Leuke jongens, die farmaceuten

Inmiddels heb ik iets meer uitgezocht over die pompfunctie. En schoot me te binnen dat ik tijdens de CCC geregeld duizelig werd als ik overeind kwam van een of ander grasveldje; dat was dus ook dat hart.

De normale ejectiefractie van een hart – grofweg: de hoeveelheid bloed die bij een hartslag wordt weggepompt, gedeeld door de hoeveelheid bloed die in je linkerhartkamer zit net voor je hart slaat, ja god je leert snel als je geïnteresseerd bent – ligt rond de 58%. Ik zat met mijn eerdere 55% dus prachtig op peil maar die laatste 46% is gewoonweg te laag, je mag maximaal 10% van je ejectiefractie inleveren. Die daling heeft helaas niks met katers te maken, en alles met de herceptin. Daarvan kun je acute (maar gelukkig tijdelijke) cardiomyopathie krijgen; een term waar je niet veel wijzer van wordt want hij betekent niks anders dan ‘hartspierziekte’. Je wordt gauw duizelig, bent snel moe, je kunt slecht tegen inspanningen. In het slechtste geval kan dat tot hartfalen leiden. Geen wonder dat de combinatie met een fikse verkoudheid lastig uitpakt want daar word je ook met een ferm werkend hart kortademig van en moe bij inspanning. Dus even geen herceptin meer voor mij, eerst moet mijn hartspier weer op krachten komen.

Dan die ontsteking in mijn neus, die zich tot een heus abces heeft ontwikkeld. Een slimme Amazone (dankjewel Swissy) waarschuwde me dat ik heus even naar de huisarts moest: bacteriën uit een dergelijke ontsteking kunnen in de bloedbaan komen en in je hoofd ben je dan nog niet (of niet lang meer) jarig. Dus hup, vanmorgen vroeg de huisarts gebeld, die volgens de assistente vandaag helemaal vol zat zodat ik haar alleen een telefonische afspraak af wist te troggelen. De huisarts wou me na dat gesprek toch wel graag zien want dit moest inderdaad in de gaten worden gehouden. Ze keek met een lampje in mijn neus. Yups. Ontsteking. Aan beide kanten – binnen en buiten de neusvleugel – te zien.

Ik kreeg een extra sterke antibiotische zalf mee. ‘Twee maal daags insmeren’ staat erop, en de huisarts had me op het hart gedrukt dat dit zowel de binnen- als de buitenkant gold. Om bacteriën in mijn hoofd tegen te gaan smeer ik graag en met animo, maar heeft iemand wel ‘s bedacht hoe je een zware verkoudheid met creme op en in je neus combineert? Right. Dus ik ga maar vier keer per dag smeren, steeds een beetje. Als het erger wordt moet ik subiet de huisartsenpost bellen.

Intussen ben ik de bijverschijnselen Echt Heel Erg Moe. De chemo maakte me tot een zombie, van de herceptin werd ik eerst depressief, daarna kreeg ik er een zere neus met allemaal wondjes van, en nu heb ik een slecht pompend hart en een neusvleugelontsteking die op hol kan slaan. En dat allemaal omwille van de preventie. Oh joy.

Van 55 naar 46

Gisteren toog ik naar het ziekenhuis voor de driewekelijkse portie herceptin – de veertiende dosis, volgens de verpleegkundige, maar volgens mijn agenda de dertiende. Ze keek in haar papieren en vertelde toen dat ze toch eerst moest bellen: mijn hartfunctie was flink afgenomen. (Herceptin kan de pompfunctie van je hart verslechteren, je hart moet daarom elke drie maanden worden onderzocht.) Een normale pompfunctie zit zo op de 60%. Bij de vorige test scoorde mijn hart 55%, en bij het afgelopen onderzoek 46%. Da’s teveel naar beneden, ik geloof dat je 10% mag zakken, en dit is bijna 20%.

Nu kwam de vorige MUGA-scan rot uit, of had ik de avond ervoor beter de avond erna kunnen plannen. Hoe dan ook, ik was erg laat naar bed gegaan en had samen met P geloof ik drie flessen wijn op, dus ik had een kolossale kater toen ik onder het apparaat lag. Dat zal vast niet geholpen hebben om een positief beeld te krijgen. Maar los van dat exces merk ik inderdaad dat mijn hart vaker dan anders bonkt, en zijn mijn voeten geregeld wat opgezwollen (een teken van slechter pompen).

