Ontzien

Ik ben nooit een sportliefhebber geweest, maar toen in 1990 de Wereldspelen voor gehandicapten in Assen werden gehouden, ging ik er naartoe. De reden? Samen met Gon Buurman werkte ik indertijd aan het boek Aan hartstocht geen gebrek, dat over handicap en lichaamsbeleving ging.

Bij officiële openingen van internationale wedstrijden schijnt het gewoonte te zijn dat alle deelnemers defileren. Zo ook daar. Land na land presenteerde zich. Achter de landsvlag kwamen de deelnemers, ordelijk maar wreed gesorteerd naar mate van invaliditeit. Eerst alle sporters in een rolstoel, dan de afdeling krukken, en daarna degenen die los konden lopen: kleine mensen, licht spastische mensen, dove mensen, blinde mensen. Mijn god. Ik had nog nooit zoveel mensen met een handicap bij elkaar gezien.

We liepen naar de atletiekbaan waar mensen oefenden en zich warm liepen of reden. Er kwamen mensen in sportrolstoelen voorbij: langgerekte, geavanceerde stoelen waar ze opgevouwen in zaten. Spastische mensen draafden rondjes; alles zwabberde aan ze, ze renden als mallemolens. Ik schaamde me een beetje. Om hen. En eigenlijk om mezelf, want ik liep ook krakkemikkig.

Na een uur begon de wedstrijd, een sprint. Gon en ik stonden vlakbij de finish. Het startschot werd gelost; ze begonnen te rennen. Ze kwamen dichterbij, veel sneller dan ik me kon voorstellen. Olympisch snel, zeg maar. En er wás ook niets met ze: geen rolstoelen, geen wapperende armen of uitzwierende benen, wat hadden ze toch? Ze liepen zo uitzinnig snel, met deze mensen kon toch niets aan de hand zijn?

Mijn blik veranderde, ik verloor mijn distantie. Verbaasd en gefascineerd keek ik naar hun tempo, naar hun gemak, naar hun volstrekte vanzelfsprekendheid van bewegen, van hard en snel en strak bewegen vooral. Ze renden gemeen hard.

Pas toen ze tot veertig meter afstand waren genaderd, zag ik het. Alle sprinters hadden een beenprothese. Gewone bovenbenen, normale knieën; gewone sokken, normale schoenen; en daar tussenin een dunne spijl van gebogen geplet staal. Ze renden harder dan alle gezonde mensen die ik kende. Tot mijn eigen verbazing applaudisseerde ik bij de finish.

’s Avonds liepen we rond op het deelnemerskamp. Overal mensen in rolstoelen, mensen met krukken, mensen die zich moeizaam voortbewegen, mensen die soepel met hun stoel manoeuvreren, mensen met begeleiders, mensen alleen en mensen samen. Mensen die dronken, lachten, plezier maakten. Een kamp vol medemensen.

Vrijwel niemand had de neiging zijn of haar handicap te verbloemen. Protheses werden alleen gedragen wanneer iemand daar daadwerkelijk profijt van had; de cosmetische protheses, de neparmen en -benen voor de sier en tegen het oog van de buitenwereld, waren uit en af. Mensen zonder benen roetsjten op skateboards door het kamp in plaats van hun keurige maar soms lastige rolstoel te gebruiken. Iedereen keek naar elkaar. Onbevangen, zonder te denken dat de ander wellicht gekwetst zou zijn door die blik. Niemand werd ontzien.

Iedereen keek. Wat heb jij, wat kun jij? Soms keken ze schattend: ben je concurrentie? Kan ik je verslaan? Of ze keken ánders schattend: is dat een leuk iemand voor een gesprek, voor een drankje, voor een avondje uit?

Na vijf dagen ging ik naar huis. Op het Centraal Station keek ik onwennig om me heen. Weinig handicaps te zien, ineens; ik voelde me ontheemd en kon een gevoel van spijt niet onderdrukken. Sindsdien ben ik een groot fan van de Paralympics. Doodzonde dat de tv daar niet meer aandacht aan besteedt.

Author: Spaink

beheerder / moderator

15 thoughts on “Ontzien”

  1. Mooi stuk. Ik heb de neiging om dit naar een heleboel mensen op te sturen, maar helaas, ze lezen geen nederlands…

    Misschien kun je ergens een engelse versie van dit stuk slijten?

    Groeten uit Canada!

  2. Je beschrijft het erg goed. Ik ken het. Ik was gehandicaptentrainer in de wedstrijdroeisport. In de vrije tijd. Het was de fijnste tijd van m’n leven. Vraag het maar na bij de KNRB. Aan de Rotterdamse Boezembocht.
    Frappant, dat je het zo buitengewoon goed beschrijft. Ik had het zelf niet beter kunnen doen en dat zeg ik maar zelden. Of nooit. Verander er niets aan, en ga zo door. Laat alle andere schrijfstijlen en onderwerpen varen.

  3. Inderdaad Karin, het is een raadsel waarom er op de televisie en bij de andere media vrijwel geen aandacht wordt gegeven aan mensen die buitengewone prestaties verrichten ondanks hun handicaps! In wezen vind ik het nog beter dan als je geen handicap hebt! Misschien daarom wel?

