Alice nadert

Over nog geen maand (10 maart 2010) komt Tim Burtons Alice in Wonderland uit. Ik popel: zowel Alice als Burton zijn grote liefdes, en Tim Burton is zo ongeveer de enige filmmaker aan wie ik Alice met opgewekt hart toevertrouw. Burton heeft Alice ouder gemaakt: in deze film is ze negentien en gaat ze terug naar Wonderland, waar de Rode Koningin inmiddels stevig heeft huisgehouden. Alice moet Wonderland redden.

Als bonus krijgen we Johnny Depp als The Mad Hatter en Helena Bonham Carter als The Red Queen. Stephen Fry doet de stem van The Cheshire Cat, en Christopher Lee die van The Jabberwock. Een ware sterrencast. Het wordt bovendien een 3D-film. Volgens mij ga ik ‘m minstens drie keer zien. Nog bijna vier weken geduld hebben…

Disney heeft inmiddels allerlei trailers en clips uitgebracht. Hier zijn er een paar:

  • Trailer (klik op het affiche voor de trailer)
  • De acteurs vertellen over hun rol (afgewisseld met flitsen uit de film)
  • Johnny Depp over zijn personage
  • De acteurs over de wereld van Alice.

UPC sucks

In augustus beëindigde ik mijn abonnement op UPC Digitaal, en een maand of drie later ook mijn gewone kabelabonnement.

Vorige week kreeg ik een mailtje van UPC: mijn nieuwe factuur stond online en ik kon hem bij Mijn UPC inzien. (Terzijde: ik haat al die ‘Mijn XX-‘ dingen. Mijn documenten, Mijn foto’s, Mijn UPC – ik krijg daar altijd zo’n akelig My First Pony gevoel bij: alsof het bedrijf in kwestie meent dat alles op kleuterniveau uitgelegd dient te worden omdat ik het anders vast niet begrijp. Terwijl ik toch heus een grotemensenverstand heb. Maar dat, inderdaad, terzijde.)

Eh, een factuur? Hoezo, ik neem toch geen diensten meer af van UPC? Ik toog naar de website om te zien wat er aan de hand was. Ik logde in op Mijn UPC. Ik kon niet bij Mijn Facturen. Dat mocht alleen wanneer ik automatische betalingen zou toestaan, en bij sommige bedrijven – zoals UPC – ben ik daar erg huiverig voor. Bovendien, waarom zou ik UPC machtigen tot wat ook, ik was er immers geen klant? En ware ik wel klant, dan was het een oneigenlijke koppelverkoop: je eerst digitale rekeningen door de strot duwen en dan, als je die wilt inzien, eisen dat je hen automatisch laat innen. Volgens mij mag dat niet.

Met fikse tegenzin belde ik de service telefoon à raison van 10 cent per minuut. Een luttel bedrag maar ik ergerde me eraan dat ik geld moest uitgeven om te zien wat UPC mij in rekening wou brengen. UPC verkwistte minstens twee minuten met een uitgebreid keuzemenu en ‘al onze medewerkers zijn in gesprek’ gedoe. Toen kreeg ik eindelijk een mens aan de lijn.

‘Goedemiddag, met Spaink. Ik kreeg mail dat UPC mij een on-line rekening heeft gestuurd, maar die blijk ik niet te kunnen inzien. Bovendien ben ik geen klant meer van UPC. Kunt u mij vertellen wat die rekening behelst?’
De mevrouw zocht me op. ‘Eh, ja, nee, u kunt die rekening niet online inzien want u bent geen klant meer.’
Ik: ‘Ik wéét dat ik geen klant meer bij UPC ben. En UPC weet dat ook. Is het dan niet raar van UPC om mij een mail te sturen dat ik een rekening heb gekregen die ik alleen online kan inzien?’
De mevrouw: ‘Zo werkt het systeem.’
Ik: ‘Dan is dat een dom systeem.’
De mevrouw: [stilte]
Ik: ‘Kunt u mij dan tenminste vertellen wat er in die rekening staat?’
De mevrouw: ‘Ogenblikje. [..] Oh er staat dat u geld terugkrijgt, het restant van [onduidelijk gemompel]. Dertig euro. Wij boeken dat over maximaal twee maanden terug, dus u kunt dat geld verwachten in, eh, eind februari.’
Terwijl ik denk ‘Dat moest ik ‘s bij jullie proberen, rekeningen pas na twee maanden betalen,’ bedenk ik ook dat boos worden op deze mevrouw weinig zin heeft, zij bepaalt het beleid immers niet. Dus in plaats daarvan zeg ik zoetsappig: ‘Ik wil graag dat u aantekening maakt dat het raar is dat UPC mensen die geen klant meer zijn, rekeningen stuurt die ze alleen kunnen inzien als ze klant zijn én UPC willen machtigen voor automatische incasso.’
De mevrouw: ‘Daar kan ik niks aan doen.’
Ik: ‘Dat begrijp ik, en ik ben ook niet boos op u maar op uw werkgever. Wilt u die aantekening alstublieft maken?’
Ze beloofde het, en ik geloof er geen klap van dat ze ‘t heeft gedaan.