Dus ik mag effies geen herceptin. Begin september is telefonisch overleg gepland met mijn oncoloog; er zal wel een nieuwe MUGA-scan worden aangevraagd. Hoe het daarna verder gaat weet ik niet. Mocht mijn hartfunctie weer op orde zijn, dan zou ik – om die laatste vier of vijf porties herceptin nog binnen te krijgen – weer eerst een opstartdosis moeten krijgen, omdat er tegen die tijd zeven of acht weken tussen zitten; tussen normale toedieningen herceptin mag maximaal vier weken zitten. Een opstartdosis betekent weer een dag ziekenhuis, en ik denk dat ze dat allemaal teveel gedoe vinden voor die vier of vijf resterende porties.

Zodat ik onverrichter zake naar huis ging en meteen mijn bed weer in kroop. Ik ben namelijk snotverkouden en koortsig, een souvenir van het Computer Chaos kamp. Ik heb daarna de hele dag geslapen.

Snotverkouden zijn met een herceptinneus is trouwens geen goede combinatie; het wondje in mijn rechterneusvleugel is inmiddels getransformeerd tot een ontsteking, ik heb nu voor de tweede keer zo’n knalrode pijnlijke plek in mijn neus, een plek waar je de etter doorheen ziet schemeren. Yuk en au.

Een slechte verhouding

Eerlijk is eerlijk, hij had het aangekondigd. Maar toch was ik er dagen van in de war.

Toen ik in maart vertelde waarom ik niet aan de hormoontherapie wilde – met de herceptin ging het na maanden hardnekkig proberen eindelijk goed, ik wilde niets meer dat mijn hoofd en mijn stemming kon beïnvloeden, en ik was al die medicijnen inmiddels zo ongelooflijk zat – was mijn oncoloog begrijpend. Of ik het goed vond dat-ie er later nog ‘s op terug kwam? Prima, zei ik, als hij het goed vond dat ik bij mijn mening zou blijven. We lachten allebei en dat was dat.

Ik had ‘m onderschat. Hij vertelde dat hoe ouder je wordt, hoe minder chemo doet en hoe meer hormoontherapie. En als ik al dat andere deed – de chemo, de herceptin – waarom dan niet dat minder ingrijpende, juist nu dat ook zoveel kon schelen?

Voor het eerst in het jaar dat hij en ik elkaar geregeld zien, werd ik kregel. Sheesh, had dat eerder gezegd! Dan had ik de chemo misschien overgeslagen en gewoon hormoontherapie gedaan. Als ze toch evenveel uithalen… Maar later, thuis, na dagen denken, wist ik dat dat niet waar is. Voor mij geldt: liever vier maanden chemo en daar een paar maanden van bijkomen dan vijf jaar hormoontherapie.

Het heeft te maken met tijd. Chemo is verhoudingsgewijs kort en tegelijkertijd vreselijk intensief, maar je hebt iets op de horizon waar je naar kunt uitkijken. Nog vier keer, nog twee, nog een, klaar! (Dat het herstellen ervan minstens even lang duurt als de hele chemoperiode had ik toen nog niet door, dat was misschien maar goed ook.) Het heeft ook te maken met heldhaftigheid. Wie aan de chemo is wordt serieus genomen, daar is iets mee, die kan op ieders begrip rekenen. Wie wisselvallig van stemming en stram van lijf wordt door de hormoontherapie niet, of anders gezegd: mensen willen gerust een tijd rekening met je houden maar ook daar zijn grenzen aan. En daarnaast: vijf jaar is gewoon te lang. Ik wil best bijwerkingen ondergaan, maar dan moet er of een tastbare, aanwezige reden zijn; voor preventie heb ik minder over. Held zijn kun je ook niet over zo’n lange periode uitsmeren.

Maar vooral vooral vooral: ik wil zo graag van die behandelingen af, ik wil zo graag daags voor mijn verjaardag de laatste dosis herceptin nemen en dan kankerbehandelingsvrij mijn vijftigste ingaan.

