Tweespalt onder de bewakers

drm slotGisteren kwam het tot een publieke breuk tussen twee groepen die elk het web wensen te redden. Aan de ene kant staat het World Wide Web Consortium (W3C), dat de standaarden voor het web definieert – en dus de regels voor browsers en hun achterliggende protocollen. W3C werd in 1994 opgericht door Tim Berners-Lee, de uitvinder van het web en van html; hij is nog altijd de directeur ervan.

Aan de andere kant staat de Electronic Frontier Foundation (EFF), zeg maar de Amerikaanse grote zus van Bits of Freedom, die in dit conflict tal van internationale associaties van bibliotheken, veiligheidsexperts, advocaten, professoren en burgerrechtenverdedigers achter zich weet. Plus – het moet worden gezegd – ook een flink deel van de werknemers van het W3C zelf.

Wat je noemt een majeure clash. Wat is er zo omstreden aan de nieuwe standaarden van het W3C?

Om video’s en andere visualisaties in browsers te laten zien, zijn nu vaak externe plug-ins nodig. Die zijn niet altijd veilig: denk aan alle zwakheden waarmee Adobes Flash haar gebruikers in de afgelopen jaren heeft opgezadeld. Zodoende dacht het W3C: laten we regels opstellen waarmee browsers zulke dingen voortaan zelfstandig kunnen afhandelen. ‘Wacht even’, zeiden de grote content distributors toen – denk Netflix, Amazon, tv- en filmmaatschappijen – ‘wij bieden hoofdzakelijk beschermd materiaal aan op het web, en dan moet je onze bescherming dus óók inbouwen in die nieuwe browserprotocollen van jullie’.

En dat deed W3C, onder groot protest van iedereen die heeft gezien welke ellende zowat ieder recent systeem voor digital rights management (drm) heeft aangericht. Zo is het verbreken van drm, ook voor onderzoeksdoeleinden, in allerlei landen inmiddels tot strafbaar feit verheven. Dat maakt onderzoek naar zwakheden en lekken tot een riskante onderneming, zelfs op universiteiten.

W3C weigerde een clausule in haar nieuwe standaarden op te nemen die zulke onderzoekers zou vrijwaren. Ook voor legaal hergebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal wilden ze geen provisies opnemen; citaten, satire, educatie, studie: het valt allemaal buiten de nieuwe standaarden.

En waar W3C gewoonlijk op basis van consensus tot nieuwe standaarden komt, lieten ze het nu plots op een stemming aankomen. De voorstanders haalden minder dan zestig procent van de stemmen, maar dat volstond. De nieuwe standaarden van het W3C werden deze week een feit.

Gisteren stapte de EFF officieel uit het W3C, en publiceerde een open brief waarin ze haar overwegingen uiteenzette. ‘Er is amper een onafhankelijke techneut te vinden die denkt dat drm werkt. Toch heeft het W3C besloten om de zakelijke belangen van bedrijven die niets met webontwikkeling van doen hebben, te laten prevaleren. [..] Het W3C geeft nu vrij baan aan bedrijven die hun privileges eerder hebben misbruikt.’

Als ik u was, zou ik mijn browser de komende jaren niet updaten.

Punt NL

Gisteren vierde .nl feest: het was precies dertig jaar geleden dat de allereerste Nederlandse domeinnaam geregistreerd werd. Maar die prestatie was groter dan hij in eerste instantie klinkt: Nederland was daarmee namelijk het eerste land ter wereld dat een eigen top-level domein kreeg. Tot 25 april 1986 kende het prille internet alleen top-level domeinen naar het type gebruikers: .mil, .gov. edu, .com en dergelijke. Voor landen bestonden er geen aparte top-levels.

Piet Beertema, indertijd werkzaam bij het Centrum voor Wiskunde en Informatica – en van daaruit sterk betrokken bij de ontwikkeling en structurering van internet, dat tot dan toe nog hoofdzakelijk Amerikaans georiënteerd was – realiseerde zich vrij vroeg dat wanneer Europa ook grootscheeps het internet op zou gaan, er meer domeinnamen en vooral: ándere top-levels nodig zouden zijn, teneinde iedereen plaats op internet te bieden.

