Meningsverschil met Sartre

Wennen is een raar ding. Op voorhand geloofde ik oprecht niet dat ik me zou redden met een borst minder. Toen een vriendin me twee weken voor de amputatie zei dat ze zich goed kon voorstellen dat ik later zonder prothese zou rondlopen, met zichtbaar voor iedereen maar één borst, en dat het bovendien goed zou zijn wanneer zulke ingrepen niet altijd werden verhuld en verbloemd, kon ik alleen maar zeggen: ‘Lief dat je me zoveel moed toedenkt en ja, je hebt gelijk dat we dit vaker zouden moeten zien, maar het spijt me, dat kan ik niet opbrengen. Ik ga me doodongelukkig voelen, ik weet niet hoe ik me zonder die borst moet redden.’

De operatie is inmiddels bijna drie maanden geleden en ik heb sindsdien zonder prothese – en belangrijker: zonder gêne – rondgelopen. Hoe kan dat?

Het hielp dat de meneer die een paar uur voor mijn ontslag een praatje met me aanknoopte, niets doorhad. Daar stond ik, spijkerbroek en hemdje, voor de spiegel had ik nog gedacht: godsamme het valt flink op, en ik wist zeker dat iedereen – de mensen in de lift, de mevrouw bij wie ik koffie kocht – meteen had gezien dat ik een borst miste. Na een paar minuten vroeg de keuvelaar waarvoor ik hier eigenlijk lag. Het was een goede les: wat in mijn oog een balk was, is voor anderen een strootje.

Het helpt ook dat mijn borst niet groot was (en niet langer jong, en dus niet parmantig). Bij wie ruimer bedeeld is, is het verschil uiteraard opvallender. Daarnaast raak je fysiek dan snel uit evenwicht: een prothese is in zo’n geval nodig om rugproblemen te voorkomen.

Het helpt ook – hoewel ‘helpen’ wellicht een raar woord is in deze context – dat die borst niet meer mijn grootste probleem is. Dat is nu de kanker zelf, die zo agressief bleek dat er gerede kans is dat die in mijn bloed zwerft en later terugkomt. Want als dat gebeurt, ben je ten dode opgeschreven: met behandelingen kun je de zaak dan nog rekken maar niet meer redden. In het licht daarvan is die borst een quantité négligiable, een klein zoenoffer, net als de chemokuur die ik nu volg.

Wat echt helpt, zijn de anderen. Naarmate ik ouder word krijg ik steeds meer ruzie met Sartre: de hel is het alleen moeten klaren. De hel is geen vrienden hebben. Want juist die vrienden gaven moed, ook al drukte hun optimisme me in eerste instantie neer, omdat ik dacht er niet aan te kunnen voldoen. Ze gaven me een idee hoe het anders kon dan ik vreesde. Zonder vrienden die meedenken, die tips geven, die je werk uit handen nemen, die voor je koken en die je hoedjes voor je kale hoofd cadeau doen, die zoeken naar iets dat nog wel eetbaar is ondanks de vies-weeë chemosmaak, die een avond meehangen voor de tv of spelletjes komen doen, die zeggen dat een kaal hoofd me staat of dat mijn jurk ook met één borst mooi staat, die elke dag een kaartje of geregeld een sms’je sturen, is moed houden en dapper zijn zoveel moeilijker.

Het stomme is dat ik vervolgens complimenten krijg dat ik het zo ‘goed doe’. Zulke dingen kan en doet een mens nooit alleen. Zelfs Sartre niet.

Author: Spaink

beheerder / moderator

6 thoughts on “Meningsverschil met Sartre”

  1. Het één sluit het ander natuurlijk niet uit: je doet het niet alleen én je doet het goed.

  2. Ja, OK, lieve mensen om je heen is handig, maar hoe zit het als je met allemaal mokkende en gestressde familieleden en vrienden opgescheept zit die jou en je ziekte benaderen met een ‘ook dat nog’ nauwelijks verborgen frustratie? Geloof het of niet, maar ook dat komt voor.

    Jij schreef eens in de jaren 90: ‘De afgelopen week hebben vijf vrienden en twee ouders bezworen dat ze wel een steunfonds voor me willen beginnen. Lief, geruststellend, bemoedigend, maar een privé-oplossing die anderen niet helpt. En ik had eigenlijk graag groot en zelfstandig willen worden, later. Bovendien komt het me voor dat het kabinet zo misbruik maakt van mijn vrienden.’ http://www.spaink.net/groene/mnrugop.html

    Ik vind dat nogal simplistisch gesteld. Maakt het kabinet pas ‘misbruik van mijn vrienden’ als het daadwerkelijk om geld gaat? Alsof alle andere niet-geldelijke steun en inzet van vrienden en familie allemaal ‘gratis’ is? Waarom trekken we de grens bij geld en niet bij alle andere niet-geldelijke contributies van vrienden en familie? Eigenlijk doen jouw vrienden het werk waar iemand anders zonder familie en vrienden (wat ook, geloof het of niet, vaak voorkomt) een thuiswerker voor nodig zou hebben, en daar klauwen geld voor zou moeten betalen.

    Is er misschien een riante fiscale regeling voor jouw hele familie- en vriendenkring aan mantelzorgers? Grapje, natuurlijk, maar eigenlijk zou dat wel moeten, vooral wanneer de overheid de term ‘mantelzorger’ als een stopwoordje gebruikt!

  3. Dag Karin,

    (Gaf al eerder een commentaar maar het is niet overgekomen blijkt, waarschijnlijk doordat ik SeNsItIvE niet noteerde.) Maar goed, ik lees al een tijdje je weblog en heb ook wel eens uit werk van je geciteerd, ik meen met name nuit lot versus noodlot. Ik bewonder je krachtige vrijmoedigheid, je huiver en je lef niets te verdoezelen, ondanks de verdietigheden die zich aan je opdringen.

    Ik ben het roerend met je eens dat niet de anderen de hel zijn. Waar voorgaande schrijver dat soms toch waarnam, daar twijfel ik niet aan – maar het is goed ons te realiseren dat het ook voor de ander(en) een opgave is te (leren) leven met de tragiek rond degene die zij liefhebben. (In mijn eerdere bericht schreef ik er nog iets meer over, maar dat ben ik even kwijt – mijn hoofd zit met vier schroeven vast en dat knaagt aan geheugen en concentratie.) Daarom laat ik het hierbij. Ik leef met je mee, zij het digitaal en met nauwelijks troost voor je. Hartelijks,

    Marius (mhr.nuy@gmail.com)

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Hou me per e-mail op de hoogte van nieuwe reacties op dit artikel.
      (U kunt zich hier abonneren zonder zelf te hoeven reageren.)

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.