Ik weet het: er is een kans, een kleine kans, dat er nog iets in mijn lichaam zwerft dat me kan doen struikelen. Maar wie weet waren alle eerdere behandelingen genoeg en wie weet volstaat niets. Het is allemaal statistiek, je weet niet in welke tranche jij hoogstpersoonlijk valt. De enige manier om te beslissen is daarom – lijkt me – een afweging tussen consequenties en tijd, tussen belasting en verwachting.

Daarmee valt hormoontherapie af. Vijf jaar verder behandelen, vijf jaar pillen slikken is me simpelweg teveel. Zeker ook omdat vrouwen die zeggen weinig last te hebben gehad van de hormoontherapie bijna onveranderlijk na afloop zeggen: ‘Het was alsof er een deken van me afviel.’ Ze voelen zich, zo denk ik, zoals je je voelt waneer je een verhouding verbreekt die gaandeweg zijn sjeu en kleur heeft verloren. Er waren geen grote ruzies. Er waren geen drama’s. Er was gewoon maar heel weinig mis. En toch voel je je bevrijd nadat je de stap hebt genomen om weg te gaan, en krijgt de wereld ineens meer kleur.

Aan de hormoontherapie beginnen voelt alsof ik met open ogen in een slepende, sleurende verhouding stap. Dan maar liever een risico nemen, en onderweg ongebonden zijn, en met meer kleur.

10 juli 2007 / MC 20 juli 2007

Vragen, vragen…

Vanmorgen was ik voor controle bij de oncoloog. Ik was ‘t een beetje vergeten – verdringing heet dat geloof ik – maar hij kwam, zoals-ie eerder had beloofd, terug op de hormonenkwestie. Uit onderzoek blijkt dat bij her2neu-overexpressieve borstkanker tamoxifen te prefereren is. Eerder heb ik een aromataseremmer gehad, waarmee ik ben gestopt toen ik depressief bleek te worden van de herceptin, ik wou schoon schip hebben en eerst mijn hoofd weer terughebben voordat ik weer aan de medicijnen ging (zie klog exit H&H, 26 oktober 2006). Opnieuw beginnen met herceptin ging moeizaam, de eerste paar keer zakte ik steeds weer weg, en nadat dat eindelijk goed ging, heb ik besloten ‘t bij de herceptin te laten en niet aan de hormoontherapie te beginnen (zie column Medisch Contact, Therapietrouw en -scheiding, 30 maart 2007).

Of ik niet toch wilde overwegen tamoxifen te nemen. De bijwerkingen vallen mee, vertelde de oncoloog, en ik zou het anders gewoon eerst een paar weken kunnen proberen om daarna pas definitief te beslissen.

Hij klonk overtuigend. Een extra reden om toch hormoontherapie te doen is dat naarmate je ouder bent, hormoontherapie effectiever is dan chemo in het voorkomen van uitzaaiingen (wat een belangrijke reden waarom chemo boven de zestig zo zelden wordt voorgeschreven).

Dus nu zit ik weer te dubben. Over een week belt de oncoloog me, om verder te praten. Natuurlijk kwamen de goede vragen pas in de loop van de dag op. Hoe gevoelig voor hormonen was die tumor van mij nu precies, bijvoorbeeld, want ook daar heb je gradaties in. In het pathologisch rapport dat ik heb staat alleen een nadere aanduiding van de progesterongevoeligheid – 10% – maar niet van de oestrogeengevoeligheid; daar staat alleen: ‘positief’. Een andere vraag die ik mijn oncoloog had kunnen stellen, was deze: hoe onverstandig zou-d-ie het vinden, op een schaal van 1 tot 10, als ik geen tamoxifen zou nemen?

Maar ik wil zo heel erg niet, alles in me verzet zich tegen elke dag pillen slikken, elke dag opnieuw. Deels is dat omdat ik het afgelopen jaar door schade en schande heb geleerd dat medicijnen zelden alleen iets met je lichaam doen maar dat ze ook je hoofd beïnvloeden: je stemming, je denken, je animo, je gedrevenheid, je esprit. Deels is het omdat ik zo heel graag het einde in zicht heb: zonder hormoontherapie ben ik in december klaar, als ik de laatste dosis herceptin krijg, daags voor ik vijftig word.

