans handelen zij onrechtmatig, indien zij niet zorgdragen voor verwijdering van de inbreukmakende werken van hun systemen, nadat zij van de aanwezigheid ervan door de rechthebbende op de hoogte zijn gesteld.

  25. Alle geïntimeerden in deze procedure werden onmiddellijk nadat de aanwezigheid van de inbreukmakende documenten op hun systemen werd geconstateerd daarvan op de hoogte gesteld. Echter alle geïntimeerden weigerden maatregelen te treffen omdat geïntimeerden stelden dat het plaatsen van werken van appellanten op het Internet rechtmatig zou zijn. Voorzover zij zich er ooit op beriepen dat appellanten geen rechten zouden hebben was dat niet te goeder trouw aangezien niet alleen uit het Fishman Affidavit zelf blijkt dat de aangehechte werken werken van de Church zijn, maar ook omdat de werken nu juist om die reden op het Internet werden verspreid. Appellanten hebben zelfs geïntimeerden aangeboden de originele vertrouwelijke stukken in te zien. Daar hebben diverse geïntimeerden waaronder mevrouw Spaink geen gebruik van gemaakt.

  26. Door appellanten werd na diverse pogingen de zaak in der minne te regelen een kort geding aangespannen, dat plaats vond op 26 februari 1996 ten overstaan van de President van de Rechtbank Den Haag.

  27. Nog geen drie dagen daarvoor, en wel op vrijdag 23 februari in de middag, werd aan de advocaat van appellanten meegedeeld, dat geïntimeerde sub 23, mevrouw Spaink, de enige in het kort geding betrokken gebruiker, het door haar op haar homepage geplaatste exemplaar van de Fishman Affidavit had gewijzigd. In plaats van een volledige niet becommentarieerde copie van het Fishman Affidavit heeft zij nu de door haar op het Internet geplaatste onderdelen van de series werken van appellanten bekend als OT II en OT III, alsmede het werk Ability, van commentaar voorzien. Klaarblijkelijk was zij tot de conclusie gekomen, dat zij door een volledige copie te plaatsen inbreuk maakte op de rechten van appellanten en was zij van mening, dat zij na de door haar gepleegde wijziging beroep zou kunnen doen op het in art. 15A van de Auteurswet vastgelegde citaatrecht.

  28. De President van de Rechtbank Den Haag deed op 12 maart 1996 uitspraak, waarbij hij, hoewel hij overwoog dat aangenomen moest worden dat appellanten de auteursrechten van OTII, OTIII en Ability bezitten, de vorderingen van appellanten afwees. Appellanten kunnen zich met de inhoud van het vonnis niet verenigen en hebben daartegen de navolgende grieven.


    Grieven

    Grief 1.

  29. Ten onrechte overweegt de President in r.o. 1.2 dat door appellanten alleen zou worden gesteld dat geïntimeerden door het (het mogelijk maken van) publicatie van teksten op het Internet inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht, berustende bij appellant sub 1, op bepaalde vertrouwelijke werken van de hand van in de 1986 overleden L. Ron Hubbard. Immers, appellanten hebben zich tevens beroepen op het feit dat geïntimeerden inbreuk maken op het gepubliceerde en niet vertrouwelijke werk Ability.


    Grief 2.

  30. Ten onrechte heeft de President de vordering jegens geïntimeerde sub 23 afgewezen op grond van de overweging in r.o. 3.2 dat een reële dreiging dat gedaagde zich in de toekomst (alsnog) aan inbreuk op aan eisers toekomende auteursrechten schuldig zal maken niet aannemelijk is gemaakt.

  31. Het is vaste jurisprudentie, dat de enkele toezegging van een gedaagde geen verdere inbreuk te zullen maken, zelfs indien deze ruim voor de zitting schriftelijk is gedaan (waar in het geval van mevrouw Spaink geen sprake van is) niet in de weg staat aan toewijzing van het verbod. In het onderhavige geval is er geen enkele aanwijzing, dat mevrouw Spaink zich in de toekomst niet aan verdere auteursrechtinbreuk schuldig zal maken.

  32. De President had daarom, indien hij tot de conclusie is gekomen, dat geïntimeerde sub 23, voor de wijziging van haar homepage inbreuk maakte op de rechten van appellanten, de jegens haar ingestelde vordering dienen toe te wijzen en geïntimeerde sub 23 in de kosten van de procedure moeten veroordelen, aangezien er in eerste instantie in ieder geval sprake was van inbreuk.


    Grief 3.

  33. Ten onrechte betrekt de President in r.o. 3.2 bij zijn oordeel dat geïntimeerde sub 23, nadat appellanten - na aandringen daarop door geïntimeerden - hun op auteursrecht gebaseerde claims beter hadden gestaafd, haar homepage drastisch heeft omgewerkt.

