Scientology Kerk v. VARA
Kort geding, Amsterdam, 6 november 1980


Vindplaats : NJ 1981/502

Instantie: ARR.-RECHTBANK AMSTERDAM
(Kort geding)
6 november 1980.
(Mr Borgerhoff Mulder).

Regeling: (BW art. 1401)

Essentie: Verbod tv-uitzending over de "scientology kerk" geweigerd.

  • 1. De door de VARA heimelijk - maar in opdracht van een der deelnemers aan het gesprek en bovendien niet in een woning noch in een niet voor het publiek toegankelijke gelegenheid - gemaakte beeld- en geluidsbanden leveren geen overtreding van strafrechtelijke bepalingen op, nu evenmin is gebleken dat de opnamen met een in de betrokken ruimte enigszins permanent aangebrachte installatie zijn gemaakt.
  • 2. Hoewel de door de VARA gebezigde methoden de grens van het toelaatbare tamelijk snel kunnen bereiken, kan thans nog niet van een onrechtmatig handelen worden gesproken. De uitzending had duidelijk een uitsluitend informatief en waarschuwend karakter, waarvan de publikatie het algemeen belang dient. Voorzover deze uitzending bedreigingen en molestaties voor de Scientology kerk ten gevolge hebben gehad, waren deze niet een redelijkerwijs te verwachten consequentie daarvan.



Het Kerkgenootschap Scientology Kerk Amsterdam, te Amsterdam,
eiseres proc. Mr M. D. van Aller,
tegen
de Omroepvereniging VARA, Hilversum, gedaagde,
proc. Mr R. H. L. Post.

Het navolgende is komen vast te staan.

In haar televisieprogramma "De Ombudsman" van 23 okt. 1980 heeft de VARA aandacht besteed aan de wijze waarop SK gegadigden tracht te interesseren voor de psychotherapeutische methode waarop zij als kerk mensen, die na een onderzoek harerzijds in geestelijke nood blijken te verkeren, hulp wil bieden om deze nood te boven te komen.

Aanleiding tot het vervaardigen van een dergelijk programma is geweest de twijfel welke o.m. blijkens een overgelegd artikel van de Haagse Post en een uitgave van Gerrit Komrij ook elders gekoesterd wordt met betrekking tot de integriteit van SK bij de uitvoering van vorenbedoelde hulp.

De exorbitant hoge rekeningen waarmee zij die zich door SK laten behandelen worden geconfronteerd en de wijze waarop druk op die patienten wordt uitgeoefend om deze rekeningen te voldoen, heeft de VARA er toe gebracht hiernaar een onderzoek in te stellen.

Aangezien informatie langs de gebruikelijke weg praktisch niet te verkrijgen viel, heeft de VARA van harentwege iemand de rol van belangstellende met betrekking tot SK laten spelen en hem de nodige ontmoetingen met vertegenwoordigers van SK laten arrangeren, welke ontmoetingen - waarbij informatie over SK werd gevraagd en verkregen - in beeld- en geluidsopnamen zijn vastgelegd. Dit materiaal is gelardeerd met verklarende en commentarierende tekst van de Ombudsman, op 23 okt. 1980 door de VARA in haar televisieprogramma "De Ombudsman" uitgezonden, van welke uitzending de volledige tekst in deze procedure is overgelegd (en via een video-apparaat tijdens de zitting geheel is herhaald. Red.).

Stellende dat nu naar aanleiding van de gewraakte uitzending d.d. 23 okt. 1980, waarbij de VARA vorenbedoeld heimelijk vervaardigd materiaal bezigde, zij - SK - kort daarop ernstig bedreigd werd door derden en ook meer in het algemeen schade ondervindt, vordert SK dat Wij in verband met het voornemen van de VARA (gelijk door deze erkend) om op 6 nov. 1980 wederom een dergelijke uitzending te doen plaats vinden, de VARA - die immers door op te treden als vorenbedoeld - onrechtmatig jegens SK handelt, zullen verbieden om verder van aldus heimelijk vervaardigde geluids- en beeldbanden met betrekking tot SK gebruik te maken, een en ander als nader omschreven in het petitum der dagvaarding.