Moderne samenvatting

Een site die ik bijna dagelijks bezoek is AfterEllen.com, waar nieuws over lesbische vrouwen en de media wordt bijgehouden. AfterEllen besteedt daarbij van oudsher vrij veel aandacht aan soaps en series, juist omdat homoseksualiteit daarin zo zelden aan bod kwam; en als er al eens een lesbisch personage is, liep het daarmee vaak verkeerd af. Gelukkig is er na The L Word gaandeweg meer lesbisch kijkplezier op de buis. Zo is er een damesdraad in Grey’s Anatomy ontstaan, en hoewel Callies eerste liefje wel heel abrupt verdween en we zelden iets van passie tussen die twee merkten, is de verhouding tussen Callie en Arizona iets beter ontwikkeld.

AfterEllens ‘recaps’ zijn vermaard. Ze zijn geestig geschreven, met veel culturele referenties, en gelardeerd met goed gekozen stills uit de serie. Sommige recappers zijn zo goed dat je hun stukken ook met plezier leest als je de bewuste serie niet volgt.

Buiten ‘puur’ lesbische personages volgt AfterEllen ook series die een hoog lesbificionado-gehalte hebben. Een daarvan is Gossip Girl: al was het maar omdat zowat de hele serie draait rond de vriendschap tussen Blair en Serena, en die twee zo ongeveer ziek worden als ze onderling ruzie hebben. AfterEllens StuntDouble, die de recaps van Gossip Girl verzorgt, heeft inmiddels een heel moderne vorm ontwikkeld: ze beschrijft elke aflevering in Facebookvorm. Minder makkelijk te volgen dan de normale samenvattingen, maar ronduit hilarisch, slim en inventief. Hats off, StuntDouble!

Taille als tijdsbepaling

Voor het eerst in weken gingen Moz en ik weer naar de sneak (ik mis hem erg sinds zijn doordeweekse verhuizing naar een ver noordelijk eiland – en niet alleen omdat hij mijn filmmaatje is). Vanavond draaiden ze White Lightning’, die in november uitkomt. Hij mag goede recensies hebben maar wat een kutfilm… We zijn na drie kwartier opgestapt.

De film gaat over een Amerikaanse white trash familie in de jaren zestig. Zoon Jesco raakt op zesjarige leeftijd verslaafd aan benzinesnuiven en gaat van inrichting naar internaat en vice versa. De hele film is doordrenkt van fikse hoeveelheden tamelijk grafisch uitgebeeld geweld, en nou kan ik een boel hebben maar ik vermocht niet te zien waar het toe diende of toe leidde, dus toen we getracteerd gingen worden op de moord op Jesco’s vader pakten Moz en ik onze biezen. Zelden zo vaak mijn hand half voor mijn ogen geheven om maar niet alles te hoeven zien.

En de film is vies, groezelig, smerig. White trash staat in de film zowat gelijk aan gedegenereerd. Veel erg smerige mensen met tanden uit hun mond die sterke drank slurpen uit jampotten, en die het verstand van een kleuter hebben. De geur van aangekoekt vuil, verschaald bier, oud zweet en ongewassen kleren dampt van het doek. ‘Ga onder de douche! Kam je haar!’ dacht ik vermanend, maar ja, verstandiger zouden ze daar ook niet van zijn geworden dus dat hielp ook geen lor.

Het enige inzicht dat ik opdeed was dat arme mensen vroeger gewoonlijk broodmager waren, terwijl die tegenwoordig juist vaker overmatig dik zijn. Aan de gemiddelde taille van de armen kun je afleiden in welk decennium hun armoe geplaatst moet worden.

