Online racisme: de remedie is erger dan de kwaal

Uitpuilende tassen vol herhaling en repeterende toespraken over stokpaardjes. Dat was het teleurstellende spectrum van het congres van Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) in Parijs over antisemitisme, racisme en xenofobie op het internet. Het congres werd voornamelijk bezocht door OVSE-ambassadeuren met hun stafleden en afgevaardigden van ministeries en allerlei onafhankelijke organisaties. (De officiële samenvatting is te vinden op de website van de OVSE.)

De beste speech was, in mijn ogen althans, die van Anton Nosik, redacteur van rambler.ru, een Russisch portal annex zoekmachine. Hij verhaalde van een inventarisatie van Russische antisemitische sites. De hoeveelheid was eigenlijk wel meegevallen; sterker, de onderzoeksgroep had zich gerealiseerd dat je proportioneel meer antisemitisme en racisme tegenkwam in de Russische Doema, het parlement.

Voorts relativeerde hij het gevaar van zulke sites: genocide was immers nooit voortgekomen uit het racisme van individuen of kleine groepjes, zulke wandaden ontstonden alleen als staatsorganen racistische taal gingen spuien. Niettemin was de groep erin geslaagd om met een campagne binnen korte tijd tachtig procent van de betreffende sites gesloten te krijgen. Waarna ze zich realiseerden dat hun ijver er bovenal in had geresulteerd dat ze plotseling enorme media-aandacht genereerden voor die racistische en antisemitische websites, aandacht die die sites eerder niet kregen – waarna ze besloten om hun actie onmiddellijk te staken. Met een beetje racisme leven vonden ze uiteindelijk een betere optie.

Een Russische vertegenwoordiger van een mensenrechtenorganisatie voegde eraan toe dat zulke restrictieve maatregelen in verse of broze democratieën vrijwel altijd tegen oppositionele groeperingen worden gebruikt en zelden tegen degenen voor wie ze oorspronkelijk waren ontworpen. Regels tegen zogeheten ‘hate speech’ dienen dan als legitimatie voor ingrepen in de vrijheid van meningsuiting en als instrument om gerechtvaardigde politieke discussie de mond te snoeren.

*

Veel sprekers waren aanzienlijk minder vertrouwd met de werking van het net dan Nosik. De schrik dat je racistische teksten op het net kunt vinden is gewoonlijk groot, en de eerste (begrijpelijke) reflex is dan dat je iets tegen zulke sites moet doen. Maar het net is hierin niet uitzonderlijker dan andere media: ook op de radio, in boeken en in de geschreven pers kom je, als je op zoek gaat, rabiate opvattingen tegen. Op het net vind je dergelijke teksten inderdaad makkelijker dan in de analoge wereld, juist doordat het net in zijn geheel doorzoekbaar is.

Kenmerkend voor het internet is dat je in de zoekresultaten per definitie ook – of zelfs vooral – tegengeluiden zult aantreffen. Wie bijvoorbeeld de termen ‘leugen’ en ‘concentratiekamp’ samen in Google stopt, krijgt als eerste suggestie een pagina van Stormfront.org waarin wordt ontkend dat Treblinka een doodskamp was, maar de rest van de zoekresultaten is zonder meer kosher. Wie zoekt op ‘protocols Zion’ vindt zelfs als eerste een link naar Nizkor.org, die de opvattingen van revisionisten en neo-nazi’s gedocumenteerd weerlegt.

De roep om regulering was groot, te Parijs. Duitsland betoonde zich er een groot voorstander van, evenals gastland Frankrijk. Beide landen passen overigens al geruime tijd filtermaatregelen toe om antisemitische en neo-nazistische pagina’s ontoegankelijk te maken. Dat is zeer omstreden, zeker de methode die sinds februari 2002 in Nordrhein-Westfalen wordt toegepast: er wordt geblokkeerd op DNS-niveau. (Een uitgebreide analyse van de toegepaste methode staat hier (.pdf) beschreven). Vrijwel alle providers die de regel naleven, blokkeren enerzijds meer dan is voorgeschreven terwijl ze anderzijds niet al het verbodene weten weg te filteren; een inmiddels klassiek probleem bij filtering.

Voor zulke inzichten was geen plaats ingeruimd in de conferentie. ‘Unfortunately, the use of filtering software and other soft law instruments like hotlines and codes of conducts did not raise any discussion among the participants of the official sessions, while many civil liberty organisations, librarians, and other researchers have shown, through a number of well documented reports, how these practices and instruments may also lead to violations of internationally recognised human rights and fundamental freedoms’ schreef Meryem Marzouki van IRIS, een Franse organisatie voor digitale rechten, over de conferentie in de nieuwsbrief van European Digital Rights (EDRI).

*

‘Regulering van het internet’ moge dan de wens van velen geweest zijn, er waren gelukkig ook instanties die daar weinig voor voelden. Het OVSE-bureau Freedom of the Media (FOM) hield een zogeheten ‘side event’ waar grote skepsis over filtering, zelfregulering en dergelijke werd geuit, en waar werd benadrukt dat zulke maatregelen gewoonlijk inbreuk maken op grondwettelijke rechten van burgers en met te weinig waarborgen zijn omkleed.

In vervolg op dat side event organiseerde de FOM deze week een seminar in Wenen voor de gedelegeerden van de 55 OVSE-landen.

Er is niet zoiets als ‘het internet’, mocht ik de geachte delegaties uitleggen. Het net is een grote verzameling aan elkaar geknoopte computers in verschillende landen waarop verschillende diensten (of protocollen) beschikbaar zijn. Terwijl elk van die diensten andere juridische kenmerken bezit, kennen al die landen daarenboven hun eigen wetgeving, niet alleen voor de diverse internetdiensten maar ook voor de vraag wat nu precies onder discriminatie en hate speech (of het oproepen tot geweld) wordt geschaard. Hoewel de algemene teneur is dat providers voor wat betreft de websites van hun klanten als common carriers worden beschouwd, oftewel als neutraal doorgeefluik, behandelen sommige landen providers niettemin grosso modo als uitgevers.

Waar websites nog redelijk te monitoren zijn – ze zijn stabiel, algemeen toegankelijk, met meestal eeen te identificeren maker – geldt dat voor veel andere diensten niet. Wie is aansprakelijk voor een chat? Iemand opent een chat kanaal en verlaat dat, waarna een robot het kanaal in stand houdt. Deelnemers ervaren chats als een semi-openbaar gesprek, een beetje alsof ze een boom opzetten in hun stamcafé. Moet je nu werkelijk zulke cafégesprekken gaan controleren op racistische of anderszins discriminatoire praat? Indien zoiets in het gewone leven zou gebeuren, stond iedereen op zijn kop. Maar op zo’n conferentie te Parijs kunnen meldpunten (in dit geval Jugendschutz.de) daarvoor pleiten zonder dat iemand verbleekt.

Daarnaast speelt het oude debat over bovengronds versus bovengronds. Je kunt racistische sites wel willen sluiten en racistische taal willen uitbannen of wegfilteren, maar je bereikt daarmee niet dat het daadwerkelijk weg is, alleen dat je zulk spul niet meer ziet. Door die onzichtbaarheid onttrekt het zich ook meteen aan matigende invloed, en beneem je jezelf de mogelijkheid inzicht te verwerven in wat er in die kringen omgaat, hoe en waarop mensen zich er organiseren, wat ze precies denken en doen. Je beneemt jezelf derhalve de kans op kennis en op tegenspraak als je racistische praat naar de onzichtbaarheid duwt.

Op dat punt is de vergelijking met spam interessant: du moment dat duidelijk werd dat spammers door hun providers zouden worden afgesloten, zochten ze andere kanalen om hun advertenties te spuien. Sinds augustus 2003 komt het leeuwendeel van de spam tot ons via zogeheten open proxies: machines van onschuldige derden, die via virussen zijn omgetoverd tot spam relays. Die methode maakt het bijzonder moeilijk de verantwoordelijken achter zo’n spamrun te achterhalen, en hij berokkent de eigenaar van de misbruikte computer veel leed: die komt op zwarte lijsten, krijgt gedonder met zijn ISP en heeft – uiteraard – een besmette computer. Spammers zijn sindsdien niet minder zichtbaar geworden, alleen veel moeilijker te traceren.

Dat racistische uitingen diezelfde kant op kunnen gaan, bleek een week voor de Parijse conferentie. Op 10 juni 2004 deed zich de eerste wereldwijde racistische spamrun voor: dagenlang werden er miljoenen mails rondgepompt, verzonden via open proxies. De daders? Niet te achterhalen. Bijzonder aan deze (Duitstalige) run was dat de bewuste open proxies niet eerder bekend waren bij spamjagers en derhalve nergens in bloklijsten voorkwamen (zie bijvoorbeeld dit usenet-bericht). Dat wijst erop dat de groep zich buitengewoon goed heeft voorbereid en eerst een nieuw virus de wereld heeft ingestuurd om de bewuste open proxies te creëren.

Ook de pogingen van de RIAA (en aanverwante auteursrechtuitbaters) om de uitwisseling van auteursrechtelijk beschermd materiaal te stoppen, is instructief. Aanvankelijk was Napster het populairste programma voor de verspreiding van muziek. Napster werkte met een centrale database; iedereen die zich bij de dienst aanmeldde, vertelde Napster welke muziek hijzelf had en kon daarna via die database bij anderen grasduinen. Die database bleek de achilleshiel: ook belanghebbenden konden erin zoeken, waarna vervolging werd ingezet. Napster werd daarna al snel overvleugeld door een nieuwe dienst, peer-to-peer. Uitwisselingsprogramma’s die op die leest zijn geschoeid houden geen centraal bestand meer bij, de bestanden worden gedistribueerd uitgewisseld: deelnemers geven elkaar onderling door wat ze zoeken en aanbieden. Het ontbreken van een centrale registratie maakt peer-to-peer diensten lastig te bestrijden: vraag en aanbod zijn niet langer transparant voor de buitenwacht.

Auteursrechtinbreuken op het net zijn ook om een andere reden interessant studiemateriaal voor degenen die hate speech op het net de kop willen indrukken. Met auteursrechtinbreuken zijn beweerdelijk miljarden gemoeid, en de instanties die erachteraan zitten hebben in tal van landen vergaande wetgeving te bewerkstelligen. Maar bijster effectief is dat allemaal niet: handhaving is moeilijk, opsporing en bewijsvoering lastig, en bovendien zijn gebruikers inventief. Waarom zou wetgeving op het gebied van hate speech en racisme dan plots wel effectief zijn?

Buiten zulke meer technische, netgerelateerde argumenten is er een politiek argument tegen regulering. In bijna alle gevallen wordt gepleit voor ingrepen van providers, al dan niet in samenwerking met meldpunten of NGOs. Maar ISPs noch meldpunten zijn rechters en missen vaak simpelweg de deskundigheid om de moeilijke afweging tussen rechten en verboden zorgvuldig te kunnen maken. En het gaat het in zulke zaken natuurlijk altijd om de vraag hoe het verbod op discriminatie versus het recht op de vrijheid van meningsuiting zich tot elkaar verhouden, en welk van die twee in welke situatie de overhand moet hebben.

Zowel de procedure bij ISPs als die bij meldpunten ontneemt de mensen wier teksten inzet van dispuut zijn, voorts fundamentele rechten die ze bij een klassieke rechtsgang wel hebben: het recht op een advocaat, het recht van beroep, en soms zelfs het recht op weerwoord. Tenslotte worden ook de belangen van het publiek geschaad: er is slechts bij uitzondering sprake van transparantie van de zijde van de meldpunten en ISPs, er wordt zelden verantwoordelijkheid afgelegd. Niemand weet hoe vaak er teksten worden verwijderd of op welke grond dat gebeurt.