Als alles goed gaat

Morgen krijg ik de tiende dosis herceptin: ik ben over de helft van mijn jaar immuuntherapie, en daarmee nog maar zes maanden verwijderd van het einde van mijn behandelingen. De hormoontherapie heb ik immers in de boom gehangen, dus die vijf jaar pillen slikken blijven me bespaard. Nog zes maanden, dan ben ik van de behandelingen af. Als alles goed gaat.

Alles gaat goed. Mijn werk komt op gang, mijn hoofd is weer van mij, ik kan me steeds beter concentreren. Ik maak plannen: een conferentie in augustus, een pamflet in oktober, een feest in november. Mijn korte haar lijkt inmiddels bijna op een heus krullenkapsel, je ziet steeds minder dat ik recent een zware chemokuur heb gehad. Ik ben verliefd. In het weekend praten we tot diep in de nacht, en zij mist mijn borst evenmin als ik.

Alles gaat dus heel goed. En soms is dat doodeng.

Eind deze maand moet – nee Spaink, hoezo ‘moeten’; onzin, mens wees blij! – deze maand mag ik een contract tekenen. Het is eigenlijk een addendum want het contract had ik al, maar daar stond in dat als ik langer dan drie maanden ziek was, de afspraak verviel. Deze maand teken ik dat we een pauze van anderhalf jaar hebben gehad en dat ik het hele project alsnog ga afmaken. Het betreft een geschiedenisboek dat veel onderzoek en interviews vergt. Ik kon het niet laten: tijdens de contractbesprekingen moest ik het zeggen. ‘Jullie lopen een risico. De kanker kan terugkomen, dan word ik weer ziek en dan valt er uiteindelijk niet heel veel meer te doen dan rekken en weet ik niet of ik het einde van het boek haal. Dan hebben jullie al dat geld voor niks geïnvesteerd.’

Ze lachten dat ik ‘t probleem zo bot op tafel legde. ‘Dan hebben we pech gehad,’ zei er een, ‘dat risico nemen we,’ zei een ander, en alle blikken zeiden: ‘Och Spaink toch. Als dat gebeurt ben jij degene die de pech heeft.’ Kortom, niemand legde me een strobreed in de weg. En ik weet ook wel dat ik ondanks alles de beste kandidaat ben om dat boek te schijven, maar ik vind het niettemin doodeng me aan zo’n lang contract te binden. Tweeëneenhalf jaar vooruitkijken en beloven dat ik dan iets aflever voelt stiekem alsof ik de goden verzoek.

Dat is al een keer grandioos verkeerd gelopen. In april 2005 ging ik, na jarenlang in de WAO gezeten te hebben, weer aan het werk. Ik nam opdrachten aan, blij en soms ook wat bang: zou mijn lichaam het volhouden? Zou de ms zich inderdaad zo netjes koest blijven houden? Zou mijn herstel permanent blijken? Zou ik mijn contracten waar kunnen maken? Warempel, het lukte. In maart 2006 werkte ik gemiddeld bijna vijftig uur per week en het ging geweldig. Ik was de koning te rijk. Alles ging heel goed.

En ratsboem, uit het niets, verscheen toen die kanker, die kutkanker, die sluipmoordenaar die me alles uit handen sloeg. Weer ziek, maar nu anders ziek, bedreigender ziek. Ik had de goden verzocht met dat ene contract voor een geschiedenisboek dat zich over drie jaar uitstrekte, dat ene contract waarbij mijn werk niet bestond uit wat ik op korte termijn kon doen, dat ene contract dat zover naar de toekomst keek.

Alles gaat goed. Als ik naar volgende maand kijk, naar de conferentie in augustus, naar het pamflet in oktober, naar het feest in november, ben ik blij en opgetogen. Maar denken aan januari 2010 doet me denken: als dat maar goed gaat. Maar ik ga wel tekenen.

11 juni 2007 / MC 22 juni / foto: © Jan van Breda

Eye-opener

Twee jaar geleden speelde ik al met de gedachte. Nou ja, spelen… Ik had zelfs een kliniek bezocht. Maar toen de arts die mijn oogleden zou terugtoveren zei dat het werkelijke probleem hogerop gezocht moest worden en een wenkbrauw- of voorhoofdslift waarschijnlijk beter was, haakte ik af. Dat is niet cosmetisch meer, dat is van de grond af aan. En het idee dat mijn gezicht deels losgehaald zou worden vond ik absoluut een brug te ver. Doodeng, dat ook.