Beertema promootte een landensysteem, waaraan we de huidige systematiek van de.nl, .de , fr, .ca en .nu top-levels te danken hebben. In een balorige bui dacht hij: ‘ik probeer het gewoon,’ en deed bij Darpa – dat het Domain Name System beheerde – een aanvraag voor een domeinnaam met een Nederlands top-level. ‘Het zal wel niks worden, maar we zien wel wat er gebeurt,’ zei hij nog. Het lukte. Beertema was daarmee de eerste ooit die een domeinnaam op landniveau registreerde: het illustere cwi.nl, nu dus dertig jaar oud.

Tien jaar lang beheerde Beertema het hele Nederlandse top-level domein: wie een domeinnaam met punt NL wilde, moest bij hem wezen. Toen het werk hem eind 1995 boven het hoofd groeide, droeg hij de Nederlandse domeinregistratie over aan SIDN: de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland. Er waren toen ruim 9000 Nederlandse domeinnamen.

Domeinnamen waren lange tijd een vreemd verschijnsel voor de buitenwacht, internet was iets voor nerds en stond nog mijlenver af van de ‘gewone’ wereld. Ik herinner me mijn vreugde toen ik voor het eerst een voetnoot in een krantenartikel zag (uiteraard in het wetenschapskatern, voor het gewone nieuws was internet nog echt een stap te ver) daarin een verwijzing naar een website waar meer over het onderwerp te vinden was, en later mijn plezier toen ik in de reclametekst op een busje een url zag staan (nog heel ouderwets met http:// ervoor). Als er toen mobieltjes met camera’s hadden bestaan, had ik indertijd zonder aarzelen een foto van die reclametekst gemaakt…

Internet is nog geen twintig jaar ingeburgerd, en de veranderingen die het medium teweeg heeft gebracht, zijn enorm. Het is nu al moeilijk je voor te stellen hoe je zonder internet kunt leven: geen e-mail, geen sms, geen Google, geen WhatsApp, geen Twitter, geen Facebook, geen Wikipedia, geen newsfeed, geen live blogs bij groot nieuws.
E
n Piet Beertema indertijd maar denken: ‘Ach, ik probeer het gewoon. Het zal wel niks worden, maar je weet maar nooit…’

Robuuste rechters

De rechter die in 2013 het grootschalige, ongerichte bijhouden door de NSA van alle telefoongesprekken van de bevolking afwees, maakte gisteren korte metten met de afluisterstaat. Indertijd oordeelde Richard Leon dat zonder aanzien des persoons bijhouden wie wanneer, hoelang en vanaf welke locatie met wie belt, ongrondwettig was – en griezelig Orwelliaans. Niettemin bood hij in zijn uitspraak de NSA alle ruimte om de boel te repareren.

Maar iedereen pleegde obstructie. Individuen uitsluiten van massasurveillance kon écht niet, dat zou het hele systeem ondermijnen, zei de NSA. ‘Er komen binnenkort betere wetten,’ zei de Amerikaanse overheid. ‘Wij hebben toch toestemming gegeven? Dan mag het dus wél!’ zei het Congres.

Deze week – twee jaar later – was rechter Leon het beu. Volkomen beu. Hij vonniste gisteren dat de NSA per direct moet stoppen de metagegevens bij te houden van de telefoongesprekken die de eiser voert. Kan de NSA niet één enkele persoon uitzonderen van haar surveillance? Jammer voor de NSA: dan maar helemaal stoppen met het bijhouden van zulke gegevens van totaal onverdachte burgers. Leon: ‘De regering vraagt mij de facto om goed te keuren dat ze een sleepnet van ongekende proporties over alle burgers uitwerpt.’

Had het Amerikaanse Congres ingestemd met deze grootschalige privacy-inbreuk? Doet er niet toe, sneerde Leon. Immers: het Congres mág helemaal geen toestemming geven voor wetten en praktijken die ongrondwettelijk zijn. ‘Het intrinsieke doel van het grondwettelijke recht op privacy zou volledig worden ondermijnd wanneer dit hof zich neerlegt bij de overtuiging van het Congres dat ieders persoonlijke vrijheid opgeofferd dient te worden in de strijd tegen hedendaags kwaad.’