Tot slot geldt er een getalsmatig argument tegen regulering. Want om hoeveel sites hebben we het nu eigenlijk? De Anti Defamation League telt meer antisemitische sites op het net dan anderen doen, maar hun definitie is dan ook buitengewoon ruim: ook sites waar christenen joden trachten te bekeren, beschouwen ze als unverfroren antisemitisch en verbodswaardig. De definities van Hatewatch.org zijn wat strikter en meer algemeen gedeeld. Hatewatch heeft in 2000 400 tot 450 zogeheten hard core hate sites geïdentificeerd, en trof daarnaast 1500 tot 1750 sites die ze als problematisch aanmerkten. (In deze berekening gaat het bij mijn weten overigens uitsluitend om Engelstalige sites; worden alle talen onder de loep genomen, dat zullen de aantallen zonder twijfel hoger liggen.)

Datzelfde Hatewatch.org, inmiddels omgedoopt to het Southern Poverty Law Centre, herhaalde deze telling in 2004 en kwam tot de conclusie dat er circa 400 hate sites waren – evenveel als vier jaar terug, derhalve. En dat terwijl het aantal websites in die vier jaar meer dan verdubbeld is. (Het onderzoek wordt aangehaald op door Media Awareness, Canada, in Online Hate and Free Speech.)

Laat ons eens rekenen. Stel dat het aantal individuele pagina’s per site ongeveer 300 is (sommige sites zullen er meer hebben. De meeste minder, maar ik stel in dit geval prijs op een ruimhartige berekening). Dan kom je op 135.000 pagina’s, plus nog eens 525.000 pagina’s van die problematische sites. In totaal gaat het dus, ruim geschat, om 660.000 pagina’s. Google telt momenteel 4.285.199.774 pagina’s (telling eind juni 2004) en indexeert niet alles, maar meer dan anderen. 660.000 van 4,25 miljard is 0,015%. Met andere woorden: we hebben het over nog geen tweetiende promille van alle webpagina’s.

Je zou willen dat er zo weinig racisme was in de gewone wereld.

Orkut pirates privacy and copyright

On-line friend networks such as Friendster and Friend-of-a-friend have fallen somewhat out of grace. Orkut however is different. It is soaring: less than a month after it was launched (on January 23), Orkut can boast almost 100.000 members and it seems to be discussed everywhere, both on the net and In Real Life.
Basically, it is everybody’s own responsibility to assess how much they want to disclose. Many of these on-line communities or interfaces, however, also affect other people’s privacy. Orkut however takes things a few steps further: it is a real privacy pirate. And it claims the legal right to all your content.

Microsoft was bashed for less

[Originally appeared in the Dutch net magazine Netkwesties.]

On-line friend networks such as Friendster and Friend-of-a-friend have fallen somewhat out of grace. Orkut however is different. It is soaring: less than a month after it was launched (on January 23), Orkut can boast almost 100.000 members and it seems to be discussed everywhere, both on the net and In Real Life.

The idea behind such friends’ networks is simple. After joining, you describe your interests and particularities such as age, sex and relational status, you make a list of your friends and invite them, and thus you map your social networks onto Friendster or Orkut. After registering you can take a look at the friends of your friends or investigate who else shares your interests. You can invite the new people that you find in this way to become part of your own network and thus create new ties.

That’s basically it. It’s all a tad trite, basically a great way of doing away with your time, although admittedly it must be fun to suddenly find an old friend in this way.

But indeed: Orkut is different. Unlike Friendster or Friend-of-a-friend, it is incredibly hip, and it is especially popular especially amongst the internet savvy. Orkut’s close ties to Google, the internet’s best search engine (Orkut was developed by a Google employee during company hours), may have greatly promoted Orkut’s cool factor: Google doesn’t often affiliate itself with a new toy, so that if it does, it must mean something. Such spill-over of good-will works.

Even when Orkut is different.

All more or less formalised on-line networks depend on databases. Friendster puts your profile together with that of all other Friendsters in a huge file and thus preserves everything that you were willing to spill about yourself: who your friends are, whether you smoke, your favourite films and bands, your political preferences. The sheer amount of private data that is being preserved makes such databases rather sensitive, even though the participants have entered those data themselves. People usually do not mind telling their friends that they have experimented with drugs, but when their mother or boss makes an appearance on that same network, the situation somehow changes.

Basically, it is everybody’s own responsibility to assess how much they want to disclose. Generally, it isn’t very smart to put things on-line which you do not want to be retrievable until kingdom come, be it in a usenet posting on your own web site or in Friendster or Orkut. Anybody participating on the net should be aware that the internet’s collected memory lasts a tad longer than an analogue conversation. On the net, everything is archived and usenet postings and web pages are kept for eternity.

Many of these on-line communities or interfaces, however, also affect other people’s privacy. According to a critical article in The Register of February 10, 2004, Plaxo encourages you to put your whole address book on-line. When a vague acquaintance is a Plaxo member, there is a good chance that your vcard – address, telephone number, mobile, date of birth – is on-line too. Swell: one’s privacy gets compromised because others are naive.

Orkut however takes things a few steps further: it is a real privacy pirate. If an acquaintance were to invite me to join Orkut, Orkut itself reserves the right to retain the data pertaining to me and use them for its own purposes. By now, I am labeled as part of several of Orkut’s circles of friends – I have even received mail for events within these circles – while I am not a member myself. Hence, Orkut ‘knows’ who my friends are, even while I keep my mouth tightly shut.

Besides, Orkut’s architecture provides a wonderful spamming tool. After having joined Orkut, you have the option to mail all your friends in one go; another option is to mail all friends of your friends. A friend of mine who has joined, Paul, has 89 Orkut friends. Not a particularly huge circle in Orkut terms, because people spread invitations like viruses and the lack of more nuanced labels promotes every acquaintance to a friend. (A strategy that quite erodes the meaning of the term friendship. ‘A person is lucky when he has five real friends,’ an acquaintance of mine often states. If Paul would take these 89 Orkut friendships seriously, he and I would never meet again due to his sudden lack of time.)

These 89 Orkut-inflated friends each have their own huge circle. With a simple mail to ‘friends of my friends’, Paul would reach circa 4500 people at once (roughly: 89 time 89, then half the result to account for the double instances). It is a matter of time before spammers abuse this option. More to the point: what on earth is the practical and honest use of an option to mail all ‘friends’ of all your ‘friends’ with one simple click?

Orkut does weird things with such – and all other – mail. Everything that one mails through Orkut, will be kept and preserved. In its privacy policy, Orkut states:


When you invite new members into your network or send messages through the orkut.com service, we collect and maintain the information associated with those messages, including email addresses and content on secure servers.

Any ISP who would remotely consider doing the same, would be slashed and thrashed by all digital rights / civil liberties organisations – and rightfully so. For a number of years already, Europe has been hotly debating data retention of internet traffic. Anybody who cares two hoots about privacy is greatly alarmed by these plans to oblige providers to retain such data: after all, data retention is meant to enable data retrieval. Knowing who mails who when and about what, renders rather detailed information about people: for instance, it means knowing the networks that people participate in. It also means that you can get implied by proxy if a member of your network is a police suspect. For this reason, such information is considered to be highly sensitive and is very much contested.

Orkut does not only store traffic data. It stores all content. Without a time limit. While Orkut does store this data on secured servers (it would only be yet more scandalous if these servers were not secured), the mere storing makes this data retrievable for anybody who manages to secure an authority’s compliance. Isn’t it odd that data retention for ISPs causes huge debate on international platforms, while a company can do so without even causing any digital rights organisation to twitch a muscle?

Or, erm, perhaps that is not too odd. Because members, supporters, founders, financiers and employees of such digital rights and civil liberties organisations themselves have joined Orkut en masse. From Dutch ex-hackers Felipe Rodriquez and Rop Gonggrijp to Electronic Frontier Foundation front man John Perry Barlow, from Esther Dyson to all-time top-15 hacker Julf Helsingius: all are on Orkut and have founded their own Orkut communities: Hippies From Hell, Electronic Frontier Foundation, Hack-tic. Because they were curious. Because it was brought to us by Google. Or because it’s just hip. Or perhaps for the same reason that I have a supermarket loyalty card: because my concerns for privacy diminish when I think I have something to win if I give up my privacy.

Orkut can boast more oddities. In its terms of service, their claims to copyright are explained:


orkut.com’s proprietary rights

By submitting, posting or displaying any Materials on or through the orkut.com service, you automatically grant to us a worldwide, non-exclusive, sublicenseable, transferable, royalty-free, perpetual, irrevocable right to copy, distribute, create derivative works of, publicly perform and display such Materials.

In other words, Orkut claims the rights to anything that its members post or publish through Orkut, be it a photograph of their daughter, a plot for a film that is in the making or an incipient business plan. Orkut claims the eternal, worldwide and royalty-free right to re-publish, perform, display and/or distribute whatever its members mail or mention.

Of course, such a provision would probably not be upheld in court, should Orkut wish to exercise the rights it granted itself and should a user sue Orkut. But the mere fact that Orkut whipped up such a condition for the use of its network is rather remarkable. Through its close affiliation with Google, one would have expected a less Microsoftish, less Disneyesk provision.

Speaking of which: a few years ago Microsoft was planning to issue a .NET passport. .NET passport users would (unwittingly) allow Microsoft to collect information on which sites they visited, whom they mailed, what they bought where. These plans led to a confrontation between Microsoft and the European Commission, who stated that the gathering and storing of such data was illegal. In the end, Microsoft was forced to cancel its .NET passport plans.

Unlike that .NET passport, Orkut is completely voluntary. And unlike Microsoft, Orkut is being used by highly informed civil right activists. That doesn’t only make it more difficult to fight Orkut’s conditions, it also means that Orkut might be our Trojan horse. After all, can EFF and other civil rights’ organisations keep up their complaints about .NET like plans after having joined Orkut so heartily, so massively and so uncritically?

Orkut spot met privacy en auteursrecht

Microsoft zou voor minder op z’n donder krijgen

Online vriendennetwerk Orkut heeft een waarlijk vliegende start gemaakt: drie weken na oprichting zijn zowat al mijn internettende vrienden al lid. Het wordt druk besproken, zowel op het net als in Het Echte Leven.

Het principe achter al die vriendennetwerken is simpel: je meldt je aan, zet een beschrijving van je interesses neer, geeft op wie je vrienden zijn, stuurt ze een uitnodiging en vormt al doende cirkeltjes. Vervolgens kun je bekijken wie de vrienden van je vrienden zijn of opzoeken wie er je interesse deelt. Met die vers gevonden mensen kun je vervolgens ook banden aanknopen. Heel gezellig en een geweldige manier om je tijd te verliezen. ‘t Heeft allemaal niet veel om het lijf, ook al is het natuurlijk erg leuk om een verloren gewaande kennis terug te vinden.

Maar Orkut is anders. Het kan – anders dan Friendster of al die andere online communities – rekenen op een forse dosis sympathie van de meer doorgewinterde internetters en groeit derhalve als kool. Dat Orkut hechte banden heeft met Google – Orkut is in bedrijfstijd gemaakt door een werknemer van Google – zal daaraan niet vreemd zijn: als Google zijn goedkeuring aan iets nieuws hecht, is dat nieuwe verschijnsel alleen al door dat stempel vanzelfsprekend vreselijk hip.

Zelfs als Orkut anders is, zo blijkt.

Alle min of meer geformaliseerde online netwerken bestaan bij gratie van databases. Friendster stopt je profiel samen met dat van alle andere Friendster-leden in een groot bestand en bewaart derhalve alles over jezelf wat je hebt willen prijsgegeven: wie je vrienden zijn, of je rookt, wat je favoriete films en bandjes, je politieke voorkeuren zijn. Al die persoonlijke informatie maakt zo’n database enigszins gevoelig materiaal, ook al heb je al die gegevens zelf ingevoerd: mensen willen gewoonlijk gerust tegen hun vrienden zeggen dat ze graag experimenteren met drugs, maar als hun baas of hun moeder op datzelfde netwerk verschijnt, komt de zaak toch iets anders te liggen.

Soit, eigen verantwoordelijkheid en zo. Het is sowieso dom om zaken op het net te zetten waarvan je bij enig doordenken weet dat je ze liever niet algemeen of tot in lengte der dagen bekend wilt hebben, ongeacht of dat nu in een online community of een Usenet-posting is. Het geheugen van het net gaat immers langer mee dan een gesprek. Op internet wordt van alles gearchiveerd en blijven Usenet-berichten en webpagina’s voor de eeuwigheid bewaard.