    Maar ja, het schoonheidsideaal heeft misschien veel meer gevolgen voor een echte samenleving dan dat we misschien wel willen toegeven.

    Groet,

    Tess

  4. Tess, jij schreef: “In wezen vind ik het nog beter dan als je geen handicap hebt!”, maar waarom eigenlijk? Niet dat de topprestaties van gehandicapte toppresteerders niet mooi zijn, maar dat zijn die van niet-gehandicapte toppresteerders ook.

    Don’t get me wrong, handicap is een extra horde, I know – en genoeg ziektes die alles tot topsport maken, ook dat. En dat is nog absurd zwak uitgedrukt.

    Maar geweldige prestaties neerzetten die alleen maar te halen zijn door langdurige toewijding, offers brengen en een vleugje obsessie, dat is ook knap van niet-gehandicapten. Op de hoogste niveau’s lijken me de verschillen qua moeite die ze er voor moeten doen overigens verwaarloosbaar.

    p.s.
    Ik ben ook een aparte ook (en ben niet zo’n sportliefhebber). Ik vind een atleet die met van die spring-/ren- beenprotheses hard kan rennen niks indrukwekkender dan een atleet die met natuurlijke benen ook hard kan rennen.

    Een klein iemand die bij een kickboxwedstrijd een reus van een tegenstander verslaat, dat vind ik dan wel weer indrukwekkend.

  5. Ik stond ooit met mijn dochter van 6 in het Sloterparkbad tegen een glazen wand te wachten voor de zwemles in het aangrenzende bad. Aan de andere kant van de wand waren zwemmers met allerlei handicaps en kunstledematen zich uitgebreid aan het gereedmaken voor een topwedstrijd. Het was er erg gezellig. Been erop, arm eraf. Geen enkele schaamte. Mijn dochter stond ongeveer 50 centimeter van hen af en kon uitgebreid kijken, ieder kind wil dat bestuderen. Geen enkele gene.

  6. Maurice, wat die Paralympics zo bijzonder maakt (en wat het verschil is met andere wedstrijden over fysieke prestaties), is dat topsport sowieso keihard werken is, maar dat je du moment dat je gehandcapt bent niet alleen tegen anderen maar ook tegen jezelf hebt te kampen. Herstel: niet alleen tegen anderen maar ook (en vooral) tegen het beeld over wat jij nu nog kan en nu nog bent.

    Tegelijkertijd: daar ging het voor mij toen helemaal niet over, die sport deed uiteindelijk niet ter zake. Wat daar rondkijken en daar rondpraten indertijd voor mij betekende, was dat ik voor het eerst in een omgeving verkeerde waar ‘iets’ hebben niet raar was. Dat was zo’n godsongelofelijke opluchting… Ineens voelde ik me geen uitzondering. En ineens dacht ik niet meer stiekem in mijn achterhoofd ‘oh ze kijken naar me omdat ik zo belazerd loop’, want zowat iedereen liep daar belazerd. Voor het eerst in jaren voelde ik me onbezwaard als iemand keek: ze keken niet naar mijn handicap maar naar mij.

    Ik raakte er mijn schaamte kwijt, ik raakte er mijn bekeken-voelen kwijt. In Assen werd ik weer mens. Sindsdien geloofde ik weer dat als iemand naar me keek, ze naar mij keken en niet naar mijn wrakke benen of mijn loopstok. (Wellicht keken mensen nog steeds zo naar me, och-jee-die-arme-vrouw-zo-jong-en-toch-met-een-stok, maar dan toch: dat kon mij ineens stukken minder schelen dus dan was het nog steeds winst. Immense winst .Ik raakte er onbezorgd, onbekommerd. Onbestereotypt.

    Het goede was dat ik dat daarna kon vasthouden. Na Assen verschoof er iets in me. De meest kernachtige en o zo cruciale samenvatting is deze: ik voelde me minder zielig en verloor mijn schaamte. Ik trok me nadien minder aan van blikken, dan wel: interpreteerde die eerder als complimenteus, terwijl ik me voordien eerder onhandig en licht gegêneerd had gevoeld als iemand keek.

    Assen heeft me geleerd rechtop te lopen. Assen heeft me geleerd te denken: ‘Ik heb wat, ja jammer, maar nou en?’ assen heeft me geleerd om te denken: ‘Oh ik kan sommige dingen niet goed, eh, damn. Ok, dan gaan we nu uitoeken wat ik wel kan.’

  7. @Spaink: Je moet jezelf niet anders voordoen als je bent. Gewoon eerlijk zijn en jezelf zijn.

    Als mensen daar een probleem mee hebben dan zegt dat meer over hen dan over jou.

    Niet iedereen is f’ckin perfect.
    En dat is maar goed ook want de wereld waar dat wel zo is moet wel heel erg saai zijn.

    Daarbij moet ik zeggen dat jij een van de eerlijkste mensen bent die ik ooit in de media heb gezien!! (maar ook weer niet zo dat je plaatsvervangende schaamte krijgt van wat ze zeggen).