Oordelen over de rechter

Binnenkort komt SM rechter uit, een film die op een spraakmakende Vlaamse zaak is gebaseerd. Een rechter begeeft zich samen met zijn echtgenote op het SM-pad: zij heeft er een dusdanig sterke aandrang toe dat ze dreigt hem te verlaten als hij haar niet tegemoet komt. Getweeën verkennen ze, met steeds minder schroom, het gebied waar pijn en genot samenvloeien. Voor Magda, de echtgenote, is het een verademing; Koen moet erg wennen maar ziet hoe zijn vrouw opbloeit.

In een gerechtelijk onderzoek duiken onverhoopt foto’s van Magda op, genomen tijdens een SM-sessie. De man die haar met hun beider instemming onderhanden nam wordt gezocht wegens verkrachting en het Openbaar Ministerie volgt hem al geruime tijd. Vanaf dat moment ligt hun seksleven op straat. Het OM doet een inval bij hen thuis en vindt tapes van SM-sessies, Koen wordt mishandeling van zijn echtgenote en souteneurschap ten laste gelegd (er heeft ooit iemand betaald om Magda’s meester te mogen wezen).

Koen wordt veroordeeld en verliest zijn baan. De schrik over SM speelt daarin een grote rol – zulke pijn kan iemand toch niet zelf verlangen, dat kan toch niets anders dan misbruik zijn? – maar ook de naweeën van de zaak Dutroux, waar steeds opnieuw werd geïnsinueerd dat tot in de allerhoogste regionen mensen deelnamen aan stiekeme en verderfelijke seksuele praktijken, speelde mee. Er moest een Barbertje hangen. En Barbertje, dat was Koen A.

De film speelt meesterlijk met de scheidslijn tussen privé en openbaar. Nergens zijn de seksscènes ranzig, en het enige moment dat je ongemakkelijk wordt is als een groepje rechters naar de sekstapes van Magda en Koen kijkt. ‘’t Is toch een schande, kijk nou toch!’ hitsen ze elkaar in koor op, en intussen wéét je dat ze allemaal met een paal in hun broek zitten en dat Koen de rekening gepresenteerd zal krijgen van hun eigen lustige ongemak.

Maar het gaat ook over de vraag hoe dat nu werkt: op een prominente positie verkeren en in je privéleven iets doen dat tegen de publieke moraal indruist. Mijn eerste neiging is te denken dat je a) weet dat zoiets ooit fout loopt en dat je dus b) bereid moet zijn om van je persoonlijke verlangen en omstandigheden een publieke zaak te maken als c) de kat uit de mouw komt.

Of sterker: misschien moet je er zelf wel op voorhand over beginnen. Langs die weg heeft immers elke minderheid zijn rechten verworven: van vrouwen die in de jaren zeventig publiekelijk meldden dat ze een abortus hadden ondergaan tot Kamerleden die openlijk homoseksueel zijn. Ze doorbraken daarmee het idee dat ze iets hadden om zich over te schamen, dat ze minder waren. En terwijl je weet dat een dergelijke openbare stellingname je zakelijk leven kan benadelen, gaat het om kwesties die nooit evenwichtig over het voetlicht komen tenzij iemand zich dapper uitspreekt.

Anderzijds is dat nu precies de kern van de zaak: dat niet alles wat je doet publiek bezit is, ook niet indien je een publieke functie inneemt, en dat geen enkele emancipatiebeweging ooit iemand kan claimen, zelfs niet indien het om een van de hunnen gaat. Ook een rechter mag participeren aan een ongewoon seksfeestje, en daar heeft helemaal niemand iets mee te maken.

Lost in de Hudson

Over een week begint het laatste seizoen van Lost, ‘t is een van mijn favorieten. De serie gaat over een groep mensen die na een vliegtuigongeluk op een verloren eiland is gestrand. De makers zijn altijd buitengewoon goed geweest in viral marketing en in het mengen van fictie en realiteit. Zo maakten ze onder meer complete websites voor bedrijven en organsaties die in de serie voorkomen.

Toe ik vanmorgen de Volkskrant opsloeg en deze foto zag van het vliegtuig dat in de Hudson terecht was gekomen, dacht ik meteen: ‘da’s vast een reclamestunt voor Lost…’

Ogen

Een nieuw jaar strekt zich voor ons uit, vers en koud, maar ongerept was het na twee dagen al niet meer. ’t Is oorlog in Gaza. Er waren al honderden doden, duizenden gewonden, en overal kapotte huizen. En nu is het Israëlische leger daadwerkelijk binnengevallen.