Maar veel van die on-line gemeenschappen schenden de privacy van derden. Volgens een kritisch artikel in The Register van 10 februari, stimuleert Plaxo haar leden bijvoorbeeld om hun hele adresboek pardoes in die gemeenschap neer te zetten. Als een vage kennis van je bij Plaxo zit, loop je een redelijke kans dat ook jouw visitekaartje (naam, adres, telefoonnummer, geboortedatum) er is te vinden. Dank u wel: door andermens’ onnadenkendheid liggen dan ook uw en mijn gegevens er voor het oprapen.

Orkut is – zoals gezegd – anders. Orkut spot met alle regels op het net en daarbuiten. Als een kennis mij via Orkut uitnodigt, behoudt Orkut zich het recht om mijn gegevens voor eigen doeleinden te bewaren. Ik zit thans zelfs in Orkut-vriendenkringen – en krijg daar wel eens mail van – zonder dat ik mezelf ooit heb aangemeld. Orkut ‘weet’ derhalve wie mijn vrienden zijn, ook al houd ik zelf mijn mond dicht.

Orkut is door haar opzet trouwens geweldig gereedschap voor spammers. Binnen Orkut kun je niet alleen in een keer al je vrienden mailen, maar ook alle vrienden van je vrienden. Een vriend van mij, Paul, heeft 89 Orkut-vrienden, geen bizar grote kring voor Orkut omdat iedereen elkaar werft en tot intimus bombardeert. (Een strategie die de betekenis van het woord vriend nogal uitholt. ‘Een mens mag blij zijn als hij vijf ware vrienden heeft,’ zegt een andere vriend van me geregeld. Als Paul zich echt met al die 89 Orkut-vrienden gaat bezighouden, zou dat betekenen dat dat ik ‘m nooit meer zie wegens zijn plotselinge tijdgebrek.) Die Orkut-geïnfleerde vrienden hebben allemaal ook zo’n bulk aan contacten. Met een eenvoudig mailtje aan ‘friends of my friends’ kan Paul in een keer zo’n 4500 mensen bereiken (grofweg 89 x 89, en daar dan weer de helft van omdat er doublures in zitten). Je kunt erop wachten dat spammers dat gereedschap gaan misbruiken. Sterker: wat voor praktisch doel heeft het in hemelsnaam om alle ‘vrienden’ van je vrienden tegelijk te mailen?

Orkut doet trouwens iets raars met die mail. Alles wat je via Orkut verstuurt, wordt bewaard. In haar privacy policy meldt Orkut:


When you invite new members into your network or send messages through the orkut.com service, we collect and maintain the information associated with those messages, including email addresses and content on secure servers.

Met andere woorden: Orkut bewaart de inhoud van de mail die je via hen verstuurt.

Een provider die hetzelfde van plan is, zou – terecht – onder vuur komen te liggen van alle digitale burgerrechtenbewegingen. In Europa is al een paar jaar een groot debat gaande over het bewaren van verkeersgegevens (wie mailde wanneer aan wie) en zowat iedereen die privacy een goed hart toedraagt, maakt zich ernstige zorgen over die bewaarplicht. Wie met wie mailt en dus wie in welke netwerken zit, geeft een nogal gedetailleerd beeld van mensen en is informatie die niet zonder meer uit handen gegeven mag worden, reden waarom ook het bewaren – en dus opvraagbaar maken – ervan bepaald niet onomstreden is.

Orkut bewaart zulke gegevens zonder meer. Bij Orkut gaat het bovendien niet alleen om de verkeersgegevens, ook de inhoud van ieders mail wordt bewaard. Zonder termijn. Dat gebeurt weliswaar op beveiligde servers (het zou een nog groter schandaal zijn dat die servers ni­et waren beveiligd), maar niettemin zijn zulke gegevens, simpelweg doordat ze bewaard worden, opvraagbaar geworden door iedereen die een bevoegde autoriteit weet in te schakelen. Is het niet raar dat over het bewaren van zulke gegevens grote debatten in parlementen worden gevoerd, en onderwijl een enkele partij dat op eigen houtje doet zonder commentaar uit te lokken van organisaties die digitale burgerrechten bewaken?

Of nee, heel vreemd is dat niet. Want sympathisanten, leden, medewerkers, oprichters en financiers van diezelfde digitale burgerrechtenorganisaties zijn zelf en masse lid geworden op Orkut. Van ex-hackers Rop Gonggrijp en Felipe Rodriquez tot privacy-voorvechter Maurice Wessling en internet-advocaat Christiaan Alberdink Thijm, ze zitten er allemaal op en hebben er hun eigen communities gesticht: ‘Hippies from Hell’, ‘Electronic Frontier Foundation’, ‘Hack-tic’. Uit nieuwsgierigheid. Of omdat het hip is. Of om dezelfde reden waarom ik een Albert-Heijnbonuskaart heb: privacy kan me iets minder schelen als ik denk dat er iets te halen valt.

Orkut heeft meer idioterie. In de terms of service zet Orkut uiteen hoe ze het auteursrecht beziet:


orkut.com’s proprietary rights

By submitting, posting or displaying any Materials on or through the orkut.com service, you automatically grant to us a worldwide, non-exclusive, sublicenseable, transferable, royalty-free, perpetual, irrevocable right to copy, distribute, create derivative works of, publicly perform and display such Materials.

Op alles dat je via hen verstuurt – een foto van je dochter, een verhaaltje, een plot voor een te maken film of een zakelijk plan – geef je Orkut rechten. Ze dichten zichzelf het recht toe om wereldwijd, zonder royalties, onherroepbaar en voor de eeuwigheid uit te mogen kopiëren, distribueren en te mogen uitbaten wat je schrijft of bedenkt.

Wie ruzie krijgt met Orkut in geval het bedrijf een dergelijk recht te gelde wil maken, heeft gerede kans de rechter aan zijn zijde te vinden. Maar dat Orkut überhaupt met dergelijke gebruiksvoorwaarden komt aanzetten, is opmerkelijk. Juist van het net-savvy Google en haar medewerkers zou je beter mogen verwachten.

Microsoft had een paar jaar geleden plannen voor een . NET paspoort en wilde daartoe allerlei informatie van haar gebruikers vergaren: welke sites bezochten ze, wie mailden ze, wat kochten ze waar. Dat leidde tot een fikse ruzie met de Europese Commissie, die stelde dat het bewaren van zulke gegevens indruiste tegen Europese regelgeving. Microsoft blies haar paspoortplannen uiteindelijk af.

Orkut is, anders dan Microsofts voorgestelde paspoort, geheel vrijwillig. En Orkut wordt, anders dan Microsoft, naar hartelust gebruikt door goed-geïnformeerde burgerrechten-voorvechters. Dat maakt Orkut niet lastiger te bevechten, maar ook ons eigen paard van Troje.

Wellicht is het tijd dat Bits Of Freedom, Neerlands enige digitale burgerrechtenbeweging, een nascholingscursus geeft aan haar eigen oprichters, (mede-)financiers en een van haar medewerkers. En dan beloof ik mijn AH-bonuskaart op te geven.

De eigenrichting van het MDI

Nu het stof wat is opgetrokken – na een publieke ruzie in Het Parool tussen Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) en Maroc.nl, twee artikelen in Netkwesties (hier staat het mijne), een stroom reacties in allerlei webfora en nadat het MDI eindelijk recente jaarverslagen online heeft gezet – is het mogelijk een balans op te maken van de werkwijze van het MDI en haar voorman Ronald Eissens. Op minstens vier punten zijn er fundamentele kanttekeningen te plaatsen: ondoorzichtigheid, liegen over cijfers, onzorgvuldig bestuur en overijverige interpretatie van de wet.

Wat allereerst opvalt, is hoe buitengewoon moeilijk het is om informatie van het MDI zelf te krijgen over haar werkzaamheden. De enige jaarverslagen die online stonden, waren oud en bestreken de periode 1997 tot aan 2000. Meer recente informatie gaf het MDI simpelweg niet, ook niet aan mensen of instanties die het meldpunt daar gericht om vroegen. Nadat het MDI in het kielzog van mijn artikel Netkwesties schimmigheid was verweten, zette het meldpunt druppelsgewijs de jaarverslagen van 2001 en 2002 op haar site (en verwijderde daarnaast, heel onlogisch, oudere jaarverslagen).

Een organisatie als het MDI moet het van publiciteit en transparantie hebben. Alleen door inzage te geven in de ontvangen meldingen kan het MDI haar functie van monitor uitoefenen: hoeveel klachten over discriminatie ontvangt de organisatie precies, hoe ernstig zijn de betwiste uitlatingen, om wat voor type discriminatie gaat het eigenlijk, wat gebeurt er precies met klachten, wat is het effect van de interventies van het MDI? En alleen door het publiek duidelijk te maken welk soort uitlatingen inhoudelijk over de schreef gaan, kan het MDI bevorderen dat internetgebruikers foute opmerkingen gaan schuwen.

Die transparantie heeft het MDI nimmer betracht. De enige publiciteit die het meldpunt verkoos, was de algemene stelling dat antisemitisme toeneemt, aangevuld met harde aanvallen op zowel Maroc.nl als Indymedia.nl, fora die door MDI-directeur Eissens respectievelijk als ‘een vieze modderpoel’ en als ‘een publiek urinoir’ werden gekwalificeerd. Maar uitleggen welke uitlatingen op de bewuste fora dan zover over de schreef gingen, weigerde hij apert. Niet alleen publiek, maar ook in correspondenties met de bewuste fora.

Dat is buitengewoon vreemd. Sterker, het is onfris. Waarom zou je in hemelsnaam een forum publiek aanvallen als je tegelijkertijd halsstarrig weigert uit te leggen wat daar in jouw ogen inhoudelijk verkeerd gaat? Eissens antwoord op dergelijke vragen komt neer op: “Ze merken vanzelf wel wat ze fout hebben gedaan. We hebben immers aangifte tegen ze gedaan.”

Ben je bovendien niet gehouden om, als je iemand publiek aanvalt, hem of haar door specificatie van je klacht de gelegenheid te bieden zichzelf te verklaren of te verdedigen? Wie precisering van zijn klacht bewust en herhaaldelijk achterwege laat, zoals het MDI in haar uitlatingen in de pers over Maroc.nl en Indymedia.nl heeft gedaan, wekt ten minste de schijn dat het eerder te doen is om verdachtmakingen en zwartmakerij, dan om een integer debat over de grenzen van het recht en van de vrijheid van meningsuiting, en hoe om te gaan met het spanningsveld tussen beide.

De cijfers

Het tweede opmerkelijke feit is het verschil tussen de cijfers van het MDI en hun uitspraken daarover. MDI-directeur Eissens verklaart in de pers geregeld dat antisemitisme fors toeneemt, maar nauwkeurige lezing van de eigen, ten langen leste geplaatste jaarverslagen staaft die uitspraak niet. Een analyse in de vorige editie van Netkwesties liet zien dat het aantal klachten over antisemitisme in de loop der jaren verhoudingsgewijs zelfs iets is gedaald, zij het licht.

Geen wonder dat het MDI die cijfers niet wilde publiceren, zou de cynicus zeggen: als de feiten de mening van het MDI niet schragen is dat jammer voor die cijfers… Veel spraakmakender – maar nimmer door het MDI ten overstaan van de pers meegedeeld – is dat het aantal meldingen van discriminerende opmerkingen over moslims, Turken en Marokkanen groeit en in absolute zin het aantal meldingen van antisemitisme nu overstijgt.

Waarom worden die cijfers over discriminatie van moslims door het MDI zo achteloos behandeld? Vanwaar die zo exclusieve aandacht voor antisemitisme, getuige ook de publieke aanval van het MDI op Maroc.nl? Dat is toch niet de enige vorm van discriminatie waarover het MDI zich druk heeft te maken?