  34. Er is geen twijfel over mogelijk dat geïntimeerden, althans geïntimeerde sub 23, van begin af aan, dat wil zeggen vanaf begin september 1995, over voldoende informatie beschikten om ervan uit te moeten gaan dat appellanten de door hun gepretendeerde rechten bezaten. Immers, het Fishman Affidavit vermeldt zelf al dat de daaraan gehechte werken werken van de Church of Scientology zijn en ook geïntimeerden vermeldden zelf regelmatig in hun publicaties, dat het hier werken betreft van L. Ron Hubbard, de voorganger in rechte van appellanten. Daarmee namen geïntimeerden willens en wetens het risico op zich dat appellanten deze rechten daadwerkelijk bezitten. Het feit, dat appellanten eerst later, voor wat een gedeelte van de Werken (dit geldt namelijk uitsluitend voor de OT-werken) betreft, in staat waren om te laten zien welke gedeelten letterlijk door geïntimeerden waren gecopieerd doet daar niet aan af. Dit klemt te meer, nu geïntimeerden op geen enkele wijze hebben aangegeven op welke grond zij van mening waren, dat appellanten de rechten niet zouden bezitten.


    Grief 4.

  35. Ten onrechte overweegt de President in r.o. 3.2, dat niet aannemelijk zou zijn dat geïntimeerde sub 23 thans nog inbreuk maakt op enig aan appellanten toekomend auteursrecht, omdat er uitsluitend sprake zou zijn van citaten die onder de uitzonderingsregel van artikel 15A van de Auteurswet vallen. Een beroep op het citaatrecht staat uitsluitend vrij ter zake van werken die rechtmatig zijn openbaargemaakt. Dit is voor wat betreft de OT-werken niet het geval en aan dat vereiste is dan ook niet voldaan. Ten onrechte overweegt de President, dat de ter inzagelegging van het Fishman Affidavit in het kader van een in de Verenigde Staten gevoerde gerechtelijke procedure aangemerkt zou moeten worden als een openbaarmaking in de zin van artikel 15A van de Auteurswet. Op de eerste plaats moet vastgesteld worden of er in casu wel sprake is van openbaarmaking in de zin van de wet. Appellanten menen van niet. Daarvoor is immers de wil een werk ter kennis te brengen van het algemene publiek noodzakelijk. Die wil ontbreekt bij de Amerikaanse rechtbank. Van openbaarmaking in de zin der wet is dan ook geen sprake.

  36. De vraag wat rechtmatige openbaarmaking is, heeft in beginsel slechts één antwoord, namelijk openbaarmaking die de instemming van de auteur heeft. Datzelfde beginsel ligt ten grondslag aan de eis van artikel 15A, dat rechtmatige openbaarmaking moet hebben plaatsgevonden, wil rechtmatig citeren kunnen plaatsvinden. Bedoeld is strikt te handhaven het recht van de auteur om zijn werk wel of niet aan de openbaarheid prijs te geven. In casu staat vast dat appellanten direct of indirect part nog deel hebben gehad aan het feit dat hun werken deel uit gingen maken van een Amerikaans procesdossier.

  37. Ten aanzien van de OT-werken is aan de eis van rechtmatige openbaarmaking van artikel 15A Auteurswet dan ook niet voldaan. Indien het door de President overwogene juist zou zijn dan zou dit de volgende consequentie hebben. Een (Nederlandse) schrijver verliest per ongeluk een manuscript dat hij absoluut niet aan de openbaarheid prijs wil geven. Het wordt gevonden door iemand die het een goed idee vindt de inhoud wel ter kennis te brengen van het publiek. Het enige wat hij daarvoor hoeft te doen is er zorg voor dragen dat het manuscript in een willekeurige procedure in de Verenigde Staten als productie wordt overgelegd. Daarmee is het manuscript volgens de President openbaar geworden en kan er uit worden geciteerd. Zelfs indien het manuscript zou zijn gestolen, zou dit gevolg intreden.

  38. Derhalve is ook de huidige door geïntimeerde sub 23, mevrouw Spaink, op haar homepage gehandhaafde publicatie in strijd met de rechten van appellanten.


    Grief 5.

  39. Ten onrechte heeft de President geïntimeerden sub 1 tot en met 22 in casu niet aansprakelijk geacht, omdat zij niet meer zouden doen dan gelegenheid geven tot openbaarmaking en in beginsel geen invloed kunnen uitoefenen op of zelfs maar kennis dragen van datgene wat diegenen die via hen toegang tot het Internet hebben verkregen daarop uitdragen. Ten onrechte heeft de President in r.o. 3.3 overwogen, dat aansprakelijkheid alleen aangenomen zou kunnen worden in situaties waarin onmiskenbaar duidelijk is dat een publicatie van de gebruiker onrechtmatig is en waarin redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zulks ook bij de access provider bekend is, bijvoorbeeld door dat deze op een en ander is geattendeerd.