Maar na dat barre jaar van kanker en chemo en depressie waarin mijn oogleden nog een stuk verder over mijn wimpers zakten, wou ik cosmetiek. Mijn levenslust was terug maar ik hield een zorgelijke en vermoeide blik. Zodra ik ontdekte dat het ziekenhuis dat mijn kanker behandelt ook een privé-kliniek voor cosmetische chirurgie herbergde, was ik om. Een gerenommeerd ziekenhuis haalt geen stoethaspels binnen, mag je hopen, dus dat was een fijn keurmerk. Politiek vond ik het ook prettig: ik heb liever dat een goed ziekenhuis een graantje meepikt van mijn ijdelheid dan dat alles in privé-zakken verdwijnt.

Voor

(20 april 2007, daags voor de operatie)

Het voelde als een sluitstuk. Zoals anderen graag een borstreconstructie willen als de kanker achter ze ligt, zo wou ik mijn ogen terug. Want – heel stom – zodra mensen zeiden dat ze het zo goed vonden, die naaktfoto’s met geamputeerde borst en kaal chemohoofd, daar dacht ik: niks om je voor te schamen, kanker is wreed noodlot, maar wat zonde dat ik er zo moe uitzag. Wat jammer van die ogen. Gek he? Heb je kanker, krijg je chemo, maak je je druk om hangende oogleden en ga je zitten vitten op jezelf om een onbenulligheid.

Vier weken na het consult meldde ik me op de afdeling. De zaterdag was gereserveerd voor cosmetiek. ‘Oh u bent hier bekend,’ zei de verpleegster die me incheckte, ‘er staat een hele lijst met consulten en medicijnen in de computer.’ ‘Borstkanker, vorig jaar,’ zei ik. ‘En die stok?’ informeerde ze. ‘Multiple sclerose, al bijna twintig jaar.’ Ze schrok een beetje, geloof ik.

Een paar uur later was ik thuis, met hechtpleisters boven mijn ogen, een stapel ijskompressen en plastic potje met daarin de vleesreepjes die er tussenuit waren gehaald. (Om dat laatste had ik speciaal gevraagd, ik wilde op mijn gemak kunnen bekijken hoeveel er was verwijderd. Veel.) Ik fotografeerde mijn ogen en de flapjes, weerstreefde de aanvechting om mijn katten mijn overtollige vlees te voeren en dronk een fles Cava met een goede vriendin om ‘t te vieren.

Rood, blauw, bruin, groen en geel werd ik en na zes dagen mochten de hechtingen eruit. Ik stond paf van het verschil. Mijn ogen waren open. Ik had weer bovenoogleden en wimpers! Ik fotografeerde weer, stuurde de foto’s naar mijn ouders en mijn moeder belde dat ik tien jaar jonger leek. ‘Mi­nstens,’ zei ik, ‘maar daar deed ik het niet om. Mijn zorgen zijn weggesneden!’

(7 april 2007, zes dagen na de operatie, de hechtingen er net uit)

Zo voelt het inderdaad. Alsof ik een punt achter de kanker heb gezet, alsof ik mijn lichaam weer terugheb. Alsof ik de zaak weer een klein beetje naar mijn eigen hand heb kunnen zetten.

En ik werd prompt verliefd. Ik vertelde dat aan mijn collega Mieke. ‘Oh, op die meneer waar je ‘t laatst over had?’ vroeg ze. ‘Nee,’ zei ik, ‘op een vrouw met wie ik jaren geleden al een verhouding heb gehad. Sinds een paar jaar zien we elkaar weer, en de afgelopen weken verschoof er iets in me. Ik viel weer voor ‘r.’ Het was de mevrouw van de Cava. ‘Goh,’ zei Mieke, en gebaarde naar mijn herboren wimpers. ‘Met recht een eye-opener.’