Er hoeft toch geen wedstrijd gevoerd te worden tussen de verschillende vormen van discriminatie? Discriminatie van Marokkanen is simpelweg even fout en verkeerd als discriminatie van joden en behoeft even veel aandacht, kritiek en maatregelen.

Onzorgvuldig bestuur

Als derde is er de kwestie van onbehoorlijk bestuur. Het MDI telt een aantal werknemers en een directeur, Ronald Eissens. Het bestuur wordt gevormd door de stichting Magenta. Dat de directeur van het MDI de levenspartner is van een van de bestuursleden van datzelfde Magenta is al minder netjes: zo’n intieme relatie maakt de onderlinge verhoudingen apert onzuiver, en wie netjes is vermijdt zulke verwikkelingen. Andere bestuursleden hebben dan immers altijd een informatieachterstand en partijdigheid van zo’n bestuurslid – of het verwijt ervan – ligt op de loer.

Maar pertinent onacceptabel is dat datzelfde bestuurslid – Suzette Bronkhorst – tevens werknemer is van de stichting. Dat mag simpelweg niet. Bronkhorst heeft als bestuurslid de taak Eissens te instrueren en te controleren; als werknemer is ze zijn ondergeschikte en heeft ze formeel zijn orders op te volgen. Die bizarre constructie maakt niet alleen de verantwoordelijkheden buitengewoon schimmig en ondoorzichtig, maar geeft Eissens feitelijk volledig de vrije hand.

Dat de rest van het bestuur van het MDI voorts niets in de pap te brokkelen heeft, is de ethische doodsklap. Penningmeester Onno Rodbard heeft thans een spreekverbod opgelegd gekregen van medebestuurslid Bronkhorst, op grond van zijn eerdere openheid over de geldstromen in Netkwesties. In dat eerste gesprek zei Rodbard dat “het meldpunt .. ook eigenlijk van hun is”. Dat wil zeggen: het is van Eissens en Bronkhorst.

Daarmee diskwalificeert hij zichzelf en het bestuur volledig als controlerende instantie: ze zouden er net zo goed niet kunnen zijn. Voorzitter Brieuc-Yves Cadat zegt publiekelijk al helemaal niets: hij reageerde simpelweg niet op een groot aantal verzoeken om informatie of opheldering.

Het MDI draait volledig op subsidie van het ministerie van Justitie. Je zou dan toch iets meer controle en verantwoording willen eisen dan wat twee geliefden elkaar bij het ontbijt vertellen.

Het handelen van het MDI

Tenslotte: de overijverige interpretatie van de wet door het MDI. In het jaarverslag 2002 meldt het MDI: “Van 1.238 uitingen constateerde het Meldpunt dat er sprake was van strafbaar materiaal. Naar aanleiding hiervan werden 881 verzoeken tot verwijdering [van de bewuste teksten, KS] verzonden. In 557 gevallen werd dit verzoek opgevolgd door verwijdering en in 324 gevallen niet. Van deze 324 uitingen zal over 143 aangifte worden gedaan (26 dossiers) en 169 zullen aan het [Openbaar Ministerie] worden voorgelegd voor verdere toetsing.”

Allereerst is toetsing aan de wet natuurlijk voorbehouden aan de rechter, niet aan het Meldpunt. De rechter is de enige instantie die een oordeel kan vellen over de toelaatbaarheid van publieke uitingen, juist omdat er altijd sprake is van een delicate afweging tussen verboden en rechten – in casu: van het discriminatieverbod versus de vrijheid van meningsuiting.

De formulering dat ‘het Meldpunt .. constateerde dat er sprake was van strafbaar materiaal’ is dan ook op zijn minst voorbarig en aanmatigend. Aangenomen dat een goed geïnformeerde burger – en dus ook het Meldpunt – zich een globaal beeld kan vormen van wat de rechter wel en niet toelaatbaar acht, kan het meldpunt hooguit iemand waarschuwen dat zijn uitlatingen waarschijnlijk niet door de beugel kunnen indien iemand aangifte zou doen, en dienen ze het daarbij te laten (of zelf aangifte te doen, wat iedereen natuurlijk vrij staat).

Al het meerdere is eigenrichting. En het MDI doet meer. Ze sturen brieven op hoge poten – zie bijvoorbeeld de brief die het MDI aan Geenstijl.nl stuurde waarin het dreigen met aangifte als dwangmiddel wordt gebruikt en onmiddellijke verwijdering van materiaal wordt geëist. Het MDI gedraagt zich daarmee als beoordelaar en handhaver van de wet.

Naar uit het jaarverslag 2002 blijkt, zijn die boze brieven redelijk effectief: veel van de omstreden uitlatingen werden terstond verwijderd. Maar van de resterende 324 uitlatingen, oftewel ruim een derde van alle door het MDI strafbaar geachte uitspraken, wil het MDI zelf uiteindelijk over slechts 143 metterdaad aangifte doen. Over 169 gevallen willen eerst ze zelf nog hun licht opsteken bij het Openbaar Ministerie om uit te zoeken of die nu wel of niet kunnen.

Hoe nu? Het MDI had zich naar eigen zeggen toch al uitgebreid vergewist van de strafbaarheid van alle 881 uitlatingen waarvan ze verwijdering verlangden? Waarom bindt het meldpunt plots in wanneer zijzelf voor het blok wordt gezet, doordat de aangeklaagden weigerden hun opmerkingen te verwijderen?

De 324 opmerkingen die niet werden verwijderd, zouden toch – volgens MDI’s eigen logica – terstond tot aangifte moeten leiden? Was die strafbaarheid ervan wellicht niet zo evident als het MDI het aanvankelijk voorstelde, aangezien ze over ruim de helft van alle niet verwijderde uitlatingen eerst overleg willen voeren nu puntje bij paaltje komt?

Wat zegt die zo plots optredende aarzeling voorts over de strafbaarheid van de wel op verzoek van MDI verwijderde berichten? Was daar wellicht ook, ondanks de stelligheid van het MDI, ruimte voor aarzeling en behoefte aan overleg met het OM? Met andere woorden: in hoeveel gevallen is er onder grote druk van van het MDI materiaal verwijderd waarvan de strafbaarheid helemaal niet zo evident was als het MDI jegens de betrokkenen deed voorkomen?

Die vragen worden des te prangender voor wie verder leest in het jaarverslag van 2002. Want uiteindelijk blijkt dat het MDI in 2002 helemaal niet over 143 gevallen aangifte heeft gedaan, maar over slechts zes. Deze zes aangiften bestreken bij elkaar 70 uitlatingen.

De rest wordt in portefeuille gehouden: ze zijn blijkens het jaarverslag ‘in voorbereiding’ dan wel ‘in dossier’. Kennelijk bieden de betreffende uitlatingen te weinig houvast om terstond tot aangifte over te gaan, terwijl zulks wel de grond was waarop het MDI eerder onmiddellijke verwijdering eiste.

De ‘grondige toetsing’ die het MDI zegt te verrichten, blijkt wel heel wankel, en het dreigen met aangifte doen is precies dat: een dreigement, dat zelden wordt waargemaakt.

Wat de kwestie van aangiftes nog lastiger maakt is dat het MDI de jurisprudentie over onrechtmatige uitlatingen op internet in minstens twee gevallen bewijsbaar fout heeft geïnterpreteerd, namelijk in de aangifte tegen Indymedia.nl en in die tegen Maroc.nl.

De zaak waar eenieder zich op verliet als het ging om de verantwoordelijkheid van providers was die van Scientology versus XS4all en Spaink (arrondissementsrechtbank Den Haag, 96/1048, 9 juni 1999). In die uitspraak legde de Haagse rechtbank vast dat een provider “die ervan in kennis wordt gesteld dat een gebruiker van zijn diensten op diens home page auteursrechtinbreuk pleegt of anderszins onrechtmatig handelt, terwijl aan de juistheid van die kennisgeving in redelijkheid niet valt te twijfelen, zelf onrechtmatig handelt indien hij alsdan niet ingrijpt. Van de Service Provider mag dan worden verwacht dat hij de inbreukmakende documenten uit zijn computersysteem verwijdert”.

Met andere woorden: wie een klacht heeft over een gebruiker, mag de provider slechts dan verantwoordelijk stellen wanneer aan twee voorwaarden is voldaan:

  • de provider moet op de hoogte zijn gesteld van de kennelijke onrechtmatige handeling, en
  • aan de juistheid van die kennisgeving kan in redelijkheid niet worden getwijfeld.

De aangiften tegen Indymedia.nl en Maroc.nl die het MDI heeft ingediend, richtten zich beide op de webfora van die sites: op publiek toegankelijke plaatsen waar derden berichten en reacties kunnen plaatsen. Wat betreft de webfora bevinden Indymedia en Maroc.nl zich in de positie van providers: ze plaatsen het materiaal niet zelf, ze zijn slechts doorgeefluik voor anderen.

Indymedia en Maroc.nl kunnen derhalve alleen verantwoordelijk worden gehouden voor de inhoud van die berichten indien zij expliciet op onrechtmatige berichten worden gewezen en vervolgens niet ingrijpen. Het MDI heeft echter altijd geweigerd Maroc.nl en Indymedia.nl te wijzen op de precieze berichten die hun wrok wekten.

Met die weigering ontnam het MDI beide webfora niet alleen de mogelijkheid in te grijpen, maar negeerde het MDI ook de jurisprudentie: alleen door een provider – en analoog: een webforumhouder – van tittel en iota op de hoogte te stellen, kan hem verantwoordelijkheid worden aangerekend bij niet-ingrijpen.

Het MDI heeft feitelijk zijn eigen glazen ingegooid door niet opener te zijn tegenover Maroc.nl en Indymedia.nl over de aard van hun klachten: door hen niets te vertellen, pleitte het MDI hen onbedoeld vrij. Eerst informeren, dan pas aansprakelijk stellen: zo hoort het.

Geen wonder dat het OM op 20 december j.l. te kennen heeft gegeven niet tot vervolging van Maroc.nl over te gaan, ondanks de met veel tam-tam omgeven aangifte van het MDI. Het OM kent de jurisprudentie uiteraard wel…

Zeker voor een organisatie die geheel door het ministerie van Justitie wordt gefinancierd is een dergelijke vrije en overijverige interpretatie van de wet – compleet met eigenrichting – een buitengewoon pijnlijke zaak.

Mij lijkt dat de inzet van MDI niet kan zijn om op eigen houtje berichten te laten verwijderen. Wat het MDI wel zou kunnen – en nalaat – is om in goed overleg met webforahouders methodes te ontwikkelen om zorgvuldig te kunnen modereren en secuur met het blokkeren van berichten of deelnemers om te gaan, en daarnaast – eveneens in goed overleg – soms een proefproces te beginnen teneinde de jurisprudentie te verfijnen.

Maar het MDI heeft een andere weg gekozen: die van dreigementen en de publieke aanval via de pers, zonder overleg of transparantie.

‘Een vieze modderpoel’

Een paar weken geleden stuitte ik op een ingezonden brief in Het Parool waarin bestuurslid Dick Sipkes van Maroc.nl zich beklaagde over de werkwijze van het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI). Lange tijd verwijderde Maroc.nl berichten waarover het MDI klachten had ontvangen: het MDI stuurde de klachten aan Maroc.nl door en Maroc.nl deed er wat aan. Men betitelde de samenwerking over en weer als “prettig”. Tevens had Maroc.nl een eigen klachtenprocedure.

In de zomermaanden van 2002 liep het mis. De bestuursleden waren op vakantie en hadden – erg dom, erkenden ze later ootmoedig – geen vervangende moderators aangesteld. Een discussie tussen buurtende bezoekers van Joods.nl en een vaste Maroc.nl-bezoeker liep uit de hand. Het MDI kreeg vervolgens een serie klachten van (vermoedelijk) de Joods.nl-bezoekers op zijn bureau gedeponeerd. Na de vakantie greep het bestuur van Maroc.nl rap in en de rust keerde weer.