Leons vonnis boet enigszins aan fermheid in wanneer je weet dat de bewuste afluistermaatregel over drie weken sowieso afloopt, en vervangen wordt door een nieuwe wet. Niettemin zet hij een nieuwe toon: massaal onverdachte mensen volgen, is serieus ongrondwettelijk, en gelegenheidswetgeving doet niets aan dat principe af.

Vorige maand was er hier een vergelijkbare overwinning: de langlopende rechtszaak die de Oostenrijker Max Schrems tegen Facebook voerde, en die nu eindelijk op Europees niveau wordt uitgevochten, leidde tot de uitspraak dat persoonlijke gegevens van Europese burgers niet op Amerikaans grondgebied mogen worden bewaard – waar ze feitelijk vogelvrij zijn, want wij vallen niet onder Amerikaans recht – en een deugdelijke Europese bescherming vereisen.

Als toetje oordeelde de Brusselse rechter gisteren dat Facebook niet langer gegevens mag bijhouden van bezoekers en passanten die zelf geen Facebooklid zijn. Per vandaag moet Facebook daarmee ophouden, op straffe van een boete van een kwart miljoen euro per dag.

Wie zijn rechten lief heeft, moet tegenwoordig bij het gerechtshof zijn – niet bij de politiek. Vandaag vierde ik een feestje voor de rechtstaat. En voor robuuste rechters.

Felipe op de BBA2015

Bij de Big Brother Awards 2015 sprak ik onderstaand in memoriam uit voor vriend en internetpionier Felipe Rodriguez.

Meteen na mijn speech kondigde Hans de Zwart, de directeur van Bits of Freedom, aan dat de positive prijs die regelmatig tijdens de BBA wordt uitgereikt, wordt hernoemd: die heet nu niet langer de Winston Award, maar de Felipe Rodriguez Award. Een prachtige geste.

***

In Memoriam Felipe Rodriguez

Zonder hem geen XS4all. Zonder hem geen DDS. Zonder hem geen Meldpunt Kinderporno. En zonder hem geen Bits of Freedom.

Eerder deze maand overleed Felipe Rodriguez. Hij was pas 46 en was al een jaar of zes uit het publieke leven verdwenen, maar had op zijn veertigste al een CV dat menig tachtigjarige jaloers zou maken.

Felipe was een van de vele Nederlandse hackers die sinds eind jaren tachtig op bulletin boards rondhingen. Hij had zijn eigen BBS, Utopia, en via een bevriende sysadmin bij de Universiteit van Amsterdam hadden hij en zijn maten toegang tot internet. Op een nacht ontdekte hij, zoals zijn vriend Rop Gonggrijp het uitdrukte, dat alcohol en internet vaak niet goed samengaan. Het gevolg: Utopia en HackTic verloren hun gedoogde toegang tot internet.

Zoals alle hackers was Felipe inventief. Op de achterkant van een bierviltje becijferde hij dat als ze nu een bedrijfje werden en zélf een huurlijn naar NLnet inkochten en die verbinding met 500 mensen deelden, ze quitte zouden spelen. Felipe legde het geld op tafel, bestelde de huurlijn, servers en modems, en zo ontstond XS4all: de eerste publieke internet provider in Nederland, betaald uit de opbrengst van Felipes Spaanse restaurant. XS4all, de enige provider ter wereld die haar beginkapitaal vond in pulpo, paella en patatas bravas.

Tijdens een lange avond op Hacking at the End of the Universe, in 1993, verzonnen Felipe en Marleen Stikker samen De Digitale Stad, een gratis ISP gemodelleerd naar het concept van een stad, compleet met gemeentehuis, postkantoor, kiosk, huizen, pleinen, cafés en rosse buurt. Het werd een model dat overal ter wereld werd gekopieerd.

Felipe blonk uit in tactisch, nuchter nadenken. Waren er conflicten of ruzies, dan was hij altijd de eerste om mensen de hand te reiken: hij nodigde tegenstanders uit voor een kop koffie of voor een maaltijd in zijn restaurant Centra. Hij was een meester in de-escaleren, hij krabde alle eelt en ideologie van meningsverschillen af.