  40. Ten onrechte heeft de president zelfs overwogen, dat in een dergelijk geval uitsluitend "wellicht van de access provider verlangd (zou) kunnen worden dat hij tegen de betrokken gebruiker optreedt". Ten onrechte komt de President in r.o. 3.3 tot de conclusie dat appellanten niet aannemelijk zouden hebben gemaakt dat een van de gedaagden 1 tot en 22 handelend had behoren op te treden.

  41. Hoewel in zijn algemeenheid juist is, dat moeilijk van access providers kan worden verlangd, dat zij in algemene zin preventief optreden door voortdurend te controleren wat door hun gebruikers op hun computersystemen wordt geplaatst betekent zulks niet, dat access providers ook nadat zij door rechthebbenden op de hoogte zijn gesteld van het feit dat zich inbreukmakende of anderszins onrechtmatige publicaties op hun systemen bevinden kunnen nalaten handelend op te treden onder het motto dat zij nog niet voldoende overtuigd zijn van de juistheid van de stellingen van de rechthebbenden. Met name is dit onjuist in die gevallen waarin er sprake is van auteursrechtinbreuk. Zodra de inbreukmakende publicatie immers bekend is, is er voor de access provider technisch geen enkel beletsel meer te voorkomen dat het inbreukmakende stuk opnieuw op zijn systeem wordt geplaatst. Uitgangspunt is derhalve de vaststelling dat er sprake is van auteursrechtinbreuk. Dat geeft de gelaedeerde op zichzelf al recht op een verbod. De vraag of de access providers schuld hebben aan de door hen gepleegde, althans medegepleegde, inbreuk is uitsluitend van belang voor een eventuele schadevergoedingsplicht. Het is vaste jurisprudentie dat een verbod zonder meer moet worden toegewezen ook indien iedere schuld aan de inbreuk ontbreekt. Dit laatste is daarenboven zeker het geval indien diegenen die zich aan de inbreuk schuldig hebben gemaakt op geen enkele wijze bereid zijn te verklaren dat zij zich daarvan in de toekomst zullen onthouden.

  42. Voorts is de President er volledig aan voorbij gegaan, dat op het moment van de zitting uitsluitend geïntimeerde sub 23, mevrouw Spaink, en enkele andere gebruikers hun homepage op dezelfde wijze als mevrouw Spaink, hebben gewijzigd. Een groot aantal van de bij geïntimeerden sub 1 tot en met 22 aangesloten gebruikers handhaafden en handhaven nog steeds de oorspronkelijke volledige copie van het Fishman Affidavit op hun homepage. Dat daardoor inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht van appellanten kon tijdens de zitting worden geconstateerd, hetgeen daarom op zichzelf reeds toewijzing van een verbod tegen geïntimeerden sub 1 tot en met 22, als door appellanten gevraagd, rechtvaardigde.

  43. De consequentie van het vonnis van de President is dat het voor auteursrechthebbenden onmogelijk is hun rechten ingeval van inbreuk op het Internet te handhaven.


    Grief 6.

  44. Ten onrechte heeft de President appellanten in de kosten van het kort geding veroordeeld aan de zijde van geïntimeerden sub 1 tot en met 6, 9 en 12 tot en met 23, alsmede aan de zijde van geïntimeerde sub 7 telkens begroot op f 2.830,--, waarvan f 330,-- aan griffierecht.

  45. Voorzover één of meer van de grieven van appellanten worden gehonoreerd en het vonnis van de President van 12 maart 1996 niet in stand kan blijven, geldt dit ook voor de proceskostenveroordeling. In dat geval dienen geïntimeerden alsnog in de kosten van het geding te worden veroordeeld, de eerste instantie daaronder begrepen.


    Grief 7. (voorwaardelijk)

  46. Deze grief wordt opgeworpen voorzover het vonnis van de President van 12 maart 1996 in stand wordt gelaten en appellanten in de kosten van de eerste instantie worden veroordeeld.

  47. Voorzover de door de President uitgesproken kostenveroordeling zo gelezen moet worden dat appellanten aan ieder van gedaagden een bedrag van f 2.830,-- verschuldigd zijn, zou dit in strijd zijn met de wet, terwijl hiervoor ook taalkundig geen aanknopingspunt bestaat.