Ogenschijnlijk, tenminste. Maroc.nl maakte een afspraak met het MDI om te bezien hoe ze dergelijke escalerende ruzies voortaan konden bezweren. Het MDI zegde die afspraak op het laatste moment af en weigerde een nieuw gesprek. Het meldpunt motiveerde deze opstelling later schriftelijk met de denigrerende opmerking “wij organiseren geen praatgroepjes bij een kopje thee”. Een nogal bevreemdende kwalificatie voor een instantie die volgens haar eigen site veel aan voorlichting wil doen.

Kort daarna hoorde Maroc.nl via de pers dat het MDI “het helemaal gehad heeft met die site” en bij het Openbaar Ministerie aangifte tegen Maroc.nl had gedaan. MDI-directeur Ronald Eissens meldde voorts publiekelijk dat Maroc.nl niets dan “een vieze modderpoel” was. Maroc.nl had geen idee tegen welke berichten op hun forum de aangifte zich richtte en het MDI wilde daar geen helderheid over verschaffen. Maroc.nl heeft ruim een jaar later nog niets van het OM gehoord.

Maroc.nl heeft een paar keer geprobeerd zijn versie van de gebeurtenissen in de publiciteit te krijgen, maar dat mislukte schromelijk. Kranten herhalen telkenmale het verhaal van het MDI als zou Maroc.nl een beerput zijn tegen wie aangifte loopt, zonder wederhoor bij Maroc.nl te vragen. Maroc.nl heeft uiteindelijk besloten een klacht bij de Raad voor Journalistiek te deponeren, gericht tegen Het Parool, dat de beschuldigingen van het MDI zonder enige verificatie herpubliceerde.

Dat verhaal kwam me bekend voor. Vreselijk bekend. In april 2003 speelde zich iets dergelijks af tussen Indymedia.nl en het MDI. Indymedia.nl werkt via ‘open publishing’: iedereen kan er iets schrijven en dat wordt zonder meer gepubliceerd. Als de redactie wordt geattendeerd op stukken die over de schreef gaan, verhuizen ze die naar de bittenbak.

In de herfst en winter van 2002 liepen de emoties op Indymedia.nl steeds hoger op: de opkomst van Fortuyn werd er met argwaan gadegeslagen, en er kwamen nogal wat rechtse lummels een potje stoken op de fora van Indymedia. Het MDI meldde Indymedia geregeld dat er een klacht over een anti-semitische of racistische bijdrage was binnengekomen. Indymedia verhuisde zo’n bericht dan gewoonlijk naar de afvalbak.

In de lente van 2003 stokte de communicatie plots. Vlak daarna verscheen een groot artikel in de Volkskrant waarin MDI-directeur Ronald Eissens zich bij monde van een Volkskrant-redacteur beklaagde over Indymedia, dat hij ‘één groot urinoir’ noemde. De kop van het paginagrote stuk: ‘Anti-semitische walm’. Eissens beweerde in dat artikel onder meer: “Het linkse web Indymedia.nl plaatst geregeld anti-semitische teksten en weigert ze te verwijderen.”

Dat laatste was aantoonbaar niet waar: Indymedia had eerder, na overleg met het MDI, juist wel anti-semitische berichten verwijderd. Dat Indymedia.nl zulke stukken zelf niet plaatst maar dat de bezoekers het doen, is een verschil dat Eissens helemaal uit het oog verloor. Eissens deelde de Volkskrant mee dat het MDI aangifte tegen Indymedia.nl had gedaan, en gaf en passant Maroc.nl nog een veeg uit de pan door in datzelfde interview die site “een rotte appel” te noemen.

De Volkskrant vroeg Indymedia.nl niet naar diens versie van het verhaal, maar slikte de weergave van Eissens voor zoete koek. En Eissens weigerde Indymedia in te lichten over welke berichten die aangifte precies handelde. Ook Indymedia.nl heeft bij mijn weten nadien niets van het OM gehoord.

Wat is dat MDI eigenlijk? Op de site word je niets wijzer. Er staat uitgebreid uitgelegd hoe ze te werk gaan. Tussen neus en lippen vertellen ze dat ze door de overheid worden gesubsidieerd en dat ze hun inkomsten aanvullen door de “verkoop van producten (website design en onderhoud)”. Een meldpunt tegen discriminatie dat websites zit te bouwen?

Maar daarmee houdt het op. Wie werken er bij het MDI, wie zitten er in het bestuur? Hoeveel meldingen van discriminatie krijgen ze jaarlijks binnen en hoeveel daarvan beoordelen ze als terecht? Wat beschouwen ze precies als discriminatie? Gaat het alleen om anti-semitisme, of ook om moslimhaat? Vallen homofobe uitspraken volgens het MDI onder discriminatie?

Hoe vaak slagen ze erin de beheerders van webfora te overtuigen dat ze specifieke berichten beter kunnen verwijderen? Hoe vaak hebben ze aangifte gedaan? Hoe vaak leidde zo’n aangifte metterdaad tot een veroordeling? Hoe effectief is het MDI?

Allemaal niets over te vinden. Het laatste jaarverslag dateert van 1999, en cijfers van na die tijd zijn nergens te vinden. Ze lijken er wel te zijn: het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) verwijst in zijn eigen rapportage, lopend tot mei van dit jaar, immers naar cijfers van het MDI over 2001 en 2002. Maar het MDI verschaft deze rapportages niet aan de bezoekers van haar eigen site.

Een bestuurslid van Maroc.nl vertelde me dat hij herhaaldelijk om het laatste jaarrapport van het MDI heeft gevraagd, maar het simpelweg niet van ze krijgt. Waarom staan zulke cijfers niet online? Is het MDI, als gesubsidieerde instantie, niet gehouden zo breed mogelijk inzage te geven in zijn werkzaamheden?

Waarom is Eissens in hemelsnaam zo idioot stil over de goede werken die hij verricht, behalve als hij met overtrokken beschuldigingen kan uitpakken in een krant?

[Werd vervolgd in De eigenrichting van het MDI.]

Panoussis vs Scientology, dag 7/8

Water naar de zee dragen

Stockholm, 26 januari, Amsterdam 27 januari 2001

[Vorige afevering: Onaanvaardbare waarheden.]

WANNEER ZENON EN IK ‘s morgens aankomen bij het gerechtshof, stappen er twee vrouwen uit een wachtende auto. Een van hen blijkt de deurwaarder te zijn die indertijd de leiding had over de inbeslagneming van Zenon’s harde schijf. Ze overhandigt hem een dwangbevel: hij moet een oude belastingschuld voldoen. Ze praten even, en dan lopen we door naar binnen. Daar schiet een man op ons af. Hij toont kort een badge, stopt hem weg voordat Zenon het ding kan zien, en begint boos te praten. Even denk ik dat dit een agent is en dat Zenon ter plekke ingerekend zal worden – Scientology doet dat wel vaker met critici: valse aanklachten indienen in de hoop dat ze gearresteerd worden – maar dan blijkt dat ook dit een deurwaarder is. Zenons studielening.

Kijk eens aan. Scientology heeft aan allerlei touwtjes getrokken en stuurt iedereen op Zenon af die ze te pakken kunnen krijgen. Dit is hun wraak voor het feit dat we McShane op meineed hebben betrapt…

*

EENMAAL IN DE RECHTSZAAL informeert Zenon de rechtbank over zijn nieuwe bewijs, waarmee hij McShanes getuigenis van dinsdag kan loochenstraffen. Magnusson is vanzelfsprekend furieus en wil van geen getuigen weten. Hoe durft Panoussis aan de eerbiedwaardigheid van zijn cliënt te tornen! Dit gaat alle perken te buiten, het grenst simpelweg aan laster.

In Zenon zie ik witte woede opwellen. Met ijzige stem legt hij de rechtbank uit dat hij tot nu toe drie getuigen op pertinente leugens en fouten heeft betrapt – Thomas Small, die niet heeft verteld dat hij in dienst was van RTC terwijl hij zijn ‘historische’ uitleg gaf van de licentiecontracten tussen RTC en de erven Hubbard; de notaris met haar ‘steekproef’, en Nyström, de computerexpert die eerder zei dat Usenet postings nauwelijks te vervalsen waren en die nu moest toegeven dat duizenden, nee tienduizenden sysadmins bovenop het vuur zitten – en nu bovendien drie mensen bereid heeft gevonden om onder ede te verklaren dat McShane in zijn getuigenis van dinsdag heeft gelogen. Zenon begrijpt dat nieuwe getuigen oproepen in dit stadium van de zaak de procedure geheel in de war schopt, maar aangezien McShane onder ede heeft gelogen heeft Zenon een absoluut recht dat te bewijzen.

De rechtbank is niet ongenegen Zenon de ruimte te geven, maar is zelf ook benauwd over het te volgen schema. Nieuwe getuigen horen betekent dat de zaak tot volgende week verdaagd moet worden, eigenlijk is daar geen tijd voor. Ze stellen Zenon voor om McShane zelf opnieuw te horen, en afhankelijk van de resultaten daarvan te bepalen of hij alsnog behoefte heeft aan zijn drie nieuwe getuigen. Zenon gaat akkoord, en Magnusson kan niet anders doen dan toegeven.

Wanneer McShane opnieuw in het getuigenbankje plaatsneemt, is de spanning in de zaal tastbaar. Iedereen is doodstil en McShane schuifelt met zijn voeten. Zenon is gruwelijk precies in zijn vragen, en McShane kan er niet onderuit, hier is geen draaien meer aan: ja, er bestaat zoiets als de Freeloader’s Debt; ja, dat is een uitgestelde rekening voor de studie van de NOTs, ja, iedereen die de NOTs bestudeert krijgt zo’n rekening, ja, als je de Sea Org verlaat, het elitecorps van Scientology, word je geacht die rekening te betalen. Of wanneer je je Sea Org contract verbreekt. Gotcha! Dinsdag zei McShane nog dat Scientology niets in rekening brengt voor het bestuderen van de NOTs.

Zenon gaat door. Hij wil weten of enig onderdeel van de NOTs in andere cursussen is gebruikt. McShane hield eerder immers bij hoog en bij laag vol dat alleen Class IX Auditors de NOTs te zien krijgen, en dat zijn slechts zo’n 400 mensen. Zenon heeft nu gedetailleerde informatie in handen waaruit blijkt dat mensen die OT6 en OT7 doen (en dat zijn er duizenden geweest) grote delen van de NOTs te bestuderen krijgen, bij elkaar zo’n tachtig procent van de NOTs.

Zenon: “Is enig deel van de internet NOTs ooit – dat wil zeggen: hetzij vroeger, hetzij nu – onderdeel geweest van enige andere cursus dan de Class IX Auditors Course?”
McShane is lang stil. Dan zegt hij aarzelend: “Delen ervan worden in OT6 gebruikt.” zegt hij.

“En in OT7?” vraagt Zenon.
McShane aarzelt weer. “Nee,” zegt hij dan.

Zenon slaat terug: “Maandag heb ik u gevraagd welk niveau u zelf heeft behaald; u antwoordde dat u OT6 was, en u antwoordde bevestigend dat dit betekende dat u alleen persoonlijke kennis had van het materiaal tot aan OT6, en niet hoger.”
McShane wordt nerveuzer. “Ik kan me die vraag, ehm, dat antwoord, niet herinneren.”

Zenons stem wordt nu donderend. “Worden of werden de NOTs, in hun geheel of gedeeltelijk, op enig moment gebruikt in enige andere cursus dan de Class IX Auditors Course?”
McShane: “Eh, delen van de NOTs worden gebruikt in OT6 en OT7. Maar ik heb je lijst gezien waarin je beweert dat een stuk of twintig, dertig individuele NOTs worden gebruikt in OT6 en OT7, en dat is niet waar.”

Gotcha again.

Zenon: “En hoeveel mensen precies hebben OT6 en OT7 gedaan?”
McShane: “… eh, … eh, ik schat zo’n vijf- tot zevenduizend.”

Zenon heeft genoeg. Hij hoeft zijn nieuwe getuigen niet meer op te roepen.

