De dood is zelden zacht

‘ALS ZELFDODING MAG, waarom mag hulp bij zelfdoding dan niet?’ Dat was, schrijft psychiater Chabot, de vraag die Netty Boomsma hem stelde en waar hij geen weerwoord op had. Ze wilde dood, eigenlijk al vijf jaar lang. Ze wilde hulp hebben bij het sterven en kwam daarvoor bij Chabot. Na haar motieven en zijn eigen geweten te hebben onderzocht, besloot hij haar wens in te willigen en hij gaf Netty, twee maanden na zijn eerste gesprek met haar, een dodelijke dosis medicijnen. Ze nam die in bijzijn van Chabot en een goede vriendin in en stierf.

Met een beroep op de overeenkomsten tussen fysiek en psychisch lijden verdedigt Chabot zijn medewerking. Aanvankelijk staat hij in dubio. ”’Waarom is dit anders dan ondraaglijk fysiek lijden, weet jij het?” vraagt ze. Daarmee brengt ze me in verlegenheid, want ik weet het niet. (…) Mijn dilemma is gelegen in de vraag of geestelijk lijden dat strikt genomen niet op ziekte is gebaseerd, eveneens tot hulp bij zelfdoding mag leiden. Die vraag is in de rechtspraak niet eerder aan de orde geweest. Zou het kunnen zijn dat niet de aanwezigheid van een bepaalde ziekte de doorslag geeft, maar of iemand werkelijk en weloverwogen voor zichzelf de dood wenst omdat verder leven in eigen ogen onaanvaardbaar lijden oplevert? Dit betekent voor de beoordeling door de arts dat niet de aanwezigheid van een (psychiatrische) ziekte centraal staat, maar de feitelijke wilsbekwaamheid van de patiënt.’ Later concludeert hij dat Netty in feite is ‘uitbehandeld’ en vergelijkt hij haar verzoek met de vraag om euthanasie: ‘Ik moet onder ogen zien dat Netty ”de dood nabij” is. Op dit punt verschilt zij niet van iemand met een dodelijke ziekte als (uitbehandelde) kanker of aids.’

De vergelijking tussen euthanasie en hulp bij zelfmoord is vals en misleidend. Voordat een arts op verzoek euthanasie mag toepassen, is de objectieve vaststelling nodig dat iemand sowieso op afzienbare termijn zal overlijden aan een fatale aandoening. Euthanasie is bedoeld om iemands ziekbed niet tot het uiterste te rekken, ook al zou dat met inzet van medische technologieën mogelijk zijn. Uitgever Rob van Gennep die door A.L.S. half verlamd was en niet meer kon slikken omdat zowat al zijn spieren kapot waren zodat hij dreigde te stikken in zijn speeksel, een vergif geven: dat is euthanasie. De beademing stilzetten bij iemand die na een beroerte in coma ligt: dat is euthanasie. Euthanasie is een genadedood: stoppen met behandelen of het reisschema van de dood versnellen, want de zaak is reddeloos verloren en de techniek weet de natuur soms langer te weerstaan dan ooit de bedoeling kan zijn geweest. Euthanasie is: de techniek met medicijnen bestrijden en de dood, die ooit natuurlijk was, haar beloop teruggeven.

De reden dat een arts zo iemand mag doodmaken, is niet dat deze nu eenmaal degene is die beschikt over de sleutels van de medicijnkast. Die arts is uitsluitend gevrijwaard van strafvervolging omdat hij of zij, zoals de Hoge Raad in 1984 bepaalde, op grond van een noodsituatie handelt: levensbeëindiging is alleen dan een gerechtvaardigde beslissing wanneer de twee plichten van een arts (om het leven te behouden en om de patiënt te vrijwaren van uitzichtloos lijden) met elkaar in strijd zijn geraakt. Iemand in leven houden is dan medisch mogelijk, maar menselijk gezien een gruwel.

Een zelden genoemd, maar onderliggend argument is dat doodzieke patiënten niet langer in staat zijn zelf in te grijpen: wie ernstig ziek is, kan geen zelfmoord meer plegen. Overgeleverd als ze zijn aan het medisch regime, beheerd door artsen, omgeven door bewakende apparaten, regulerende infusen en wat al niet, zijn ze niet langer bij machte hun eigen dood te bewerkstelligen. Wie verzwakt of verlamd is, kan niet meer van een dak of voor de trein springen en wie intraveneus gevoed moet worden, kan geen stiekeme fatale dosis middelen naar binnenwerken om z’n dood te bespoedigen.