Nee, ik ga het niet over de schuldvraag hebben. Alleen maar over die ogen.

In de kranten zag je foto’s van de binnenmarcherende infanteristen, allemaal jonkies nog, keurig in het gelid, met geweren in hun hand, helmen op hun hoofd en hun gezichten beschilderd in camouflagekleuren. Het zag er allemaal precies uit zoals een leger eruit hoort te zien. Behalve dan die ogen: de angst lekte eruit. Het brak mijn hart. Jongens van rond de twintig die op oorlog werden gestuurd en die doodsbenauwd waren. Jongens van twintig die oorlog moesten gaan voeren, die moesten gaan doden en zelf misschien gedood zouden gaan worden.

Al dagen denk ik aan Waltz with Bashir. De hoofdpersoon, Ari Folman, denkt door de nachtmerries van een vriend voor het eerst in zijn leven terug aan zijn eigen diensttijd in Libanon, dan twintig jaar geleden. Hij weet er eigenlijk niets meer van en kan zich uit die periode alleen nog zijn verloven thuis , in Israël herinneren. Maar plots droomt ook hij: hij komt met een paar kameraden uit zee, de stad is in lichtflitsen gehuld, er klinken machinegeweren. Wat is er gebeurd? Folman besluit het uit te gaan zoeken: wat heeft hij, wat hebben zijn kameraden precies gedaan? Hij graaft vruchteloos in zijn geheugen en besluit uiteindelijk zijn medesoldaten op te zoeken om ze naar hun verhalen te vragen.

Zijn speurtocht trekt een langzame spiraal naar de kern. Gaan de eerste verhalen nog over het peloton dat herhaaldelijk aangevallen wordt en over de dood van veel kameraden, gaandeweg realiseert Folman zich dat hij en zijn groep de slachting in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila gefaciliteerd, waar in twee dagen tijd twee- tot drieduizend Palestijnen werden neergeschoten. Een week voordat de Libanese president Bashir Gemayel zou worden ingehuldigd, werd hij vermoord. Woedende christelijke milities namen daarna wraak op de Palestijnen, en het Israëlische leger hielp bij dat bloedbad: ze verschaften de Falangisten nachtverlichting en controleerden de vluchtwegen.

En steeds maar die angst, die als een rode draad door de film loopt. Je ziet ’m in de ogen van de jonge soldaten die genadeloos een oorlog worden ingestuurd, in de ogen van de Palestijnen die worden opgejaagd en uitgemoord, in de ogen van de mensen die een straat uitrennen waar een tank achter ze aan zit. Overal, eigenlijk. Die ogen zag ik nu weer, ditmaal in de krant.

Nog steeds wil Israël niet weten van wat ze indertijd in Libanon hebben gedaan: het verhaal over Sabra en Shatila is diep weggestopt, niemand praat erover. En die jongens, die jonkies die de klus moesten helpen klaren, konden nergens met hun verhalen terecht.

Ooit las ik een uitspraak van de Pools-joodse publicist Hendryk Broder. Volgens hem zouden de Duitsers de joden Auschwitz nooit kunnen vergeven: daarvoor was hun schuld immers te groot. Die opmerking trof me als een diepe waarheid. Sindsdien denk ik wel ’s dat Israël de Palestijnen nooit zal kunnen vergeven wat zijzelf hen hebben aangedaan.

Kosmopolis

Dinsdag 16 december ben ik te gast in Den Haag, bij Kosmopolis, in hun debatserie over film en tv: ‘Don’t Look Now’. Het is de derde aflevering in de serie en deze gaat over seksualiteit en intimiteit:


…een avondprogramma over de grenzen van de verbeelding van het intieme. Samen met het publiek zoeken we deze grenzen op. Hoe wordt ons gedrag door beelden beïnvloed, leidt seksuele confrontatie tot jaloezie, tot schaamte of tot apathische verveling, waarbij de dagelijkse porno ons telkens weer visueel moet ophitsen?

Deze avond wordt ingeleid door de primatoloog en gedragswetenschapper Jan van Hooff. Hij vertelt over de effecten op ons gedrag van beelden van intimiteit en naar reactiepatronen van jaloezie en schaamte die mens en dier vertonen op onverhulde confrontatie met seksualiteit. Daarna kijkt u mee – of kijkt u weg – met de beeldkeuze van een van de vier gastheren en -vrouwen. Vanuit hun verschillende culturele achtergronden hebben zij een keuze van beelden gemaakt: zo zullen de grenzen van het intieme telkens weer anders ervaren worden.