*

MAGNUSSON MAG NU EEN poging doen de aangerichte schade te repareren. McShane, die tijdens zijn verhoor door Zenon zo nerveus was dat zijn benen onbeheersbaar trilden, ontspant zich eindelijk: zijn beproeving is voorbij. En uit pure opluchting begint hij te ratelen: hij gooit er nogmaals uit wat Zenon wilde horen, maar ditmaal uit vrije wil.

Magnusson: “Die betalingen, die rekeningen voor de Class IX auditors, zijn die pro forma?”

McShane: “Ja, die zijn pro forma. U moet weten, de opleiding voor Class IX Auditors is lang, en al die tijd krijgen ze gratis supervisie, gratis kost en inwoning, en medische hulp van de kerk, en we willen niet dat mensen meteen na het afsluiten van de cursus weg gaan, dat zou betekenen dat ze het materiaal voor niets kunnen bestuderen. We investeren veel in deze mensen, en dat willen we er natuurlijk uithalen. Zij moeten later de gewone leden auditeren. Daarom hebben we deze pro forma rekening ontworpen.”

Bingo. Onder de Zweedse wet staat alles waarvoor je een tegenprestatie verwacht, elke “ruil” waaraan een verplichting vastzit, gelijk aan een betaling. En McShane legt hier uit dat deze mensen moeten werken, dat de kerk profijt heeft van hun prestatie (het auditeren van gewone leden) en dat ze hun “gratis” kost en inwoning moeten terugverdienen. Done. McShane heeft de verhalen van Zenons getuigen bevestigd.

*

DAN WORDEN ALSNOG de slotpleidooien gehouden. Magnusson is kort en saai. Hij somt voor de zoveelste keer al Zenons vermeende fouten en inbreuken op, maar beargumenteert niets. De man mist overtuiging, inspiratie en bovendien de creativiteit om alle gaten die Zenon in zijn standpunten en getuigen heeft geschoten, te repareren.

Zelfs ik, met mijn wrakke Zweeds, hoor het verschil tussen hem en Zenon. Zenon spreekt bevlogen, hij argumenteert, hij bouwt redeneringen op, maakt afwegingen, trekt conclusies, bespreekt conflicten en wijst op consequenties. Hij wist de rechtbank erop dat hij hier degene is die het auteursrecht verdedigt en Magnusson degene is die het ondermijnt.

Magnusson claimt immers dat er geen publicatie plaatsvindt als 25.000 mensen een auteursrechtelijk beschermd stuk bestuderen, zelfs niet als zij ervoor betalen: het enige dat je hoeft te doen is geheimhouding van ze te vergen en een lidmaatschapsysteem te ontwerpen. Nu, als de rechtbank dat principe overneemt, dan liggen prachtige tijden in het verschiet voor Zenons eigen Vrije Scientology Kerk! En niet alleen voor hem: ook anderen kunnen in “besloten” kring vrijelijk DVDs, video’s, boeken en computerprogramma’s tegen betaling verspreiden, zolang ze maar eisen stellen aan het lidmaatschap van de “besloten” kring. De rechtbank luistert aandachtig.

Zenon beweert dat de OTs en NOTs wel als gepubliceerd moeten worden beschouwd, en dat auteursrechtbescherming niet zonder verplichtingen komt: de plicht om toe te staan dat mensen kopieën voor eigen gebruik te maken, de plicht te aanvaarden dat er publiekelijk uit wordt geciteerd of dat stukken worden geparafraseerd. Hij ontleedt vervolgens Scientology’s resterende argumenten en hakt ze aan mootjes.

EINDE RECHTSZAAK. De voorzitter deelt mee dat de uitspraak op 9 maart aanstaande beschikbaar zal zijn, vanaf 11 uur.

*

DE VOLGENDE DAG reizen we terug. De vlucht verloopt prettig, we krijgen zelfs nepkaviaar geserveerd.

Dan, op Schiphol, gaat het mis. We laten onze paspoorten bij de douane zien en worden doorgewuifd. Zodra Zenon doorloopt, komt er een man in burgerkleding op hem af. “Douane, opiumwet. Wilt u alstublieft meekomen?” Zenon wordt naar en zijkamertje gebracht en ook ik moet mee. Daar wachten nog vier douanebeambten ons op, allemaal in burgerkledij. Al onze bagage – twee gewone tassen, de Samsonite met 25 kilo dossiers, de kartonnen doos van The Total Litigation Company van tien kilo, mijn computertas, mijn handtas – wordt op tafels gelegd en geopend voor een uitgebreide controle. De man die de Samsonite doorzoekt verbaast zich over de grote hoeveelheid mappen. “Wij zijn alletwee in rechtszaken met Scientology verwikkeld,” leggen we uit. “Sterker, we komen juist van zo’n rechtszaak terug.” Zenon pakt een krant die tussen de rechtbankstukken zit en toont hem: er staat een paginagroot artikel over deze zaak in.

We zien een verandering op de strenge gezichten van de vijf ambtenaren. Ze ronden hun onderzoek af en we mogen weg.

Eenmaal thuis plegen we een paar telefoontjes en schakelen wat mensen in. Binnen de kortste keren wordt duidelijk wat er aan de hand was: de Nederlandse douane kreeg eerder die middag twee verschillende tips, “onafhankelijk” van elkaar, waarin Zenon en ik in groot detail werden beschreven, met vluchtnummer en al, en waarin werd meegedeeld dat wij cocaïne van Zweden naar Nederland zouden smokkelen. En uiteraard is de douane gehouden om elke tip die zij krijgt te onderzoeken, zelfs al vonden zijzelf deze tips nogal vreemd. (Dat zou ik ook denken. Cocaïne van Stockholm naar Amsterdam smokkelen? Dat is water naar de zee dragen – vanuit de woestijn.)

Zenon en ik leren een belangrijke les. Het niveau van lastigvallerij en gepest is de laatste week dramatisch toegenomen. We zijn dagenlang geschaduwd, er worden deurwaarders op Zenon afgestuurd, en nu zijn we beschuldigd van drugssmokkel. Scientology is een rekening aan het vereffenen.

Panoussis vs Scientology, dag 5/6

Onaanvaardbare waarheden

Stockholm, 24-25 januari 2001

[Vorige aflevering: Kinderachtige spelletjes.]

DE ZITTING IS VOOR twee dagen opgeschort. Vrijdag gaan we verder: dan worden de slotpleiten gehouden, en dat was het. Daarna kunnen we alleen maar afwachten (en tot Xenu bidden).

McShanes stellige bewering dat Class IX Auditors niet betalen voor het ‘privilege’ de NOTs the mogen bestuderen en dat alleen zij de NOTs te zien krijgen, zit ons dwars. We geloven simpelweg niet dat McShane de waarheid vertelt, de waarheid, de hele waarheid en niets dan de waarheid.

Wanneer we later Zenons ondervraging van McShane doornemen slaan we onszelf voor het hoofd. Verdomme! Wat een stommelingen zijn we! We stelden vragen over betalingen en ‘vaste donaties’, maar hebben het helemaal niet over de Freeloader’s Debt gehad… Scientology laat stafleden zogenaamd gratis cursussen volgen, maar zodra je weg wilt krijg je alsnog een rekening gepresenteerd. Waarschijnlijk krijgen Class IX Auditors een vette rekening voor hun studie van de NOTs wanneer ze staflid-áf worden. McShane had ons een ‘aanvaardare waarheid’ verteld, een bekende praktijk binnen Scientology: een vraag zo interpreteren of beantwoorden dat je om de feitelijke vraag heen draait en net niet echt liegt, zodat je de vraag in feite ontduikt. Zenon post allerijl een bericht op alt.religion.scientology en stelt een serie korte vragen:


From: Zenon Panoussis
Newsgroups: alt.religion.scientology, nl.scientology, alt.clearing.technology
Subject: The NOTs
Date: Wed, 24 Jan 2001 23:49:32 +0100
Message-ID: <3A6F5BFC.17BF9C75@xs4all.nl>

McShane zei vandaag onder ede dat
– alleen Class IX auditors de NOTs zelf te lezen krijgen; scientology-leden die de nieuwe OT5 cursus doen, op basis van de NOTs geauditeerd worden maar zelf de NOTs niet te lezen krijgen;
– alle Class IX auditors zijn in dienst van CoS; de NOTs bestuderen is onderdeel van hun werk; ze hoeven nimmer te betalen voor de Class IX auditor cursussen; CoS heeft *nimmer* iemand iets in rekening gebracht voor de NOTs, noch heeft zij donaties gevraagd voor deze specifieke cursus;
– tot aan 1998 hebben 325 toestemming gekregen om binnen CoS de NOTs te lezen; na 1998 hebben naar schatting nog zo’n 100 CoS-leden de NOTs gelezen.

Wanneer je ook maar *iets* hiervan kunt weerleggen, mail me dan onmiddellijk.

Z

WE ONTVANGEN EEN aantal uitermate interessante reacties hierop. Een paar ex-leden die nogal hoog in Scientology zijn geweest, bevestigen dat Class IX Auditors een Freeloader’s Bill kregen, zodat er *inderdaad* betaling werd verwacht voor de NOTs. Anderen vertellen ons dat niet alleen Class IX Auditors de NOTs daadwerkelijk onder ogen kregen: grote delen van de NOTs zijn onderdeel van OT6 en OT7.

Eén e-mail in het bijzonder is veelbelovend. Een vrouw die voormalig Sea Org lid is en die zelf de Class IX Auditing Course heeft gedaan, heeft daadwerkelijk voor de NOTs betaald. Bij haar heeft Scientology geen Freeloader’s Bill uitgeschreven: ze wilden het geld meteen van haar hebben. En wat belangrijker is: deze vrouw is bereid om onder ede te getuigen. Ze is in de positie om de meeste van McShanes beweringen over de NOTs te weerleggen.

Zenon belt haar op. De twee hebben een lang gesprek waarin de vrouw een uitgebreid en gedetailleerd verslag doet van welke NOTs waar gebruikt worden. Ze is een droomgetuige – en van harte bereid om haar medewerking te verlenen.

*

ZENON SCHRIJFT OGENBLIKKELIJK een stuk dat hij woensdagmiddag bij de rechtbank indient; daarin doet hij verslag van het nieuwe bewijs. Het enige – grote – struikelblok is dat we officieel klaar zijn met het doornemen van bewijs en het verhoren van getuigen, en dat het in dit stadium uitermate moeilijk is om de discussie opnieuw te beginnen.

Aan de andere kant hebben we McShane nu betrapt op iets dat gevaarlijk dicht tegen meineed aanligt. Wat hij heeft gedaan is meer dan “aanvaardbare waarheden” debiteren: hij heeft zich in bochten gewrongen, hij heeft informatie achtergehouden en duidelijke vragen ontdoken. Als Magnusson verhindert dat Zenon deze getuigenis vrijdag inbrengt, zullen we die informatie later alsnog bewijzen en als we dat doen, moet de zaak mogelijk van voren af aan hernomen worden – terwijl Magnussons voornaamste getuige, ja zelfs de partij die hij in de rechtszaak vertegenwoordigt, zichzelf ongeloofwaardig heeft gemaakt; om van erger dan ‘ongeloofwaardig’ maar niet te spreken.

We hebben geen idee wat er nu te gebeuren staat. We hebben RTC in de greep, maar we weten niet wast het resultaat op korte termijn zal zijn. Magnusson kan dit bewijs simpelweg accepteren en met ferme tegenzin toegeven dat zijn cliënt een ‘fout’ heeft gemaakt. Magnusson kan het nieuwe bewijs koste wat kost tegenhouden, en op procedurele gronden kan de rechtbank hem daarin gelijk geven. De rechtbank kan ons toestaan de nieuwe getuige te horen, maar in dat geval is het schema voor vrijdag compleet in de war – de hele dag zou besteed worden aan de pleidooien – zodat Zenon een paar dagen langer in Stockholm zal moeten blijven. De nieuwe getuige kan afgewezen worden, maar in dat geval zal Zenon ervoor zorgen dat haar getuigenis later wordt ingediend, wat op zich al voldoende reden is om de zaak te heropenen indien hij verliest. Welk van deze mogelijkheden zal het zijn? We hebben geen flauw idee.