Presten politici om censuur van internet – terroristen! kinderporno! – dan kalmeerde hij ze. Censuur helpt niet, je schaadt altijd meer dan je redt, en bovendien verlies je zo het zicht op wat er gebeurt. Beter was het om goede procedures voor meldingen van overlast en misdaad te scheppen, rechercheurs op te leiden, sporenonderzoek te doen en gebruikers op te voeden.

En Felipe realiseerde zich al vroeg dat internet alleen sterk kan blijven wanneer niet alleen bedrijven en aanbieders zich organiseren. Ook de gebruikers van internet hebben hun eigen organisatie nodig: het verdedigen van digitale burgerrechten kun je qualitate qua niet overlaten aan ISP’s. Alleen wanneer ook de belangen van burgers worden vertegenwoordigd, kun je hopen op een waarlijk robuust internet.

Dat was het begin van Bits of Freedom. De eerste jaren was het heel hard werken, met weinig geld. En elke keer dat Bits of Freedom weer eens dreigde om te vallen, gaf Felipe gul.

Felipe was het hart van ons internet. Zonder hem geen XS4all, geen DDS, geen Meldpunt Kinderporno. En zonder hem geen Bits of Freedom.

Felipe: het was een eer je te hebben gekend.

Felipe

[Mijn afscheidsrede op de begrafenis van Felipe Rodriquez. Felipe overleed op 6 oktober 2015 aan de gevolgen van MS, en hij was godverdomme pas 46 jaar oud. Ik leerde hem in 1994 kennen en hij werd alras een goede vriend. Ik heb buitengewoon veel van hem geleerd en veel van hem genoten. Deze foto van ons tweeën is genomen in september 1995, toen we overlegden over de rechtszaak die Scientology tegen XS4all en mij had aangespannen.]

Felipe was het hart van ons aller internet. Hij was oprichter van XS4all, medeoprichter van De Digitale Stad — och wat, yada yada, yada yada, daar gaat het nu niet over. Zijn CV kennen we toch allemaal?

Ik wil liever vertellen over wat Felipe niet was, en een paar van zijn minder bekende kanten belichten.

Hoe nuchter en slim Felipe meestal ook was: hij hield enorm van mystificaties, en loog er bij vlagen vrolijk op los. Kijken hoe lang hij je voor het lapje kon houden, hoe ver je mee zou gaan in zijn met verve gespeelde verhaal. Zo heeft hij jarenlang volgehouden dat je zijn achternaam met een Q schreef. Een kwalijke vergissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand, legde hij omstandig uit. Hij was zodoende Rodriquez, met een Q, écht waar hoor! Tot op de dag van vandaag trapt zowat iedereen erin. En hij maar giechelen.

De vermoorde onschuld uithangen, dat kon-ie ook heel goed. ‘Maar beste Julia,’ zei hij tegen de woordvoerster van Scientology. Hij keek haar aan, legde zijn hand kort op de hare en gooide wat extra warmte in zijn stem: ‘Je begrijpt toch dat ik klachten over mijn klanten eerst terdege moet natrekken?’ Dan bloosde Julia Rijnvis haars ondanks en was ze eventjes totaal de draad kwijt. Wat Rijnvis niet wist, was dat de man met dat platte accent die haar daags ervoor had gebeld met een grillig spervuur aan vragen en die allerlei informatie had weten los te lullen, diezelfde Felipe Rodriguez was geweest.

Ja, Felipe was zeer geëngageerd. Maar hij was vooral een meester in het de-escaleren. De dingen lichter maken, de standpunten opener, de verdedigingslinies minder gewapend, de toon lichter, de proporties feitelijker. Niet dat-ie op compromissen uit was – helemaal niet: Felipe wilde vooral het eelt en de ideologie van conflicten wegkrabben. Hij keek liever naar wat er nu écht aan de hand was.

Ja, hij was ziek, al snel zelfs ernstig ziek. Maar hij is nooit zielig geweest. Eerst dacht-ie dat hij de MS er met zijn wilskracht wel onder zou krijgen, of anders met diëten. Maar ook toen zette hij niet alles op zijn eigen kaarten in: hij investeerde tegelijkertijd fors in een mogelijk medicijn. Helaas hielp hem dat allemaal niks.