Ook al wil niemand aan de bijbehorende akelige ziekte overlijden, de gedachte dat er zoiets als een ‘zachte dood’ bestaat en dat je daarom kunt vragen, is inmiddels gemeengoed geworden. Euthanasie lijkt een verhoudingsgewijs benijdenswaardige dood. Wie wil er nu niet zacht sterven, voorbereid en in gezelschap van zijn intimi, als hij toch dood moet? Doodgaan is echter zelden een zachte aangelegenheid en maar weinig mensen is het vergund ‘waardig’ te sterven.

*

‘ALS ZELFDODING MAG, waarom mag hulp bij zelfdoding dan niet?’ Die zin bevat in al zijn beknoptheid alle elementen die me niet bevallen aan wat inmiddels ‘de zaak-Chabot’ is gaan heten: het eufemisme, de inconsequentie, de drang tot het beschaafd maken van de dood en de hang openbare goedkeuring voor hoogst individuele beslissingen te vragen.

Een zachte, vergoelijkende term als ‘zelfdoding’ gebruiken, is ongepast. Zelfmoord is niet netjes. Het is definitief en kapt alles af. Zelfmoord is vies, vuil, hard en gemeen, en het wordt – doordacht of impulsief – gedaan uit ellende. Mensen die zo sterven zien er doorgaans akelig uit; de mensen die achterblijven tobben met onoplosbare vragen en een tombola van tegenstrijdige gevoelens die over elkaar heen buitelen: woede, verdriet, opluchting, verraad, schuld en onmacht.

Zelfmoord pleeg je niet zomaar. Zelfmoord is riskant. Je kunt er dood van gaan, wat niet altijd de bedoeling is, of je kunt het overleven en er blijvende schade van oplopen, wat nooit de bedoeling is. Wie zelfmoord begaat of daar na aan toe is, doet dat vanwege serieuze problemen die hem of haar onoverkomelijk toeschijnen. Door anderen aangereikte suggesties om die situatie te verlichten, zijn misschien wel zinnig maar lijken futiel en doen er uiteindelijk niet echt toe. Zelfmoord overweeg je – of het dringt zich op – wanneer je je leven uitzichtloos vindt. En de beslissing zelfmoord te plegen neem je alleen. Daar komt geen inspraak, overleg of toestemming aan te pas. Dat is misschien wel de crux van zelfmoord: dat geen enkel ander mens er nog toe doet.

Je leven niet gerekt zien door technologie terwijl je ligt te sterven, kan als een recht worden beschouwd. Zelfmoord niet. Daar bestaat geen recht op, een recht voor de uitvoering waarvan anderen ingeschakeld kunnen worden en dat mensen kunnen opeisen of afdwingen. Zelfmoord is iets wat mensen ondanks alles doen, hoogstpersoonlijk, op hun eigen initiatief en verantwoordelijkheid, zonder last of ruggespraak.

Dus hoezo: ‘als zelfdoding mag’? Dat in Nederland een groter begrip is ontstaan voor zelfmoord en het spreken erover tegenwoordig een minder groot taboe is dan twintig jaar terug, wil volstrekt niet zeggen dat zelfmoord instemming verdient en een stempel van goedkeuring draagt. Laat staan dat het een maatschappelijk recht is.

*

IN DE LITERATUUR over zelfmoord wordt regelmatig een onderscheid gemaakt tussen de weloverwogen zelfmoord en de impulsieve. Netty was volgens Chabot iemand die in de categorie ‘balanssuïcide’ thuishoorde: iemand die in het volle bezit van zijn of haar verstand een afweging maakt tussen voors en tegens, en keer op keer uitkomt op zelfmoord als de enig overgebleven oplossing. Iemand ook die haar beslissing kan verdedigen en toelichten. ‘Netty lijkt te behoren tot die kleine groep vastbeslotenen waarvan bekend is dat zij het einde blijven zoeken. (Dwang) helpt bij hen niet maar geeft slechts uitstel van zelf-executie.’