*

DE VOLGENDE DAG, donderdag, belt Zenon Magnusson op en vraagt hem of RTC de feiten die hij in zijn laatste stuk opsomt, toegeeft. Magnusson weigert hem daar antwoord op te geven. Zenon belt de rechtbank, die hem meedeelt dat ze voor drie uur die middag een antwoord van Magnusson willen hebben en dat zijzelf momenteel geen beslissing kunnen nemen over de toelaatbaarheid van zijn nieuwe bewijs, aangezien niet alle rechters nu aanwezig zijn. Zenon gaat naar de rechtbank om de tapes van de verhoren van McShane op te halen, en tegen de tijd dat hij daar arriveert is Magnussons antwoord binnen gekomen.

Magnussons verontrusting is zichtbaar in zijn antwoord. Met tegenzin geeft hij toe dat er inderdaad facturen worden uitgeschreven voor de Class IX Auditors, maar dat die rekeningen slechts een “symbolische formaliteit” zijn, en geen echte rekeningen. Alleen degenen die de Sea Org willen verlaten (maar niet helemaal uit Scientology willen stappen) worden verwacht die rekening te betalen. En heus, van alle Sea Org leden vertrekt haast niemand, echt niet: nog geen een procent stapt uit de Sea Org. Het hof moet begrijpen dat het feit dat RTC dit nu zegt, slechts een genereus gebaar is ten opzichte van Panoussis, een gebaar bedoeld om de procedure te vereenvoudigen, en dat dit niet inhoudt dat RTC Zenon in deze gelijk geeft. En wat betreft de NOTs die onderdeel zouden zijn van OT6 en OT7, dat is klinkklare nonsens.

*

ONDERTUSSEN BENADEREN OOK anderen Zenon. Op donderdagavond hebben we vier getuigen verzameld die allemaal in staat en bereid zijn om onder ede te verklaren dat zowat tachtig procent van de NOTs onderdeel uitmaakt van OT6 en OT7, en dat elke Scientologist die deze cursussen volgt, daarvoor betalen moet. Dat betekent dat er duizenden mensen zijn betaald hebben voor het bestuderen van de NOTs. Dat is precies wat Zenon al die tijd heeft beweerd.

Wat meer is: we hebben het bewijs in handen dat McShane een onbetrouware getuige is.

We zien er plots naar uit McShane morgenochtend in de rechtszaal te zien.

[Volgende (en laatste) aflevering: Water naar de zee dragen.]

Panoussis vs Scientology, dag 4

Kinderachtige spelletjes

Stockholm, 23 januari 2001

[Vorige aflevering: Scientology’s wraak.]

DE ZAAK GAAT TOT NU TOE voorbeeldig. Gisteren en vandaag wordt bewijs onderzocht en worden getuigen aan de tand gevoeld. Zenon slaagt erin om de notaris die zijn Monkey NOTs heeft onderzocht en heeft vergeleken met Scientology’s originelen, te ondermijnen. Op veel van zijn vragen heeft ze geen antwoord. Ze heeft bijvoorbeeld niet genoteerd hoeveel hij niet gekopieerd heeft, ze wordt zelfs boos als hij daarnaar vraagt. Maar het is belangrijke informatie: het maakt het verschil uit tussen citeren en overnemen, en dus: tussen legitiem gebruik en auteursrechtinbreuk. Alexanderssons telkens herhaalde “dat weet ik niet … dat staat niet in mijn aantekeningen” wijst de rechtbank er bovendien op dat ze zich, voor het bepalen of inbreuk heeft plaatsgevonden, beter niet kunnen verlaten op iemand anders. De rechtbank zou zo’n vergelijking zelf moeten uitvoeren. Maar dat wil Scientology weer niet: het zou betekenen dat de NOTs ongemaskeerd moeten worden ingeleverd.

Bovendien betrapt Zenon haar. Waar ze eerder onder ede heeft verklaard dat ze een steekproef uit de tweehonderd Monkey NOTs heeft gemaakt en die selectie met de originelen heeft vergeleken (en zowat honderd procent was auteursrechtinbreuk), nu zegt ze dat ze simpelweg bovenaan de stapel is begonnen en alles terzijde heeft gelegd wat geen inbreuk leek. En dat ze “makkelijk kon herkennen” wat wel een inbreuk was. Claimde ze eerder niet dat ze woord voor woord had vergeleken?

We luisteren naar tapes van haar vorige verhoor, uit 1998. Verdomd. Betrapt.

*

EEN ANDERE GETUIGE, Thomas Small, wordt ook betrapt. Hij heeft in 1998 uitgelegd hoe de contracten tussen CST (die van de erven Hubbard de copyrights overgedragen kreeg) en RTC in elkaar staken. Hij was ingehuurd als deskundige. Wat hij er niet bij vertelde, was dat-ie op het moment dat hij getuigde in dienst was van RTC. En volgens de Amerikaanse wet mag je, als advocaat, niet tegen je werkgever getuigen. Met andere woorden: de man was niet neutraal maar hopeloos gekleurd, en zijn verhaal is daarmee waardeloos geworden.

Ook de computerdeskundige die eerder getuigde dat een bepaalde posting van Zenon op alt.religion.scientology onmogelijk een vervalsing kon zijn – een posting van mei 1998, waarin Zenon aankondigt de NOTs te zullen posten – moet nu op zijn verhaal terugkomen. Nieuwsberichten vervalsen is eigenlijk niet zo moeilijk. Hij moet dat wel toegeven, want afgelopen maand dook er op a.r.s een posting op met exact dezelfde gegevens in de headers, een posting die zogenaamd vanaf Zenons toenmalige en inmiddels opgeheven account was verstuurd en die getekend was met de naam van deze getuige… Evident een vervalsing. Maar hijzelf claimde eerder dat zulks vrijwel onmogelijk was.

*

MAGNUSSON WIL MCSHANE opnieuw laten getuigen. We weten waarom: Magnusson wil de schade die Zenon RTC inmiddels heeft toegebracht, beperken. Zenon heeft McShane immers laten zeggen hoeveel mensen OT2 en OT3 officieel hebben bestudeerd, en hoeveel ze daarvoor moeten hebben betalen. Onder de Zweedse wet – ook de Nederlandse, trouwens – moet elke tekst, of-ie nu officieel is uitgebracht of niet, per definitie als gepubliceerd beschouwd worden als er commercieel gebruik van wordt gemaakt. En de status ‘gepubliceerd’ krijgen toegeschreven is nu net wat RTC wil verhinderen: immers, zodra de rechtbank besluit dat OT2, OT3 en de NOTs als gepubliceerd beschouwd moeten worden, mag iedereen kopieën voor eigen gebruik maken en mag men publiekelijk uit die teksten citeren.

Magnusson neemt het woord. Hij wil weten hoeveel kopieën RTC zelf heeft gemaakt van OT2 en OT3; dat blijken er respectievelijk honderd en honderdvijftig te zijn. McShane wil maar zeggen: dat is toch verspreiding in kleine kring, nietwaar? (Wanneer een tekst slechts ‘in kleine kring verspreid is’, is dat weer een argument tegen die officiële status van ‘gepubliceerd zijn’.) En die vertalingen van de OTs en NOTs? Oh, maar die vallen onder die honderd kopieën, zegt McShane glunderend.

Hoe zit dat nu met die betaling, gaat Magnusson verder. Moeten Scientology auditors betalen voor hun studie van de NOTs? Pertinent niet, zegt McShane; deze auditors zijn in dienst van Scientology en ze bestuderen deze NOTs als onderdeel van hun opleiding. Ze betalen niet.

*

FUCK, DENKEN WIJ. Als dat echt zo is… En tegelijkertijd geloven we er geen zier van. Binnen Scientology moet je werkelijk voor alles betalen, zelfs voor je eigen Security Checks, en dit zou dan ineens gratis zijn? Als het Zenons beurt is om McShane aan de tand te voelen, doet Zenon zijn uiterste best om de waarheid boven tafel te halen.

“U stelt dat Class IX auditors niet betalen om de NOTs te bestuderen?”
“Dat is correct.”

“Doen ze dan wellicht een verplichte donatie?” (In Scientology heet iets nooit een betaling. Leden doen ‘verplichte donaties’.)
“Nee,” zegt McShane. “Onze auditors betalen niet voor de studie van de NOTs.”

Zenon en ik zakken ongelovig terug in onze stoelen. Dit kan niet waar zijn.

Zenon doet nog een poging. “Zijn deze auditors de enigen die de NOTs mogen bestuderen?” We hopen dat er meer mensen zijn, en dat zij wel betalen.
“Nee,” zegt McShane. “Zij zijn de enigen die deze NOTs onder ogen krijgen.”

Ik vloek inwendig. We worden bedrogen, maar verdomd als ik weet hoe.

*

VANDAAG IS DE EEN na laatste zittingsdag. Morgen en donderdag zijn we vrij, en pas vrijdag zijn de slotpleiten. Dat betekent onder andere dat we de serie van tien mappen die Magnusson afgelopen vrijdag zo gul uitdeelde, nu moeten meebrengen. Godlof is een supporter komen opdagen die ons wil helpen dragen. Op mijn schoot is geen plaats meer.

We pakken een van de kartonnen dozen waarin de mappen zijn aangekomen en stoppen de mappen erin. Pas als we thuisgekomen zijn, bekijken we de doos beter. Het is een doos van een Californische firma in advocaatbenodigdheden, McShane moet ze hebben meegenomen. Op de zijkant staat: Legal Source Inc. – The total litigation source company. “Total litigation”? Christus. Ze leveren vast ook de gevangenis erbij.

*

MET ONZE SUPPORTER gaan we naar een café om op adem te komen. Na een paar minuten komt er een vrouw binnen die hier qua kleding niet echt past. Ze gaat zo zitten dat ze ons goed kan zien en pakt een krant, die ze niet leest. Gisteren hadden Zenon en ik ook al de indruk dat we gevolgd werden, nu zijn we het zat. We bedenken een plan. Zenon vertrekt zogenaamd en omhelst onze supporter en mij uitgebreid; dan verlaat hij het café. Binnen een halve minuut vouwt de vrouw haar krant op en vertrekt ook. Wij bellen Zenon op zijn mobieltje om hem te waarschuwen.

Eenmaal buiten treft Zenon een man die zomaar wat rondhangt. Nadat Zenon hem is gepasseerd, kuiert de man in dezelfde richting. Na een tiental meter stopt Zenon ineens en draait zich om, alsof hij zoekt waar hij naartoe moet. De man wisselt een snelle blik met een tweede vrouw iets verderop. Na een paar seconden loopt Zenon weer terug naar waar hij vandaan kwam. Nu volgt de tweede vrouw hem. De vrouw van het café loopt nog voor hem. Ze maakt spoorslags rechtsomkeert als ze Zenon ziet en gaat voorbij het café naar een winkelraam staan kijken. Een andere man volgt Zenon. De tweede man gaat bij de winkelkijkende dame staan; ze wisselen een paar woorden. Zenon passeert ze, loopt verder, houdt stil en draait zich weer om. Het stel draait ook om en loopt weg. Nu loopt Zenon achter hen aan.

Hij haalt ze in en houdt ze staande. “Kunnen die kinderachtige spelletjes achterwege blijven? NU?” De vrouw schrikt. “Eh, ik begrijp niet waar je het over hebt,” zegt ze. Een idioot antwoord – want iedereen die echt niet weet waar-ie het over had, zou zeggen: “Spelletjes? Pardon? En wie ben je?” Ze heeft zich verraden.

Zenon draait zich om en loopt weer terug naar het café. Als we later per taxi vertrekken, worden we achtervolgd door een witte Volvo.

[Volgende aflevering: Onaanvaardbare waarheden.]

Panoussis vs Scientology, dag 3

Scientology’s wraak

Stockholm, 22 januari 2001

[Vorige aflevering: McShane snelt Zenon te hulp.]