Pashokje

Een paar maanden na mijn amputatie heb ik mijn oude bikini uitgeprobeerd. ‘t Ging, maar ‘t was wel wat frommelig met die lege cup. En een bikini tot zeeroverbeha ombouwen gaat me wat ver. Ik heb geen behoefte mijn afwezige borst te verdoezelen, maar ik hoef nou ook weer niet iedereen te shockeren. Dus op naar de winkel voor een badpak

Bij Livera had ik er een paar uitgezocht, modellen die ook passen met maar één borst. Terwijl ik ze aan- en uitdeed, hoorde ik de conversatie in het pashokje naast me.

‘Maar dit staat helemaal niet!’
‘Wat is er dan mis mee, mam?’
‘Nou kijk dan, er zit een deuk!’
‘Ach dat valt best mee, mam, ik zie het helemaal niet.’
‘Ik heb het met alle beha’s, er zijn er nog maar een paar die passen.’
‘Kun je er geen watten indoen, dan?’

Borstkanker is overal. Mams mokte, en dochterlief maakte er een praktisch probleem van (watten) maar ik geloof niet dat ‘t de praktische kant was waar mams mee zat. Ik had erg de neiging iets over de muur van het pashokje heen te roepen.

Uiteindelijk vond ik een zwart badbak met witte lijntjes waar ik de cup makkelijk uit kon slopen. Rechts valt-ie mooi glad, links heb ik een borst. Zonder deuk.

Neuzen

Het puntje van mijn neus doet al maandenlang binnenin bij vlagen vreselijk zeer en is geregeld ontstoken. Soms zijn het scherpe steken die de tranen in mijn ogen brengen, andere keren snif ik een week achtereen letterlijk onophoudelijk. Thuis prop ik dan heel praktisch een tissue in een neusgat om de stroom nattigheid in te dammen, buitenshuis – decorum boven alles – behelp ik me met alras kletsnat wordende zakdoeken. In het puntje van mijn neus zitten geregeld korstjes die pijnlijk zijn als ik alleen maar langs mijn neusvleugel strijk en die idioot zeer doen bij al dat snuiten. In mijn neusvleugel ontstond een week lang een kloppend abces dat uiteindelijk vanzelf verdween. Soms bloedt mijn neus.

Wist u dat herceptin dat als bijwerking heeft? Mijn oncoloog ook niet. Wij patiëntjes inmiddels wel. Kwestie van ervaringen naast elkaar legen. Toen ik navraag deed bij andere bezoekers van het borstkankerforum van De Amazones, waren er binnen een dag een stuk of vijftien andere herceptingebruiksters die precies dezelfde verschijnselen meldden. Dat is geen toeval meer.

Waar dat gedoe met die nagels vandaan komt, daar zijn we nog niet helemaal uit. Veel van ons hebben ineens last gekregen van nagels die overdwars scheuren en splijten, een beetje alsof je je nagels net zo lang in de lengte hebt samengeperst tot er een barst in kwam of een schilfer vanaf sprong. We vermoedden dat het een na-affect van de chemo is. Wat tijdens de chemo in het nagelbed groeide, heeft nu de bovenkant van de nagels bereikt. Als die theorie klopt, loop ik nog een maand of vijf met gespleten nagels.

Het zijn natuurlijk kleinigheden, dat is het punt niet, en ze wegen niet op tegen de voordelen. Terwijl ik geen jaar depressie of vijf jaar stramme gewrichten overheb voor het verbeteren van mijn kansen, wil ik gerust een jaar rondlopen met onooglijke nagels en een zere neus.

Wat me intrigeert is dat het gaat om bijverschijnselen die niet op voorhand worden gemeld bij de introductie van de therapieën – niemand van ons is gewaarschuwd voor dergelijke nevenwerkingen – en die toch dusdanig vaak blijken voor te komen dat ze bij ons Amazones schering en inslag zijn. Vinden artsen ze niet belangrijk genoeg om te melden? Dat zou een rare ivoren-torenopvatting zijn: de vraag of een bijwerking van belang is, kan uit de aard der zaak nooit door artsen alleen bepaald worden. Waarschijnlijker acht ik het dat oncologen – zie de mijne – zulke bijwerkingen simpelweg niet kennen.