  48. Op grond van artikel 3 lid 1 Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken zijn gedaagden die bij één en dezelfde procureur verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen, gezamenlijk slechts éénmaal vastrecht (: griffierecht) verschuldigd.

  49. In dit geval waren geïntimeerden sub 1 tot en met 6, 9 en 12 tot en met 23 gezamenlijk slechts éénmaal f 330,-- aan griffierecht verschuldigd en geïntimeerde sub 7 eveneens.

  50. In het kader van de kostenveroordeling dienen appellanten derhalve tweemaal het door geïntimeerden betaalde griffierecht te vergoeden; dit geldt eveneens voor het bedrag van f 2.830,-- waarin het griffierecht van f 330,-- begrepen is.

  51. Door 19 geïntimeerden die bij één en dezelfde procureur zijn verschenen als één groep te noemen (: "aan de zijde van gedaagden sub 1 tot en met 6, 9 en 12 tot en met 23) en de bij een andere procureur verschenen gedaagde sub 7 apart te noemen, moet de kostenveroordeling zo gelezen worden dat de President tweemaal een kostenveroordeling ad f 2.830,-- heeft uitgesproken ten laste van appellanten.


    Grief 8.

  52. Ten onrechte heeft de President de door appellanten verzochte voorzieningen niet toegewezen. Deze grief richt zich tegen het hele vonnis. Voor de toelichting op deze grief wordt verwezen naar de volledige inhoud van deze appeldagvaarding en de daarin ingelaste stukken.


MITSDIEN:

het het Gerechtshof te 's-Gravenhage behage het vonnis van de President van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage d.d. 12 maart 1996 te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:

a. geïntimeerde sub 23 te bevelen met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op de auteursrechten van appellante sub 1, waaronder iedere openbaarmaking en/of verveelvoudiging van de documenten bekend onder de namen Ability en OT I tot en met OT VII, althans met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden de openbaarmaking en/of verveelvoudiging van de documenten bekend onder de namen Ability en OT II en OT III;

b. geïntimeerden sub 1 tot en met 22 te bevelen:

primair met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op de auteursrechten van appellante sub 1, waaronder iedere openbaarmaking en/of verveelvoudiging van de documenten bekend onder de namen Ability en OT I tot en met OT VII, althans te bevelen met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden de openbaarmaking en/of verveelvoudiging van de documenten bekend onder de namen Ability en OT II en OT III;

subsidiair zodra zij gewezen worden op de aanwezigheid van inbreukmakende documenten op hun computersysteem danwel een door hen gecontroleerd computersysteem, waaronder de documenten bekend onder de namen Ability en OT I tot en met OT VII, althans de documenten bekend onder de namen Ability en OT II en OT III, zorg te dragen voor onmiddellijke verwijdering daarvan;

meer subsidiair zodra zij gewezen worden op de aanwezigheid van inbreukmakende documenten op hun computersysteem danwel een door hen gecontroleerd computersysteem, waaronder de documenten bekend onder de namen Ability en OT I tot en met OT VII, althans de documenten bekend onder de namen Ability en OT II en OT III, de betreffende gebruiker te verzoeken deze onmiddellijk te verwijderen, bij gebreke waarvan zij de betreffende gebruiker verdere toegang tot hun computersysteem zullen ontzeggen;

c. geïntimeerden sub 1 tot en met 22 te bevelen appellanten binnen drie dagen na het te dezen te wijzen vonnis te informeren over de namen en adressen van derden, die inbreukmakende documenten via hun computersysteem danwel een door hen gecontroleerd computersysteem openbaar gemaakt of verveelvoudigd hebben dan wel zullen openbaar maken en/of verveelvoudigen na het te dezen te wijzen vonnis;

het onder a., b. en c. genoemde op straffe van een door de betreffende geïntimeerde(n) verschuldigde dwangsom van fl. 10.000,-- (tienduizend gulden) voor iedere niet-nakoming van enig onder a., b. en c. gegeven bevel en voor iedere dag waarop een overtreding voortduurt, waarbij geldt dat geïntimeerden sub 14 tot en met 17 hoofdelijk naast geïntimeerde sub 13 en geïntimeerden sub 19 tot en met 21 hoofdelijk naast geïntimeerde sub 18 aansprakelijk zijn;

d. geïntimeerden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, de eerste instantie daaronder begrepen.

De kosten dezes zijn voor mij, deurwaarder, fl.


[handtekening deurwaarder]


-------------------------------------------------------------
Deze zaak wordt behandeld door Mr R. Hermans, Nauta Dutilh, advocaten, notarissen en belastingadviseurs, Prinses Irenestraat 59, 1077 WV Amsterdam, telefoon: 020-541.4646, fax: 020-341.4700, dossiernummer: 50011089.

top