Deels uit ongerustheid dat ze anders haar toevlucht zou nemen tot hardere, gewelddadiger methoden en deels vanwege het grote belang dat Chabot hecht aan een ‘waardige’ dood, besluit hij haar te helpen. Hij verbindt daaraan een pleidooi om dergelijke stervenshulp breder beschikbaar te maken: ‘Het is belangrijk dat artsen zich niet afsluiten voor de toenemende weloverwogen vraag naar een waardige dood van niet (dodelijk) zieke mensen. (…) Juist bij hen leeft sterk de wens zichzelf een harde dood te besparen, en anderen de confrontatie met de gevolgen ervan. Dat verlangen is legitiem en invoelbaar. Met welk recht dwingt de samenleving deze personen meermalen tot een harde dood? Want dat is de realiteit op dit moment voor mensen als Netty, die niet dankzij ”connecties”, of met list en bedrog, aan effectieve slaapmiddelen weten te komen.’

Maar met welk recht eist Chabot een ‘waardige’ dood voor deze mensen? De dood is zelden deftig, fatsoenlijk of voornaam, of hij zich nu in de vorm van een ongeluk, een ziekte, een moord of ouderwetse ouderdom aandient. De dood is meestal ongewild en ongewenst en komt altijd ongelegen, behalve juist voor hen die hem moedwillig over zich afroepen.

Er wordt wel vaker gepleit voor hulp bij ‘balanssuïcide’. Anderhalf jaar geleden opperde een afdeling van het Humanistisch Verbond het plan om voor zulke mensen een zelfmoordhotel te openen; de psycholoog René Diekstra verdedigt medische hulp bij de uitvoering van een weloverwogen zelfmoord al jaren. De argumentatie concentreert zich, naast de nagestreefde waardigheid van de dood, erop dat juist door de verlangens van de clientèle serieus te nemen en er een reële mogelijkheid tot hulp aan te verbinden, de kans wordt vergroot dat de zelfmoordenaar in spe van zijn plan afziet.

Dat riekt naar vuur met vuur bestrijden: hulp bij zelfmoord toestaan om zelfmoord tegen te gaan. Bovendien zal elke hulpverlenende instantie zich grondig dienen te vergewissen van iemands ‘weloverwogenheid’, zoals ook Chabot deed, en een lange serie voorgesprekken moeten organiseren. Alleen dat al maakt het humanistische hotelplan volstrekt absurd. Wat hadden ze eigenlijk gedacht: verwijsbriefjes van de psychiater bij wijze van voucher? Cyanide op het hoofdkussen van Hotel Terminus in plaats van het meer gebruikelijke chocolaatje of pepermuntje?

Een andere tegenwerping is dat, voor zover er al een helder onderscheid is te maken tussen balans- en crisissuïcide, de eerste categorie uiterst klein is: vermoedelijk maar een paar procent van al diegenen die zelfmoord plegen of een poging daartoe doen. Dat betekent dat de grootste groep mensen die over zelfmoord tobt, niets heeft aan zulke hulp. De paar procent over wie Chabot en Diekstra het hebben, zijn vermoedelijk heel wel in staat om met een smoes de gepaste medicijnen bij hun arts los te praten. Zoals Heerma van Voss schreef: ‘Het paradoxale is dat praktische bijstand bij dit type zelfdoding het makkelijkst invoelbaar is – maar tegelijkertijd nauwelijks vereist. Je zou ze willen helpen omdat ze toch een weloverwogen besluit hebben genomen; maar omdat ze een weloverwogen besluit hebben genomen, hoef je ze eigenlijk niet meer te helpen.’

*

HULP BIJ ZELFMOORD is een contradictio in terminis. Zelfmoord pleeg je alleen; wie een ander om daadwerkelijke bijstand en verschaffing van medicijnen vraagt, maakt zichzelf afhankelijk van diens instemming en maakt die ander medeplichtig.

Netty heeft op een zeker moment een woordenwisseling met Chabot, wanneer hij aarzelt met zijn beslissing: ‘Als het niet blijkt te gaan, dan zal ik je helpen om te doen wat jij wilt’, zegt Chabot. ‘Maar dat moment bepaal jij!’ roept Netty boos, en zwijgt daarna getergd. Ja, allicht – dat komt ervan. Wie zijn macht uit handen geeft en die aan een ander toeschuift, moet niet vreemd opkijken wanneer die ander z’n eigen criteria hanteert en zijn eigen geweten aan een nadere beschouwing onderwerpt.