Omgekeerd zullen patiënten hun specialist ook niet snel vertellen over nagels en neuzen. Dat klinkt zo pietluttig, je komt er voor die Grote Boze Kanker immers, en voor je het weet voel je je een zeur. Een beetje alsof je in oorlogstijd begint over de afbladderende lak van je kozijnen. Maar onder elkaar vertellen we er wel over – we merken iets raars, iets dat we voor de oorlog nog niet hadden – en vinden we soms remedies.

Het verbaast me eigenlijk dat specialisten en onderzoekers niet vaker meelezen op patiëntenfora. Het is de manier om patiënten in het wild te observeren, om te zien waar we nu echt last van hebben, wat de ziekte en de behandeling allemaal met ons doen. Het is voorts bij uitstek de plaats om eens op uw gemak alles na te lezen waarmee we u niet lastig durven te vallen en wat we toch op ons hart hebben. Dat ik hier als oorlogsverslaggever ben aangesteld is een goed ding, maar niets let u om op eigen houtje te komen neuzen in onze wereld.

17 april 2007 / MC 27 april 2007

Relatie borstkanker en menopauzale hormonen

In de New York Times twee artikelen over het verband tussen borstkanker en hormonen tegen de overgang. Sinds dergelijke hormonen minder vaak, of in lagere doseringen, worden voorgeschreven is de stijgende lijn in het aantal gevallen van borstkanker voor het eerst in jaren gedaald. Niet dat alle vormen van borstkanker daarmee zijn verklaard, De Amazones zijn daar het levend bewijs van, maar toch.

Om op de site van de NYT te lezen moet je je (gratis) registeren.

Sharp Drop in Rates of Breast Cancer Holds

By GINA KOLATA
Published: April 19, 2007

Breast cancer rates fell sharply in 2003, and the lower rate remained in 2004, researchers are reporting today. The finding, they say, fits with a hypothesis they advanced last December when they had data only from 2003. At that time, national data showed that breast cancer rates fell by nearly 15 percent in the 18 months from July 2002 through December 2003.

The most likely reason for the fall in rates, the investigators, led by Donald A. Berry of M. D. Anderson Cancer Center in Houston, said, was that large numbers of women stopped taking hormone therapy for menopause. And that therapy, a combination of estrogen and progestins, can increase the incidence of breast cancer. Now, with the 2004 data, the researchers say the effect is less likely to be an anomaly. If rates had gone up again, they explain, it would have meant that their hypothesis was incorrect.

The analysis relied on ‘statistical sleuthing,’ said Dr. Berry, head of the division of quantitative sciences at M.D. Anderson and senior author of the paper published today in The New England Journal of Medicine. Over all, in 2003 and 2004, there were nearly 10 percent fewer breast cancer cases than expected. It is the first substantial drop in breast cancer incidence in more than a quarter century. And it involved women age 50 and older, not younger women, and nearly all the decline was in the common type of breast cancer, fed by estrogen, the so-called estrogen-receptor-positive tumors.

(lees hier verder – je kunt je gratis registreren.)

Hormones Can Raise Breast Cancer Risk

By THE ASSOCIATED PRESS
Published: April 19, 2007

ATLANTA (AP) — Research on two continents signaled more bad news for menopause hormones, offering the strongest evidence yet that they can raise the risk of breast cancer and are tied to a slightly higher risk of ovarian cancer. New U.S. government numbers showed that breast cancer rates leveled off in 2004 after plunging in 2003 — the year after millions of women stopped taking hormones because a big study tied them to higher heart, stroke and breast cancer risks. Experts said the leveling off shows that the 2003 drop in the cancer rate was real and not a fluke.

From 2001 to 2004, breast cancer rates fell almost 9 percent — a dramatic decline, researchers report in Thursday’s New England Journal of Medicine. The trend was even stronger for the most common form of the disease — tumors whose growth is fueled by hormones. Those rates fell almost 15 percent among women ages 50 to 69, the group most likely to have been on hormone pills. At the same time, a study of nearly 1 million women in the United Kingdom showed that those who took hormones after menopause were 20 percent more likely to develop ovarian cancer or die from it than women who never took the pills. That study was published online by the London-based journal The Lancet.

For consumers, the new research doesn’t change the advice to use the lowest dose for the shortest time possible for hot flashes and other menopause symptoms that can’t otherwise be controlled. For cautious scientists, the new breast cancer numbers were more evidence of the hormone-breast cancer link.