Zelfs toen werd hij niet zielig. Het was zoals het was, vond Felipe, en bovendien was alles goed: want inmiddels was hij samen met Joke, de liefde van zijn leven. Hoe ziek Felipe ook was: wanneer Joke de kamer binnenkwam, lichtten zijn ogen op. Dan straalde hij. Iedere keer weer.

Felipe was, tot veler verrassing, ook religieus. Niet met een uitgewerkt godsbesef erbij, laat staan met duivel of hel: hij was eerder cultureel katholiek. Vandaar wellicht zijn morele gulheid bij conflicten: wie bakzeil haalde, vergaf-ie direct, zonder je ooit boetedoening of weesgegroetjes op te leggen. Ook zijn grenzeloze optimisme werd door zijn cultureel katholicisme geschraagd, denk ik wel eens. Felipe ging er ten diepste van uit dat alles uiteindelijk goed zou komen. Het was een kwestie van volhouden, en onderwijl vertrouwen houden.

Zijn vage geloof was op sommige punten zelfs buitengewoon stellig: met Joke wilde hij per se trouwen, juist ook in de kerk. Euthanasie was om dezelfde redenen voor hem nooit aan de orde. Bovendien: zijn tijd met Joke moedwillig bekorten? Hij piekerde er niet over, hij genoot immers van elke seconde met haar.

Felipe, we hebben helaas al te lang moeten oefenen in je missen.

Het is niet anders. Het is zoals het is, en je was prachtig. Bovendien: je laat ons je hart na. Dank je wel – voor alles.

‘Going Clear’

Dinsdag 19 mei zond de VPRO “Going Clear” uit, de spraakmakende documentaire die Alex Gibney recent over Scientology maakte. Gibney geeft een historisch overzicht van de sekte en doorspekt dat met de verhalen van ex-leden. Het bijzondere van deze documentaire is dat al die ex-leden stuk voor stuk lang hebben meegedraaid en zeer hoog in de organisatie hebben gezeten. De meesten van hen zijn kort geleden vertrokken, ze kennen de club als hun broekzak, en ze klappen nu flink uit de school. Ze vertellen over manipulatie, uitbuiting, mishandeling, wangedrag, oplichterij, chantage, dwangarbeid en zelfs opsluiting, en het meest pijnlijke van alles: over het bedrog en zelfbedrog dat ze tijdens hun verbijf bij de sekte pleegden.

De documentaire is zeer indrukwekkend. Op een enkele -naar mijn idee trouwens totaal overbodige- gedramatiseerde scène na, wordt de geschiedenis van Scientology en het relaas van de ex-leden zonder opsmuk uit de doeken gedaan: de feiten kunnen gerust voor zichzelf spreken. De gezichten van de ex-leden zeggen voldoende.

Floortje Smit interviewde me voor VPRO’s “Nooit meer slapen” over Scientology en over Gibneys documentaire. Dat radiofragment is hier te beluisteren. (Duur: 10 minuten.) ‘Going Clear’ is nog tot 26 mei hier terug te zien. Jammer dat-ie niet wat langer beschikbaar blijft! Toevoeging d.d. 24 mei: die niet-ondertitelde versie staat momenteel in z’n geheel op Youtube.

Cybergruwelen

‘Cyberoorlog staat op uitbreken,’ kopte de krant vorige week. Het klonk bijna opgetogen. Maar zoals nerds al aan het eind van de jaren negentig doorhadden; alles waar het predicaat cyber bijgeplakt werd, was gekunsteld hip of marketingpraat, of erger: allebei. Cybersex. Cybernaut. Of (gruwel) cyberfeminisme. En nu dus: cyberoorlog.

Catastrofale aanvallen staan te wachten, wist de deskundige, de virtuele oorlog is ons voorland. Her en der voeren kwaadwillende clubjes dergelijke aanvallen al uit, overal staat de malware klaar, hield de deskundige ons voor. Het wachten is op een schurkenstaat die al die initiatieven aaneen klinkt, en dan rijst-ie in alle omvang op: de cyberoorlog. Nou, berg je dan maar!

Waarom klonk dat nou bijna verlekkerd?