Dat Chabot oprecht is en niet alleen Netty’s motieven maar ook die van hemzelf scrupuleus heeft onderzocht, wil ik gerust aannemen. Zijn geweten is schoon, meent hij. Maar de vraag is niet of zijn geweten in orde is. De vraag is of je iemand mag doodmaken wanneer er geen sprake is van een noodsituatie – zoals geldt in het geval van zelfverdediging of, voor artsen, van conflicterende beroepseisen. De vraag is of zelfmoord zich überhaupt leent voor samenwerking, overleg, formele procedures en protocollen.

*

JE KUNT JE trouwens afvragen of Netty zelfmoord wilde plegen. Uit de gesprekken die ze met Chabot voerde en uit haar aantekeningen die in Chabots boek zijn opgenomen, blijkt overduidelijk dat ze geen enkele zin meer aan haar leven kon ontwaren. Ze verlangde naar een andere situatie. Ze wilde hoofdzakelijk dood mogen zijn, niet verder hoeven leven – maar of ze daadwerkelijk bereid was in te grijpen en zelfmoord te plegen, valt te bezien. Ze geeft die verantwoordelijkheid het liefst uit handen. Kan iemand anders dat niet voor haar doen?

In het begin van haar relaas somt ze een aantal opties op en ze verwerpt die stuk voor stuk: ‘Ik kan een touw pakken, dan heb ik ongeveer zeventig procent kans. Of ik kan de trein pakken, dan is de kans wat hoger. Maar het kan ook zijn dat alleen mijn benen eraf gereden worden. En het staat me tegen, de blubber. (…) Ik wil graag weg van hier, maar ik ben bang voor mislukken en dat ik dan ergens tegen mijn zin opgenomen word om me tegen mezelf te beschermen. (…) Van mijn zuster en van vrienden die van mijn besluit weten krijg ik mogadon-tabletten en valium. Ik overweeg ook om het te doen met de plastic-zakmethode: dat ik die mogadon inneem met alcohol en juist voor ik in slaap sukkel mijn hoofd in een plastic zak steek, die met een elastische band om mijn hals vastzit. Dan zal ik in mijn slaap stikken. Maar die methode schijnt onzeker.’

Dat iemand wars is van gewelddadige methoden als treinen en flatgebouwen, is alleszins begrijpelijk; daar is een bijna bovenmenselijke moed of wanhoop voor nodig. Bovendien zijn dat methoden waarbij toevallige omstanders en machinisten wel een heel gruwelijke rol krijgen toebedeeld. Netty’s argumenten tegen andere manieren om zichzelf dood te maken, klinken willekeurig: alsof ze elk excuus aangrijpt om ze als ineffectief te verwerpen. Wanneer je zelfmoord wilt plegen met valium en mogadon, moet je inderdaad flink doorslikken, maar met een anti-braakmiddel vooraf en een halve liter wodka erna kom je een heel eind – de plastic zak erbij maakt de methode volgens deskundigen negenennegentig procent zeker. Koolmonoxydevergiftiging (de uitlaatgassen van een auto via een slang in de cabine leiden) is eveneens nogal betrouwbaar.

Netty wilde eigenlijk euthanasie. Een zachte dood in aanwezigheid van haar dierbaren. Haar pech was dat ze geen dodelijke ziekte onder de leden had.

Gebruikte literatuur:

  • Hans Achterhuis e.a., Als de dood voor het leven: Over professionele hulp bij zelfmoord. Uitg. Van Oorschot.
  • B.E. Chabot, Zelf beschikt. Uitg. Balans.
  • A.J. Heerma van Voss, De haas en de jager: Psychische stukken. Uitg. Meulenhoff.
  • Suicide FAQ, tweewekelijks gepost in alt.suicide.holiday, Internet-nieuwsgroep over zelfmoord.

Author: Spaink

beheerder / moderator

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Hou me per e-mail op de hoogte van nieuwe reacties op dit artikel.
      (U kunt zich hier abonneren zonder zelf te hoeven reageren.)

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.