(lees hier verder.)

Eén jaar verder

net na de operatieEen jaar geleden werd mijn borst eraf gesneden.’Ben ik een borst kwijtgeraakt’ vind ik een raar eufemisme: alsof ik die borst ergens heb neergelegd en – heel slordig – ben vergeten waar, maar ‘m morgen of volgende maand nog kan terugvinden, onderin het keukenkastje bijvoorbeeld, of anders misschien op een plank in de berging. De uitdrukking klinkt ook te netjes, te weinig fysiek, hij ontkent de kerf in mijn vlees, negeert dat me iets is afgenomen, dat ik nog maandenlang alleen maar bloeduitstortingen had waar eens een rechterborst zat.

Het is vandaag precies een jaar geleden dat ik bijkwam uit de narcose en tot mijn eigen verrassing alleen maar opgelucht was, terwijl ik de nacht ervoor nog dacht dat ik er echt niet tegen zou kunnen dat mijn lichaam zo aangetast zou worden. Een paar uur na de ingreep zat ik onverwacht blij in bed.

Het was vandaag precies een jaar geleden, en vanmorgen zat ik bij de oncoloog voor controle. En om te vertellen dat ik er niet aan begon, aan die hormonen. Ik zette mijn overwegingen uiteen en hij legde zijn argumenten uit. Vanaf zekere leeftijd helpen hormonen evenveel om terugkeer te voorkomen als chemo, legde hij uit, maar hij vertelde er eerlijk bij dat dat oud onderzoek was en dat ze geen idee hadden hoe dat zat nu ze wisten van her2neu en er ook herceptin was. Hij snapte dat ik na maandenlang geworstel met depressies geen zin had in weer stemmingswisselingen, en dat vijf of zeven jaar pillen slikken erg lang is en elke keer, elke dag, een wilsbesluit vergt. En ik had al zo doorgezet met de herceptin. Ooit houdt het op.

‘Misschien kunnen we afspreken dat we het nu zo laten en dat we er later nog eens op terugkomen?’ vroeg-ie. ‘Als je daaraan hecht,’ antwoordde ik, ‘maar ik geloof niet dat ik er over een half jaar anders over denk, dat kan ik er maar beter meteen bij vertellen.’ Hij lachte, en vertelde dat hij twee weken geleden een borstkankerpatiënte had die wou stoppen met de hormonen. Ze is filmmaakster en kon sinds ze die pillen nam niet meer dromen, en was zo een belangrijke inspiratiebron kwijtgeraakt. Ze wou haar fantasie terug en had ‘m gezegd dat hij die pillen in zijn haar kon smeren. Hij vond dat ze een sterk argument had.

Ik vertelde van mijn spit. Die zakt flink maar hij zit er nog, mijn rug blijft stijf, en de pijn straalt vreemd uit naar de voorkant van mijn bekkenbot. In november had ik ook al spit, zij het minder erg. Ik biechtte op dat de gedachte wel ‘s opkwam of dat nou een uitzaaiing zou kunnen zijn. Hij voelde en duwde wat, zei dat de kans klein was, maar als ik er over vier weken nog last van had moest ik toch even terugkomen.

‘Kan dat, een uitzaaiing zo laag, is het niet logischer dat die in je bovenlichaam komt dan in je onderrug? En wanneer moeten er bellen gaan rinkelen?’ Nee, zo’n onder-bovenlogica is er niet, zei de oncoloog, en gaf me twee heldere vuistregels wanneer ik me wel zorgen moet maken. ‘Als de pijn gaandeweg erger wordt. Als-ie na een paar dagen afneemt is er waarschijnlijk niks aan de hand, of nou ja, dan kan het iets anders zijn maar hoef je in elk geval niet meteen aan kanker te denken. En het is een ánder soort pijn dan je kent. Het is geen gewone hoofdpijn, geen gewone rugpijn.’ Heerlijk, zo’n arts.

Die middag belde de chirurg met de uitslag van de mammografie van vorige week. Er moet voortaan jaarlijks een foto van mijn resterende borst worden gemaakt. De foto was goed te beoordelen, het klierweefsel was goed te zien, en mijn borst was schoon. Ik heb mijn eerste APK te pakken.