Misschien omdat de man verdiende aan het spinnen van zulke apocalyptische visioenen: voor HP werkt hij aan de virtuele veiligheid van overheden, en ja, dat concept moet verkocht worden. Of misschien was het omdat het rijtje van verdachte staten dat hij noemde, het aloude rijtje was: Iran, Noord-Korea, China. (Irak is uit de vaste opsomming weggevallen en wordt binnenkort vervangen door ISIS. Of beter: CyberIsis, om nog eens te benadrukken hoe eng ze zijn.)

Opmerkelijk is dat de man Israël en de VS niet in het rijtje plaatste: de twee enige overheden van wie tot nu toe bekend is dat ze doelgericht een computervirus op een ander land hebben losgelaten, Stuxnet, dat onverwacht – maar dat heb je nu eenmaal snel met computervirussen – ook buiten Iran opdook. Dat maakte zijn verhaal ineens wat hol. Oude schurkenwijn verkopen in nieuwe, en dus hoger geprijsde zakken – dat was wat hij deed. De oude riedel: zij zijn de vijand en wij moeten onszelf beter bewapenen. Met cyberbewapening! En we moeten de systemen van de vijand binnendringen om aanvallen te voorkomen!

Terwijl de kwetsbaarheid van computersystemen me zeer aan het hart gaat: een cyberversie van de wapenwedloop propageren is niet de oplossing. Dat pad zadelt ons op met geheime diensten die doelgericht gaten in software laten maken, met spionagediensten die permanent hun bevoegdheden misbruiken, met massasurveillance die tijd, geld en aandacht vreet en amper iets oplevert, met ondoorzichtige en warrige systemen.

Willen we onszelf beter beschermen, dan doen we er goed aan om rustiger om te springen met automatisering, connectiviteit en verknopingen. We zouden cruciale infrastructuur niet op een en hetzelfde netwerk moeten zetten: koppel de elektriciteitscentrales niet aan internet, zorg ervoor dat cash geld in roulatie blijft, zorg voor aparte frequenties, houdt FM in de lucht, en knoop niet alles aan elkaar.

En vooral: we moeten bescheidener worden in onze eisen. Waarom moet een infuuspomp aan het internet? Waarom wil je in hemelsnaam wifi bieden aan vliegtuigpassagiers, wanneer dat de boordcomputer kan compromitteren?

Wie alles aan elkaar knoopt, maakt zichzelf kwetsbaar. Daar is geen aanval voor nodig: een lastige bug volstaat.

Valse vrienden

Ineens kreeg ik op Facebook vriendschapsverzoeken van wildvreemde Afrikaanse mannen, die stuk voor stuk profielfoto’s hadden waarin ze smachtend in de lens keken. Ook kreeg ik veel persoonlijke berichtjes van andere Afrikaanse mannen die me schreven dat ze geraakt waren door mijn prachtige verschijning. Vast vleiend bedoeld, maar vermoedelijk waren de berichten het gevolg van mijn verse status van weduwe. Ik was het doelwit van een nieuw type Nigeriaanse scam, dacht ik, en klikte al die mannen weg.

Er gebeurde weer iets raars op Facebook. Ik bleek om de haverklap pagina’s te hebben geliked die ik nog nooit in mijn Facebookbestaan heb gezien, en als ik ze wél had gezien, piekerde ik er niet over om ze te leuk te vinden. ‘Vrienden van Nederland’, bijvoorbeeld, een pagina waar ik werkelijk geen enkele affiniteit mee heb. ‘Facebook wil zulke paginabeheerders vast laten zien dat het loont om er met je clubje te leuren, dacht ik, en haalde elke valse like weg waarop ik Facebook betrapte.

Vervolgens kwamen er vriendschapsverzoeken van mensen met iets te fraaie Nederlandse namen – Geertruida Hoogenboom of Mathilde Nooitgedacht enzo – en bleken die mensen bij inspectie geen profiel van betekenis te hebben: ze deden niks op Facebook, maar hadden wel een stapel vrienden.

En tenslotte kwam er een ris niet-smachtende Afrikaanse en Aziatische mannen om mijn vriendschap bedelen. Ze waren allemaal al vriendjes met steeds dezelfde groep halve kennissen in mijn Facebookkring, en deden zelf óók helemaal niks op Facebook, behalve een leuke exotische naam dragen. (Wat goedwillende, meestal middelbare dames steeds naïef deed uitroepen: ‘Wat ontzettend leuk dat je vriendschap met mij wilt sluiten!’)