Ter verdere adstructie van haar vordering voert SK nog aan dat de VARA onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld doordat het betreffende beeld- en geluidsmateriaal heimelijk is vervaardigd, dat wil zeggen zonder toestemming van SK of haar medewerkers, die op dat materiaal te zien c.q. te horen zijn.

Voorzover SK daarbij het oog heeft op de volgende bepalingen die in het Wetboek van Strafrecht zijn opgenomen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gaat haar betoog niet op.

Art. 139a Sr (betreffende het opzettelijk met een technisch hulpmiddel afluisteren en opnemen van gesprekken) is namelijk niet van toepassing in dit geval, omdat uit de tekst van die strafbepaling volgt, dat niet strafbaar is degene, die het gesprek in opdracht van een deelnemer aan dat gesprek afluistert of opneemt. SK heeft niet tegengesproken, dat bedoelde uitzonderingssituatie zich hier voordoet, nu immers de VARA-deelnemers aan de bewuste gesprekken een opdracht als hier bedoeld hebben weergegeven.

Ook art. 139f Sr (betreffende het gebruik van een verborgen camera) is i.c. niet van toepassing, omdat deze strafbepaling - voorzover hier van belang - uitsluitend het maken van afbeeldingen in een woning of een niet voor het publiek toegankelijke gelegenheid ("lokaal") strafbaar stelt. Vaststaat dat de VARA niet in een dergelijke gelegenheid of in een woning heeft gefilmd.

Hetzelfde geldt voor art. 441b Sr (betreffende het gebruik van een verborgen camera in een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte), waarin spijzen, dranken of andere waren aan particulieren worden geleverd, zoals bijv. de gelegenheid waar het gesprek met de Scientology-medewerkers Van Seters en O'Connor is gefilmd.

Uit de wetsgeschiedenis valt namelijk af te leiden, dat het apparaat waarmee de betreffende opnamen zijn gemaakt een in die besloten ruimte aangebracht apparaat moet zijn, hetgeen een enigszins permanente installatie veronderstelt, waaromtrent echter i.c. niets is gesteld of gebleken.

Voorts voert SK nog aan dat de VARA door op de heimelijke wijze als vorenoverwogen haar litigieuze opnamen te vervaardigen, in elk geval toch de algemene zorgvuldigheidsnorm van art. 1401 BW heeft overschreden. Hoewel - gelijk de VARA blijkens de uitlating terzake van haar raadsman dat "zijn cliente in deze tot het uiterste is gegaan" ook onderkent - voormelde methoden als door de VARA gebezigd de grens van het toelaatbare tamelijk snel kunnen doen bereiken door degene die deze methoden toepast, zijn Wij van oordeel dat in het onderhavige geval daarvan nog niet kan worden gesproken, gelet op hetgeen uit de ter terechtzitting met name ook door de per video herhaalde uitzending van 23 okt. 1980, naar voren is gekomen.

Immers de bewuste opnamen zijn gemaakt van besprekingen met een zakelijk-informatief karakter terwijl voorts niet is gesteld of gebleken dat de SK-medewerkers tijdens het maken van de opnamen mededelingen hebben verstrekt, ten aanzien waarvan het hun kennelijke bedoeling was dat hieraan geen algemene ruchtbaarheid zou worden gegeven.

Anders dan SK in dit verband ook nog aanvoert, heeft de uitzending cfm de opzet van het programma van "De Ombudsman" duidelijk een uitsluitend informatief en waarschuwend karakter, waarbij feiten naar voren komen waarvan SK in zijn algemeenheid de juistheid niet betwist en waarvan voorts de publikatie Ons inziens het algemeen belang dient. De bedreigingen en molestaties waarvan volgens SK kort na de uitzending van 23 okt. 1980 ten aanzien van haar sprake zou zijn geweest, kunnen dan ook niet worden beschouwd als een redelijkerwijs te verwachten consequentie van bedoelde uitzending.

De voorts nog als beslist onjuist betitelde veronderstelling, welke in de gewraakte uitzending werd geuit, dat SK namelijk haar belastingverplichtingen niet zou nakomen, levert tenslotte op zichzelf genomen echter onvoldoende grond op voor de gevraagde voorziening, mede in aanmerking genomen dat deze veronderstelling in het licht van de overigens niet betwiste feiten, op het eerste gezicht zeker niet als zonder meer ongerijmd beschouwd kan worden.

(Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld ad f 21500. Red.)

top