Schrijfster Karin Spaink en gespreksleider Elles de Bruin gaan daarna met het publiek in op hun ervaringen. Aan het eind van de avond weten we misschien hoe beelden van seksualiteit op ons gedrag inwerken, wat gevoelens van ongemak ons kunnen leren over onszelf en welke diepere evolutionaire processen die schuilgaan onder culturele taboes.

Net als bij de eerdere Kosmopolis-avonden in deze serie Don’t Look Now (over ‘Beeld en Religie’ en ‘Beeld en Geweld’) is uw actieve deelname van belang. Meepraten dus, maar ook mee-eten: u kijkt mee met een maaltijd op schoot.

Geheugen en moord

In de sneak van vanavond (nee, niet Oliver Stones W, die is vorige week al in roulatie gebracht), de animatiedocumentaire Waltz with Bashir. De film opent met een roedel van zesentwintig helhonden die kennelijk bloed hebben geroken: ze stormen over trottoirs, springen cafémeubels omver, en verzamelen zich bij een huis waar ze met geel blikkerende ogen omhoog kijken. De man die er woont, droomt ze. Hij heeft deze nachtmerrie al tweeëneenhalf jaar, elke nacht weer, en die heeft te maken met wat hij als Israëlische soldaat in Libanon heeft gedaan. Zijn nachtwolven komen verhaal halen. Elke nacht opnieuw.

Door dat verhaal van zijn vriend droomt de hoofdpersoon, Ari Folman, voor het eerst in zijn leven over zijn eigen diensttijd in Libanon, dan twintig jaar geleden. Hij weet er eigenlijk niets meer van en kan zich uit die periode alleen nog zijn verloven thuis herinneren. Maar plots droomt ook hij: hij komt met een paar kameraden uit zee, de stad is in lichtflitsen gehuld, er klinken machinegeweren. Folman besluit uit te zoeken wat er precies is gebeurd: wat heeft hij, wat hebben zijn kameraden gedaan? Hij graaft vruchteloos in zijn geheugen en besluit uiteindelijk zijn medesoldaten op te zoeken om ze naar hun verhalen te vragen.

Hij hoort incomplete, elkaar tegensprekende verhalen. Hij past, hij meet, hij puzzelt. Iedereen heeft gaten in zijn geheugen en soms weet niemand meer wie nu waar was. Geregeld komt er al luisterend een flard van zijn eigen verhaal boven, soms weet hij niet of hij nieuwe herinneringen maakt op grond van wat hem wordt verteld, en een enkele keer luistert hij maar zegt het hem nog steeds niets: hij was daar niet, hij weet van niks, ook al beweert een vriend anders. En steeds komen er nieuwe, hallucinerende herinneringen boven.

De verhalen trekken een langzame spiraal naar de kern. Gaan de eerste verhalen nog over het peloton dat herhaaldelijk aangevallen wordt en over de dood van veel kameraden, gaandeweg realiseert Folman zich wat hij en zijn groep hebben gedaan: ze hebben de slachting in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila, waarbij in twee dagen tijd twee- tot drieduizend Palestijnen werden neergeschoten, gefaciliteerd. Een week voordat de nieuwe Libanese president Bashir Gemayel op 23 september 1982 zou worden ingehuldigd, werd hij vermoord. Woedende christelijke milities namen daarna wraak op de Palestijnen, en het Israëlische leger steunde hen: ze verschaften de Falangisten nachtverlichting en controleerden de vluchtwegen.

Door de vorm – een getekende documentaire – wordt het verhaal nergens te bloederig. Er ontstaat een lichte vervreemding die buitengewoon goed werkt: Folman moet zich ongeveer even vervreemd hebben gevoeld van zijn eigen geheugen als wij als kijkers van de beelden zijn. Door de vorm – gemonteerde interviews, overgezet naar animatie, met de echte stemmen erachter, afgewisseld met geheugenflarden en hallucinaties – worden alle typen verhalen op gelijk niveau gezet, wat natuurlijk klopt. Voor wie in een nachtmerrie zit, is die nachtmerrie immers realiteit. Een mooi subthema is de onbetrouwbaarheid van het geheugen: herinneringen kunnen verdwijnen en weer bovenkomen, ze kunnen later vers worden aangemaakt, of gaandeweg vervormd en vermengd raken.