Toen begon het me te dagen.

Voor Facebook zijn wij, de gebruikers die denken centraal te staan, niet het doel. Wij zijn slechts het middel: wij zijn hun handelswaar. Alles dat wij daar zo graag aan onze vrienden vertellen, is voor Facebook grondstof: onze verhalen en foto’s worden vermalen, verwerkt en verhandeld aan de echte klanten: adverteerders, spelletjesmakers, bedrijven die gerichte informatie over potentiële klanten zoeken, dataminers die profielen willen kruisen om hun mediastrategie te verfijnen.

Maar ja: om hun eigen handel te verkopen en hun aandeelhouders tevreden te stellen, moet Facebook wel steeds bewijzen dat ze heus, eerlijk waar, nog steeds groeien. En dat doen ze dus niet. De aanwas van nieuwe leden stagneert. En dus verzint Facebook tegenwoordig nieuwe deelnemers: ze scheppen steeds meer nepprofielen, nep-likes en nepvriendschappen.

Dat bevalt me eigenlijk wel. Die paniekstrategie van Facebook betekent immers dat de informatie over ons die Facebook te gelde wil maken, vervuild raakt, minder betrouwbaar wordt, en dus: minder waard.

Dus die rare likes laat ik tegenwoordig staan. Want ik vind het leuk wanneer Facebook zichzelf ondermijnt.

 
Edit, d.d. 22 juni 2015: Er blijken ‘Facebook Farms’ te bestaan waar mensen op bestelling valse accounts aanmaken. Hier staat een intrigerend stuk over het fenomeen.

Bedrijven als staat

Raar, dacht Julian Assange: ga je in op een verzoek van Google-topman Eric Schmidt om samen uitgebreid te praten over de toekomst van technologie en internet, en dan neemt Schmidt drie companen mee, allemaal hoge pieten van Buitenlandse Zaken.

Voor Assange was die ontmoeting – ‘one part Google, one part Wikileaks, three parts State Departement’ – aanleiding om de banden tussen Google en het hogere echelon van de Amerikaanse overheid in kaart te brengen. Vooral met de afluisterdienst NSA en het ministerie van Buitenlandse Zaken blijken die hecht: er wordt veel samengewerkt, ze leveren elkaar technologie, en de drie zien elkaars personeelsbestand als natuurlijke kweek- en visvijver.

In zijn recente boek ‘When Google met Wikileaks’ toont Assange vrij overtuigend aan dat Google meer dan internetpolitiek bedrijft. Assange vat het zo samen: ‘Wanner een Amerikaanse internetmonopolist haar invloed in de wereld wil behouden, kan zij de politiek niet links laten liggen. De buitenlandstrategie en economische hegemonie van de VS zijn een noodzakelijke voorwaarde geworden om je eigen marktaandeel te behouden en te vergroten.’

Daar is niks mis mee, zou je kunnen zeggen, maar opmerkelijk is dat Schmidt al doende vaak opereert als een voorpost van de regering. Schmidt is feitelijk een tweede minister van Buitenlandse Zaken, maar dan wel een die zich meer kan permitteren dan de echte, en die bovendien nooit door het Amerikaanse Congres ter verantwoording kan worden geroepen.

Maar Assange staart zich blind op Google. Wat hij beschrijft, zie je bij alle multinationals gebeuren: ze fungeren als schaduwregering, ze voeren diplomatieke missies uit, ze leveren ministers en topambtenaren bij de vleet, en bieden weggestemde staatslieden werk.

Naomi Klein zette een intrigerende gedachtenstap. Zij beweert dat, na de stadstaat, de natiestaat en de federale staten, we nu naar een nieuwe regeringsvorm groeien: de bedrijfsstaten. Op veel punten groeit de invloed van internationale firma’s de ‘gewone’ politiek letterlijk boven het hoofd: via handelsverdragen wordt bedrijfsmacht boven die van individuele naties gesteld. Het nieuwe trans-Atlantische verdrag dat nu in de maak is, TTIP, geeft bedrijven zelfs het recht om schadeloos te worden gesteld indien een verandering in nationaal beleid hun belangen schaadt. Daarmee krijgen ze een ijzersterk wapen in handen om nationaal beleid te blokkeren.