  8. @Karin: Oh het gevoel van saamhorigheid / acceptatie / we verbergen het hier niet, niks om voor te schamen / hey jou mankeert ook wat, nou en? / etc. dat trek ik ook niet in twijfel.

    Wat ik bedoelde was: zodra je bij de uitzonderlijke prestaties terecht komt, dan moet de persoon in kwestie sowieso tegen de eigen beperkingen / grenzen opboksen, gehandicapt of niet. In het dagelijks leven hoeven niet-gehandicapten dat niet of nauwelijks; terwijl gehandicapten nog wel steeds tegen beperkingen op moeten boksen, omdat de wereld voor niet-gehandicapten is ingericht. Vandaar dat zolang het topsport betreft, ik het verschil niet zo groot acht.

    Noemenswaardige uitzondering: de dommen (niet verstandelijk gehandicapt, maar gewoon dom). De wereld is ingericht voor middelmatige mensen, en mensen die toevallig behept zijn met minder dan gemiddeld verstand hebben dat als beperking.

    Er woonde eens tegenover mij, een man die was wel zo gruwelijk dom, bij het komische af. Kon hij niet wat aan doen, maar was toch stiekem wel grappig. Maar ook bewonderingswaardig, want ook al had hij weinig qua rekenkracht meegekregen, hij woonde wel zelfstandig, deed zijn werk, was niet gemeen en was niet crimineel. Dat vond en vind ik een prestatie die menig normaal- of hoger begaafd persoon hem niet nadoet.

    De clou van je column is de eerste alinea, de rest is just me finishing what I wanted to say.

  9. @Karin (part deux)
    Je zou het hier in huis wel leuk vinden; we zijn allebei lid van de ziekenclub en between us meer aandoeningen dan je op één hand kunt tellen. Living outside the box, zeg maar.

  10. Prachtig stuk.

    Sport stopt niet bij handicap en handicap stopt niet voor sport. In totaliteit is er veel te winnen voor mensen met een handicap juist door sportbeoefening.

    Tot mijn stomme verbazing was mijn eigen haematoloog tegen het aantreden voor diverse marathons na kanker. Rotterdam en New York was schitterend en nooit ben ik in mijn leven zo bedankt door hem als daarna.

    Nog steeds heb ik de voordelen van het toen de grenzen beduidend verleggen. Niet zo zeer dat het halen van de marathon nu zo belangrijk is, maar wel het beduidend verleggen van je actieradius én je zelfvertrouwen.

  11. JPAUL… EENS!!!
    Geen emoties, maar vals sentiment is wat ik hier lees.
    Heeft u wel eens stilgestaan bij de vraag wanneer je kunt zeggen sportman/sportvrouw te zijn?
    Dat is wanneer je TEGEN je medemens bent.
    Dat is wanneer je zelf iets wordt nadat je een medemens vertrapt, vernederd, gekleineerd, verslagen hebt. Hetzij in punten, afstand en of tijd. Tijd die zelfs tot in duizendsten van seconden bepaalt dat jij de beste bent. D.w.z. het grootste, zieke Ego hebt.
    Wie van mij wil winnen?
    Hij/zij heeft het al bij voorbaat en zonder strijdt te hoeven leveren. Van Harte. Ik kan zonder vijanden en tegenstanders. In het [ uw] Nederlands woordenboek lezen we achter Sport: ‘ontspanning door lichaamsoefening’. Daar schaar ik mij achter, maar herken het niet in de praktijk.
    Mijn vragen zijn helder: Waarom willen we die competitieve samenleving? Waarom of waarvoor willen we tegen elkaar vechten/strijden? Waarom kunnen we niet zonder vijanden/tegenstanders? Waarom kan de sporter niet [eens] zonder publiek?
    Het sporten voor je land… ook zoiets zieks.
    In mijn belevenis heet dat Nationalisme en is levensgevaarlijk gebleken. Sport houdt dus ook nog eens grenzen, afscheidingen en beperkingen in stand, die bewezen hebben te leiden tot weerstand, opstand tegenstand en vooral agressie en vernieling.
    Dit is in elk geval gaande wanneer ik ‘gewoon’ naar de wereld kijk. Mensen in dualiteit. Mensen met anderen en vooral zichzelf in conflict . En conflict staat juiste waarneming altijd in de weg.
    Dan heb ik het nog niets eens over het feit dat vorig jaar [in Nederland], circa 743.000 mensen bij ziekenhuizen zijn afgeleverd [200 per dag hoor!!!], met een sportblessure, waarvan een deel naar de paralympics kon. Onze premies omhoog….
    Het heeft, om een andere misvatting uit de weg te ruimen, ook NIETS te maken met je eigen grenzen verleggen. Er is geen grens namelijk.
    Zie hoe men het kleine kind al voorhoudt dat, is het niet de beste, de slimste, de snelste, het niet mee zal tellen in de maatschappij en hoe wij het dus opzadelen met tegen zijn medemens te LEREN zijn.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Hou me per e-mail op de hoogte van nieuwe reacties op dit artikel.
      (U kunt zich hier abonneren zonder zelf te hoeven reageren.)

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.