Waltzing with Bashir ziet er prachtig uit. Soms is het regelrechte animatie, soms heb je de indruk dat de interviews zijn gefilmd en de filmbbeelden later zijn overgetrokken, of door de computer zijn gehaald. Dikke zwarte lijnen, grote egale kleurvlakken, veel details. En dan ineens zie je bij een getekend interview ergens een foto hangen die gewoon nog een echte foto is, of ziet een tank er wel erg levensecht uit.

Politiek gezien is de film buitengewoon interessant (en niet alleen voor Nederlanders, met ons eigen Srebenica-trauma). De film wijst wel naar een paar verantwoordelijken – waaronder toenmalig minister van defensie Ariel Sharon, die later premier van Israël werd – maar daar ligt de kern niet. Wat doen dergelijke oorlogen met de mensen die ‘m moeten voeren? Kunnen ze wel begrijpen wat ze hebben gedaan? Op welk moment begrijp je dat iets geen incident is, maar een massamoord? Hoe trek je de grens? (Of zelfs maar: een grens)? Hoe kun je naar het leed van anderen kijken als je tenondergaat in je eigen angst?

De slotbeelden zijn verpletterend. Moz en ik waren nog lang stil. Daarna gaf ik de film een tien. En dat heb ik nog nooit bij een sneak gedaan.

Verfrissend

Vanavond in de sneak gezien: Young at heart. Een koor studeert liedjes in en treedt op. Niks spectaculairs aan zou je denken, behalve dan dat de gemiddelde leeftijd van de zangers tachtig is en hun repertoire zich uitstrekt van Sinead O’Connor (‘Nothing compares to you’) en James Brown (‘I feel good’) tot de Ramones (‘I wanna be sedated’), the Clash (‘Should I stay or should I go’) en Sonic Youth (‘Schizophrenia’). Het tempo van de liedjes ligt soms wat lager dan in de originelen en er wil wel eens een noot niet worden gehaald, maar verdomd, het swingt en het rockt ‘n’ rollt.

Het koor heet Young at heart en is gevestigd in Northampton, Massachussetts. Dirigent Bob Cilman legt soms de zweep erover en twijfelt geregeld of het koor een nummer er wel in gestampt krijgt. Vooral ‘Yes we can can’ – dat ik het beste ken in de uitvoering van de Pointer Sisters, ik heb het bij thuiskomst meteen opgezet – baart hem zorgen. De tekst lijkt eenvoudig maar is door zijn vele herhalingen en kleine variaties een ware hersenbreker. (Mij lukt het ook niet hem foutloos mee te zingen). Maar op het eind van de film, als het koor in een uitverkocht theater staat, komt het nummer er foutloos en volkomen overtuigend uit. Ook de uiteindelijke uitvoering van James Browns ‘I feel good’, inclusief sexy openingsgil, loopt als een trein. En dan zie je daar twee tachtigjarigen een opzwepend duet doen. Hoera. Ik werd er helemaal vrolijk van.

Na een half uur ofzo realiseerde ik me iets anders. Je ziet oude mensen in de media eigenlijk altijd gekleineerd: als object van zorg, of anders worden ze afgebeeld als afgetakeld, vergane glorie, eenzaam en al half-dood. Er zit altijd veel zieligheid omheen en weinig sjeu. Zo niet bij deze mensen, zo niet in deze film. Ja natuurlijk hebben ze makke, en er gaan te vaak koorleden dood. Maar het accent ligt ergens anders: bij hun levenslust, bij hun enthousiasme, bij wat ze op de been houdt, bij hun verve, kortom: bij hun leven. Ze werden in hun volle glorie neergezet, compleet met rimpels, buiken en stramme leden. En ze swingden erbij.

Het mooiste verhaal vond ik dat van Eileen (92), die sinds kort in een verzorgingstehuis woont maar als enige bewoner een sleutel van de voordeur heeft. Eileen komt namelijk vanwege de repetities vaak zo laat thuis dat het verplegend personeel dan al ruimschoots op één oor ligt. En hulde aan koordirigent Bob Cilman. Hij had zijn koor ook eindeloos evergreens of operettehits kunnen laten zingen, maar hij kiest systematisch voor nummers waar het koor flink aan moet wennen. Uitdaging houdt jong, zo blijkt.