Tekenend is dat delen van de rechtspraak worden overgeheveld naar het bedrijfsleven. De entertainmentindustrie hamert er al jaren op dat zijzelf als politie, aanklager, advocaat en rechter moet kunnen optreden, en wil dit deel van de rechtspraak liefst geheel zelf afhandelen. Ook het TTIP voorziet in rechtspraak door multinationals: als een bedrijf een overheid aanklaagt, zou een mediator – aangesteld door multinationals – in alle beslotenheid een bindende uitspraak moeten doen.

De staat wikt, de multinational beschikt.

Slimme omgeving

Een week voordat Apple haar smart watch introduceerde (hij kan je hartslag meten en met je iPhone praten) publiceerde Bruce Sterling een vernietigend essay over de gedachte erachter. Het zogeheten internet der dingen, waarin onze apparaten ons gedrag vastleggen en met elkaar kunnen praten, zou een ‘slimme omgeving’ scheppen die ons prikkels levert om ons gedrag gunstig te veranderen. Het verhoopte resultaat: meer beweging, minder energieverspilling, verstandiger boodschappen doen, een betere lichamelijke toestand.

De introductie van die slimme technologie wordt door bedrijven voortvarend ter hand genomen, maar Sterling is weinig optimistisch. Welke gegevens worden er precies door die apparaten gegenereerd? Wie krijgen ze? Hebben wijzelf inzage in die gegevens, en wat meer is: hebben we überhaupt enige controle over die gegevens en het gebruik ervan?

De slimme energiemeter die momenteel in Nederlandse huishoudens wordt geïntroduceerd, onderstreept Sterlings punt. Elke twee seconden legt zo’n meter vast welke apparaten in huis aan staan. Die gegevens gaan naar het energiebedrijf, dat huishoudens daarna een advies op maat geeft over mogelijke besparingen. U en ik kunnen niet over die gegevens beschikken, noch horen we wat de rationale achter de erop gebaseerde adviezen is.

De privacy-aantasting is enorm. Uw energiebedrijf weet met zo’n slimme meter hoe laat u opstaat en gaat slapen, hoe vaak u doucht, hoe hoog u de verwarming heeft, hoe vaak u kookt en hoe vaak u iets in de magnetron schuift, ja zelfs precies welke tv-programma’s u bekijkt.

Wij, als leverancier van die gegevens, hebben intussen geen idee wat het energiebedrijf ermee doet en aan wie ze die verkopen. We weten daarom niet of hun adviezen aan ons mogelijk gekleurd zijn door hun eigen deals met koelkast-, lampen- of tv-verkopers. Ook hebben we geen idee hoe veilig onze gegevens – die ons dagelijks leven thuis minutieus in kaart brengen – aan de energiebedrijven worden overgedragen en daar worden bewaard. (Hint: niet erg veilig.)

En handig dat je slimme koelkast alvast een boodschappenlijstje voor je opstelt. Maar wat als de koelkastmaker een deal heeft met Albert Heijn? Kun je zo’n lijstje dan nog vertrouwen, of acht je koelkast zijn eigen inhoud wel erg snel over de houdbaarheidsdatum? Wat als je ziektekostenverzekeraar achter je rug om toegang krijgt tot je slimme boodschappenbriefjes, en die voortaan meeweegt in de hoogte van je premie?

Recent kocht Google een bedrijf op dat leidend is in slimme thermostaten; pal daarna een pionier in brandalarmen en videobewaking voor in huis. Beide bedrijven leveren ongetwijfeld slimme systemen, maar persoonlijk huiver ik bij het idee dat Google ooit over mijn huis zal waken. Google weet al te veel over ons. Zij zijn de laatste die ik inzage wil geven in mijn huishouden, laat staan controle over gegevens die daaruit zijn te halen.

Een slimme omgeving geeft mensen inzicht en controle. Een omgeving die onze gegevens kaapt en buiten onze macht plaatst, is niet slim. Die is doodeng.