HET ZAT MAGNUSSON, Scientology’s advocaat, bepaald niet lekker dat ik afgelopen vrijdag aanwezig was bij de sessies achter gesloten deuren, dat was hem aan te zien. Erger is dat ik van de getuigenis van McShane – de president van RTC, Scientology’s copyright divisie en in de praktijk het hoofd van de sekte – een vrijwel letterlijk transcript heb gemaakt dat ik vervolgens op alt.religion.scientology heb gepost. Zulke transcripten helpen andere critici aan nieuwe feiten, aan informatie die ze in hun rechtszaak kunnen gebruiken – net zoals ik in mijn bodemprocedure gebruik heb kunnen maken van McShanes getuigenis in FactNets zaak en in de vorige zaak van Zenon. McShane wil liever niet liegen, maar hij wil ook niet dat zijn woorden tegen hem gebruikt kunnen worden.

Mijn aanwezigheid bij die besloten sessie was de laatste druppel. Niet dat ik informatie daaruit heb gepost; ik kijk wel uit, ik wil Zenons zaak niet in gevaar brengen. Maar in die sessie liet McShane de echte, ongemaskeerde OTs en NOTs aan de rechtbank zien. Ik was daarbij. Ik heb ze bekeken. Ik ben daarmee de tweede buitenstaander die Scientology’s ‘geheime’ cursusmateriaal officieel heb mogen aanschouwen. Scientology haat dat.

*

ALS WE MAANDAGOCHTEND bij de rechtbank arriveren, grijnst Magnussons hulpje (Anders Bjørkman) me ineens breed toe. Tot nu toe heeft hij dwars door me heengekeken of geprobeerd me dood te staren. Ik verdenk Bjørkman ervan dat hij lid van de sekte is: zijn gestaar is daar een aanwijzing voor, evenals de openlijke minachting waarmee hij naar Zenon en mij kijkt: “Jullie… jullie uiitschot!!” Afstand bewaren tot de opponent van je cliënt is normaal, maar de haat die uit zijn blik spreekt suggereert meer. Wat voor mij de doorslag gaf, was dit: toen McShane tijdens de besloten sessie de OTs en NOTs aan de rechtbank toonde en iedereen bij hun tafel samendromde, bleef Bjørkman als enige zitten. Een advocaat heeft geen schroom de OTs en NOTs te zien; een Scientology-lid wel. Ik schreef dat met zoveel woorden op a.r.s.

Ik werd de volgende dag getrakteerd op deze grijns om het tegendeel te bewijzen. Nee, grimlachte Bjørkman eigenlijk, ik ben helemaal geen lid. Ha ha.

*

DACHT IK. WANT eenmaal in de rechtszaal beland blijkt er meer aan de hand te zijn. Zodra iedereen zit komt Magnusson met een punt van orde. Er is iets ernstigs gebeurd, de regels van dit hof zijn geschonden, het is werkelijk ongehoord: er zit iemand in ons midden die de rechtbank ontoelaatbaar heeft geschoffeerd. Wat wil het geval? Mevrouw Spaink, die optreedt als Panoussis’ hulp – zegt Magnusson, rood aanlopend en naar mij wijzend – heeft vertrouwelijke informatie prijsgegeven. Haar aanwezigheid hier kan niet langer worden getolereerd.

Magnussons hulpje Bjørkman staat op en deelt de rechters kopieën uit van mijn twee vorige (Engelstalige) verslagen voor alt.religion.scientology.

Tegen welke passages maakt Magnusson precies bezwaar, wil Zenon weten? Magnusson haalt een passage aan waarin ik vertel hoe Magnusson Zenon ervan weerhield om het ‘geloof’ van Scientology samen te vatten. Het afgewezen citaat staat in mijn tekst, gevolgd door mijn waarschuwing aan Magnusson dat Zenon zich nu genoopt voelt die passage in zijn slotpleidooi te gebruiken en dat hij, Magnusson, dan niet mag antwoorden. Dit gaat helemaal niet over besloten sessies. Dit gaat over Magnusson die zich te kijk gezet voelt, in de kuif gepikt acht.

Het hof aarzelt even. Hm, ik spreek over ‘body thetans’ in diezelfde passage. Was dat niet een term die Scientology vertrouwelijk acht? Ho ho, grijpt Zenon in, dat Scientology bepaalde woorden vertrouwelijk acht wil niet zeggen dat ze daarbuiten niet gebruikt mogen worden. Vrijwel alle critici van Scientology nemen die term regelmatig in de mond.

Magnusson eist dat mij de verdere toegang tot de rechtszaal wordt ontzegd. Niet alleen tijdens de besloten sessies, maar helemaal. Het hof wil een pauze, een beslissing hierover moet zonder publiek erbij worden besproken.

Iedereen moet naar buiten. We wachten. Het duurt lang, bijna een half uur, voordat de rechters ons weer naar binnen roepen. Gezien de zorgvuldigheid waarmee dit hof te werk gaat, gezien de tijd die ze nemen, is het evident dat ze mijn beide verslagen uitgebreid hebben gelezen voordat ze een beslissing namen.

We mogen naar binnen. De voorzitter van de rechtbank knikt beide partijen vriendelijk toe en deelt de beslissing van het hof mee. Mevrouw Spaink heeft de rand van haar rechten opgezocht maar is daar keurig binnen gebleven. Ze is noch incapabel noch ongeschikt om de rechterhand van meneer Panoussis te zijn.

Magnusson zucht. Weer een slag verloren. Ik grijns naar zijn hulpje Bjørkman.

[Volgende aflevering: Kinderachtige spelletjes.]

Panoussis vs Scientology, dag 2

McShane snelt Zenon te hulp

Stockholm, 19 januari 2009

[Vorige aflevering: Verknipte stukken.]

VANDAAG WORDT McShane, president van RTC (Scientology’s copyright divisie) onder ede gehoord. We hebben dat eerder meegemaakt, namelijk in de vorige zaak. McShane is eerlijk. Hij liegt niet, en, wat belangrijker is, hij gelooft wat hij zegt. Het enige probleem met zijn getuigenis is dat het rechtsgevoel van de gemiddelde Scientoloog nogal afwijkt van wat normaal is, en daarmee ook zijn waarheid.

Een belangrijk deel van McShanes getuigenis draait om de vraag hoe goed Scientology de OTs en NOTs beschermd heeft. McShane legt uit dat het materiaal permanent bewaakt wordt, dat het achter dikke deuren ligt die automatisch worden geblokkeerd als ergens iets fout gaat, dat de mappen met het cursusmateriaal via pluggen met een computer verbonden zijn en dat zodra een map langer dan dertig seconden los is, de hel losbreekt.

Zenon en ik knikkebollen, we kennen dit verhaal. Bovendien is het niet relevant. Dat ze nu goede bescherming hebben, zegt niets over vroeger: de OTs en NOTs zijn regelmatig in handen van anderen gevallen, al was het maar omdat je vroeger je studiemateriaal mee naar je Scientologenhuis mocht nemen. Wat meer is: ook al bescherm je iets genadeloos, het enige dat wettelijk telt is hoeveel mensen die stukken hebben gelezen.

Scientology claimt immers dat dit materiaal ongepubliceerd is en slechts in kleine, besloten kring is verspreid. Zolang een tekst niet officieel is gepubliceerd, zijn er meer restricties dan na publicatie: je mag als derde bijvoorbeeld geen kopie voor eigen gebruik hebben, en je mag er niet uit citeren. Wat Zenon wil is bewijzen dat het OT-materiaal op zulke grote schaal is verspreid dat het als gepubliceerd moet worden beschouwd, wat derden meer rechten geeft ten opzichte van die teksten. De Nederlandse rechter heeft precies dat vastgesteld, maar de Zweedse rechter oordeelde eerder anders.

*

McShane legt uit dat mensen niet betalen wanneer ze deze teksten willen bestuderen. Ze hoeven alleen maar een “vaste donatie” te doen. In het geval van OT3 is dat 6000 dollar. Nu kunnen wij dat veel vinden, maar we moeten beseffen dat Scientology een relatief nieuwe religie is en dat het oprichten van een kerk een dure aangelegenheid is: er komt huur aan te pas, de staf moet betaald worden, boeken moeten worden gedrukt, promotiemateriaal aangemaakt, goede doelen ondersteund, lobbies opgezet.

Maar hoeveel mensen hebben OT3 nu precies gelezen, vraagt de rechtbank. “Zo’n vijfentwintig duizend,” zegt McShane trots. De rechtbank knikt bedachtzaam. Vijfentwintig duizend, dat is bepaald geen besloten kring te noemen, zie je ze denken. Later in zijn verhoor laat McShane zich per ongeluk ontvallen dat de OTs vertaald zijn. “Vertaald?” vraagt de voorzitter van de rechtbank. Ja, zegt McShane, dat is een enorme en minutieuze klus: want voor elk woord moet je heel precies de exacte betekenis vaststellen, als er ook maar iets misgaat en een nuance vergeten wordt, verliest het materiaal zijn spirituele kracht.

*

De Scientologen moeten de rechtszaal uit, alleen de eiser en gedaagde mogen blijven: dit deel van het verhoor vindt achter gesloten deuren plaats, omdat McShane de rechtbank de OTs en NOTs zal laten zien. Scientology wil geheimhouding. Ik mag blijven: tijdens dit deel van de rechtszaak fungeer ik als Zenons “biträde”, zijn juridisch assistent.

We lopen allemaal naar voren. McShane haalt Het Materiaal tevoorschijn. Werden de OT-levels in mijn eerste rechtszaak nog in vergulde koffers vervoerd en met omzichtige eerbied behandeld, nu pakt McShane simpelweg drie zwarte mappen uit zijn bagage. Ze zien er eigenlijk nogal onooglijk uit.

McShane legt de mappen voor de rechters neer en bladert er doorheen. We zien OT3: deels handgeschreven, deels typoscript. McShane pakt OT2. “Kijk, dit is een separaat werk,” wijst hij, en toont een pagina met tien, twaalf regels tekst. “Andere werken binnen OT2 zijn langer,” en hij toont een ‘werk’ van een pagina of vijf.

Zenon herkent iets. “Wacht, mag ik even?” zegt hij, en neemt OT2 van McShane over en bladert erin. McShane krimpt ineen: een ‘suppressive’ heeft zijn heiligste der heiligen in handen en hij kan er niets tegen doen. Zenon pakt zijn eigen Fishman Affidavit erbij en vergelijkt het twaalf-regelige ‘werk’ met de versie ervan in het Fishman Affidavit. “Kijk,” zegt hij, “ik heb er maar vier regels uit geciteerd. Maar RTC heeft dit aangemerkt als auteursrechtinbreuk.” We zien meer van zulke voorbeelden. Ergens in een OT2-werk staat een lijst met uitleg. In het Fishman Affidavit staat alleen de lijst, zonder enige toelichting – dat kan zelfs niet als citaat worden beschouwd, maar toch heeft RTC dit aangemerkt als een volwaardige inbreuk op hun auteursrecht.

McShane haast zich om dit principe uit te leggen. “U moet begrijpen,” zegt hij tegen de rechtbank, “dat deze woorden voor ons grote betekenis hebben en dat ze confidentieel zijn. Gebruik ervan kunnen wij niet toestaan en is daarom auteursrechtinbreuk.”

Begrijp ik hem goed? Zegt McShane nu echt dat ze copyright op losse woorden hebben? Ja, ik begrijp hem goed. En hij meent het, hij gelooft dat echt. Het probleem is alleen dat zijn overtuiging niet spoort met de normale rechtsopvatting. “Dus zulke woorden mogen niet gebruikt worden”, vraagt Zenon voor de zekerheid. “Nee,” zegt McShane. “En ook parafrasering is auteursrechtinbreuk.”

Ik juich inwendig. Ik weet dat McShane dit vindt, hij heeft in andere rechtszaken precies hetzelfde beweerd, maar dat hij deze enormiteit hier en nu uitspreekt is een godsgeschenk: hij geeft de rechtbank het ene na het andere argument om Scientology’s claims met heel veel reserve te bejegenen.

[Volgende aflevering: Scientology’s wraak.]